22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juli 2013

Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van radarvuurleidingsystemen en onderdelen daarvoor met eindbestemming Taiwan. De transactie vindt plaats in het kader van groot onderhoud aan eerder geleverde systemen. Voor de eenmalige levering van dergelijke systemen en daaropvolgend onderhoud zijn in het begin van de jaren tachtig contracten getekend. De Chinese autoriteiten zijn destijds geïnformeerd over deze contracten die daarmee pasten binnen de afspraken die met de Chinese autoriteiten zijn gemaakt in het Joint Communiqué van 1 februari 1984 (zie hieronder). Dit laatste geldt ook voor de huidige levering.

De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan hier de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

  • Criterium 1 (internationale verplichtingen): Voor dit criterium geldt dat op het ontvangende land geen wapenembargo moet rusten. Op 1 februari 1984 kwamen China en Nederland een «Joint Communiqué» overeen waarin Nederland het één-China beleid bevestigde en verklaarde geen toestemming meer te zullen verlenen voor nieuwe vergunningaanvragen voor de levering van wapens aan Taiwan.

    Een uitzondering werd echter gemaakt voor de uitvoer van goederen die dienen ter onderhoud en het operationeel houden van eerder door Nederlandse bedrijven geleverde goederen op grond van verplichtingen die zijn aangegaan vóór ondertekening van het betreffende Communiqué. De onderhavige transactie valt onder deze uitzondering.

  • Criterium 2 (mensenrechten): Voor dit criterium geldt dat er een direct verband moet zijn tussen geconstateerde mensenrechtenschendingen in het land van eindbestemming, de goederen en de eindgebruiker van de goederen.

    Ondanks het feit dat Taiwan internationale verdragen niet mag ondertekenen waarborgt de grondwet, en de daarvan afgeleide wetgeving, naleving van de fundamentele rechten van de mens in Taiwan. Sinds het aantreden van de Democratische Progressieve Partij als «regering» in 2000 is verbetering van de mensenrechten een speerpunt van het beleid geworden en worden de mensenrechten in toenemende mate gerespecteerd. Wel is onlangs de doodstraf weer uitgevoerd in Taiwan, waarop door de Europese Unie met zorg is gereageerd.

  • Criterium 3 (interne conflicten) en criterium 4 (regionale stabiliteit): De relatie tussen China en Taiwan is nog altijd gespannen. De economische banden tussen China en Taiwan zijn de afgelopen jaren verbeterd en hebben tot enige stabilisatie van de relatie tussen beide partijen geleid, getuige ook de overeenkomsten die tussen Peking en Taipei zijn gesloten. Omdat in 2012 de Taiwanese «president» Ma Ying-Jeou is herkozen, zal het beleid van het aanhalen van economische banden met China naar waarschijnlijkheid worden voortgezet. De onderhavige leverantie zal geen negatieve invloed hebben op deze relatie.

  • Criterium 6 (internationale verplichtingen van Taiwan): Taiwan kan geen partij worden bij internationale verdragen zoals het Biologische Wapens Verdrag, het Chemische Wapens Verdrag en het Non-proliferatie Verdrag. Immers, alleen staten kunnen partij worden bij deze verdragen; Taiwan wordt door de EU, inclusief Nederland, niet als staat erkend. Taiwan houdt zich wel aan de verplichtingen die voortvloeien uit bovengenoemde internationale verdragen en accepteert bilaterale controles die worden uitgevoerd conform de richtlijnen van internationale organisaties zoals de IAEA.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

GS 2008/944 van 8 december 2008

Naar boven