22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 223 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2013

Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,- (Kamerstuk 22 054, nr. 181) doen wij uw Kamer onderstaande informatie toekomen over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 345.000.000,00- voor uitvoer van militair materieel naar Indonesië.

Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van delen, toebehoren, training en technologie voor fregatten naar Indonesië. Eindgebruik van deze goederen komt ten behoeve van de Indonesische marine. De uitvoervergunning heeft geen betrekking op complete wapensystemen, maar op delen en subsystemen die deels via een werf in Roemenië en deels rechtstreeks naar een werf in Indonesië, waar de eindassemblage van de fregatten plaatsvindt, zullen worden uitgevoerd. Omdat de levering van de schepen echter geheel onder de supervisie van het Nederlandse bedrijf staat, is besloten deze uitvoervergunning toch versneld aan uw Kamer te notificeren, hoewel dit volgens de selectiecriteria uit de brief van 10 juni 2011 niet noodzakelijk is.

De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan hier de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

  • Criterium 2 (mensenrechten): Indonesië is een belangrijke, gerespecteerde partner van Nederland. Indonesië is een stabiele democratie, waar vrije en eerlijke verkiezingen plaatsvinden. De pers is vrij, er is een levendig maatschappelijk middenveld en er is officieel een hoge mate van tolerantie. Bescherming van mensenrechten is (grond-)wettelijk vastgelegd; naleving is incidenteel een punt van zorg. Gelet op de aard van de goederen en de eindgebruiker is niet te verwachten dat deze zullen bijdragen aan schendingen van mensenrechten.

  • Criterium 3 (interne conflicten): De interne veiligheidssituatie in Indonesië is het afgelopen decennium sterk verbeterd. Het gewapende conflict in Aceh kwam in 2005 ten einde na een vredesakkoord tussen de Indonesische regering en de verzetsbeweging GAM. Dit akkoord houdt stand en inmiddels vonden vrije en eerlijke verkiezingen plaats in Aceh.

In Papua blijven interne spanningen bestaan en doen zich af en toe gewelddadige incidenten voor. Het gaat hierbij onder meer om activiteiten van veiligheidstroepen, al dan niet in reactie op acties van de gewapende afscheidingsbeweging OPM, tribaal geïnspireerde conflicten en geweld in de criminele sfeer. Het beleid van de Indonesische regering is in eerste instantie gericht op de sociaaleconomische ontwikkeling van Papua, en daarnaast worden ook stappen gezet om een dialoog te voeren met vertegenwoordigers van de inheemse bevolking.

Het ligt niet voor de hand dat onderhavige goederen zullen bijdragen aan het toenemen van interne spanningen, mede gelet op het feit dat materieel van de Indonesische marine hierbij niet wordt ingezet.

  • Criterium 4 (regionale stabiliteit): Indonesië heeft een aantal lopende grensgeschillen. Indonesië en Maleisië werken aan een diplomatieke oplossing voor hun grensgeschil. Hoewel de relatie tussen beide landen soms wat gespannen is, is escalatie en inzet van militaire middelen onwaarschijnlijk. Bestaande territoriale geschillen werden tot nu toe via het Internationaal Gerechtshof in Den Haag beslecht (eilanden Sipadan en Ligitan).

  • Criterium 7 (omleidingsrisico): Gezien de aard van de goederen en het feit dat ze geleverd worden aan de marine van Indonesië is het omleidingsrisico verwaarloosbaar.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

GS 2008/944 van 8 december 2008

Naar boven