Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2022
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk
22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de
drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000,- (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning
ter waarde van € 7.784.565,- voor uitvoer van militair materieel naar India.
Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer
naar India van drie onbemande vaartuigen voor onderzeebootbestrijding en bijbehorende
onderdelen en technologie. De vaartuigen komen in dienst van de Indiase marine en
kunnen indien nodig worden gebruikt voor het detecteren, identificeren en onschadelijk
maken van vijandelijke onderzeeboten.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt
inzake wapenexport.1 Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder
wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende
argumenten:
Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4)
India en Pakistan zijn sinds 1947 verwikkeld in een territoriaal conflict over de
regio Kasjmir. Er vinden regelmatig beschietingen plaats langs de bestandslijn (de
zgn. Line of Control) tussen India en Pakistan. Ook zijn er regelmatig interne conflicten in de Indiase
deelstaat Jammu en Kasjmir, als gevolg van het territoriale conflict.
In februari 2021 bereikten India en Pakistan overeenstemming over een staakt- het-vuren
langs de grens, incl. de betwiste regio Kasjmir. De veiligheidssituatie blijft kwetsbaar
maar gelet op bovenstaande is de kans op verdere militaire escalatie van het conflict
tussen beide landen nog steeds niet groot.
Er is momenteel geen betrokkenheid van de marine bij conflicten tussen beide landen.
Het bewaken van de zee-grens is primair een taak van de Indiase kustwacht, die – indien
noodzakelijk – kan worden bijgestaan door de marine. De vaartuigen van deze transactie
kunnen daarbij worden ingezet.
Gelet op de afwezigheid van de Indiase marine binnen bovengenoemde conflicten en het
beoogde eindgebruik bestaat er geen duidelijk risico dat de transactie bijdraagt aan
agressie of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing aan criterium 4
is positief.
Omleidingsrisico (criterium 7)
Aanvragen naar India worden extra secuur getoetst op het omleidingsrisico naar Myanmar
i.v.m. berichtgeving uit juni 2021 van de NGO Justice for Myanmar waarin melding wordt gemaakt van vermeende omleiding van radarsystemen en radartechnologie
afkomstig uit EU-landen naar Myanmar. Dit is in strijd met het geldende EU-wapenembargo.
De voorliggende transactie betreft de uitvoer van onbemande vaartuigen voor onderzeebootbestrijding
en houdt geen verband met de casus van vermeende omleiding naar Myanmar. Bovendien
beschikt India weliswaar over schepen die kunnen worden ingezet voor onderzeebootbestrijding,
maar beschikt het nog niet over onbemande vaartuigen voor dit doel. De Indiase marine
heeft daarmee een duidelijk belang bij eigen gebruik van de uit te voeren vaartuigen
inclusief bijbehorende onderdelen en technologie. Als gevolg hiervan wordt het risico
op omleiding van de goederen als zeer gering ingeschat. Toetsing aan criterium 7 is
positief.
Ten aanzien van de overige zes criteria gelden geen bijzonderheden, deze zijn positief
getoetst.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher