21 664
Midden-Oosten conflict

nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 april 1999

Ten vervolge op mijn brief en in antwoord op het verzoek van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken (bijlage), beide van 8 april jl., wil ik U gaarne informeren over de reactie van de Regering op de rapporten van de drie panels inzake Irak, welke recent aan de Veiligheidsraad werden aangeboden. Voor de goede orde gaan deze rapporten U als bijlage toe1.

Mede op grond van deze rapporten, waaruit blijkt dat Irak nog niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, komt Nederland tot de conclusie dat van opheffing van het sanctieregime vooralsnog geen sprake kan zijn.

Op donderdag 15 april jl. heeft Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk een ontwerp-resolutie inzake Irak in de Veiligheidsraad ingediend.

De Panels

– Panel I / Ontwapening van Irak

Het Ontwapeningspanel stelt ondubbelzinnig vast dat de ontwapening van Irak nog niet is voltooid. Daarmee wijkt het rapport van het Panel niet af van eerdere rapporten van UNSCOM, waarin dezelfde conclusie werd getrokken.

De aanbevelingen die door het Panel worden gedaan, komen grotendeels overeen met reeds bestaande resoluties van de Veiligheidsraad, ook ten aanzien van de Iraakse verplichtingen. Voor Nederland essentiële elementen, zoals indringende inspecties en bewijslast aan Iraakse kant, zijn in deze aanbevelingen terug te vinden.

Het rapport spreekt zich niet duidelijk uit over de nieuwe organisatiestructuur. Zo werden voorheen rapporten van UNSCOM door de Uitvoerend Voorzitter aan de Veiligheidsraad aangeboden zonder expliciete goedkeuring van de Commissieleden. Volgens de aanbevelingen van het Panel zouden in het vervolg rapporten door de Commissie aan de Veiligheidsraad moeten worden aangeboden. Nederland is van mening dat de situatie moet worden vermeden dat één Commissielid aanbieding van het rapport blokkeert. Derhalve dient volgens Nederland de Commissie niet bij unanimiteit te beslissen. Wel zou uitbrenging van een minderheidsstandpunt mogelijk moeten zijn.

Voorts vindt Nederland het belangrijk dat Commissieleden worden geselecteerd op basis van technische expertise en het percentage diplomaten zo klein mogelijk wordt gehouden teneinde politisering van de discussies in de Commissie tegen te gaan. Het politieke debat dient tenslotte in de Veiligheidsraad te worden gevoerd.

– Panel II / Humanitaire situatie in Irak

Volgens Nederland, daarin gesteund door onder andere de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, blijft in het rapport van Panel II onderbelicht dat het regime van Saddam Hoessein de voornaamste verantwoordelijkheid draagt voor de slechte humanitaire situatie in Irak, zoals bijvoorbeeld wel tot uitdrukking komt in de recente rapportage van de Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten in Irak, mr. Van der Stoel. Nederland heeft om die reden het initiatief genomen tot verspreiding van het rapport van Van der Stoel als Veiligheidsraaddocument, ten behoeve van de verdere discussies in de Veiligheidsraad.

Nederland stemt in met een aantal door Panel II gepresenteerde aanbevelingen ter verbetering van de humanitaire situatie. Het betreft hier ondermeer aanwending van bevroren Iraakse tegoeden voor humanitaire doeleinden, stroomlijning en versnelling van goedkeuringsprocedures, stimulering van de lokale produktie, training door internationale organisaties en NGO's van Irakezen op bijvoorbeeld het gebied van de gezondheidszorg, en voortzetting van de bilaterale humanitaire hulp. Nederland onderschrijft het belang van dit laatste en zal dit ook in EU-verband uitdragen.

Afwijzend staat Nederland tegenover de suggestie van Panel II om buitenlandse, particuliere investeringen in de Iraakse olie-industrie weer toe te staan. Immers, deze aanbeveling kan worden uitgelegd als eerste stap op weg naar volledige opheffing van de sancties en brengt het risico met zich mee dat het Iraakse regime er gebruik van maakt om «dual-use» goederen aan te schaffen.

– Panel III / Krijgsgevangenen en Koeweitse bezittingen

Nederland onderschrijft de aanbevelingen van het rapport van Panel III.

In dit rapport wordt geconstateerd dat Irak zijn obstructie voortzet met betrekking tot de verschaffing van informatie over de verblijfplaats van Koeweitse en Saoedische krijgsgevangenen en de teruggave van Koeweitse bezittingen en archieven.

In het rapport stelt het Panel dat de kwestie van de krijgsgevangenen moet worden behandeld als een humanitaire zaak en niet mag worden gepolitiseerd. Daarom dient de zogenaamde Tripartite Commissie, onder voorzitterschap van het Rode Kruis, het aangewezen mechanisme te blijven voor overleg over deze kwestie.

Wel acht het Panel het wenselijk dat de Veiligheidsraad, op basis van rapporten van de Secretaris-Generaal, regelmatig op de hoogte wordt gehouden van de voortgang van dit overleg.

De ontwerp-resolutie

Nederland heeft samen met het Verenigd Koninkrijk een ontwerpresolutie inzake Irak in de Veiligheidsraad ingediend. De voor Nederland belangrijke elementen op ontwapenings- en humanitair gebied zijn in deze resolutie opgenomen.

Binnen de Veiligheidsraad bestaan nog steeds verschillen van inzicht over de te volgen lijn ten aanzien van Irak. De leden van de Veiligheidsraad onderschrijven alle de samenhang tussen het inspectieregime, het sanctieregime en de verbetering van de humanitaire situatie in Irak. Over de mate waarin Irak heeft voldaan aan zijn verplichtingen en dus de opportuniteit van opheffing van het sanctie-regime lopen de opvattingen van de leden echter uiteen. Zo stelt een tweede ontwerpresolutie, ingediend door de Russische Federatie, dat de ontwapening van Irak zodanig is gevorderd dat kan worden overgegaan tot opheffing van de im- en exportsancties op het moment waarop een versterkt voortgaand monitoring en verificatie (OMV)-regime in werking treedt. Andere leden stellen echter dat het rapport van Panel I slechts tot de conclusie kan leiden dat Irak nog niet aan zijn verplichtingen op ontwapeningsgebied heeft voldaan. In deze visie ontbreekt dus ook de basis voor opheffing van het door de Veiligheidsraad vastgestelde sanctieregime.

De Brits-Nederlandse ontwerpresolutie gaat uit van de samenhang tussen de terreinen, behandeld door de drie panels. De tekst wijst Irak nogmaals op zijn verplichtingen, spreekt de bereidheid uit over te gaan op een versterkt OMV-regime en doet een aantal voorstellen ter verbetering van de humanitaire situatie.

Nederland hoopt door indiening van deze ontwerpresolutie de patstelling in de Veiligheidsraad te doorbreken en de oplossing van het Irak-probleem naderbij te brengen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

BIJLAGE

's-Gravenhage, 8 april 1999

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken verzoek ik u om een reactie op de rapportages van drie door de Veiligheidsraad ingestelde panels over de wapeninspecties en het sanctiebeleid Irak.

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven