22 036
Verwijdering en vernietiging van dossiers van de Binnenlandse Veiligheidsdienst

nr. 13
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 december 1996

De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken1 en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen2 hebben op 6 november 1996 overleg gevoerd met minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over verwijdering en vernietiging van dossiers van de BVD (22 036, nr. 12).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Valk (PvdA) stelde vast dat de brief op onderdelen tegemoet komt aan zorgen die in de Kamer leefden over de voorgenomen verwijdering en vernietiging van BVD-dossiers. Hij verwees in dit verband naar het feit dat in de categorie «personen van zeer groot belang» in principe ook de dossiers van buitenlanders worden bewaard. Waarom geldt dit overigens niet voor buitenlanders waarover standaarddossiers zijn opgemaakt? Er wordt pas na een periode van tien jaar overgegaan tot vernietiging van persoonsdossiers, maar de heer Valk zei nog steeds niet gerust te zijn op een aantal punten. Hij had de indruk dat ook in de nieuwe opzet nog te veel materiaal wordt vernietigd en dat er stukken nodeloos worden vernietigd.

De staatssecretaris schrijft dat het historisch belang als selectiecriterium te weinig onderscheidend is. De heer Valk wees erop dat selecteren en daarna bewaren of vernietigen altijd een subjectief proces is, maar dat generaties archivarissen niets anders hebben gedaan, waarbij ook de vraag naar de historische relevantie werd gesteld. Op grond van de ontwerpvernietigingslijst gaat het dossier «Mulisch op Cuba» waarschijnlijk de papiervernietiger in, terwijl de heer Valk zich kon voorstellen dat het voor (literatuur)historisch onderzoek van buitengewoon groot belang kan zijn. Dat er van de BVD-dossiers 20% wordt bewaard, terwijl het rijksgemiddelde 5% is, is natuurlijk geen doorslaggevend argument. Die 5% is immers geen norm en heeft vooral te maken met het feit dat sommige archieven (kentekenregistraties, belastingen) volledig worden vernietigd, terwijl van andere archieven veel meer dan 5% wordt bewaard (bijvoorbeeld archieven van het Kabinet van de Koningin, van de Raad van State en de Hoge Raad). Verder komt het argument van de privacybescherming bepaald in een ander daglicht te staan als men kennis neemt van het proefschrift van de heer Engelen over de geschiedenis van de BVD. Privacybescherming kan geen reden zijn om archieven te vernietigen, want het bewaren ervan betekent niet impliciet dat tegelijkertijd die bescherming wordt opgeheven.

Op grond van dit alles bepleitte de heer Valk het historisch belang een zwaarder accent te geven. Een wetenschappelijke begeleidingscommissie, bestaande uit de hoogleraren Blom, Bank, Brands en De Rooij, heeft de heer Engelen begeleid bij zijn proefschrift over de BVD. Wat vindt de bewindsman van de suggestie om deze commissie de selectielijst te laten toetsen aan met name historische gronden?

De staatssecretaris meent dat de organisatiedossiers vernietigd kunnen worden. Ook wat dit betreft vond de heer Valk onder verwijzing naar historische belangen dat de bewindsman iets te snel gaat. Het alreeds genoemde proefschrift van de heer Engelen is onder andere gebaseerd op een uitgebreid bronnenonderzoek. Als echter die bronnen worden vernietigd, is zijn onderzoek niet meer verifieerbaar. Worden betrokken archieven integraal bewaard?

De afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft onlangs uitgesproken dat de Wet openbaarheid bestuur niet meer van toepassing is op de toegankelijkheid tot dossiers van veiligheidsdiensten indien die herleidbaar zijn tot natuurlijke personen. Dit betekent waarschijnlijk dat Igor Cornelissen de biografie over Paul de Groot niet had kunnen schrijven. Hetzelfde geldt voor het onderzoek dat Verrips heeft ingesteld naar de geschiedenis van de CPN. De uitspraak van de Raad van State houdt in dat het gebruik van bronnen ten behoeve van historisch onderzoek onmogelijk wordt gemaakt. Het leek de heer Valk dat op dit punt wetswijziging nodig is.

Ten slotte zei de heer Valk ervan uit te gaan dat de Kamer zal worden geïnformeerd voordat wordt overgegaan tot vernietiging van de dossiers.

De heer Mateman (CDA) stelde vast dat velen grote moeite hebben met de vernietiging van dossiers en vroeg zich af hoe het toch komt dat iets of iemand wil dat er veel dossiers worden vernietigd. Als er één instantie is die zoveel mogelijk zou moeten willen bewaren, zou het wel de BVD moeten zijn want historisch materiaal kan heel goed weer actueel worden. Uiteraard dient de BVD effectief te opereren, maar dat betekent toch niet dat consequent moet worden toegewerkt naar vernietiging van grote onderdelen van de archieven?

De heer Mateman ontwaarde in de brief van de regering een duidelijke handreiking naar de meerderheid van de commissie. Persoonsdossiers blijven in ieder geval tien jaar bewaard. Is het de bedoeling om van de organisatiedossiers een representatieve doorsnede te bewaren? Als dat niet het geval is, heeft de heer Valk terecht vragen hieromtrent gesteld.

De heer Mateman meende dat de archieven van de Centrale veiligheidsdienst evenals de archieven van het Bureau nationale veiligheid integraal moeten worden bewaard.

Welke zal precies de positie van de algemene rijksarchivaris zijn in het geven van aanwijzingen volgens welke de steekproeven moeten worden genomen?

Ook de heer Mateman vroeg naar de standaarddossiers van officieren van buitenlandse inlichtingendiensten. Hij kon zich niet voorstellen dat de BVD deze dossiers niet zal willen bewaren. Verdient het gezien het zeer speciale karakter van het BVD-archief geen aanbeveling om er een aparte ministeriële regeling voor in het leven te roepen?

Ten slotte ging de heer Mateman ervan uit dat de commissie in de gelegenheid zal worden gesteld zich te buigen over de laatste toetsing. Wat stellen de bewindslieden zich overigens voor van zo'n laatste toetsing?

De heer Korthals (VVD) stelde vast dat de regering erin is geslaagd een goede afweging te maken tussen enerzijds het belang van de privacybescherming en anderzijds het belang van historisch onderzoek. Het is een goede zaak dat persoonsgegevens die door iemand ter inzage zijn gevraagd niet worden vernietigd voordat het verzoek tot inzage is afgehandeld. Kunnen de bewindslieden nader aangeven wat moet worden verstaan onder de laatste toetsing? Wat wordt precies bedoeld met «personen die van zeer groot belang zijn voor de taakuitoefening van de BVD»?

Geldt de vernietigingstermijn van tien jaar vanaf het moment dat de vernietigingslijst is opgesteld? Ten slotte staat in de brief dat er geen gegevens zijn verdwenen die volgens de voorgestelde selectielijst bewaard hadden moeten worden en waarvoor alsnog compensatie gezocht zou moeten worden. Hoe kan dit zo stellig worden beweerd?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) merkte op dat een te grote vernietigingsdrang van het vorige kabinet ten aanzien van de BVD-archieven gelukkig op tijd kon worden gestopt. Het lijkt erop dat zich geen ongecontroleerde vernietigingen zoals bij de IDB-archieven meer zullen voordoen. De redelijk onthullende paragraaf over de vernietiging van BVD-dossiers in het verleden lijkt echter de conclusie te ondergraven dat er geen gegevens zijn vernietigd die volgens de huidige selectielijst bewaard moeten blijven. Daarom vroeg mevrouw Scheltema de archiefinspectie een onderzoek te laten verrichten naar de vernietiging van BVD-dossiers in het verleden. Of is een dergelijk onderzoek al verricht en is de commissie er niet van op de hoogte gesteld?

Uit de brief blijkt dat het kabinet in het algemeen positief heeft gereageerd op kritische kanttekeningen die de commissie in een vorig algemeen overleg heeft geplaatst. Onduidelijk blijft waarom het zo lang heeft moeten duren alvorens het kabinet met een reactie kwam.

Vernietiging van archieven heeft een zeer definitief karakter. Daarom moet het uiterst zorgvuldig gebeuren. Dit klemt temeer als het gaat om geheime BVD-dossiers waarin veel cultuurhistorie ligt opgeslagen. De vraag dient gesteld te worden of in het voorstel van het kabinet de cultuurhistorische belangen worden veiliggesteld. De D66-fractie vindt dat op enkele onderdelen een meer terughoudend vernietigingsbeleid wenselijk is. Dat betreft in de eerste plaats de organisatiedossiers. Hierover kan uit de opmerkingen over de inzet van middelen en planning wel het een en ander worden gedestilleerd, maar het is niet zeker dat gegevens over organisaties als «het ziedend bintje» of «stop Dodewaard» nog kunnen worden teruggevonden, vooral ook omdat de PIVOT-selectiemethode zich vooral richt op het bestuursbelang en minder op het cultuurbelang. Dat vond mevrouw Scheltema jammer en daarom pleitte zij voor het integraal bewaren van de organisatiedossiers.

Dossiers over «personen van zeer groot belang» worden bewaard, maar juist in de categorie «personen van groot belang» kunnen zich dossiers bevinden waarin historici om andere redenen interesse zullen blijven houden en mitsdien ook de relatie met de BVD een belangrijk gegeven blijft. Hoe er bijvoorbeeld voor te zorgen dat het «Nuisarchief» niet wordt versnipperd? Er zijn wat dit betreft twee mogelijkheden: of de categorie wordt in haar geheel bewaard of de dossiers worden bewaard nadat een historische toets heeft plaatsgevonden door de Raad voor cultuur of een commissie als door de heer Valk voorgesteld. Mevrouw Scheltema zei de voorkeur te geven aan het laatste, maar wilde de bewindslieden ook nog de suggestie aan de hand doen van een toetsing op basis van het biografisch woordenboek van Nederland.

Wat betreft de bewaring van archieven van de Centrale veiligheidsdienst steunde mevrouw Scheltema het pleidooi van de heer Mateman.

Zeker bij persoonsdossiers is de privacybescherming in het geding. Sommigen willen weten of en hoe zij onderwerp van aandacht van de BVD waren, terwijl anderen willen dat hun dossier zo spoedig mogelijk wordt geschoond. Dat vraagt om een evenwichtige benadering. Inzage wordt alleen maar relevanter nu de vernietiging nadert. Het is verheugend dat sinds het BVD-debat van eind augustus eindelijk meer voortgang wordt geboekt en dat een tiental aanvragen per week wordt afgehandeld. Het heeft er echter veel van weg dat de inzage zelf wordt bemoeilijkt. Na het Oltmansarrest dat uitwees dat er geen verschil bestaat tussen het inzien en het kopiëren op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, lijkt het alsof de BVD wat terughoudender is geworden met het verschaffen van informatie. Er zou meer geschrapt en geparafraseerd worden. Mevrouw Scheltema vond echter dat mensen die om persoonlijk vaak zeer belangrijke redenen inzage willen hebben in hun dossier zo ruimhartig mogelijk tegemoet worden getreden. Niet alles wat vroeger geheim moest blijven, dient na het verstrijken der jaren nog steeds geheim te blijven. Waarom wordt overigens steeds een context geëist bij een verzoek om inzage?

Het meest ingrijpend zijn de gevolgen van het De Graaf/Wiebesarrest waarbij derdeninzage in het IDB-bronnenarchief werd afgewezen. Deze lijn wordt nu voor het gehele BVD-archief gevolgd, dus zowel voor bron- als niet-bronarchieven. Zo kreeg Igor Cornelissen in 1995 wel toegang tot het dossier-Paul de Groot, maar werd een dergelijk verzoek in 1996 afgewezen. Categorische afwijzing van derdenverzoeken gaat de fractie van D66 echter te ver en is naar haar oordeel ook geen oorzakelijk gevolg van genoemd arrest. Wil de minister bevorderen dat in de nieuwe inzageregeling ook ruimte voor derdenverzoeken wordt ingeruimd? Zo ja, kan dat voorafgaand aan de regeling niet alvast een beleidslijn worden?

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) stelde vast dat het kabinet van mening is dat, om archieven toegankelijk en beheersbaar te houden, er vernietigd moet worden. Dat moge zo zijn, maar daaraan voorafgaand moet zorgvuldig worden bepaald wat wanneer vernietigd mag worden. De persoon waarover de archieven gaan, zou daarover ook iets te zeggen moeten hebben. Het vastleggen van persoonsgegevens maakt inderdaad inbreuk op de privacy, maar dat moet men zich vooral realiseren op het moment dat de gegevens worden verzameld. Zodra dat laatste is gebeurd, moet er zorgvuldig en met respect voor de privacy mee worden omgegaan. Dat dit niet altijd gebeurt, blijkt wel ook uit het lekken naar de Telegraaf van de top-40 van volgens de BVD staatsgevaarlijke personen. Dat had natuurlijk niet mogen gebeuren. De BVD had op z'n minst haar afkeuring moeten uitspreken over deze publicatie. In ieder geval zal iedereen die inzage heeft gevraagd daartoe op korte termijn de gelegenheid moeten worden geboden. De Raad van State heeft uitgesproken dat de BVD onder de WOB zou moeten vallen als het gaat om inzageverzoeken. Vinden de bewindslieden dat alle verzoeken onder die wet moeten vallen?

De Raad voor Cultuur en de vaste commissie vonden dat bij de criteria onvoldoende recht is gedaan aan het cultuurhistorisch belang van de BVD-archieven. Het kabinet vindt het criterium «cultuurhistorisch belang» te weinig onderscheidend. Met de door het kabinet voorgestane criteria zou 20% van de BVD-archieven bewaard worden tegen 5% bij de rijksoverheid in het algemeen. Met andere woorden: wat zeurt de commissie nu? De Raad voor cultuur en de vaste commissie zeuren echter terecht. Juist in het belang van historisch onderzoek is het gevaar van vernietiging van archieven van een politiek-historisch belangrijke organisatie als de BVD een grote dreiging. De vernietiging van organisatiedossiers – zelfs steekproeven worden niet bewaard als het aan het kabinet ligt – kan tegelijkertijd een belangrijk deel van de geschiedkundige overlevering vernietigen. Het is vreemd dat is afgesproken dat alles van voor 1949 integraal wordt bewaard, terwijl in de brief staat dat alles van voor 1946 wordt bewaard. Vanwaar deze wijziging? Worden van de periode 1946–1949 slechts steekproeven bewaard?

In de periode 1950–1990 is er veel vernietigd door de BVD. Daartoe was deze dienst gemachtigd door de minister van Binnenlandse Zaken. Dat is bijna de gehele periode dat de BVD bestaat. Mevrouw Oedayraj Singh Varma zei graag te willen weten wat er precies is vernietigd. Had de BVD een vrij mandaat?

In juni 1995 is toegezegd dat de archiefinspectie een onderzoek zou doen naar de vernietigingsactiviteiten van de BVD. Is dat onderzoek al gedaan? Ten slotte vroeg mevrouw Oedayraj Singh Varma nog naar het advies van de rijkscommissie voor de archieven.

Het antwoord van de regering

Staatssecretaris Nuis antwoordde dat de finale toetsing door de bewindslieden wordt verricht maar dat zij daarvoor advies vragen aan de Raad voor cultuur (de opvolger van de Raad voor het cultuurbeheer) die immers gezien kan worden als een vertegenwoordiger van het algemeen belang. Dat advies behelst een evaluatie van het selectieproces (stemt de werkwijze overeen met normen en instructies?), de hanteerbaarheid van de selectielijst, maar heeft ook betrekking op de resultaten van de selectie in die zin dat de juistheid van de analyses die aan de selectie ten grondslag liggen wordt getoetst. Dat advies kan ertoe leiden dat de regering besluit tot wijziging van de lijst en dat besluit wordt dan voorgelegd aan de Kamer. Er wordt niets vernietigd voordat overleg tussen regering en Kamer heeft plaatsgevonden. Kernpunt is nu dat een verantwoord evenwicht moet worden gezocht tussen de noodzaak niet te veel te vernietigen en de noodzaak niet te weinig te vernietigen.

Relevante informatie over organisaties wordt bewaard. De staatssecretaris ging ervan uit dat toepassing van de voorliggende selectielijst daarin resulteert. Als echter uit het advies van de Raad voor cultuur blijkt dat dit niet het geval is en dat de huidige selectielijst wat dit betreft niet voldoet, zal de werkwijze dienen te worden aangepast. Gegevens over organisaties als zodanig zijn slechts in beperkte mate vastgelegd. Waar dit wel is gebeurd, maken de gegevens deel uit van de gegevens betreffende de sturing en controle van de BVD. Deze gegevens blijven integraal bewaard.

De staatssecretaris ging ervan uit dat een belangrijk deel van de gegevens van (zeer) belangrijke personen bewaard wordt met de huidige selectielijst. Hij gaf toe dat er uitzonderingen mogelijk zijn en de discussie spitst zich nu toe op de vraag hoe de categorie van uitzonderingen moet worden omschreven om te voorkomen dat alles wordt bewaard omdat er misschien wel enig historisch belang aan is verbonden. Deze vraag zal zeker worden voorgelegd aan de Raad voor cultuur. De redactie van het Biografisch woordenboek van Nederland zal waarschijnlijk goede tips kunnen geven over het formuleren van selectiecriteria.

In de discussie over vernietigen versus bewaren lijken historici tegenover archivarissen te staan. De tegenstellingen zijn echter niet zo groot als soms wel lijkt, want op 21 oktober is overleg gevoerd tussen de rijksarchiefdienst en het Koninklijk Nederlands historisch genootschap waaruit concrete voorstellen zijn voortgevloeid. Een ervan was om historici meer bij de selectie te betrekken. Dat is al gebeurd bij het opstellen van de selectielijst, maar het zou ook moeten bij de beoordeling van de resultaten van de selectie.

De rijksarchiefdienst heeft een onderzoek ingesteld naar de eerdere vernietigingsactiviteiten van de BVD en dat onderzoek leidt niet tot de conclusie dat er dossiers zijn vernietigd die volgens de voorliggende selectielijst niet vernietigd zouden moeten worden. De inspectie zal toezicht houden op de door de BVD te verrichten selectie. Desgevraagd zegde de staatssecretaris toe het rapport van de rijksarchiefdienst (alsnog) naar de Kamer te sturen.

De algemene rijksarchivaris handelt conform de wet naar de bevelen van de staatssecretaris en diens handtekening volstaat derhalve.

De periode van tien jaar begint vanaf het moment waarop het archief wordt aangelegd.

Minister Dijkstal benadrukte dat de wijze waarop de BVD omgaat met zijn archieven haar grondslag vindt in de Archiefwet. Archieven zijn slechts zinvol als ze beheersbaar en toegankelijk zijn voor overheid, recht- en bewijszoekenden en mensen die historisch onderzoek doen. De wet schrijft voor dat persoonsgegevens met het oog op de privacybescherming niet langer mogen worden bewaard dan strikt noodzakelijk is. Het moge duidelijk zijn dat de BVD evenveel belang hecht aan historisch onderzoek als welke historicus dan ook. De vraag is alleen hoe op basis van de wet de doelstellingen het beste kunnen worden bereikt. In ieder geval kan niet (tijdig) vernietigen in strijd zijn met de wet.

De standaarddossiers, die tijdens de koude oorlog zijn opgesteld, bevatten gegevens over een groot aantal Oost-Europese inlichtingenofficieren die in Nederland werkzaam waren. Die dossiers nemen niet alleen veel ruimte in, maar brengen ook erg veel werk met zich mee. Bewaren van deze dossiers dient geen nuttig doel en besloten is om er enkele interessante gevallen uit te lichten en daarnaast steeksproefgewijs enkele dossiers te bewaren.

Ook het bewaren van organisatiedossiers waarin louter namen staan van mensen die lid zijn (geweest) van een organisatie dient geen enkel doel. Wat die mensen wel en niet gedaan hebben, staat veelal in andere BVD-dossiers (cross-filing).

De archieven van de Centrale veiligheidsdienst zijn integraal opgenomen in de BVD-archieven. Het zou een geweldige klus zijn om ze daar weer uit te lichten en het leek de minister het beste die archieven onder het normale vernietigings- en bewaringsregime te laten vallen.

Er is in die zin een relatie tussen het inzagerecht en vernietiging dat de inzageregeling voor een deel de mate van vernietiging bepaalt. Het ziet er naar uit dat het wetsvoorstel inzake het inzagerecht niet wezenlijk zal afwijken van de huidige regels wat betreft het inzagerecht voor derden en de inzage in niet-persoonsgegevens.

Bij «personen van belang» moet met name worden gedacht aan vertrouwensfunctionarissen. «Personen van groot belang» zijn belangrijke mensen die in contact staan met de nog belangrijkere «personen van zeer groot belang». De twee eerstgenoemde categorieën zijn zo omvangrijk dat er anders mee moet worden omgegaan dan laatstgenoemde categorie.

Op basis van het rapport van het driemanschap en van de processen-verbaal die bij elke vernietiging zijn gemaakt kan met een zekere stelligheid worden gezegd dat er in het verleden geen BVD-dossiers zijn verdwenen die volgens de voorgestelde selectielijst bewaard hadden moeten worden. De minister zei na te zullen gaan of die processen-verbaal aan de openbaarheid kunnen worden prijsgegeven.

De minister meende dat niet gesteld kan worden dat de BVD terughoudender is geworden als het gaat om het verlenen van inzage en het verschaffen van informatie. Er wordt uiteraard nauwgezet aansluiting gezocht bij de wet- en regelgeving en bij jurisprudentie terzake. De gevraagde context wordt niet in de eerste plaats gebruikt als weigeringsgrond; veeleer is het tegendeel het geval want ook de BVD voelt de tijdgeest aan.

Aan het adres van mevrouw Oedayraj Singh Varma merkte de minister op dat zij niet alles moet geloven wat er in de Telegraaf staat. Het spreekt vanzelf dat de BVD niet heeft gereageerd op de publicatie in bedoelde krant, ook al betrof het een zeer oude top-40. De bewindsman zei niet voornemens te zijn, aan dergelijke vage publicaties stellige consequenties te verbinden.

De Wet openbaarheid van bestuur is van toepassing op verzoeken tot inzage in het eigen dossier en verzoeken om informatie over bestuurlijke aangelegenheden. Een verzoek van derden tot inzage valt onder de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De stukken waarnaar de noten in het proefschrift van de heer Engelen verwijzen, worden bewaard.

Ten slotte merkte de minister op dat de gegevens, die slaan op de periode 1946–1949, uit de dossiers zijn gehaald omdat ze in de overige dossiers geïntegreerd zijn. Ook deze gegevens vallen onder het algemene regime.

Nadere gedachtewisseling

De heer Valk (PvdA) dankte de staatssecretaris voor diens toezegging dat de Raad voor cultuur niet alleen om advies wordt gevraagd over de procedure, maar ook over inhoudelijke aspecten en dat de Kamer de beschikking krijgt over dat advies. Aan het adres van de minister merkte hij op dat niemand in de commissie heeft gepleit voor het integraal bewaren van de BVD-archieven, maar wel voor een meer terughoudend vernietigingsbeleid. Ten slotte sprak de heer Valk de hoop uit dat de nieuwe wet inzake het inzagerecht zal voorzien in een «reparatie» van het De Graaf/Wiebesarrest.

Ook de heer Mateman (CDA) dankte de staatssecretaris voor diens toezeggingen. Het betoog van de minister over de noodzaak van vernietiging had hem niet helemaal overtuigd, maar in het algemeen kon hij zich wel vinden in de uitgangspunten van de bewindsman.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) stelde vast dat de bewindslieden een grote zorgvuldigheid betrachten in het zoeken naar evenwicht en zei blij te zijn met de toezeggingen van de staatssecretaris.

De voorzitter van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken,

De Cloe

De voorzitter van de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. M. H. Kamp

De griffier van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Oven (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66), Bremmer (CDA).

Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).

Naar boven