22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2017

Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «Notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Kamerstuk 22 054, nr. 30), doet het kabinet u hierbij een rapport met een aantal bijlagen toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 20161.

In dit rapport, dat ook als Engelstalige publicatie zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie en is een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole beschreven. Voorts wordt ingegaan op de aard en omvang van de in 2016 afgegeven uitvoervergunningen. Zoals met uw Kamer is afgesproken, omvat het rapport tot slot een paragraaf over ontwikkelingen op het terrein van de exportcontrole op dual-use goederen.

Het Nederlandse wapenexportbeleid is gestoeld op de erkenning dat in het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid scherpe grenzen moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het kabinet, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel.

Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is of de grenzen van het wapenexportbeleid overschrijdt, is de uitvoer van militaire goederen verboden tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden per geval getoetst aan acht criteria met inachtneming van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker.

Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992) en vervolgens ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

Wapenexportvergunningen in 2016

De totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2016 bedroeg, afgerond op twee cijfers na de komma, € 1.416,38 miljoen. In 2015 kwam de totale waarde op € 872,60 miljoen. De stijging is grotendeels te verklaren uit vergunningen voor leveranties aan de marines van Mexico en Indonesië, en van delen van F-35 gevechtsvliegtuigen aan Japan, die hieronder nader worden beschreven.

Ontwikkeling Nederlandse wapenexport 2007–2016

Grafiek 1, Waarde afgegeven vergunningen in miljoenen euro’s per jaar

Grafiek 1, Waarde afgegeven vergunningen in miljoenen euro’s per jaar

In het jaar 2016 stond Mexico op de eerste plaats in de top 5 van landen van eindbestemming met de grootste vergunningwaarden (€ 330 miljoen). Het gaat hierbij om de belangrijkste modules (voortstuwing, brug en operations room) van een groot in Mexico te assembleren patrouillevaartuig voor de Mexicaanse marine. Op de tweede plaats komt Indonesië (ruim € 220 miljoen), waarbij het ook om delen, sensoren, wapensystemen en commandosystemen voor marineschepen gaat. Tezamen beslaan deze twee bestemmingslanden ruim een derde van de totale waarde van de in 2016 afgegeven wapenexportvergunningen.

Op de derde plaats komt de VS (ruim € 213 miljoen) met vooral vergunningen voor toeleveranties aan de producenten van militaire vliegtuigen. Op de vierde plaats komt Japan (bijna € 140 miljoen), wat vrijwel geheel is toe te schrijven aan twee vergunningen voor de uitvoer van delen van F-35 gevechtsvliegtuigen. Japan is een van de drie locaties – naast de VS en Italië – waar de eindassemblage van de F-35 plaatsvindt. Op de vijfde plaats komen de vergunningen afgegeven voor leveranties aan EU/NAVO+ (ruim € 89 miljoen). Onder deze post vallen globale vergunningen die het toestaan om componenten van (vooral) militaire vliegtuigen of militaire voertuigen te leveren aan meerdere landen in de kring van bondgenoten: EU-lidstaten, NAVO-bondgenoten, alsook aan Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zwitserland.

De Nederlandse uitvoer van militaire goederen in 2016 bestond hoofdzakelijk uit componenten. Er werden ook vergunningen afgegeven voor systeemleveranties met als land van eindbestemming een niet-bondgenoot, te weten voor patrouillevaartuigen voor de kustwacht van Jamaica (ruim € 23 miljoen) en voor afstoting van pantserrupsvoertuigen tegen luchtdoelen aan de Jordaanse strijdkrachten (ruim € 6 miljoen). Over deze systeemleveranties is versneld gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Dat was, met enige vertraging, ook het geval voor vergunningen voor een radar- en C3-systeem voor de Thaise marine (bijna € 33 miljoen) en voor sensoren, wapensystemen en commandosystemen voor de Indonesische marine (ruim € 196 miljoen). De betreffende rapportagebrieven zijn opgenomen in bijlage 8 van het Jaarrapport.

In 2016 zijn in totaal 28 vergunningaanvragen afgewezen (zie Bijlage 5: Afgewezen vergunningaanvragen in 2016). Dit aantal ligt significant hoger dan in voorgaande jaren (2015:15; 2014:4; 2013:3). Het merendeel (13) van deze aanvragen is afgewezen als gevolg van de extra kritische toetsing naar aanleiding van de door Saoedi-Arabië geleide interventie in Jemen. Voor deze aanvragen gold dat de betreffende goederen een reëel risico met zich meebrachten te worden ingezet bij de gevechtshandelingen op de grond of in het luchtruim van Jemen. Maar ook ten aanzien van Turkije toetste het kabinet stringenter, hetgeen leidde tot 4 afwijzingen in 2016.

In het kader van de Nederlandse inzet op harmonisatie van het wapenexportbeleid van de verschillende lidstaten, zijn deze afwijzingen genotificeerd aan de EU-partners. Tevens heeft Nederland deze strikte lijn betreffende het conflict in Jemen in EU Raadskader meermaals aan de orde gesteld. Indachtig de motie Servaes van 8 maart 2016 (Kamerstuk 22 054, nr. 273), heeft het kabinet de extra kritische toetsing in 2016 voortgezet, evenals de notificaties en oproepen aan EU-partners. Hiermee werkt Nederland ook aan het level playing field binnen de EU. Het kabinet heeft het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 eveneens aangegrepen om het belang van strikte toetsing van vergunningaanvragen voor landen in de door Saoedi-Arabië geleide coalitie te benadrukken. Indachtig de motie Ten Broeke van 30 maart 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1735) heeft Nederland er voorts stevig op ingezet dat de strikte toepassing van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport werd opgenomen in de conclusies van bijeenkomst van EU-Ministers van Buitenlandse Zaken van 3 april jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1737). Dit is gelukt, hoewel dit aanvankelijk op aanzienlijke tegenstand van sommige EU-lidstaten stuitte.

Aanscherping van het doorvoerbeleid

In het kader van de bovengenoemde, extra kritische toetsing naar aanleiding van het conflict in Jemen heeft het Kabinet per 9 juli 2016 ook de Regeling algemene doorvoervergunning NL007 aangepast. Deze algemene doorvoervergunning kan nu niet meer gebruikt worden wanneer de eindbestemming één van de volgende landen is: Jemen, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar. Voor dergelijke doorvoer dient een individuele doorvoervergunning te worden aangevraagd.

Maandrapportages uitvoer militaire goederen

Op 25 oktober 2016 heeft het kabinet tijdens het AO Wapenexportbeleid de toezegging gedaan om de Kamer schriftelijk te informeren over de mogelijkheid een extra kolom over «eindgebruikers» toe te voegen aan de maandrapportages uitvoer militaire goederen (Kamerstuk 22 054, nr. 280).

Na overleg met de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) is gebleken dat het technisch mogelijk is om met ingang van 2018 een extra kolom over de eindgebruikers toe te voegen aan het ICT-systeem voor het vergunningsverleningsproces. Na aanpassing van dit systeem, zullen de maandrapportages uitvoer militaire goederen meteen worden aangepast.

Aangezien exporteurs ook bedrijfsvertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie moeten aanleveren over hun eindgebruikers, zal de extra kolom melding maken van drie categorieën eindgebruikers en niet de namen van de eindgebruikers.

Het betreft de volgende drie categorieën: (1) overheidspartijen (o.a. politiemacht, leger en ministeries), (2) industrie (o.a. bedrijven en fabrikanten) of (3) particulieren (o.a. particuliere eindgebruikers van jachtwapens).

De extra kolom wordt zowel voor de uitvoervergunningen militaire goederen opgenomen, als voor de individuele doorvoervergunningen militaire goederen. Beide type goederen zijn verwerkt in de betreffende maandrapportage uitvoer militaire goederen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven