21 517
Tropisch regenwoud

nr. 29
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 februari 1997

1. Inleiding

Conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg (AO) Tropisch Regenwoud d.d. 5 september 1996 (21 517, nr. 27), informeer ik u hierbij mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Minister voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de voortgang op het gebied van de bilaterale samenwerking inzake tropisch hout met de vier voor de Nederlandse markt belangrijkste producentenlanden van tropisch hout en houtproducten: Kameroen, Gabon, Indonesië en Maleisië (hierna: «de bilaterale samenwerking»). Hieronder wordt allereerst de achtergrond van de bilaterale samenwerking geschetst. Daarna volgt een uiteenzetting van de stand van zaken per land. Tot slot wordt op basis van de uitkomsten van een recente, nadere gedachtenvorming over de aard en inhoud van de bilaterale samenwerking tussen de betrokken departementen ingegaan op de toekomstige samenwerking.

Voor de duidelijkheid zij vermeld dat buiten het kader van de bilaterale samenwerking als bedoeld een veel grotere groep landen in het kader van het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud via instrumenten en gelden van Ontwikkelingssamenwerking wordt geholpen met de bevordering van duurzaam bosbeheer en duurzame houtproduktie. Hierop wordt in deze brief niet nader ingegaan.

2. Achtergrond

Per 31 december 1995 heeft het Convenant Tropisch Hout (CTH) zijn werking verloren. Een van de activiteiten onder het CTH betrof de bilaterale samenwerking in het kader van Joint Working Groups (JWGs) respectievelijk Groupes de Travail Conjoints (GTCs).

De bilaterale samenwerking is gestoeld op economische samenwerkingsovereenkomsten in relatie tot Indonesië en Maleisië en op briefwisselingen tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en haar counterparts in Gabon en Kameroen.

Tot 15 mei 1996 zijn de voormalige partijen bij het CTH bijeengekomen als Ad hoc groep samenwerking tropisch hout teneinde de activiteiten van de Stuurgroep CTH af te wikkelen, een vinger aan de pols van lopende activiteiten te houden en als platform voor voorstellen voor verdere samenwerking na 15 mei 1996 te fungeren. Bij het maken van afspraken over de verdere samenwerking is zijdens de overheid aangegeven dat interdepartementaal een nadere gedachtenvorming over de aard en inhoud van de bilaterale samenwerking zou plaatsvinden, welke gedachtenvorming zoals aangegeven recentelijk heeft plaatsgevonden. Het advies Duurzaam Bosbeheer en Certificering in de Tropen; Van Theorie naar Praktijk in de Bilaterale Samenwerking (juni 1996) van de Ad hoc-werkgroep Duurzaam Bosbeheer (ADB) onder leiding van Professor dr. C.W. Stortenbeker gericht aan de Interdepartementale Werkgroep Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (IWRTR) is als achtergronddocumentatie in de gedachtenvorming betrokken. Dit advies is ter kennisneming bijgesloten.1

3. Stand van zaken

3.1. Kameroen

In april 1994 te Yaoundé en in april 1995 te 's-Gravenhage hebben twee bijeenkomsten van de Groupe de Travail Conjoint (GTC) plaatsgevonden. Tussentijds heeft in oktober 1994 een technische missie (TM) naar Kameroen plaatsgevonden.

Ten aanzien van de verschillende onderdelen van de samenwerking kan het volgende gemeld worden:

– criteria en indicatoren (c&i) voor duurzaam bosbeheer: Kameroen wenst de aandacht vooral te concentreren op de samenwerking in ITHO en de in het kader van deze organisatie ontwikkelde globale criteria en ziet de bilaterale samenwerking op dit terrein vooral als een «cadre de réflexion»;

– toetsing van criteria en indicatoren: de toepassing van c&i zowel op nationaal niveau als op het niveau van de bosbeheerseenheid is uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Concrete toetsing van criteria heeft echter nog niet plaatsgevonden. De TM concludeerde dat toepassing van c&i op het niveau van de bosbeheerseenheid op niet al te lange termijn denkbaar zou zijn; waar het gaat om het nationaal niveau lijkt dit verder weg te liggen;

– project duurzaam bosbeheer: overeenstemming is bereikt over de Terms of Reference (TOR) van een proefproject;

– certificering duurzaam bosbeheer/proefzending duurzaam geproduceerd hout: er zijn nog geen concrete afspraken gemaakt over een certificeringsinstantie dan wel over een proefzending. Wel heeft Kameroen aangegeven dat activiteiten inzake certificering op een of andere wijze dienen te worden geïncorporeerd in het bovengenoemde proefproject. Het wachten is op aanwijzing van concessies door de Kameroense autoriteiten alvorens met genoemd proefproject kan worden gestart.

In de bilaterale samenwerking met Kameroen zijn sinds de tweede bijeenkomst van de GTC geen nieuwe concrete ontwikkelingen te melden. Tijdens informeel overleg en marge van de 21e zitting van de ITHO-Raad (Yokohama, 13–20 november 1996) is van Kameroense zijde interesse getoond om de bilaterale samenwerking te continueren.

3.2. Gabon

In juni 1994 heeft te Libreville een voorbereidingsbijeenkomst van de GTC plaatsgevonden. Een volgende stap is gezet door de TM die in april 1995 een bezoek heeft gebracht aan Gabon. Tijdens deze missie waaraan door experts van zowel Nederlandse als Gabonese zijde is deelgenomen, zijn de volgende zaken aan de orde gesteld:

– criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer: een start is gemaakt met het gezamenlijk vaststellen en uitwerken van c&i op basis van de ITHO-criteria en de zogeheten Stortenbeker-criteria;

– project duurzaam bosbeheer: de Gabonese overheid staat welwillend tegenover de opzet van één of meerdere projecten inzake duurzaam bosbeheer. Van Nederlandse zijde is een voorstel voor TOR opgesteld. Bovendien zijn afspraken gemaakt over locaties die voor een proefproject in aanmerking komen;

– proefzending: de Gabonese overheid staat tevens welwillend tegenover een proefzending.

In juli 1996 heeft Nederland aan de Gabonese autoriteiten voorgesteld om voor eind 1996 een eerste bijeenkomst van de GTC in Nederland te houden. Tot op heden is op dit voorstel nog geen officiële reactie van Gabon ontvangen. Wel is tijdens informeel overleg en marge van de 21e zitting van de ITHO-Raad van Gabonese zijde aangegeven dat het voorstel positief is ontvangen en een voorkeur bestaat om de bijeenkomst in juni 1997 te laten plaatsvinden.

3.3. Indonesië

Voor Indonesië is een evenwichtige behandeling van de problemen inzake bosbouw in het algemeen en certificering voor de promotie van de handel in duurzaam geproduceerd hout een voorwaarde geweest voor de instelling van een Joint Working Group (JWG).

De eerste bijeenkomst van de JWG heeft in januari 1995 te Jakarta plaatsgevonden en was vooral verkennend van aard. Door Indonesië werden ideeën voor bosbouwprojecten naar voren gebracht.Tijdens de tweede bijeenkomst van de JWG in juli 1995 te 's-Gravenhage is vastgesteld dat voor het daadwerkelijk in behandeling nemen van de gepresenteerde voorstellen een meer concrete formulering noodzakelijk was. Wat certificering betreft, werd overeengekomen aan de uitvoering te werken van een proefzending gecertificeerd hout uit duurzaam beheerd bos van Indonesië naar Nederland om certificering en de ontvangst van gecertificeerd hout op de Nederlandse markt te testen. In oktober 1996 heeft te Denpasar de derde bijeenkomst van de JWG plaatsgevonden.

Wat betreft de bosbouwprojecten zijn concrete afspraken voor verdere stappen gemaakt. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hebben met ingang van 1 januari 1997 fondsen vrijgemaakt voor een financiële bijdrage; gekeken wordt naar verdere mogelijkheden voor het verlenen van financiële bijdragen. Wat betreft certificering is de belangstelling voor samenwerking aan Indonesische zijde groter geworden door de ontwikkelingen in het Nederlandse beleid. Overeengekomen is dat na afronding van de LEI-veldtesten en de evaluatie daarvan en de vaststelling van de Nederlandse minimumeisen voor keurmerken voor duurzaam geproduceerd hout een gezamenlijk project voor een proefzending hout zal worden geformuleerd. Het project heeft tot doel certificering binnen het gegeven kader te toetsen en een indruk te krijgen van de reactie van de Nederlandse markt.

3.4. Maleisië

In april 1996 heeft te Kuala Lumpur de derde bijeenkomst van de JWG plaatsgevonden. Het teruglopende marktaandeel in Nederland is voor Maleisië het doorslaggevende argument gebleken om te komen tot afspraken op het terrein van vrijwillige certificering.

Begin juni 1996 is gestart met een proefstudie die het traject van het Maleisische bos tot de Nederlandse consument in beeld zal brengen. De proefstudie vindt plaats op «business-to-business»-basis. Van Maleisische zijde is ingestemd met de beoordeling van het bosbeheer en het volgen van het hout door de vervoers- en verwerkingsketen tot Rotterdam door een onafhankelijke certificerende instelling (SGS). SGS zal een voorlopig certificaat afgeven onder voorwaarde dat de bosbeheerders die deelnemen aan de proefstudie stapsgewijs uiterlijk in het jaar 2000 voldoen aan de door Maleisië op basis van de ITHO-criteria gestelde eisen voor duurzaam bosbeheer. SGS zal de voortgang jaarlijks monitoren. Voor het Nederlandse traject is de Stichting Keurhout aanspreekpunt. Een proefzending hout is voorzien in het eerste kwartaal van 1997. Ter afsluiting van de proefstudie zullen gezamenlijke seminars in Nederland en Maleisië plaatsvinden.

Wat betreft «ramin» of andere tropische boomsoorten is de lucht geklaard nadat het Nederlandse voorstel tot plaatsing van de boomsoort ramin op Appendix II van Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde, in het wild levende dieren en plantensoorten (CITES) tijdens de laatstgehouden CITES-conferentie eind 1994 had geleid tot een verslechtering van de bilaterale relatie. Maleisië en Nederland hebben conform de gemaakte afspraken gezamenlijk in oktober 1996 de conclusies en aanbevelingen van een TM inzake ramin onder de aandacht gebracht van het CITES-Plantencomité.

4. Toekomstige samenwerking

Het proces van de bilaterale samenwerking kan in algemene zin als waardevol maar moeizaam worden getypeerd. Waardevol is dat de bilaterale samenwerking een directe mogelijkheid biedt tot het in positieve zin beïnvloeden van het beleid van de voor Nederland belangrijkste tropisch houtproducerende landen. Niettemin is een constructieve opstelling van de producentenlanden een belangrijke voorwaarde voor voortgang en succes inzake de bilaterale samenwerking. De intensiteit van de samenwerking en de geboekte voortgang verschillen sterk van land tot land. Indonesië en Maleisië vormen zowel wat betreft handelsvolume als in beleidsmatig opzicht het zwaartepunt.

Uitbreiding van de samenwerking met andere landen wordt niet nagestreefd. Het streven is om de samenwerking binnen de bestaande kaders te verdiepen. De Nederlandse inzet zal ten principale gericht blijven op realisering van de ITHO Jaar-2000-Doelstelling en beïnvloeding van het nationale beleid via handelsgerelateerde instrumenten. In de praktijk is wel een zekere verbreding van gespreksonderwerpen en activiteiten opgetreden.

De volgende uitgangspunten blijven van kracht:

– gemeenschappelijkheid;

– aansluiten bij lopende initiatieven en ontwikkelingen zowel in het kader van de bilaterale samenwerking alsook in de producentenlanden zelf;

– bijdragen in breed internationaal kader aan de discussies en ontwikkelingen op het gebied van certificering en duurzaam bosbeheer;

– pragmatische aanpak per land.

Het huidige instrumentarium van gezamenlijke werkgroepen, technische missies en proefprojecten en -studies voldoet. Belang wordt gehecht aan proefprojecten en -studies aangezien op deze wijze met actieve betrokkenheid van private marktpartijen (bedrijfsleven, milieubeweging) concrete voortgang kan worden geboekt.

In 1997 zijn vooralsnog de volgende activiteiten op het gebied van de bilaterale samenwerking inzake tropisch hout met de vier contactlanden voorzien:

– Kameroen: door Nederland zal de interesse en bereidheid van de Kameroense autoriteiten om de samenwerking een nieuwe impuls te geven, worden gepeild;

– Gabon: gestreefd wordt naar het houden van een bijeenkomst van de GTC in Nederland in juni aanstaande;

Indonesië: een delegatie van de Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen (VVNH), geselecteerde importeurs en de Stichting Keurhout zal in het voorjaar naar Indonesië reizen om daar in overleg met APHI, LEI, geselecteerde concessiehouders en met betrokkenheid van het Indonesische Ministerie van Bosbouw verdere afspraken over de uitvoering van de beoogde proefzending te maken. De vierde bijeenkomst van de JWG zal in september te 's-Gravenhage plaatsvinden;

– Maleisië: naar verwachting zullen in het eerste halfjaar de proefstudie en twee voorziene gezamenlijke seminars ter presentatie van de resultaten van de proefstudie (één in Nederland; één in Maleisië) plaatshebben. De voorziene minimumeisen voor keurmerken voor duurzaam geproduceerd hout dienen bij de (beoordeling van) de proefstudie te worden betrokken. Het streven is om een vierde bijeenkomst van de JWG te laten plaatsvinden.

5. Informatie

Teneinde een zo goed mogelijke informatie-uitwisseling te bewerkstelligen tussen overheid, bedrijfsleven en milieubeweging inzake relevante aangelegenheden zoals de bilaterale samenwerking zal periodiek een driehoeksoverleg plaatsvinden. Het eerste overleg zal plaatshebben nadat de regering een voorlopig standpunt heeft ingenomen omtrent de minimumeisen voor keurmerken voor duurzaam geproduceerd hout. De Tweede Kamer zal in principe via de jaarlijkse voortgangsrapportage inzake de uitvoering van het RTR worden geïnformeerd over de voortgang inzake de bilaterale samenwerking.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-Van Weele


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven