Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 22054 nr. 105 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 22054 nr. 105 |
Vastgesteld 12 april 2006
De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 15 maart 2006 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken en minister Bot van Buitenlandse Zaken over:
– wapenexportbeleid (22 054, nrs. 95, 96, 97 en 98).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Karimi (GroenLinks) vond het een dieptepunt toen in overleggen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2005 de vraag werd opgeworpen of er wel voldoende oog was voor de belangen van de Nederlandse wapenindustrie. Het toen gevraagde onderzoek naar de positie van Nederlandse wapenproducenten is nu klaar. De vrees dat de industrie problemen zou ondervinden vanwege het restrictieve beleid van het kabinet blijkt ongegrond. Voor mevrouw Karimi is het maar de vraag of zij daar blij mee moet zijn. Voor haar heeft de Nederlandse wapenindustrie geen prioriteit. Er zijn te veel wapens aanwezig in allerlei conflictgebieden ter wereld, met dodelijke gevolgen voor te veel niet direct bij conflicten betrokken burgers, waaronder veel vrouwen en kinderen. Wapenexportbeleid kan niet streng genoeg zijn.
De Nederlandse wapenexporten zijn veel transparanter geworden. Dat is een belangrijke verbetering. Op de website van Economische Zaken wordt keurig vermeld welke vergunningen er per maand worden afgegeven en wat de landen van bestemming zijn. Nog niet helemaal geregeld is daarentegen het doorvoerbeleid. Verder moet er een betere regeling komen ten aanzien van dual-usegoederen.
Een aantal keuzes die het kabinet maakt ten aanzien van wapenexporten roept vragen op. Dat geldt voor de reeds eerder besproken export van korvetten naar Indonesië. De exportkredietverzekering daarvoor zou 300 mln. belopen. Hoe verhoudt zich dat tot het bedrag van 500 mln. dat in 2004 is toegekend voor de twee eerste korvetten? Het leger van Indonesië heeft nog steeds te veel macht en te weinig respect voor de mensenrechten. Acht minister Bot het nog wel verantwoord om de export van deze schepen door te laten gaan? Informeert hij de Kamer voordat er in die kwestie een definitief besluit valt?
Waarom verkoopt Nederland zoveel wapens aan Egypte? Hoe verhoudt zich dat tot het wapenexportbeleid? Aan China is slechts voor een gering bedrag geleverd. Om wat voor materieel ging het precies? Hoe verhoudt zich dat met het wapenembargo tegen China? Aan Israël worden grote hoeveelheden onderdelen geleverd. Aangezien de F16’s, de Apaches en het andere materieel waarvoor die onderdelen bedoeld zijn, tegen de Palestijnen worden ingezet, zijn de miljoenen die Nederland daaraan verdient in de ogen van mevrouw Karimi bloedgeld. Ziet de Nederlandse regering een mogelijkheid om die exporten te stoppen?
De controle op exporten en de toepassing van de bestaande criteria behoren tot de tekortkomingen van het Nederlandse exportbeleid. Dat er via Duitsland Leopards naar Turkije gaan of F16’s via de VS naar Israël, toont aan dat Nederland volop verdient aan landen die goed fout zijn. Wat denkt de minister hiertegen te doen?
De meldingsplicht voor de doorvoer van wapens wordt verwelkomd. Nog is niet alles goed te doorzien, maar de meldingen geven wel meer inzicht. Toch zou er nog steeds een algemene vergunningsplicht ingevoerd moeten worden. Zolang die er niet is, kan er van alles en nog wat door Nederland getransporteerd worden naar landen die mevrouw Karimi niet wil beleveren. Is de minister bereid, een algemene vergunningsplicht in te voeren?
Nederland komt er nationaal niet, als het probleem niet internationaal aangepakt wordt. Wat doet de Nederlandse regering om de komst van een internationaal wapenhandelsverdrag te bevorderen? De minister begint telkens weer over «politiek bindend», maar dat is een leeg begrip. Politiek bindende afspraken zijn niet juridisch bindend en hebben dus weinig zin. Wat heeft Nederland tot nu toe bilateraal en in Europees verband gedaan om de komst van een internationaal bindend wapenhandelsverdrag te bevorderen? Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid, zich in te zetten voor een VN-resolutie die de opmaat zou kunnen vormen voor de totstandkoming van een dergelijk verdrag?
De EU-gedragscode is aangepast tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap, maar hij is nog steeds niet bindend. Hoe staat het daar nu mee? Hoe probeert Nederland te bevorderen dat de gedragscode bindend wordt? Ziet de minister een kans om de daarin opgenomen doorvoerbepalingen aan te scherpen?
Voor eind juni, begin juli staat een conferentie over kleine wapens gepland. Met welke inzet zal Nederland daaraan deelnemen? Wat heeft het actieprogramma van vijf jaar geleden opgeleverd? Wat heeft Nederland concreet gedaan om dat programma omgezet te krijgen in nationaal en Europees beleid?
Als Nederlanders in het buitenland als tussenhandelaar van wapens optreden, moet Nederland hen kunnen vervolgen. Zijn de ministers bereid, de wetgeving dusdanig aan te passen dat Nederland recht kan spreken over alle Nederlanders die zich waar dan ook ter wereld schuldig maken aan wapenhandel?
Mevrouw Van Velzen (SP) dankt de bewindslieden voor de vergaande openheid die zij in vergelijking met eerdere kabinetten betrachten. Inmiddels wordt ook over de export van dual-usegoederen open geïnformeerd. De cijfers lopen een half jaar achter, maar die achterstand is in te lopen. Kan op de website van Economische Zaken ook informatie worden gegeven over sondages? Onduidelijk is waarom het bij alle betrachte openheid zo lang duurt voordat Kamervragen worden beantwoord. Zo wachtte mevrouw Van Velzen vier maanden op het antwoord op vragen over een rapport over 2004. Dat moet sneller kunnen. Zij wil dit jaar nog over de kengetallen van 2005 kunnen spreken.
Het aantal korvetten dat aan Indonesië geleverd zou worden, is gegroeid naar vier. De uitvoervergunning dekt een totaal budget van 300 mln., terwijl Atradius het heeft over 500 mln. Hoe kan dat? Zijn de schepen in kwestie ineens in de aanbieding? Indonesië is een tweedewereldland, bijna de helft van het geld dat in Nederland is opgehaald om de tsunaminoden te verlichten, is erheen gegaan, plus jaarlijks bijna 100 mln. aan OS-gelden. Past het dan nog binnen de Nederlandse wapenexportcriteria om dusdanig grote leveranties te doen? Als Indonesië de bestelde schepen niet aanschaft, kan het acht jaar zonder het OS-geld van Nederland. De regering heeft vorig jaar een evaluatie beloofd van het Nederlandse Indonesiëbeleid en de mensenrechtensituatie. Wanneer kan de Kamer die evaluatie ontvangen? Het ad-hoctribunaal op Oost-Timor, dat als testcase werd gezien voor de geloofwaardigheid van Indonesië en van de manier waarop de plaatselijke regering omgaat met mensenrechten, heeft slechts twee burgers veroordeeld voor het bloedbad dat er heeft plaatsgevonden. Voor de moord op de mensenrechtenactivist Munir is inmiddels een handlanger veroordeeld. De mensen die de moord hebben beraamd, blijven buiten schot en de internationale gemeenschap zwijgt. Voor mevrouw Van Velzen is nu het moment om aan te tonen dat de balans in Nederland niet doorslaat naar het koopmanschap. Wij hebben ook de rol van dominee te spelen. Welke beleidslijn houdt de minister tegenwoordig aan voor wapenexporten naar Indonesië? Vroeger werd er niet geleverd aan de luchtmacht en niet aan de landmacht.
Op China rust een wapenembargo. Wat er geleverd wordt, is op de site van EZ te zien en dat is mooi. Waarom worden er nachtkijkers aan China geleverd? Was dat een soort proef waarop een veel grotere zending volgt? Die nachtkijkers zijn militaire goederen. Hoe strikt wordt het embargo toegepast? Waarom wordt het verbroken? Er worden wel degelijk ook dual-usegoederen geleverd met een militaire toepassing. Waar ligt de scheidslijn?
In juli 2005 heeft het kabinet toegezegd dat het strikter zou gaan kijken naar de export van niet-strategische goederen die in Nepal worden ingezet tegen de bevolking. Het beleid terzake zou hergeformuleerd worden. Is dat al gebeurd?
Wat doet Nederland om de komst van een Europese gedragscode te bevorderen? Mevrouw Van Velzen waarschuwt voor een «race to the bottom». Als er een bindend Europees dan wel universeel wapenverdrag komt, moet dat aansluiten bij het Nederlandse beleid. Dat is weliswaar niet perfect, maar wel beter dan dat van de buurlanden.
Ten aanzien van tussenhandelaren sluit zij zich aan bij de vragen van mevrouw Karimi. Hoe legt de minister uit dat er zoveel F16-onderdelen aan Israël worden geleverd?
Van alle exportkredietverzekeringen die in Nederland worden afgegeven, betreft eenderde de export van wapens. Volgens de nu voorliggende cijfers gaat het daarbij niet om exporten naar NAVO-lidstaten. Die kredietverzekeringen worden dus ingezet om arme landen aan wapens te helpen. Hoe verhoudt zich dat tot het Nederlandse OS-beleid? Bij het afsluiten van exportkredietverzekeringen wordt er inmiddels wel gekeken naar corruptie en milieueffecten. De SP-fractie wil dat er een einde komt aan kredietverzekeringen voor wapenhandel. Dit soort verzekering moet niet ingezet worden om wapenhandel te promoten, en zeker niet aan het soort landen waar het hier over gaat: Turkije, Jordanië, Indonesië, Zuid-Korea, Venezuela en India. De mensen daar kan met andere middelen beter geholpen worden. Waarom wordt er voor deze landen zo fors ingezet op kredieten voor wapens? Is het mogelijk om een nieuw criterium in te voeren, zodat er voor wapens, dual-usegoederen en strategische goederen geen exportkredietverzekering meer verkregen kan worden?
De heer Blom (PvdA) heeft in De Volkskrant gelezen dat er genoeg geld zou zijn om in één klap de Millenniumdoelen te behalen, als de derdewereldlanden zouden stoppen met het kopen van illegale wapens. Hij vraagt zich af hoe het toch mogelijk is dat regeringen bakken vol geld uitgeven aan wapens, terwijl zij hun eigen bevolking in armoede laten sterven.
Vorig jaar heeft de heer Blom een motie ingediend in een Kamerdebat over het wapenexportbeleid met daarin het verzoek aan de regering om zich in te zetten voor een wereldwapenhandelsverdrag. De fracties van CDA en VVD hebben dat verzoek toen niet gesteund, al gaf de minister aan dat dit streven toch eigenlijk wel regeringsbeleid was. Een soortgelijke motie zal binnenkort weer ingediend worden. Een EU-gedragscode heeft pas zin als de bepalingen juridisch afdwingbaar zijn. Nederland zou zich er wel aan houden, maar wat vindt minister Bot van zijn collega in Duitsland, die marineschepen naar Indonesië exporteert? Minister Bot krijgt binnenkort twee grote kansen om zich in te zetten voor een wereldwapenhandelsverdrag. Bij de VN is een resolutie in voorbereiding. Wat is de Nederlandse opstelling in dezen?
Wat de doorvoer betreft, is er een meldingsplicht voor NAVO-landen. De heer Blom wenst een aanscherping van die bepalingen en staat een vergunningsplicht voor. Interne transporten van NAVO-partners zouden uitgezonderd kunnen worden, maar leveranties van NAVO-partners naar bestemmingen buiten de NAVO moeten vergunningsplichtig worden. Vooruitlopend op het advies van de commissie-Scheltema kan overwogen worden om het dossier wapenexport over te hevelen naar Buitenlandse Zaken. Is er bij Economische Zaken een stop op ambtenaren van kracht hangende het advies? Of wordt er op volle kracht doorgegaan met allerlei rapportages?
In Zeeland wordt de discussie rondom de export van korvetten met groot interesse gevolgd. De bewindvoerders van de Schelde claimen dat er al een exportvergunning verleend zou zijn, maar dat kan niet. De ministers hebben immers toegezegd dat de vergunning pas wordt verleend als de schepen fysiek worden verscheept. Is dat nog steeds de stand van zaken? Kan de directie van de Schelde overeenkomstig worden geïnformeerd, om misverstanden uit te sluiten? Wat gebeurt er met de bestelde korvetten als BZ met een ambtsbericht komt dat leidt tot een negatief advies inzake die wapenexporten?
De PvdA-fractie wil graag wetgeving die het mogelijk maakt om wapenhandelaren uit Nederland aan te pakken die handel drijven met allerlei ongure landen die er illegale praktijken op nahouden. Dat kan analoog aan de wetgeving die er is op het gebied van mensen- en kinderhandel. Landen zoals België hebben dat soort wetgeving al. Het kan dus nooit ingewikkeld zijn, die ook in Nederland in te voeren. Willen de ministers dat doen? Wanneer kan de Kamer die wetgeving tegemoet zien?
De heer Kortenhorst (CDA) plaatst vraagtekens bij de omgang van Nederland met de EU-gedragscode, in vergelijking met de andere EU-landen. Vorig jaar heeft hij gevraagd om een overzicht van punten waarop Nederland de gedragscode anders toepast dan de EU vereist. Op welke punten wijkt de toepassing door Nederland af van die in andere EU-landen? Hij wil ook graag weten of Nederland daarmee het eigen economische belang schaadt en hoe dit gewogen moet worden ten opzichte van de morele winst die eventueel het gevolg kan zijn van een strikter criterium. Mag de Kamer rekenen op dergelijk overzicht?
De EU schaart zich achter het initiatief van een wapenhandelsverdrag en Nederland zet zich daar sterk voor in. Wil de minister van Buitenlandse Zaken toelichten hoe het met die ontwikkelingen staat? Wat kan, in het licht van landen die wellicht structureel hun medewerking weigeren, de werkelijke waarde en potentie van een dergelijk verdrag worden? De heer Kortenhorst is blij met de intentie om met een nieuwe wet tegen tussenhandelaren in wapens te komen. Wat is de actuele stand van zaken? Hoe staat het met de Nederlandse initiatieven en activiteiten rondom een VN-wapenregister?
De CDA-fractie onderkent het voordeel van een werkelijk open Europese defensiemarkt. Als die er inderdaad is, dan gaat het om concurrentiekracht en om wat men kan en waard is. Dan hebben Nederlandse bedrijven niets te vrezen. Als Nederland echter de deur opengooit voor aanbestedingen zonder de zekerheid te hebben dat andere landen dat eveneens doen, is dat naïef. Volgens de heer Kortenhorst wil Nederland nog wel eens groot geloof hechten aan de oprechtheid van de industriepolitiek van buurlanden. De ervaring leert dat dit niet altijd terecht is. Het ministerie van EZ heeft niet voor niets een crashteam concurrentievervalsing opgezet. Zodra de defensiemarkt echt opengaat, moet Nederland meedoen. Zolang de nationale politiek echter invloed houdt op de financiering van bedrijven, op aanbestedingen en op het bevoordelen van de eigen industrie via slim selecterende specificaties moet Nederland als klein land de markt niet openen. Vereist is een afwachtend en voorzichtig beleid en het kabinet moet in dezen geen enkele stap zetten zonder uitdrukkelijke validatie door het bedrijfsleven. Daar zit immers de marktkennis.
De heer Kortenhorst wil van de minister van EZ een keiharde toezegging dat de regering op het gebied van de opening van defensiemarkten een strikt volgend beleid gaat voeren, met voortdurende afstemming met het bedrijfsleven.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD) heeft eerder haar steun uitgesproken voor het Nederlandse wapenexportbeleid. De nu voorliggende rapporten veranderen niets aan dat standpunt. Landen hebben het recht zich te verdedigen en de defensie-industrie is een keurige bedrijfstak en moet ook zo behandeld worden.
De grotere transparantie wordt op prijs gesteld. De halfjaarrapportages zijn buitengewoon nuttig en doeltreffend. De defensie-industrie is een innovatieve industrie. Nederland heeft onder andere dankzij de grote transparantie een goede balans en wordt door verschillende kritische organisaties aangemerkt als een land met «best practices». Is het beleid nog steeds dat de Kopenhagencriteria bovenaan staan en dat daar zeer zorgvuldig mee wordt omgegaan? Is het nog steeds zo dat het beleid in Nederland niet strenger hoeft te zijn dan wat in internationale codes beschreven staat?
Mits er wordt voldaan aan de Kopenhagencriteria, vindt mevrouw Dezentjé het erg belangrijk dat de korvetten worden geleverd aan Indonesië. Er zijn in Indonesië zelf ook andere belangen gemoeid. Piraterij is voor de scheepvaart een toenemend probleem en er zijn dagelijks bemanningen in groot gevaar. De korvetten zijn een instrument om de dramatische ontwikkeling op dat gebied te kunnen aanpakken.
De minister van Economische Zaken onderkent dat er bij publicatie van gegevens over exportvergunningen op EZ-website in de tweede helft van 2005 een achterstand is ontstaan. Die achterstand is ingelopen. De late beantwoording van de vragen in de schriftelijke voorronde op dit onder op dit algemeen overleg was het gevolg van interne miscommunicatie. Dat probleem is inmiddels ook opgelost en aan de gewenste versnelling wordt hard gewerkt.
De kern van het wapenexportbeleid is het vinden van de balans tussen de belangen van de internationale veiligheid en die van de Nederlandse defensie-industrie. Dit moet gecombineerd worden met maximale transparantie over wapenexporten. Het geheel moet zich afspelen binnen de kaders van de internationale rechtsorde.
Het karakter van de Nederlandse defensie-industrie is sterk aan het veranderen. De export van wapens betreft praktisch alleen nog maar wat losse vuurwapens en het afstoten van defensiematerieel door de staat. Voor de rest gaat het tegenwoordig vooral om marinescheepsbouw en om geavanceerde elektronica. De wapenindustrie is een hoogwaardige technologische bedrijfstak geworden met hoogopgeleid personeel. Bedrijven zoals Thales en Stork hebben 40% hbo- of academisch geschoolden in dienst en 50% mbo’ers. Zij moeten het van de export hebben, omdat de Nederlandse markt te klein is. Een sterke positie op de wereldmarkt vereist hoge investeringen in onderzoek en ontwikkeling.
Ook voor topbedrijven als Thales gelden de kaders van de internationale rechtsorde. Dat heeft ook in het geval van Thales geleid tot de afwijzing van exportvoornemens. Het bedrijfsleven begrijpt de gemaakte afwegingen in de regel goed. Zij zijn immers gebaseerd op een fair en evenwichtig beleid. Het gaat er ook om, eerlijke kansen te scheppen voor bedrijven, zodat zij een positie kunnen verwerven op de wereldmarkt. Het kabinet stimuleert dat door een compensatiebeleid en door defensiebedrijven deel te laten nemen aan economische missies.
De vrees dat het Nederlandse beleid naïef zou zijn, is ongegrond. Het gaat vooral om het inkoopbeleid van de Nederlandse defensie. Veel dingen worden in Nederland helemaal niet gemaakt. Omgekeerd worden producten van Nederlandse makelij ingebouwd in eindproducten van andere Europese landen. Er is nog lang geen sprake van een Europese defensiemarkt. Er wordt gewerkt aan een agentschap voor defensiematerieel, maar dat zal nog lang duren. Het EG-verdrag bevat ook uitzonderingen en Nederland past deze toe.
Zolang het huidige kabinet er is, zullen zowel het ministerie van Economische Zaken als ook het ministerie van Buitenlandse Zaken een rol houden in het dossier wapenhandel. Er zijn bij EZ geen vacatures meer en het is ondanks het streven naar een kleinere overheid gelukt, enige extracapaciteit vrij te maken voor dit dossier. De minister heeft er alle vertrouwen in dat zijn ministerie de taak van exportcontroleur naar behoren kan vervullen. Wat er aan achterstanden is ontstaan, wordt ingelopen en nieuwe achterstanden worden niet verwacht.
In 2004 zijn vergunningen afgegeven voor in totaal 644 mln. Dat is een daling ten opzichte van 2003, maar het past in de meerjarige stijgende trend waarbij uitschieters vooral te maken hebben met de afstoting van overtollig defensiematerieel. De grootste importeurs van dat materieel waren Griekenland, Zuid-Korea, Duitsland en de Verenigde Staten. Zuid-Korea kocht vooral marinematerieel en Duitsland en de VS vooral componenten voor lokale systeembouwers. In de eerste helft van 2005 is voor 657 mln. materieel verkocht. Dat is meer dan het bedrag over heel 2004 en het komt doordat de Staat in Nederland de grootste wapenexporteur geworden is. Er is voor 400 mln. defensiematerieel afgestoten.
Aan Israël zijn vooral onderdelen geleverd voor de Gill-antitankwapens die daar worden geproduceerd en vervolgens weer terugkomen naar Nederland om naar Duitsland en Polen te worden verstuurd. Die vergunningen worden in de jaarrapporten niet op Israël geboekt, maar op de NAVO, Duitsland of Polen. Nederland kan bij componentenleveranties aan buitenlandse systeembouwers niet altijd voorkomen dat die onderdelen of componenten uiteindelijk elders belanden, omdat niet altijd bekend is wie de klant van de systeembouwer zal zijn. Het eisen van een eindbestemmingsverklaring van bondgenoten zoals de VS is bij zulke toeleveranciers geen optie.
Aan China is een warmtebeeldkijker plus toebehoren geleverd voor de politie van de provincie Taiyuan. Het betreft geen dual-usegoederen. De warmtebeeldcamera in kwestie valt onder de militaire lijst, maar niet onder het Chinese wapenembargo. Ontvanger was de politie van de provincie Taiyuan in verband met extra beveiligingsinspanningen in de aanloop naar de Olympische Spelen van 2008.
Indonesië heeft in 2004 voor ruim 1 mln. onderdelen van radar en C3-systemen voor de marine nageleverd gekregen. Aan Atjeh zijn militaire noodbruggen met toebehoren geleverd. Het betreft een schenking door de NAVO, die daarvoor een rekening kreeg van ruim 13 mln. De leveranties aan Egypte betreffen vooral overtollige YPR-pantservoertuigen van het Nederlandse leger die worden afgestoten. Er zijn al eerder YPR-voertuigen aan Egypte verkocht. Ook toen is de Kamer vooraf geïnformeerd door de staatssecretaris van Defensie.
Voor de export van korvetten naar Indonesië is nog geen vergunning aangevraagd. Er heeft slechts een sondage plaatsgevonden. De regel is dat er binnen één jaar na de vergunningsverlening moet worden geleverd. Verwacht wordt dat de eerste korvetten in september 2007 klaar zijn. Voor september 2006 hoeft dus ook geen exportvergunning te worden aangevraagd. Het genoemde bedrag van 300 mln. is de verwachte waarde van de uitvoervergunningen en niet de contractwaarde of de financieringskosten. Het is nog niet bekend of alle systemen in Nederland worden gemonteerd. Dat kan gebeuren, maar hoeft niet. Dat is natuurlijk van invloed op de uitvoerwaarde. Uitgangspunt bij de beantwoording van de eerder gestelde schriftelijke vragen was dat een proefaanvraag voor een uitvoervergunning is goedgekeurd. De sondage kwam uit op een bedrag van 435 mln., maar de uiteindelijke uitvoerwaarde kan hoger uitvallen, afhankelijk van de nadere specificaties en de ontwikkeling van de marktprijzen.
De minister is blij met de positieve reacties vanuit de Kamer op de toegenomen transparantie. Nederland vormt internationaal gezien de voorhoede wat transparantie betreft en zo hoort het ook. Het ministerie gaat door op de ingeslagen weg. De exportvergunningen die voor dual-usegoederen zijn afgegeven, worden ook vermeld op de exportcontrolewebsite van het ministerie. De doorvoergoederen komen daar als volgende stap bij. Het blijft echter zaak, zorgvuldig te blijven en een balans te vinden tussen de publieke behoefte aan inzichtelijke en volledige informatie enerzijds en de bescherming van de belangen van de betrokken bedrijven anderzijds. Vertrouwelijke of concurrentiegevoelige informatie moet niet op straat komen te liggen. Informatie over sondages wordt niet openbaar gemaakt. Sondages zijn juridisch niet bindend. Publicatie van informatie daarover zou het vertrouwelijke overleg met de industrie schaden en informatie prijsgeven die gevoelig is voor de mededinging.
Er moet geen schimmigheid ontstaan over het daadwerkelijk militaire gebruik van dual-usegoederen. Meer dan 90% is voor civiel gebruik en van de resterende 10% gaat heel veel naar betrouwbare afnemers. De toetsing in het kader van het wapenexportbeleid betreft dus slechts een heel klein deel van de dual-useleveranties. Wat de extraterritorialiteit betreft, is Nederland geen groot voorstander van de toepassing van buitenlandse wetgeving in Nederland. De meeste landen zijn erg terughoudend in de toepassing van extraterritoriale jurisdictie. Gezien de juridische, financiële en politieke complicaties wil ook Nederland daar zorgvuldig mee omgaan. Het kabinet meent dat een bepaalde mate aan extraterritorialiteit kan bijdragen aan een effectieve handhaving bij grensoverschrijdende activiteiten. Nederland wil samenwerking met zoveel mogelijk lidstaten van de EU bereiken. Het thema moet internationaal aan de orde komen. De regelgeving stelt grenzen. Ook Nederland wil immers niet dat bepaalde lidstaten altijd extraterritoriale wetgeving op Nederlands grondgebied toepassen. Dat geeft een zekere balans. In sommige gevallen kunnen controles plaatsvinden buiten Nederlands grondgebied, met name ten aanzien van Nederlanders buiten Europa. Wel moet er dan een aanknopingspunt bestaan in de zin dat de gecontroleerde persoon in Nederland woont of werkt bij een bedrijf met een vestiging in Nederland. Alleen in het geval van een inbreuk op het wapenhandelsembargo onder de sanctiewet gaat de extraterritoriale werking van de Nederlandse wetgeving verder. Dat komt zeer zelden voor. De kans op botsende jurisdicties is gering. De minister zegt toe, eens te kijken naar de wetgeving die andere Europese landen op dat gebied hebben.
De minister ziet niets in een algemene vergunningsplicht voor doorvoer. Er wordt nu verschil gemaakt tussen langzame doorvoer en snelle doorvoer. Langzame doorvoer is reeds vergunningsplichtig, met een vrijstelling voor transporten van bondgenoten. Voor de snelle doorvoer kan – ook voor bondgenoten – ad hoc een vergunningsplicht worden opgelegd. Een algemene vergunningsplicht voor de snelle doorvoer zou alle transporten door heel Nederland vertragen en een ingreep betekenen in algemene goederenstromen. Dat wil de minister niet, aangezien Nederland een zeer belangrijk doorvoerland is. Het is ook niet nodig. Ad hoc is ingrijpen al mogelijk wanneer daar aanleiding toe is.
De minister van Buitenlandse Zaken memoreert dat er consensus bestaat over de inhoud van de gedragscode. 24 EU-lidstaten zijn er voorstander van, de code om te zetten in een juridisch bindend gemeenschappelijk standpunt. Één lidstaat moet nog overtuigd worden. Dat hangt samen met de besluitvorming omtrent het China-embargo. Nederland blijft aandringen op spoedige vaststelling van de herziene gedragscode een heeft daar in januari 2006 ook de EU-voorzitter Oostenrijk op aangesproken.
De herziene gedragscode brengt een aantal verbeteringen. Zo is de reikwijdte uitgebreid op tussenhandel, doorvoer, niet-tastbare vormen van overdracht van technologie en productielicenties. Het mensenrechtencriterium is aangescherpt. De code eist nu ook naleving van international humanitair recht. Er is een bepaling over «reverse engineering» en het VN-wapenembargoregister is opgenomen als element in de beoordeling van vergunningsaanvragen. De code is een belangrijke stap voorwaarts.
Nederland heeft inderdaad een restrictiever wapenexportbeleid dan andere lidstaten. De minister hoopt in de werkgroep COARM voldoende informatie in te winnen over andere landen om zich een beeld te kunnen vormen van de verhouding tussen het Nederlandse beleid terzake en dat van andere landen. Het enige overzicht wat de minister op dit moment kan leveren, betreft «denials», dus vergunningsaanvragen die negatief zijn beoordeeld.
De minister hoopt in april een rapport voor te leggen aan de ministerraad over Indonesië, zodat de Kamer de notitie van het kabinet eind april of begin mei tegemoet kan zien. De mensenrechtensituatie in dat land is aan het verbeteren, zij het langzaam. Het Indonesische leger is zich aan het terugtrekken uit Atjeh en er gaat druk uit van de nieuwe regering en met name van de nieuwe president. Nederland zal blijven aandringen op een verdere verbetering van de mensenrechten, met name wat Papoea-Nieuw Guinea betreft. De Kamer zal op de hoogte worden gesteld over de situatie in Indonesië voordat er daadwerkelijke een vergunning wordt verstrekt.
Nederland zet zich met volle kracht in voor de herzieningsconferentie inzake kleine en lichte wapens. Allereerst moet het bestaande VN-actieprogramma geïmplementeerd worden. Tezelfdertijd wordt er gewerkt aan een wapenhandelsverdrag en aan afspraken over uitvoercontroles voor kleine en lichte wapens. Nederland wil dat de nog op te richten VN-expertgroep begint met de onderhandelingen over een internationaal juridisch bindend instrument aangaande de tussenhandel. De minister acht de tot nu toe gemaakte afspraken over «marking and tracing» inhoudelijk teleurstellend. Een juridisch bindend instrument is op dit moment niet haalbaar gebleken. Nederland blijft zich daarvoor inzetten en hoopt dat dit vertaald kan worden naar een gemeenschappelijk standpunt van de EU.
Over de koppeling tussen de problematiek van kleine wapens en ontwikkeling heeft de VN vorig jaar een door Nederland ingediende resolutie aangenomen. De VS stemden weliswaar tegen, maar aanneming van de resolutie was een belangrijke stap. Nederland wil landen via het VN-actieprogramma aansporen tot integratie van de problematiek van de kleine wapens in de bredere ontwikkelingsprogramma’s.
De afgelopen maanden ging internationaal de aandacht uit naar het VN-actieprogramma. Om de discussie over dat actieprogramma niet te bemoeilijken, is ervoor gekozen de acties van het wapenhandelsverdrag de komende maanden te intensiveren in afstemming met de herzieningsconferentie van het VN-actieprogramma. Door beide te laten samenvloeien, kan er hopelijk meer stoom worden gezet achter het wapenhandelsverdrag. De minister heeft toegezegd, deze zaak bij de grote wapenexporteurs aan te kaarten. Verzet bieden vooralsnog de VS, China en Rusland. Nederland zet alles op alles om een verdrag tot stand te brengen en probeert de eigen inspanningen af te stemmen met de Europese partners. Het doel van de EU is, door indiening van een resolutie in de VN een aanvang te maken met de onderhandelingen over dat verdrag.
De export naar Nepal betreft materieel van de politie. De verantwoordelijkheid voor het stellen van voorwaarden aan de verkoop van niet-strategisch materieel ligt bij de minister van BZK. Buitenlandse Zaken heeft adviezen gegeven, maar is niet verantwoordelijk voor het uiteindelijke besluit. Voorgenomen exporten naar Tunesië worden door Nederland en door de EU-partners getoetst op de vraag of de te exporteren goederen mensenrechtenschendingen zouden kunnen ondersteunen. Er worden niet zomaar wapens naar dat land gestuurd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks) is teleurgesteld door de antwoorden van de minister van Economische Zaken. De ambtenaren mogen complimenten verdiend hebben, maar de minister was niet goed voorbereid. Zij vond de antwoorden over doorvoer niet duidelijk en wenst een brief te ontvangen over de vraag wat juridisch gezien en in vergelijking met andere Europese landen de bezwaren zijn tegen een algemene vergunningsplicht voor doorvoer, met uitzondering van NAVO-interne transporten. Van de minister van Buitenlandse Zaken ontvangt zij graag een brief over de uitkomsten van de ontmoeting in Brussel ter voorbereiding van de conferentie, zodat duidelijk wordt wat bij de conferentie de inzet van Nederland zal zijn.
Mevrouw Van Velzen (SP) dankt voor de toezegging dat er binnenkort een brief over Indonesië aan de Kamer zal worden gestuurd en wil daarin graag meegenomen zien het ad hoc opgerichte Oost-Timortribunaal en de zaak Munir. Verder wil zij graag het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken horen over exportkredietverzekeringen voor wapenhandel, met name naar tweede- en derdewereldlanden. Waarom wordt dat instrument ingezet voor deze bedrijfstak, die in Nederland toch altijd beperkt zal blijven?
De heer Blom (PvdA) vraagt om een brief met daarin een lijst van alle producten waarvan de doorvoer door Nederland vergunningsplichtig is, zoals verf.
De heer Kortenhorst (CDA) hoorde de minister van Buitenlandse Zaken zeggen dat hij het stringentere beleid van Nederland slechts kan illustreren aan de hand van vergunningen die geweigerd zijn. Wil hij daarbij aangeven welke conclusie hij daaraan verbindt? Minister Brinkhorst wordt nogmaals opgeroepen, iedere stap die hij ten aanzien van de defensiemarkt wil nemen, zorgvuldig af te stemmen met het bedrijfsleven.
De minister van Economische Zaken meent afdoende duidelijk gemaakt te hebben waarom hij niet voor een algemene vergunning voor doorvoer is. Aangezien dat het standpunt van het gehele kabinet is, ziet hij af van het schrijven van een brief terzake.
Een exportkredietverzekering is een algemeen instrument waar alle bedrijven aanspraak op kunnen maken. Onderscheid maken tussen ontwikkelingslanden en andere landen zou getuigen van een koloniale instelling. Ook ontwikkelingslanden hebben het recht op zelfverdediging en de leveranties worden getoetst aan de Nederlandse criteria.
De minister van Buitenlandse Zaken zal de Kamer een brief doen toekomen over de bijeenkomst ter voorbereiding van de conferentie. De minister wil wel een beschrijving geven van de situatie in Oost-Timor, maar de samenhang met wapenhandel ontgaat hem. Voor de vraag over het proces tegen de heer Munir geldt hetzelfde. Nederland mag ontevreden zijn over de uitkomst van het proces, maar de rechtsgang heeft volgens Indonesisch recht plaatsgevonden en dat valt niet te keren.
Het feit dat het aantal denials afneemt, toont aan dat Europa inderdaad bezig is, een level playing field te creëren voor wapenexporten. De criteria die in de verschillende landen worden toegepast, groeien steeds meer naar elkaar toe. Dat zal uiteindelijk leiden tot een situatie waarin alle Europese landen dezelfde criteria toepassen en even streng optreden. Door de nieuwe gedragscode en de toepassing daarvan is er in feite geen sprake meer van aanzienlijk onderscheid in het wapenexportbeleid van de lidstaten van de EU.
De voorzitter resumeert de toezeggingen die gedaan zijn door de ministers: er zal met een aantal landen die extraterritorialiteit toepassen, worden bezien onder welke omstandigheden er gekomen kan worden tot een gezamenlijke positie. Daarover krijgt de Kamer bericht; er komt een notitie over Indonesië naar de Kamer.
Samenstelling:
Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GroenLinks) en Irrgang (SP).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Varela (LPF), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GroenLinks) en Gerkens (SP).
Samenstelling:
Leden: De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD) en Jonker (CDA).
Plv. leden: Van Fessem (CDA), Dijksma (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA) en Oplaat (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22054-105.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.