nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 24 februari 2000
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
het advies aan van de Raad voor Cultuur inzake de proefbewerking van het archief
van de Binnenlandse Veiligheidsdienst1. Met u
is afgesproken dat een eventuele vernietiging van archiefbescheiden van de
BVD niet plaats zou vinden voordat de Raad een oordeel had uitgesproken over
de bewerking van een gedeelte van het archief op grond van de inmiddels vastgestelde
selectielijst. In zijn advies concludeert de Raad onder meer, dat het resultaat
van de proefbewerking van het BVD-archief niet aan alle verwachtingen voldoet
en dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van later historisch
onderzoek. De Raad acht een verdere uitwerking en betere onderbouwing van
het voorstel tot selectie van het BVD-archief noodzakelijk.
Bij de totstandkoming van het definitieve advies heeft het afgelopen half
jaar, met inachtneming van ieders verantwoordelijkheden, een constructief
overleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de Binnenlandse Veiligheidsdienst,
de Rijksarchiefdienst en de Raad voor Cultuur. De Raad refereert hier ook
aan in zijn advies.
De inhoud van het advies en de aanbevelingen van de Raad hebben bij mij
en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geleid tot een
fundamentele bezinning op de selectielijst. Hoewel wij beiden van mening zijn
dat de resultaten van de proefbewerking hebben aangetoond dat de selectielijst
feitelijk toepasbaar is op het archief van de BVD en dat de aan de lijst ten
grondslag liggende analyses niet zijn weerlegd, is het advies van de Raad
een belangrijk gegeven.
Het advies toont aan dat de voorliggende selectielijst onduidelijkheden
bevat en aanleiding kan geven tot misverstanden. Dit maakt een heldere en
doorzichtige besluitvorming over de toekomst van het BVD-archief op dit moment
niet goed mogelijk. Wij hebben daarom besloten de BVD-selectielijst voorlopig
buiten toepassing te laten en een institutioneel onderzoek in
te stellen alvorens te komen tot nadere besluitvorming over de lijst. Het
institutioneel onderzoek, dat wordt ingesteld volgens een door de Rijksarchiefdienst
ontwikkelde methode, vindt plaats naar de positie en het handelen van de BVD
en zijn voorgangers in historisch perspectief. Het onderzoek moet een openbaar
rapport opleveren dat vergezeld gaat van een eveneens openbare nadere rapportage
over de opbouw en de inhoud van het BVD-archief. Bij het opstellen van de
rapportages dient in het bijzonder aandacht te worden besteed
aan punten waarover blijkens het rapport van de Raad onduidelijkheid bestaat.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft inmiddels
de historicus D. Engelen opdracht gegeven om bedoeld onderzoek uit te voeren.
Het streven is er op gericht de rapportages eind 2000 gereed te hebben. Op
basis van de rapportages zal in overleg met de raad worden bezien in hoeverre
een nadere onderbouwing, verheldering en aanpassing van de BVD-selectielijst
noodzakelijk is. Zo nodig wordt op basis van het rapport een geheel nieuwe
selectielijst vastgesteld, die meer concreet en minder abstract dan de thans
voorliggende lijst aangeeft welke informatie voor bewaring danwel voor vernietiging
in aanmerking komt. De door de Raad geformuleerde uitgangspunten zullen hierbij
in ogenschouw worden genomen.
Met dit alles beogen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en ondergetekende te komen tot een heldere en doorzichtige besluitvorming
over het BVD-archief, waarbij recht wordt gedaan aan alle betrokken belangen
en waarbij er sprake is van een breed maatschappelijk draagvlak.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
F. van der Ploeg