nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 december 1998
Over het Amerikaans-Britse optreden tegen Irak bericht ik u,
naar de stand van heden, 17 december als volgt.
Op woensdagavond 16 december jl. zijn de Verenigde Staten en het Verenigd
Koninkrijk tegen 23.00 uur onder de naam «Desert Fox» een militaire
actie gestart tegen Irak. Enkele uren voor de aanvang is de Nederlandse regering
van Britse zijde op de hoogte gebracht van de op handen zijnde militaire acties.
Een Nederlandse bijdrage is niet gevraagd.
De luchtaanvallen, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van 200 kruisvluchtwapens,
hebben tot doel de Iraakse produktiecapaciteit van massavernietigingswapens
te treffen en de wereld en met name de buurlanden van Irak te beschermen tegen
bedreigingen met nucleaire, chemische of biologische wapens. Inmiddels is
een tweede serie luchtacties uitgevoerd.
De directe aanleiding voor de actie is het rapport van de voorzitter van
de Speciale Commissie van de VN (UNSCOM), de heer Butler, aan de VN-Veiligheidsraad
(zie bijlage)1. Dit rapport concludeert dat Irak
niet de voor de inspecties vereiste medewerking heeft verleend en zelfs nieuwe
beperkingen heeft opgelegd aan UNSCOM. Dit is in strijd met de Iraakse belofte
van half november jl. onvoorwaardelijk de volledige samenwerking met UNSCOM
te hervatten. Destijds heeft Washington – in samenspraak met Londen –
reeds aangegeven dat het de mogelijkheid openhield zonder waarschuwing vooraf
bij een volgende tegenwerking tot militaire actie over te gaan. Zoals bekend
heeft de systematische Iraakse obstructie van de werkzaamheden van UNSCOM
de afgelopen 14 maanden drie maal een ernstige crisis veroorzaakt. Pas na
dreigen met militaire geweld verklaarde Irak zich in beide gevallen alsnog
bereid volledig met UNSCOM samen te werken.
Tussen de leden van de Veiligheidsraad bestaat een duidelijk verschil
van mening over de militaire acties. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk stellen dat er geen andere weg meer was dan militair optreden,
aangezien alle diplomatieke middelen waren uitgeput. Frankrijk betreurt de
situatie die heeft geleid tot de aanvallen en acht het spijtig dat Irak UNSCOM
niet in staat heeft gesteld haar taken uit te voeren. Rusland en China hebben
scherpe kritiek op het militaire optreden. Beide landen hekelen het UNSCOM-rapport
van 15 december jl. en het feit dat de VN-Veiligheidsraad geen kans heeft
gehad zich over het rapport uit te spreken, voordat de acties begonnen. Zweden
houdt Irak verantwoordelijk voor de ontstane situatie, maar benadrukt dat
alleen de VN-Veiligheidsraad tot het gebruik van geweld mag besluiten en betreurt
dat is overgegaan tot de acties zonder dat daar een uitspraak van de Veiligheidsraad
aan ten grondslag ligt en de Raad de gelegenheid had zijn evaluatie van de
laatste ontwikkelingen te voltooien. De Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties, Kofi Annan, toont zich zeer teleurgesteld over het mislukken van zijn
pogingen dit jaar om op vreedzame wijze uitvoering door Irak van de relevante
VN-resoluties te bewerkstelligen.
Binnen de Europese Unie variëren de reacties van kritiek op het militaire
optreden (Italië) tot het uitspreken van krachtige steun voor de luchtaanvallen,
waarvoor de verantwoordelijkheid geheel bij Irak ligt (Spanje). Wel staat
centraal dat Irak onmiddellijk en onvoorwaardelijk aan zijn verplichtingen
in het kader van de relevante VN-Veiligheidsraadresoluties dient te voldoen.
Zoals ook tot uitdrukking wordt gebracht in de Zweedse verklaring in de Veiligheidsraad
bestaan evenwel verschillen van opvatting over de vraag of de Verenigde Staten
en het Verenigd Koninkrijk gemachtigd waren tot dit optreden zonder voorafgaande
consultaties in de Veiligheidsraad. Duitsland steunt het Amerikaans-Britse
optreden en heeft de hoop uitgesproken dat de militaire acties zo spoedig
mogelijk beëindigd kunnen worden. België betreurt dat een militaire
actie onvermijdelijk was.
Naar het oordeel van de Nederlandse regering was het militair optreden
onontkoombaar, aangezien Irak niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat Irak niet bereid is af te zien van de
ontwikkeling van massavernietigingswapens. In het verleden heeft Saddam Hoessein
getoond bereid te zijn die ook te gebruiken. Daaraan moet een einde komen.
De regering betreurt dat Saddam Hoessein een oplossing zonder geweld niet
mogelijk heeft willen maken. De Iraakse president draagt derhalve zelf, ook
tegenover het Iraakse volk, de volle verantwoordelijkheid voor het ingrijpen
met militaire middelen.
De Nederlandse regering stelt zich, evenals de Verenigde Staten en het
Verenigd Koninkrijk, op het standpunt dat het militaire optreden wordt gelegitimeerd
door het geheel aan resoluties van de Veiligheidsraad vanaf 1991 inzake
Irak.
De regering spreekt de hoop uit dat het aantal burgerslachtoffers tot
een minimum beperkt blijft. Dat is ook de uitdrukkelijke inzet van de VS en
het VK, zo is mij verzekerd. Een belangrijk deel van het VN-personeel is reeds
geëvacueerd. Het aantal Nederlanders in Irak is zeer beperkt, mede als
gevolg van het negatieve reisadvies dat reeds sinds 1991 geldt. Het gaat om
een tiental Nederlanders, onder wie enkele journalisten en VN-medewerkers.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen