22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 336 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 januari 2021

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over de brief van 27 oktober 2020 inzake de afgifte vergunning voor export militair materieel naar Pakistan via Turkije (Kamerstuk 22 054, nr. 333).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 15 januari 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Vraag 1

Waarom beperkt u het conflict tussen Pakistan en India tot Kashmir en gaat u niet uit van spanningen langs de gehele grens en in de Indische Oceaan?

Antwoord

Onder criterium 4 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1 worden vergunningaanvragen getoetst op het risico dat de uit te voeren militaire goederen worden gebruikt voor agressie jegens een ander land of voor het met kracht bijzetten aan territoriale aanspraken. Alhoewel er gekeken wordt naar alle gebieden waar spanningen zijn, ligt het zwaartepunt van deze risico-inschatting bij die spanningen waar op dit moment of in het recente verleden sprake is van actieve gevechtshandelingen of waar een duidelijke indicatie is op mogelijke militaire escalatie. De bredere spanningen tussen India en Pakistan zijn dan ook meegewogen in de risico-afweging van deze vergunningaanvraag, maar het zwaartepunt daarbij lag op de spanningen in Kasjmir.

Vraag 2

Waarom levert Nederland via Turkije militaire goederen aan de belangrijkste bondgenoot van China (in de regio)?

Antwoord

Het wapenexportbeleid is geen generiek sanctie-instrument, maar beoogt te voorkomen dat goederen op ongewenste wijze worden ingezet. Er worden dan ook a priori geen landen uitgesloten, met uitzondering van landen waarvoor een wapenembargo geldt. Wel is deze vergunningaanvraag onder criterium 7 (omleidingsrisico) getoetst op het risico dat de transactie zou leiden tot ongewenste overdracht van de goederen of technologie via Turkije of Pakistan aan andere partijen. Uit deze toetsing bleek geen duidelijk risico op ongewenste overdracht van de goederen of technologie naar derde partijen.

Vraag 3

Wordt door de levering voor de Turks-Pakistaanse deal, die in de brief vermeld wordt, de Turkse wapenindustrie versterkt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Grote orders dragen in de regel bij aan de levensvatbaarheid en de concurrentiekracht van een bedrijf. Zo ook deze Pakistaanse opdracht.

Bij de beoordeling van deze vergunningaanvraag is een analyse gemaakt van het risico dat (nieuwe) technologie zou worden overgedragen aan betrokken partijen in Turkije of Pakistan. Hiervan was geen sprake. De technologieoverdracht in deze transactie bestond uit de overdracht van de minimale technologie die nodig is voor de assemblage, integratie en het gebruik van de systemen. Deze minimale technologie was in eerdere transacties gedeeld met het betrokken Turkse bedrijf; hiermee heeft de Turkse industrie dus geen nieuwe technologie of capaciteiten verworven.

Vraag 4

Heeft het samenwerken met de Turkse wapenindustrie op lange termijn het effect dat Turkije zijn eigen buitenlandse politiek nog meer – en los van Europa – vorm kan gaan geven? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Het EU-wapenexportbeleid ten aanzien van Turkije is zeer restrictief n.a.v. de Turkse inval in Syrië vorig jaar. Vanuit Nederland worden geen vergunningen afgegeven voor nieuwe uitvoer van militaire goederen of dual-use goederen met militair eindgebruik naar Turkije. Bovendien heeft Nederland tijdens de RBZ van 15 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2224) conform de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 35 373, nr. 8) gepleit voor een moratorium op het leveren van wapens aan Turkije die ingezet (kunnen) worden in de gewapende strijd in Nagorno-Karabach, Libië of Syrië. Alle EU-landen hebben zich gecommitteerd aan zorgvuldige toetsing van vergunningaanvragen voor de export van militaire goederen aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.

Ten aanzien van de EU-Turkije relatie heeft zoals uw Kamer bekend de Europese Raad in december jl. besloten tot aanvullende maatregelen tegen Turkije vanwege de voortdurende provocaties in de Oostelijke Middellandse Zee.

Vraag 5

Is er bij een andere levering aan Pakistan, de aan Pakistan geleverde schepen op basis van een ontwerp van Damen, sprake van dat de PNS YARMOOK een force multiplier zal zijn voor de Pakistaanse marine op de lange termijn en dat deze levering kan worden gebruikt om de rol van India in de Indische oceaan te neutraliseren? Zo ja, hoe verhoudt de levering zich dan tot het criterium betreffende regionale spanningen? Zie ook https://dailytimes.com.pk/689631/pns-tabuk-another-feather-in-the-cap/

Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Ook de vergunningaanvragen voor deze leveringen zijn toentertijd getoetst op het risico dat de goederen worden gebruikt voor agressie jegens een ander land of voor het met kracht bijzetten aan territoriale aanspraken. Er is geen duidelijk risico op dergelijke inzet geconstateerd.

De PNS Yarmook is een korvet (klein fregat) dat Pakistan beoogt te gebruiken voor het bewaken van de maritieme grenzen en patrouillemissies in de Indische Oceaan. De Indiase vloot is moderner en momenteel driemaal zo groot als de Pakistaanse. De omvang, bemensing en bewapening van dit type schip, is niet van dien aard dat deze de bestaande machtsbalans zou verstoren.

Vraag 6

Hoe beziet u, meer in het algemeen, de samenwerking van Nederlandse en Turkse wapenfabrikanten in het licht van door de VN gedocumenteerde Turkse schendingen van het VN wapenembargo tegen Libië en het embargo rond Nagorno-Karabach? Is het dan niet opmerkelijk die samenwerking ongemoeid te laten? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Het wapenexportbeleid is er op gericht om ongewenst eindgebruik van Nederlandse militaire goederen of technologie te voorkomen. Iedere aanvraag voor de export van militaire goederen of technologie wordt getoetst op ongewenst eindgebruik volgens de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Dit geldt ook voor goederen en technologie die in het kader van een samenwerkingsverband worden gewisseld. Het wapenexportbeleid is er niet op gericht om samenwerking tussen de defensie-industrie onmogelijk of ongedaan te maken. Deze samenwerking is immers ook in het belang van de concurrentiekracht van de Nederlandse defensie-industrie. Met dergelijke samenwerkingsverbanden zijn ook langjarige investeringen gemoeid.

Gezien het aangescherpte wapenexportbeleid ten aanzien van Turkije worden de vergunningaanvragen die nog in behandeling worden genomen (zoals vergunningen voor after-sales of voor export naar een derde land via Turkije) momenteel extra scherp getoetst. Daarbij is ook veel aandacht voor het risico van omleiding naar bestemmingen waarvoor een wapenembargo geldt.

Het kabinet benadrukt, zowel bilateraal als in multilateraal verband bij verschillende actoren, waaronder Turkije, het belang van volledige naleving van het VN-wapenembargo t.a.v. Libië (VNVR resolutie 2292) en het OVSE wapenembargo t.a.v. Nagorno-Karabach. Tijdens de RBZ van 15 oktober jl. heeft NL ook cfm. de motie Voordewind c.s. gepleit voor een moratorium op het leveren van wapens aan Turkije die ingezet (kunnen) worden in de gewapende strijd in Nagorno-Karabach, Libië of Syrië.

Vraag 7

Voor welk deel zullen de goederen in Turkije worden geassembleerd? Betekent dat een deel in Nederland zal worden geassembleerd? Of elders? Kunt u aangeven waar?

Antwoord

De precieze details van de transactie worden niet gedeeld. Dat betreft bedrijfsgevoelige informatie.

Vraag 8

Om welk Pakistaans schip gaat het? Waarom spreekt u in het meervoud van korvetten?

Antwoord

De vergunning dekt meerdere radar- en C3-systemen die in verschillende korvetten zullen worden geïntegreerd. Over de exacte details van de transactie kunnen wij geen uitspraken doen. Dat betreft bedrijfsgevoelige informatie.

Vraag 9

Hebt u apart overleg met de Pakistaanse marine over de exportcriteriavoorwaarden? Zo ja, wat was het antwoord van de commandant van de Pakistaanse zeemacht over de gunstige beoordeling die zij van u krijgen?

Antwoord

Nee, het kabinet heeft geen overleg gevoerd met de Pakistaanse marine over de exportcriteriavoorwaarden.

Vraag 10

Hebt u overleg met de Pakistaanse regering over het feit dat u de marine gunstig beoordeelt en belangrijke elementen van het Pakistans beleid veroordeelt? Acht de Pakistaanse regering zich hierdoor gepardonneerd? Kunt u dat toelichten?

Antwoord

Nee, dit is geen onderwerp van overleg met de Pakistaanse regering.

Vraag 11

Hoe verhoudt deze vergunning voor assemblage en doorvoer in Turkije zich tot de beweegredenen achter het restrictieve wapenexportbeleid dat u voor Turkije heeft ingesteld?

Antwoord

Het Nederlandse wapenexportbeleid is er op gericht te voorkomen dat Nederlandse militaire goederen op ongewenste wijze worden ingezet. De aanscherping van het beleid op Turkije is er primair op gericht te voorkomen dat de goederen worden ingezet in Noordoost Syrië. Ook wordt er extra secuur getoetst op mogelijke ongewenste inzet in Libië, Nagorno-Karabach of de Middellandse Zee. Van dergelijke inzet is bij deze transactie geen sprake.

Vraag 12

Betekent het feit dat u de negatieve toets op criterium 6 (naleving internationaal recht en non-proliferatie) voor deze exportvergunning terzijde schuift dat dit criterium slechts een belemmering is bij de levering van goederen die direct gerelateerd zijn aan kernwapens?

Antwoord

Onder criterium 6 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt wordt beoordeeld wat de houding van het ontvangende land is ten aanzien van de internationale gemeenschap. Daarbij wordt onder andere meegewogen of het ontvangende land zich heeft gecommitteerd aan non-proliferatie en relevante verdragen heeft ondertekend. Er wordt ook gekeken naar de houding van het ontvangende land ten aanzien van de eerbiediging van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht en de bestrijding van terrorisme en internationaal georganiseerde criminaliteit. Naar deze aspecten is ook in de beoordeling van deze aanvraag gekeken. Tegen de achtergrond van deze holistische beoordeling wordt getoetst of de transactie waarvoor de vergunning wordt aangevraagd doorgang kan vinden. Hierbij wordt aangemerkt dat exportcontrole geen generieke strafmaatregel is en er altijd wordt gekeken naar de omstandigheden van het geval of deze toetsing doorslaggevend is in het eindoordeel over de vergunningaanvraag. Het niet ondertekenen van het non-proliferatieverdrag zal daarmee zwaarder wegen wanneer de transactie direct verband houdt met zorgpunten ten aanzien van de proliferatie van kernwapens. Bij deze levering is dat echter niet het geval.

Vraag 13

Kunt u een inschatting geven van de betrouwbaarheid van de toezeggingen van Turkije en Pakistan over het eindgebruik van de goederen en een omleidingsrisico?

Antwoord

Van zowel de Turkse als Pakistaanse partij zijn eindgebruikersverklaringen ontvangen. Met beide betrokken partijen hebben zich in het verleden geen incidenten voorgedaan. Het opgegeven eindgebruik is plausibel en sluit aan bij legitieme veiligheidsbehoeftes van Pakistan (maritieme patrouilles, onderzeebootdetectie, kustbescherming en het veiligstellen van vaarroutes). Er is daarmee geen aanleiding voor twijfel over de betrouwbaarheid van deze verklaringen.

Vraag 14

Kunt u een analyse geven van het risico op een maritiem conflict tussen India en Pakistan in de toekomst? In welke mate is een dergelijk conflict waarschijnlijk, en hoe is dit meegewogen in het verlenen van deze wapenexportvergunning?

Antwoord

De mogelijkheid van een maritiem conflict in de toekomst is nooit geheel uit te sluiten. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor de export van militaire goederen wordt – conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt – een ex ante risico-inschatting gemaakt dat de goederen worden ingezet voor agressie jegens een ander land of voor het met kracht bijzetten aan territoriale aanspraken (criterium 4). Om over te gaan tot afwijzing van een vergunningaanvraag, dient sprake te zijn van een duidelijk ex-ante risico.

Vraag 15

Klopt het dat Pakistan en India over en weer vaak arrestaties uitvoeren voor het overschrijden van maritieme grenzen, en verdachten/veroordeelden lang in de cel laten zitten, soms zelfs langer dan de opgelegde straf? Verwacht u dat de te leveren systemen hierin geen rol van betekenis zullen spelen? Zo ja, waarom?

Antwoord

Ja, dit klopt, zowel Pakistan als India voeren over en weer vaak arrestaties uit. Het zijn veelal vissers die gearresteerd worden omdat ze de maritieme grens hebben overschreden. Vaak zitten ze jaren vast in gevangenissen, zonder proces. De boten worden in beslag genomen.

De te leveren radars kunnen ingezet worden voor kustwachttaken, waaronder voor patrouille langs maritieme grenzen. Nederland kan een ander land dergelijke taken niet ontzeggen. De beslissing om al dan niet over te gaan tot juridische vervolging van vermeende grensoverschrijdingen ligt niet bij de marine, maar bij de juridische ketens van Pakistan en India. Nederland benadrukt in bilaterale contacten het belang van een zuivere rechtsgang, waarbij ook de burger- en politieke rechten van inwoners dienen te worden beschermd. In EU-verband wordt eveneens het belang van een naleving van internationale conventies en mensenrechten onderstreept.

Vraag 16

Heeft u contact gehad met de Indiase regering over hoe zij staan tegenover deze levering aan Pakistan? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

India heeft haar zorgen over de toewijzing van deze vergunningaanvraag voor Pakistan kenbaar gemaakt. Deze zorgpunten zijn met de ambassade besproken.

Vraag 17

Waarom hebt u bij de overwegingen voor het verlenen van de wapenexportvergunning niet het actuele beleid ten opzichten van Turkije toegepast? Waarom zijn naast de vele actuele oorlogen ook de bezetting van Noord-Syrië en de zware onderdrukking van grote delen van de eigen bevolking buiten beschouwing gelaten?

Antwoord

De vergunning is in lijn met het aangescherpte beleid ten opzichte van Turkije. Het aangescherpte beleid heeft alleen betrekking op vergunningen met eindbestemming Turkije. Deze vergunning had Pakistan als eindbestemming. Het aangescherpte beleid was daarmee niet van toepassing. Wel is getoetst op het risico dat de goederen in Turkije een andere eindbestemming zouden krijgen. Hiervoor waren geen aanwijzingen.

Naar boven