21 517
Tropisch Regenwoud

25 273
Houtcertificering en duurzaam bosbeheer

nr. 31
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ EN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 april 2001

Inleiding

Mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken informeren wij u hierbij over de belangrijkste ontwikkelingen op het terrein van het internationale bosbeleid en enkele hiermee samenhangende aspecten van het nationale beleid met betrekking tot het duurzaam beheer van bossen en het gebruik van duurzaam geproduceerd hout.

Uw Kamer heeft eerder de wens geuit regelmatig te worden geïnformeerd over ontwikkelingen op dit gebied. Waar relevant wordt per onderwerp aangegeven welke ontwikkelingen voor het komend jaar worden verwacht en welke acties de regering zal ondernemen.

De mondiale situatie van de bossen

Ten aanzien van de algehele situatie van de bossen moet de regering constateren dat zich sinds de vorige voortgangsrapportage (28 juni 1999) weinig nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan. De snelheid van de ontbossing blijft verontrustend hoog. De bossen verdwijnen vooral in Afrika en Latijns-Amerika terwijl in Azië de afname van natuurlijk bos wordt gecompenseerd – voorzover daarvan gesproken kan worden – door nieuwe bosaanplanten. In Europa en Noord-Amerika neemt het bosareaal toe.

Er is dus nog steeds een lange weg te gaan naar een situatie waarin wereldwijd gesproken kan worden van een stabiel bosareaal en van duurzaam bosbeheer.

Een stabiel bosareaal is van groot belang voor de CO2- en klimaatproblematiek en voor het behoud en duurzaam gebruik van de biodiversiteit.

Multilaterale activiteiten

In het onderstaande geven wij een overzicht van de ontwikkelingen in de relevante internationale fora en de inzet van de regering dienaangaande.

Biodiversiteitsverdrag

De vijfde Conferentie van Partijen van het Verdrag inzake Biologische diversiteit (Nairobi, 15–26 mei 2000) constateerde weinig voortgang met de uitvoering van het werkprogramma voor de bossen. De conferentie concludeerde voorts dat het werkprogramma te zeer onderzoeksgericht was en besloot meer aandacht te geven aan de praktische uitvoering. Mede op Nederlands initiatief is veel aandacht besteed aan de samenhang met het Klimaatverdrag. De invloed van klimaatverandering op de biodiversiteit in bossen en het garanderen dat activiteiten gericht op koolstofbinding samengaan met het behoud van de biodiversiteit zijn hierbij de belangrijkste aandachtspunten. De samenhang tussen beide verdragen dient dan ook te worden versterkt om verantwoord activiteiten te kunnen ondernemen. Een methode om de mate van biodiversitieit van bossen vast te stellen zou van groot belang zijn voor het bevorderen van deze samenwerking. Dit zal een belangrijk onderwerp zijn voor de komende, zesde Conferentie van Partijen van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit die in april 2002 in Nederland zal worden gehouden. De voortgang die sinds 2000 is gemaakt met de uitvoering van het werkprogramma voor de bossen is een ander hoofdonderwerp.

Nederland streeft een nauwe samenwerking na tussen het biodiversiteitsverdrag, het VN-bossenforum, het woestijnbestrijdingsverdrag en het klimaatverdrag. Nederland zal daarbij aandacht besteden aan het integreren van de bescherming en het duurzaam gebruik van bossen met armoedebestrijding in de diverse internationale programma's. Nederland vindt ook dat de internationale organisaties behulpzaam moeten zijn bij de invulling en uitvoering van het bossenwerkprogramma van het biodiversiteitsverdrag op nationaal niveau. Dit werkprogramma moet het onderwerp van de beschermde bosgebieden en ecologische corridors duidelijker oppakken. Op nationaal niveau zal vooral aandacht besteed worden aan de samenhang tussen het behoud en het duurzame gebruik van de bossen en het eerlijk verdelen van de baten van dat gebruik in dialoog met alle betrokkenen. Dit vereist een brede aanpak waarbij ook andere sectoren dan de bossector betrokken zijn.

Ook in het Pan-Europees proces is een belangrijke bijdrage geleverd aan het bossenwerkprogramma van het Verdrag inzake Biologische diversiteit.

Verenigde Naties Bossen Forum

Met de vierde en laatste bijeenkomst van het UN Intergovernmental Forum on Forests (IFF) is een fase in het mondiale bossendebat afgesloten, helaas zonder dat overeenstemming kon worden bereikt over knelpunten in belangrijke thema's als handel en milieu (waaronder certificering), financiering van duurzaam bosbeheer, overdracht van milieuvriendelijke technologieën en een juridisch bindend instrument. Wel werd een akkoord bereikt over een zogenoemd International Arrangement on Forests, waarin voortzetting van het mondiale bossenoverleg in het nieuw in te stellen United Nations Forum on Forests (UNFF) met een secretariaat en de instelling van het Collaborative Partnership on Forests (CPF), dat beschouwd kan worden als de opvolger van de Interagency Task Force on Forests.

Het UNFF zal zich vooral toeleggen op het uitvoeren van de actievoorstellen van het Bossenpanel en Bossenforum en het monitoren van die uitvoering. Op de eerste bijeenkomst komende juni zullen het werkprogramma en het actieprogramma besproken worden.

Duitsland heeft met zeven andere landen het initiatief genomen om een voorstel te ontwikkelen voor het werkprogramma van het UNFF.

De regering wil zich concentreren op implementatie van de gemaakte afspraken, alvorens nieuwe initiatieven zonder meer te steunen. Daarbij heeft Nederland met name gekozen voor de onderwerpen duurzaam bosbeheer, bosbescherming en de ontwikkeling van nationale bossenprogramma's. Ten aanzien van de genoemde knelpunten zal Nederland erop blijven aandringen dat hieraan aandacht wordt besteed. Wel dient er voor gezorgd te worden dat de discussie over deze knelpunten de discussie over andere zaken niet blokkeert.

De eerste, organisatorische, bijeenkomst van het UNFF heeft plaats gevonden op 12 februari van dit jaar.

Internationale Tropisch Hout Organisatie (ITHO)

Belangrijkste onderwerp van besluitvorming in de ITHO gedurende het vorige jaar was het doel dat de lidstaten zichzelf hebben gesteld, namelijk dat in 2000 al het uitgevoerde hout afkomstig is uit duurzaam beheerde bronnen. Hierover is tijdens de voorjaarsvergadering van de Internationale Tropisch Houtraad (ITHR) in voorjaar 2000 uitvoerig gedebatteerd, nadat uit de rapportages van de lidstaten was gebleken dat deze doelstelling niet gerealiseerd zou worden. De ITHR kon het echter niet eens worden over een ontwerp-besluit met als strekking dat de doelstelling onverminderd van kracht blijft. De besluitvorming werd vervolgens verschoven naar de najaarszitting in Yokohama. Aldaar is een besluit genomen waarin de Raad bevestigt dat de lidstaten zo snel mogelijk zullen overgaan tot export van hout en houtproducten die afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bron.

Een andere opmerkelijke ontwikkeling is geweest het initiatief van de producentenlanden, aangevoerd door Maleisië, om de ITHO een actieve rol op het gebied van certificering van het bosbeheer te geven. De achterliggende gedachte daarbij was dat de Forest Stewardship Council (FSC) niet als alleen zaligmakend moet worden gezien en dat de producentenlanden meer baat zouden hebben bij hun lidmaatschap van de ITHO wanneer die zelf als certificerende instantie zou kunnen fungeren. Dit idee is door de consumentenlanden, waarvan Nederland voor dit onderwerp woordvoerder was, unaniem afgewezen. Het positioneren van de ITHO als rivaal voor de FSC werd door deze landen als niet wenselijk beschouwd. Besluitvorming over de vraag wat de rol van ITHO dan wèl zou mogen zijn op het gebied van criteria, indicatoren, standaarden en certificering blijkt zeer lastig. Overigens kon er binnen de groep consumentenlanden wel consensus worden bereikt over een concepttekst. Tussen producentenlanden en consumentenlanden bleef het meningsverschil echter te groot om tot een besluit te komen. Dit kwam ook door een voorstel van de consumentenlanden om de ITHO zich te laten buigen over het probleem van illegale houtkap en de hiermee verband houdende illegale handel. Dit voorstel ontmoette groot verzet van Brazilië.

De besluitvorming over deze beide onderwerpen is verdaagd naar de zitting van de ITHR, die in mei in Yaoundé (Kameroen) wordt gehouden.

Pan-Europees proces

In het proces op weg van de derde naar de vierde Pan-Europese Bosbeschermingsconferentie (vermoedelijk Wenen 2002) zijn belangrijke stappen gedaan om te komen tot een Pan-Europees beleid ten aanzien van beschermde bosgebieden. De ontwikkeling van dit beleid geschiedt in nauwe samenwerking met de Pan-Europese ministersconferentie Environment for Europe en dient als de Pan-Europese bijdrage aan het bossenwerkprogramma van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit. Actiepunten omvatten onder meer het opstellen van indicatoren voor bosecosystemen op nationaal en sub-nationaal niveau, het ontwikkelen van kennis van de effecten van verschillende beheersystemen op de biologische diversiteit in bossen, het verder ontwikkelen van operationele richtlijnen voor duurzaam bosbeheer en het toetsen van methodes voor het op waarde schatten van de biologische diversiteit van bossen. Tenslotte is een belangrijk aandachtspunt de invloed van activiteiten van andere sectoren op de biodiversiteit in bossen.

In samenwerking met de VN Economic Commission for Europe (ECE) is een aanvullende enquête gehouden in het kader van de Temperate en Boreal Forest Resource Assessment (TBFRA) naar de huidige toestand ten aanzien van beschermde bosgebieden in Europa. Deze zal naar verwachting dit najaar gepresenteerd worden. Nederland heeft zich in dit proces ingespannen voor een Pan-Europees beleid op het gebied van beschermde bossen. Omdat er een grote behoefte is aan criteria voor biologische diversiteit in bossen zal Nederland zich in de komende tijd met name ervoor inspannen dat zulke criteria ontwikkeld en geoperationaliseerd worden.

Europese Unie

Binnen de EU komt het streven naar duurzaam bosbeheer vooral tot uiting in de strategie voor de bescherming, het duurzaam beheer en de ontwikkeling van de bossen in de EU, die in 1998 is aanvaard. Binnen dit kader heeft Nederland een initiatief van de Deense minister van Milieu ondersteund waarin de Commissie wordt verzocht voorstellen te ontwikkelen voor een communautaire aanpak ter stimulering van de certificering van duurzaam bosbeheer. Een mogelijke optie in dit verband is de ontwikkeling van normen vergelijkbaar met de Nederlandse minimumeisen voor houtcertificering en duurzaam bosbeheer. Door de Europese Commissie is met dit initiatief weinig voortgang geboekt. Sommige lidstaten, zoals Zweden, zijn tegen EU-bemoeienis bij certificering van bosbeheer. Nederland zal blijven aandringen bij de Commissie op het verder ontwikkelen van initiatieven ter stimulering van certificering van bossen en het gebruik van duurzaam geproduceerd hout daaruit. Andere verplichtingen die voortvloeien uit de strategie zijn met name het in samenwerking met het Pan-Europees proces verder ontwikkelen van criteria voor biologische diversiteit in bossen in het kader van de Gemeenschappelijke Biodiversiteitsstrategie.

De EU-verordening betreffende maatregelen om het behoud en duurzaam beheer van tropische bossen te bevorderen (Vo. 2494/2000 d.d. 7-11-2000) is verlengd en is één van de instrumenten om de EU-strategie Bossen en Ontwikkeling uit te voeren.

De activiteiten onder de verordening zijn gericht op het versterken van het bosbeleid en de integratie ervan in het ontwikkelingsbeleid, het waarderen van bosdiensten enproducten en het bevorderen van de duurzame productie en gebruik van bosproducten door onder meer capaciteitsversterking, het ontwikkeling van nationale en internationale bosbeleidskaders, het bevorderen van bosbehoud en van duurzaam bosbeheer. Bevordering van brede participatie en van particulier ondernemerschap is hierbij belangrijk.

Een voorstel voor een Europese Unie Gedragscode voor samenwerking onder de EU-landen bij de ondersteuning van de bossensector in ontwikkelingslanden is in onderhandeling tussen de EU-lidstaten. De Gedragscode zal in mei in de Ontwikkelingsraad aan de orde komen. In deze Gedragscode wordt, voortvloeiend uit de IPF/IFF voorstellen en de afspraken in de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling, een norm voor ondersteuning van de bossensector gezet.

Klimaatverdrag

Zoals reeds eerder is gemeld, zijn in het Kyoto Protocol afspraken gemaakt over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen door ontwikkelde landen. Het zwaartepunt ligt daarbij wat Nederland betreft op maatregelen aan de bron door het terugdringen van emissies. In het Kyoto Protocol is vastgelegd dat de reductiedoelstellingen voor de periode 2008–2012 een netto-doelstelling is. Dit betekent dat koolstofvastlegging ten gevolge van bebossing of herbebossing van ná 1990 mag meetellen voor het behalen van die doelstelling. Omgekeerd leidt een koolstofuitstoot ten gevolge van ontbossing tot een zwaardere emissiereductie-inspanning.

Het afgelopen jaar is in het kader van het Klimaatverdrag verder onderhandeld over de rol van bossen en andere activiteiten die koolstof kunnen vastleggen in ecosystemen. Tijdens de nog lopende zesde Conferentie der Partijen bij het Klimaatverdrag is het helaas nog niet gelukt deze onderhandelingen af te ronden. Uw Kamer is inmiddels nader geïnformeerd over de voorlopige resultaten van deze conferentie (27 089 (R 1652), 7).

In de klimaatonderhandelingen is het nog onderwerp van discussie in hoeverre biodiversiteitseisen aan sinks worden gesteld. De huidige inzet van de EU is dat sink-activiteiten onder het Kyoto Protocol consistent moeten zijn met de doelen van het Biodiversiteitsverdrag.

Het behoud van bestaande bossen en het tegengaan van ontbossing levert in principe een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van de uitstoot van CO2, hoewel niet noodzakelijkerwijs in de context van de rekenregels van het Kyoto Protocol. Ook vanuit het Biodiversteitsverdrag is aangedrongen op een nauwe samenwerking met het Klimaatverdrag om te voorkomen dat bestaande natuurlijke vegetaties worden omgezet in aanplanten waarbij veel biodiversiteit verloren gaat. De samenwerking tussen de twee verdragen staat inmiddels ook op de agenda van de klimaatonderhandelingen.

Getracht zal worden om kwaliteitsdoelen voor nieuwe aanplant te formuleren vanuit het UNFF-proces en de CBD.

Bilaterale activiteiten

Hieronder volgt een overzicht van de voornaamste bilaterale activiteiten van de regering op het gebied van de bossen in het kader van de ontwikkelingssamenwerking respectievelijk de samenwerking met de voor ons land belangrijkste tropisch hout producerende landen.

Ontwikkelingssamenwerking

Een van de pijlers van het nieuwe milieubeleid van Ontwikkelingssamenwerking is het lokale ownership voor bosbescherming en duurzaam bosgebruik. Ontbossing lijkt effectief te kunnen worden aangepakt als de lokale bevolking betrokken wordt bij het beheer van de bossen en als daarbij voldoende aandacht is voor hun problematiek en ontwikkeling. Een politiek engagement van de overheid voor bosbescherming en duurzaam bosbeheer is hiervoor noodzakelijk. Nadruk van OS ligt daarom ten eerste op capaciteitsopbouw van overheden en van niet-gouvernementele organisaties op zowel lokaal als nationaal niveau, en het ontwikkelen van kennis en voorbeeldactiviteiten. Ten tweede is bestaand nationaal beleid zoals vervat in nationale bossenprogramma's, nationale milieu-actieplannen, biodiversiteitsstrategie en «Poverty Reduction Strategy Papers» uitgangspunt voor de samenwerking.

Naast het ownership in de ontwikkelingslanden, stelt de regering de internationale afspraken centraal als kader voor haar bossenactiviteiten: de tweede pijler. De ontwikkelingslanden waarin Ontwikkelingssamenwerking op bossengebied actief is hebben, evenals Nederland, de internationale afspraken op het gebied van biodiversiteit, woestijnbestrijding en klimaat getekend en de intentie uitgesproken van de uitvoering van de actievoorstellen van het IPF/IFF. Nederland heeft op zich genomen ontwikkelingslanden bij de uitvoering van deze afspraken te ondersteunen. Via multilaterale organisaties als de Wereldbank, IUCN en FAO alsmede via bilaterale programma's wordt hieraan vormgegeven. De vertaalslag van internationaal beleid naar nationaal beleid behoeft de komende jaren extra aandacht. Hierover zijn besprekingen met FAO en de andere donoren gaande.

In het kader van de beperking van het aantal samenwerkingslanden worden in enkele landen de bossenprogramma's afgebouwd.

Met de Wereldbank, FAO en regionale banken wordt gewerkt in partnership-verband op het gebied van milieu en bossen om zowel op mondiaal als op nationaal niveau de uitvoering van bossenprogramma's een impuls te geven. Nadruk daarbij ligt op capaciteitsversterking van betrokken instituten, samenwerking tussen instituten, en normatieve aspecten.

In veertien landen, te weten Brazilië, China, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Ghana, Guatemala, Kaap Verdië, Mozambique, Nepal, Peru, Senegal, Sri Lanka en Vietnam, wordt vormgegeven aan bilaterale bossenprogramma's1.

In de invulling van een dergelijk bilateraal programma is in 1999 een verandering ingezet: van voorheen een portefeuille aan bossenprojecten, wordt nu gestreefd naar een samenhangend pakket aan activiteiten waarin de dwarsverbanden tussen nationaal beleid en uitvoering van beleid en de lokale effecten een steeds grotere rol spelen. Dit pakket wordt zoveel mogelijk door de vraag van het ontvangende land bepaald. Omdat de aanwezige institutionele capaciteit sterk verschilt tussen de bepaalde landen, is de snelheid waarmee deze overgang plaatsvindt ook sterk verschillend. De regering zet in de ondersteuning van de bossensector op nationaal niveau ook in op donorcoördinatie om de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk in te zetten. Zo heeft Vietnam bijvoorbeeld aan de Nederlandse ambassade gevraagd het multidonorproces ter versterking van de bossensector samen met het Ministerie van Milieu te trekken.

Middels ondersteuning van de Stichting Tropenbos, het Center of International Forestry Research (CIFOR) en het International Center for Research in Agroforestry (ICRAF) is het onderzoek naar bosbescherming en duurzaam bosbeheer in relatie tot armoedebestrijding vormgegeven. Daarbij wordt door Ontwikkelingssamenwerking veel nadruk gelegd op de samenwerking met lokale onderzoeksinstituten gericht op vragen uit de landen zelf.

Als derde pijler kan genoemd worden dat Ontwikkelingssamenwerking ook gericht de integratie van de bossenagenda in andere sectoren wil aanpakken. Uit onderzoek blijkt dat de grootste bedreigingen voor het tropisch bos in beleid en activiteiten in andere sectoren liggen, zoals ruimtelijk ordeningsbeleid, eigendomskwesties en marktregelingen. Een concrete stap in die richting is gezet om via het partnershipprogramma met de Wereldbank te bevorderen dat bijvoorbeeld bij het opstellen van de Poverty Reduction Strategy Papers (gerelateerd aan de armoedebestrijding van ontwikkelingslanden) actief milieuoverwegingen met betrekking tot bossen meegenomen worden. Verder zal de aandacht voor biodiversiteit en bossen in relatie tot WTO, het klimaatverdrag en milieueffectrapportages aandacht krijgen.

Centraal in bovenstaande activiteiten, staat voor de regering de rol die duurzaam bosbeheer kan spelen in het bestrijden van de armoede. Daarom zal in de aanloop naar Rio + 10 en de CoP 6 van het biodiversiteitsverdrag, in het komende jaar getracht worden de bevindingen van de integratie van bosbehoud en rurale ontwikkeling over de afgelopen jaren te in beeld te brengen.

De evaluatie van de Ontwikkelingssamenwerking-inspanningen in het kader van het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR) is inmiddels afgerond. Binnenkort zal de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hierover een uitgebreide reactie aan uw Kamer doen toekomen.

Samenwerking met producentenlanden tropisch hout

In de vorige voortgangsrapportage (21 517/25 273, 30) is vermeld dat de bilaterale samenwerking met Gabon en Kameroen is beëindigd. Het gemis hiervan wordt deels gecompenseerd door het feit dat de Internationale Tropisch Hout Organisatie (ITHO) heeft besloten samen te werken met de African Timber Organisation (ATO).

Doel hiervan is het verlenen van ondersteuning bij het ontwikkelen van criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer.

De bilaterale samenwerking met Indonesië staat sinds enkele jaren op een laag pitje. Indonesië is doende een nieuw integraal bosbeleid te formuleren. In de beleidsafspraken rond de samenwerking tussen Nederland en Indonesië is niet voor de sector bossen gekozen.

De samenwerking met Maleisië verloopt goed. In november 2000 vond de vijfde bijeenkomst plaats van de gemeenschappelijke werkgroep inzake bosbouw. Daarbij is geconstateerd dat de samenwerking met de Stichting Keurhout een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de Maleisische criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer.

Tijdens de bijeenkomst van de werkgroep werden twee projecten ondertekend voor medefinanciering door Nederland van bescherming van veenmoerassen op Sarawak.

Nationaal beleid

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in het nationale beleid betreffende het bosbeheer en het gebruik van duurzaam geproduceerd hout.

Bosbeleid in Nederland

In juli 2000 is de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur uitgebracht. Deze nota vervangt vier bestaande nota's integraal: Natuurbeleidplan, Nota Landschap, Bosbeleidsplan en Strategisch Plan van Aanpak Biodiversiteit. De nota schetst de aanpak van het natuurbeleid voor de komende 10 jaar. Het bosbeleid maakt daarvan dus nu een integraal deel uit.

Het kabinet zet in op verbetering van het instrumentarium voor een goede uitvoering van het natuurbeleid.

Soortenbescherming

Dit voorjaar wordt de rode lijst van vaatplanten gepubliceerd. In de toelichting hierop zal specifieke aandacht worden besteed aan (boom)soorten waarvan het inheemse genenmateriaal met uitsterven wordt bedreigd. Om deze reden wordt ernaar gestreefd dit jaar eveneens een genenbank dan wel zaadgaarde op te richten. Daarbij worden de mogelijkheden onderzocht van samenwerking met andere EU-landen, te beginnen met België.

Aktieplan hout

In september 1999 is aan de staatsecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het Aktieplan Hout 2000 aangeboden. Zij nam dit plan in ontvangst mede namens de minister van Economische Zaken. Het plan is opgesteld door een brede vertegenwoordiging vanuit de bos- en houtsector en beoogt door concrete acties te komen tot het versterken van de Nederlandse bos- en houtsector en de benutting van het gebruik van hout in Nederland te vergroten. Houtverkoop blijft een belangrijke inkomensbron voor de Nederlandse boseigenaren en is voor een duurzame economische basis van het beheer essentieel.

Certificering bosbeheer

In Nederland is het areaal gecertificeerd bos het afgelopen jaar gegroeid. Het huidige areaal bedraagt 69 000 ha, waarvan 56 000 ha in beheer is van Staatsbosbeheer.

Het Staatsbosbeheer verwacht dit jaar al haar bossen (totaal ruim 85 000 ha) gecertificeerd te hebben.

Het afgelopen jaar is tussen verschillende belanghebbenden bij het Nederlands bosbeheer overeenstemming bereikt over een standaard voor duurzaam bosbeheer op basis van de uitgangspunten van de FSC. De werkgroep die de standaard heeft ontwikkeld is door de regering financieel ondersteund. In afwachting van finale goedkeuring door het hoofdkantoor van de FSC kunnen Nederlandse bossen binnenkort op basis van de nieuwe standaard gecertificeerd worden. De criteria die in standaard zijn opgenomen geven een extra impuls aan de kwaliteit van het beheer op bedrijfsniveau.

Kosten van certificering van kleine bosbedrijven

Kleine bosbedrijven die hun beheer gecertificeerd willen hebben worden geconfronteerd met relatief hoge kosten per hectare. In een in opdracht van LNV uitgevoerd onderzoek zijn deze kosten in beeld gebracht. Daarbij is bezien welke mogelijkheden er zijn om deze kosten te drukken. Certificering van groepen boseigenaren (in zogenaamde bosgroepen) bleek hierbij een belangrijk middel te zijn, dat evenwel extra kosten met zich meebrengt voor de verbetering van de interne organisatie en administratie. Hoewel uiteindelijk een besparing van kosten kan worden gerealiseerd, blijven de kosten voor kleine bosbedrijven relatief hoog: f 14,– tot f 60,– per ha per jaar.

Momenteel wordt door de bossector eerst bezien of door eenvoudiger wijze van certificering de kosten nog verder kunnen worden gereduceerd. Daartoe wordt het reeds lopende overleg met de certificeerders en het FSC voortgezet.

Boscertificaten

Momenteel wordt een structuur tot stand gebracht waarmee de CO2-vastleggende eigenschap van bos wordt gewaardeerd. In onderlinge samenwerking realiseren LNV, VROM en de Stichting Nationaal Groenfonds een systeem waarmee boscertificaten op de markt worden gebracht, die een hoeveelheid vastgelegde CO2 vertegenwoordigen. Het uit te geven certificaat dient naast de vastlegging van een hoeveelheid CO2 eveneens te waarborgen dat het bos duurzaam wordt beheerd, waarbij tenminste dient te worden voldaan aan de eisen zoals geformuleerd in de Nota Houtcertificering en Duurzaam Bosbeheer van februari 1997 (25 273, nr. 1).

Bevordering gebruik duurzaam geproduceerd hout

De regering bevordert het gebruik van duurzaam geproduceerd hout door middel van diverse instrumenten.

Duurzaam Bouwen

Duurzaam materiaalgebruik is een van de thema's van het beleid met betrekking tot duurzaam bouwen. In het Beleidsprogramma Duurzaam Bouwen 2000–2004 is specifiek voor dit thema in het Uitvoeringsprogramma van de nota een actie opgenomen ter stimulering van het gebruik van hernieuwbare grondstoffen (waaronder duurzaam geproduceerd hout) in de bouw.

Acties die zullen worden uitgevoerd in het kader van duurzaam bouwen zijn vooral gericht op de overdracht van kennis over duurzaam geproduceerd hout, onderzoek naar de technische eigenschappen van onbekende houtsoorten die met een duurzaamheidscertifcaat op de markt worden gebracht, en het tonen van aansprekende voorbeelden van houttoepassingen in de Nederlandse bouw. Ten behoeve van de monitoring van de toename van het gebruik van duurzaam geproduceerd hout in Nederland wordt monitoringsonderzoek uitgevoerd door de Stichting Keurhout en de Stichting Goed Hout.

In het kader van duurzaam bouwen zijn voor de verschillende bouwsectoren in Nederland (t.w. woningbouw, stedenbouw, utiliteitsbouw en grond- weg en waterbouw) Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen opgesteld. In deze nationale pakketten zijn maatregelen opgenomen ter stimulering van de toepassing van vernieuwbare grondstoffen, of specifiek van duurzaam geproduceerd hout. De Rijksgebouwendienst heeft het Nationaal Register Duurzaam bouwen getekend en hanteert daarmee het Nationaal pakket als uitgangspunt. Aansprekende voorbeelden tot nu toe zijn het gebouw van IBN-DLO (thans Alterra) in Wageningen en het dienstkringkantoor van Rijkswaterstaat in Terneuzen.

Rijkswaterstaat continueert haar beleid om terughoudend te zijn in het gebruik van niet-duurzaam geproduceerd hout en voert een actief beleid om duurzaam geproduceerd hout in de grond-, weg- en waterbouwsector te bevorderen. Hiertoe worden onderzoeken verricht en proef- en demonstratieprojecten opgezet. Deze zijn vooral gericht op het stimuleren van nieuwe gecertificeerde houtsoorten en het ontwikkelen van nieuwe toepassingen van hout.

Om duurzaam bouwen in de bouwregelgeving te verankeren werkt NEN-Bouw aan een bepalingsmethode om op basis van een levenscyclusanalyse het milieu-effect van de constructie van een woning te kunnen bepalen: het zogenoemde materiaalgebonden milieuprofiel van een gebouw (mmg). Belangrijke parameters daarin zijn «grondstofuitputting» en «emissie». Het gebruik van duurzaam geproduceerd hout zal naar verwachting indirect worden gestimuleerd door de inzet van het mmg-instrument. Met het oog op het realiseren van een gemeenschappelijk overheidsbeleid voor stimulering van de toepassing van duurzaam geproduceerd hout in de bouw hebben de ministeries van EZ, LNV, V&W en VROM besloten om, in het kader van het Tweede Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen (SOD II), te onderzoeken of er behoefte is aan nieuwe instrumenten/overheidsbeleid, zoals het opstellen van een Implementatieplan «Meer hout in de bouw».

Vergroening van het fiscale stelsel

Aan de Werkgroep Vergroening van het Fiscale Stelsel is de suggestie gedaan onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een fiscale stimulans voor het gebruik van duurzaam geproduceerd hout. De werkgroep heeft dit momenteel in onderzoek. De werkgroep zal in juli 2001 advies uitbrengen aan de betrokken bewindslieden van Financiën, EZ, VROM, LNV, en V&W.

Groen Beleggen

Binnen de Regeling groenprojecten (Groen Beleggen) is de mogelijkheid geschapen om voor duurzame nieuwbouwwoningen en duurzaam gerenoveerde woningen een zogenoemde Groene Hypotheek te verwerven. De stimulering van het gebruik van duurzaam hout door deze faciliteit is gecontinueerd. Deze maatregel loopt vooralsnog tot januari 2002. Van de faciliteit voor de groene hypotheek werd inmiddels voor ongeveer 8000 woningen gebruik gemaakt.

Wijziging van de Wet Milieubeheer

Momenteel ligt het initiatiefvoorstel van mevrouw Vos (GroenLinks) (23 982/26 998) tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout) bij de Eerste Kamer. Doelstelling van het initiatiefvoorstel is het gebruik van duurzaam geproduceerd hout te stimuleren door hout dat in Nederland op de markt wordt gebracht te voorzien van een label. Hierbij worden bedrijven verplicht om een administratie bij te houden met betrekking tot de herkomst van houtproducten en om een merkteken aan te brengen op houtproducten die in Nederland worden verhandeld, dat aangeeft of het hout al dan niet afkomstig is uit een gebied waar hout duurzaam wordt geproduceerd.

Zoals reeds bij de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer is aangekondigd, zal het kabinet zijn standpunt over het initiatiefvoorstel ten tijde van de mondelinge behandeling daarvan in de Eerste Kamer kenbaar maken.

Programma Duurzaam Inkopen

Het Programma Duurzaam Inkopen is er om overheden te stimuleren tot het inkopen van duurzame producten. De basis hiervoor is gelegd in de nota Milieu en Economie uit 1997. Op basis van de Nota Milieu en Economie (25 405) stimuleert het Programma Duurzaam Inkopen de inkopers bij de overheid om duurzame producten aan te schaffen, zoals hout met een FSC- of daaraan gelijkwaardig keurmerk. Voor het programma zijn informatiepakketten opgesteld met specifieke milieuoverwegingen om de inkoper concreet te ondersteunen bij het doen van duurzame aanbestedingen. Landelijk heeft het Programma Duurzaam Inkopen een groeiend aantal deelnemers die de richtlijnen voor duurzaam inkopen hebben overgenomen, waarmee de overheid een voorbeeldfunctie vervult.

Evaluatie minimumeisen houtcertificering

Een evaluatie van de toepassing van de minimumeisen voor houtcertificering is inmiddels afgerond. Het doel van deze evaluatie is tweeledig; enerzijds moet duidelijk worden hoe de minimumeisen momenteel in Nederland worden toegepast en anderzijds wordt bekeken in hoeverre de toepassing van de minimumeisen bijdraagt aan het behalen van de doelstelling om al het in Nederland verhandelde en gebruikte hout afkomstig te laten zijn uit landen/gebieden waar een bosbeleid wordt gevoerd en in praktijk gebracht dat gericht is op bescherming en duurzaam beheer. Het door KPMG opgestelde eindrapport wordt op het ogenblik bestudeerd. Het beleid ten aanzien van houtcertificering zal op grond van de bevindingen worden bezien en onze beleidsreactie zal u later toegestuurd worden.

Slotopmerking

Wij hebben met deze brief een overzicht gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen betreffende het internationale en daarmee samenhangende nationale bosbeleid, alsmede van de bevordering van het gebruik van duurzaam geproduceerd hout in ons land.

Wij zijn van mening dat met het tot nu toe uitgevoerde beleid vooruitgang is geboekt. Niettemin is er nog een lange weg te gaan voordat mondiaal de ontbossing gestopt is en van bosbehoud en duurzaam bosbeheer gesproken kan worden. Hoe moeizaam die weg soms ook is, het te bereiken doel is van groot gewicht en vereist dat Nederland in het mondiale debat blijft deelnemen en dit debat waar mogelijk stimuleert.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. L. Herfkens


XNoot
1

N.B. In de landen waarmee de zogenaamde duurzame ontwikkelingsverdragen zijn afgesloten, Buthan, Benin en Costa Rica, financiert het DGIS ook enkele bossenactiveiten.

Naar boven