nr. 113
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2001
Conform het verzoek van het kamerlid Wilders, gedaan tijdens het «vragenuurtje»
d.d. 20 februari jl., wil ik U gaarne informeren over de ontwikkelingen van de afgelopen twee jaar met betrekking tot de no fly-zones.
Teneinde de in Irak woonachtige minderheden te kunnen beschermen zijn
in 1991, als uitvloeisel van Veiligheidsraadresolutie 688, de no fly-zones
ingesteld. De in Noord-Irak ingestelde no fly-zone ligt ten noorden van de
36e breedtegraad. Die in Zuid-Irak ligt ten zuiden van de 33e breedtegraad.
Deze zones zijn tot verboden gebied verklaard voor de Iraakse luchtmacht.
De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk – en tot 1998 ook Frankrijk –
controleren door middel van patrouillevluchten of Irak zich ook daadwerkelijk
aan dit verbod houdt.
In de periode 1991–1998 was slechts sporadisch sprake van Iraakse
beschietingen op patrouillevluchten in de no fly-zones, waardoor de geallieerde
piloten zelden militair-defensief hoefden op te treden.
Sinds de beëindiging van de militaire operatie «Desert Fox»
eind 1998 is Irak evenwel abrupt de confrontatie aangegaan en actief tegen
de no fly-zones in verzet gekomen. Dit moge blijken uit het feit dat de afgelopen
twee jaar de Iraakse luchtmacht de no fly-zones 245 maal heeft geschonden
en het Iraakse leger 1200 maal beschietingen heeft uitgevoerd op Britse en
Amerikaanse patrouillevluchten. Hierbij werden zowel luchtdoelraketten als
luchtafweergeschut ingezet.
Sinds december 1998 hebben de Amerikaanse en Britse luchtmacht circa 30 000
patrouillevluchten uitgevoerd tijdens welke zij 250 maal uit zelfverdediging
hebben opgetreden tegen Iraakse militaire doelen. Hierbij werden radarsystemen,
luchtafweergeschut en communicatiecentra uitgeschakeld.
Sinds januari dit jaar is van Iraakse zijde het aantal beschietingen van
Britse en Amerikaanse patrouillevluchten explosief toegenomen. Zo werden
alleen al in deze maand meer luchtdoelraketten – 22 in totaal –
afgevuurd door Irak dan in heel 2000.
De directe aanleiding voor de Brits-Amerikaanse bombardementen van 16
februari jl. vormde echter niet zozeer de toename in beschietingen als wel
de ontdekking van een geavanceerd glasvezelkabelnetwerk ten behoeve van het
Iraakse radarsysteem. Dit systeem zou ertoe geleid hebben dat de warning time voor geallieerde luchtmachtpiloten in het geval van
een Iraakse aanval zou zijn teruggebracht tot vijf seconden. Hiermee zou een
onacceptabel risico zijn ontstaan voor de Britse en Amerikaanse vliegers die
patrouillevluchten uitvoeren in de no fly-zones.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen