21 664
Midden-Oosten conflict

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 november 1998

Ingevolge het verzoek van de geachte afgevaardigde Marijnissen van 12 november jongstleden om informatie over het standpunt van de Regering met betrekking tot de situatie in Irak, heb ik de eer u als volgt te berichten.

De Nederlandse Regering is zeer bezorgd over de situatie in Irak. Het besluit van de Iraakse Regering van 31 oktober jongstleden om alle samenwerking met UNSCOM te verbreken, is een ernstige schending van de relevante resoluties van de Veiligheidsraad en het Memorandum of Understanding dat 23 februari werd gesloten tussen Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan en de plaatsvervangend eerste Minister van Irak, Tareq Aziz. De herhaalde weigering van Irak mee te werken aan de tenuitvoerlegging van de Veiligheidsraadsresoluties die de basis vormen voor de inspectiewerkzaamheden van UNSCOM en die moeten leiden tot eliminering van het Iraakse potentieel aan massavernietigingswapens, is onacceptabel. De Regering is van mening dat Irak onmiddellijk op dit besluit dient terug te komen en de samenwerking met UNSCOM moet herstellen, voor nu en in de toekomst.

In dit licht spreekt de Regering volledige steun uit voor de resolutie die 5 november jongstleden unaniem door de Veiligheidsraad werd aangenomen (resolutie 1205). In deze resolutie wordt het besluit van Irak veroordeeld als een «flagrante schending» van Veiligheidsraadsresolutie 687 (1991) en andere relevante resoluties, en wordt Irak opgeroepen het besluit van 31 oktober onmiddellijk en onvoorwaardelijk in te trekken en de samenwerking met UNSCOM en IAEA te hervatten.

Ook de Europese Unie heeft het besluit van Irak van 31 oktober jongstleden om alle samenwerking met UNSCOM stop te zetten, veroordeeld. In een gemeenschappelijke verklaring van 9 november jongstleden sprak de Unie steun uit voor de reactie van de Veiligheidsraad (resolutie 1205) en riep eveneens Irak op de samenwerking met UNSCOM en IAEA onmiddellijk te hervatten.

De Regering is van mening dat ook in deze precaire situatie alles in het werk moet worden gesteld om te komen tot een diplomatieke oplossing van het conflict. Het oordeel van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, over de thans nog resterende mogelijkheden daartoe, is hierbij van groot belang. Hij zal vandaag overleg hebben met de leden van de Veiligheidsraad. De weigering tot dusverre van Irak tegemoet te komen aan de unanieme oproep van Veiligheidsraadsresolutie 1205 om de medewerking met UNSCOM te hervatten, is echter weinig hoopgevend.

Militair ingrijpen is een uiterste middel als alle andere opties zijn beproefd. Bij het antwoord op de vraag of het primaat van eventuele actie zal liggen bij de Verenigde Naties of bij de Verenigde Staten, is relevant de vraag of de vigerende Veiligheidsraadsresoluties – en het feit dat deze niet worden nageleefd – voldoende basis bieden voor (uni- of multilateraal) optreden tegen Irak. De Regering is van mening dat dit inderdaad het geval is. Veiligheidsraadsresolutie 1205 van 5 november jongstleden bevestigde duidelijk dat er sprake was van een materiële schending van de relevante resoluties.

De Nederlandse Regering heeft tot op heden geen verzoek ontvangen om hulp bij militaire acties. De Minister-President heeft op 12 november jongstleden langs lijnen van deze brief een telefoongesprek gevoerd met de President van de Verenigde Staten.

De Regering acht de ontwikkelingen in Irak des te meer te betreuren, aangezien het de Iraakse bevolking is die het meest te lijden heeft onder het sanctieregime, dat nog immer in stand is als gevolg van de obstructie van de Iraakse regering tegen de activiteiten van UNSCOM.

Hierbij stuur ik u de laatste Veiligheidsraadsresoluties en de EU-verklaring van 9 november jongstleden.1

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven