21 664
Midden-Oosten conflict

nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 november 1999

Ingevolge het verzoek bij brief d.d. 27 oktober jl. van de Plaatsvervangend Voorzitter van de Tweede Kamer, wil ik U gaarne informeren over de stand van zaken in de Veiligheidsraad met betrekking tot een nieuwe resolutie inzake Irak. Voorts zal ik ingaan op de interne ontwikkelingen in Irak.

Stand van zaken in de Veiligheidsraad

De laatste twee maanden zijn er intensieve contacten geweest tussen en met betrokken landen over de inhoud van een Veiligheidsraadresolutie die een eind kan maken aan de impasse over het op Irak toepasselijk inspectieregime ten aanzien van massavernietigingswapens. Ook ik heb daarover gesprekken gevoerd met met name mijn Franse, Britse en Amerikaanse collega's.

De discussie concentreert zich thans op de volgende vier vragen: hoe dient de nieuwe ontwapeningscommissie te zijn samengesteld, aan welke specifieke ontwapeningseisen dient Irak te voldoen alvorens kan worden overgegaan tot opschorting van de sancties (de «trigger»), wat is de reikwijdte van een eventuele opschorting van de sancties en op welke wijze dient invulling te worden gegeven aan het financiële controlemechanisme. Zoals bekend lopen de uitgangspunten van de leden van de Veiligheidsraad nogal uiteen (zie ook mijn brief van 20 september jl. 21 664, nr. 109). Belangrijkste struikelblokken tussen de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad vormen op dit moment de samenstelling van de nieuwe ontwapeningscommissie en de «trigger».

Niettemin blijft de Nederlandse regering hopen op een doorbraak die het mogelijk maakt deze uitgangspunten met elkaar te verzoenen in de vorm van een werkbaar controlemechanisme. Uw Kamer zal daarover uiteraard direct op de hoogte worden gesteld.

Interne ontwikkelingen

Inzake de interne ontwikkelingen in Irak wil ik gaarne ingaan op de eventuele herbewapening van Irak en de humanitaire situatie.

– Herbewapening van Irak

Op dit moment vormt het sanctieregime de enige waarborg tegen hernieuwde opbouw van het Iraakse militaire apparaat en verwerving en produktie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen. Blijvende afwezigheid van wapeninspecteurs brengt het risico met zich mee dat Irak zich wederom zou kunnen gaan toeleggen op het ontwikkelen van massavernietigingswapens. Derhalve is de effectieve aanwezigheid van wapeninspecteurs in Irak de beste garantie tegen de herbewapening van dit land. Terugkeer van wapeninspecteurs in Irak is dan ook een essentieel element van de Nederlandse inzet, zoals onder andere moge blijken uit de Brits-Nederlandse ontwerpresolutie.

– Humanitaire situatie/VR-resolutie 1266

Nederland spant zich, samen met andere VR-leden, in om -bij afwezigheid van Iraakse medewerking aan uitvoering van alle ontwapeningsverplichtingen voortvloeiend uit de relevante VR-resoluties- in het kader van de lopende resolutie-onderhandelingen er alles aan te doen de humanitaire situatie in Irak verder te verbeteren.

Op 4 oktober jl. heeft de Veiligheidsraad derhalve unaniem de door Nederland ingediende resolutie 1266 aangenomen. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt om de extra verkregen opbrengsten uit de olie-export tot een maximum van ruim drie miljard USD onder het Olie-voor-Voedsel programma te brengen. Dit betekent dat Irak in fase VI van dit programma over zeer ruime financiële middelen beschikt voor humanitaire doeleinden. De verantwoordelijkheid voor het sluiten van (humanitaire) contracten en voor de distributie van humanitaire goederen berust echter volledig bij het regime in Bagdad. De Iraakse regering heeft zich evenwel tot nu toe niet adequaat van deze verantwoordelijkheden gekweten.

Nederland zal derhalve zijn oproepen aan de Iraakse regering om de uitvoering van de verschillende onderdelen van het humanitaire programma en de distributie van humanitaire goederen met grotere voortvarendheid en professionaliteit ter hand te nemen intensiveren. Deze oproepen worden ondersteund door de Uitvoerend Directeur van UNICEF, mevrouw Bellamy, die tijdens haar recente bezoek aan Irak de regering in Bagdad heeft aangesproken op de verantwoordelijkheden jegens de eigen bevolking.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven