21 664
Midden-Oosten conflict

nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 februari 1999

Ten vervolge op mijn brief van 19 januari jl. wil ik U, mede met het oog op het Algemeen Overleg Irak van 11 februari a.s., graag informeren over de recente ontwikkelingen met betrekking tot Irak en de Nederlandse positie terzake.

Zoals ik in mijn brief van 19 januari jl. heb aangegeven, heeft Nederland zich ingezet voor het herstel van de consensus binnen de Raad. Leidraad hierbij was de nauwe samenhang tussen het inspectieregime, het sanctieregime en de verbetering van de humanitaire situatie. Met betrekking tot het inspectieregime, het grootste struikelblok binnen de Veiligheidsraad, dient volgens Nederland door middel van inspecties ondubbelzinnig te worden vastgesteld dat Irak niet meer over massavernietigingswapens beschikt. Nederland heeft in de Veiligheidsraad duidelijk gemaakt dat zonder deze vaststelling niet kan worden overgegaan naar een regime van voortgaande monitoring en verificatie (OMV). Deze opvatting wordt onder meer door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk gedeeld.

Inzake het sanctieregime maakt Nederland, mede in zijn hoedanigheid van Voorzitter van het Sanctiecomité Irak, zich sterk voor stroomlijning van de goedkeuringsprocedures. Zoals verwoord in mijn brief van 1 februari jl. zijn inmiddels de eerste nieuwe goedkeuringen verstrekt ten behoeve van de levering van reserve-onderdelen voor de Iraakse olie-industrie.

Ook de verbetering van de humanitaire situatie in Irak heeft de volle Nederlandse aandacht. Binnen de Veiligheidsraad richt Nederland zich op de verbetering van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de distributie (zie ook mijn brief van 19 januari jl.) al blijft het Iraakse regime verantwoordelijk voor de situatie waarin de bevolking van het land zich bevindt. Ook binnen de Europese Unie heeft Nederland zich uitgesproken voor leniging van de humanitaire noden. De aangewezen manier hiervoor lijkt continuering van de ECHO (European Commission Humanitarian Office)-hulp aan Irak. Daarnaast zal Nederland ook in 1999 bilaterale humanitaire hulp, ter waarde van circa acht miljoen gulden, aan Irak verstrekken.

Met betrekking tot de recente ontwikkelingen inzake de instelling van onder meer de drie panels wil ik gaarne verwijzen naar mijn brief van 1 februari jl.. De consultaties over samenstelling en werkwijze van deze drie panels zijn nog niet afgerond.

Inzake de recente ontwikkelingen in Irak wil ik gaarne ingaan op respectievelijk de «no fly»-zones, de terugtrekking van Brits en Amerikaans VN-personeel uit Irak en de positie van de Arabische landen ten opzichte van Irak.

«No Fly»-zones

Na beëindiging van de Amerikaanse/Britse militaire operatie «Desert Fox» van december vorig jaar is Saddam Hoessein zich wederom gewapenderhand gaan verzetten tegen de zogenaamde «no fly»-zones in Noord- en Zuid-Irak. Van Amerikaanse zijde werd bevestigd dat Iraakse strijdkrachten hierbij meerdere malen Britse en Amerikaanse gevechtsvliegtuigen, die in deze zones patrouilleerden, hebben beschoten. Ter verdediging hebben Amerikaanse en Britse vliegtuigen Iraakse militaire doelen, waaronder luchtafweerinstallaties, gebombardeerd. Hierbij is op maandag 25 januari jl. een uit koers geraakte Amerikaanse raket terechtgekomen in een woonwijk in de Zuid-Iraakse havenstad Basra, waarbij enkele slachtoffers onder de burgerbevolking zijn gevallen.

De Nederlandse regering betreurt het dat er burgerslachtoffers zijn gevallen, maar onderstreept tegelijkertijd de noodzakelijkheid van deze zones. De «no fly»-zones bieden een grote mate van bescherming aan de aldaar woonachtige minderheden (Koerden, Sji'ieten) tegen het regime van Saddam Hoessein; een bewind dat meerdere malen blijk heeft gegeven van minachting voor de rechten van deze bevolkingsgroepen.

Terugtrekking Amerikaans en Brits VN-personeel

Op 3 februari jl. werd door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties bekend gemaakt dat het VN-Secretariaat had besloten al het VN-personeel met Britse of Amerikaanse nationaliteit uit Irak terug te trekken, omdat Irak weigerde hun veiligheid te garanderen. Nederland vindt het een verontrustende ontwikkeling dat de Iraakse autoriteiten internationale ambtenaren beoordelen op basis van hun nationaliteit.

De positie van de Arabische landen

De Arabische wereld betreurde het gebruik van geweld van december vorig jaar jegens Irak. Een krachtige veroordeling van het Amerikaanse/Britse optreden bleef echter uit. Dit wekte grote ergernis bij het Iraakse regime en de Iraakse pers startte een venijnige campagne tegen Arabische landen, in het bijzonder tegen Egypte en Saoedi-Arabië, waarbij de bevolking van deze landen werd opgeroepen de regeringen van deze landen omver te werpen. Deze landen verhardden vervolgens hun beleid ten aanzien van Irak.

De Arabische landen maken een onderscheid tussen het Iraakse regime en (de humanitaire noden van) de Iraakse bevolking. Derhalve kwam Saoedi-Arabië tijdens een bijeenkomst van de Gulf Cooperation Council (GCC) op 10 januari jl. met het voorstel om de VN-sancties te verlichten en tegelijkertijd het wapenembargo te handhaven. Over dit voorstel werd echter geen overeenstemming bereikt binnen de GCC, met name vanwege de opstelling van Koeweit dat een hardere lijn voorstond.

Besloten werd het Saoedische voorstel door te schuiven naar een bijeenkomst van de Arabische Liga op 24 januari jl., waar ook Irak vertegenwoordigd was. Irak, dat in eerste instantie had aangedrongen op deze bijeenkomst, had zich echter verkeken op de mate van solidariteit van de Arabische landen. In de slotverklaring van de Arabische Liga werd op geen enkele wijze steun geuit voor het regime van Saddam Hoessein. Wel werd een Contactgroep inzake Irak opgericht die na moet gaan op welke wijze de economische sancties tegen Irak, binnen het kader van de Verenigde Naties, kunnen worden opgeheven of aangepast. Na boos te zijn weggelopen uit de vergadering staat Irak in de Arabische wereld thans geïsoleerder dan ooit.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven