21 517
Tropisch Regenwoud

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 maart 1996

Op 25 oktober 1995 is U het Jaarplan 1995/1996 voor de uitvoering van het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR) aangeboden.

In de begeleidende brief (II, '95–'96, 21 517, nr. 21) werd onder meer gewag gemaakt van de ontwikkeling van een operationeel systeem voor de certificering van duurzaam geproduceerd hout. Gezien de belangstelling die gedurende de afgelopen maanden blijkens verscheidene schriftelijke vragen voor dit onderwerp is getoond, stel ik het op prijs U mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken te informeren over de recente ontwikkelingen ter zake en de daarbij door de overheid ontplooide initiatieven.

1. Vervolg Convenant Tropisch Hout

Op 31 december 1995 is formeel een eind gekomen aan het Convenant Tropisch Hout (CTH). Hoewel bij de uitvoering van de tweede (experimenteer)fase van het CTH niet alle gestelde doelen konden worden bereikt, zijn er belangrijke resultaten geboekt, met name op het terrein van de tracering in Nederland van gecertificeerd hout, waarop hieronder nader zal worden ingegaan.

Mede op basis van de evaluatie van het CTH hebben overheid en bedrijfsleven in december 1995 besloten de samenwerking voorlopig voort te zetten in de vorm van een Ad hoc-groep Samenwerking Tropisch Hout onder voorzitterschap van prof. dr. L. Ginjaar, met als doel de lopende activiteiten van de Stuurgroep CTH af te ronden, de vinger aan de pols te houden m.b.t. ontwikkelingen rond de houtcertificering en vóór 31 maart a.s. nadere voorstellen te formuleren voor de toekomstige samenwerking.

Inmiddels hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de overheid – zowel op politiek als ambtelijk niveau –, bedrijfsleven en betrokken NGO's. Deze gesprekken worden momenteel voortgezet.

Hoewel verschillend wordt gedacht over de te hanteren middelen, zijn alle partijen het eens over het te bereiken doel, te weten de introductie van een effectief keurmerksysteem als instrument voor de bevordering van duurzaam bosbeheer en markttoegang. Om deze reden hebben wij de NGO's en het bedrijfsleven nadrukkelijk gevraagd om, uitgaande van de door alle partijen onderschreven doelstelling, gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor de organisatie van het Nederlandse keurmerkproces. Het bedrijfsleven is hiertoe in principe bereid. Wij wachten op een reactie van de NGO's.

2. Het Coopers & Lybrand rapport en de Stichting Keurhout

Zoals aangekondigd in de begeleidende brief bij het Jaarplan RTR 1995/1996, is in december 1995 een belangrijke bouwsteen voor het certificeringssysteem gereed gekomen in de vorm van het Coopers & Lybrand rapport inzake de methodologie van de certificering. Het voorgestelde systeem voorziet in het begeleiden van duurzaam geproduceerd hout van de Nederlandse aanvoerhaven tot de consument via een systeem van accountants- en administratieve controle en resulteert in een betrouwbaar keurmerk voor eindgebruikers van hout en houtprodukten. Het systeem is zodanig van opzet dat meerdere keurmerken, waaronder ook die van de Forest Stewardship Council, kunnen worden toegepast. Het advies van Coopers & Lybrand bevat tevens een invoeringsplan met voorstellen voor een beheersorganisatie voor het Nederlandse traject van het vrijwillig certificeringssysteem.

Onlangs hebben wij besloten de spoedige instelling van een beheersorganisatie te zullen bevorderen. Inmiddels hebben de vertegenwoordigers van de houtsector in de Ad hoc-groep Samenwerking Tropisch Hout voorstellen gepresenteerd voor de oprichting van een stichting met als voorlopige werknaam «Stichting Keurhout», die zal dienen als centraal beherend orgaan voor het keurmerksysteem en als zodanig diverse taken uitvoert op het gebied van rechtentoekenning, keurmerkverlening, controle en monitoring. Naar het zich laat aanzien zal de stichting op 1 april a.s. worden opgericht door diverse organisaties van werkgevers en werknemers in de houtsector.

De relevante NGO's (Milieudefensie, Novib, WNF en Nederlands Comité voor IUCN) zijn uitdrukkelijk uitgenodigd in de organen van de stichting te participeren.

Overeenkomstig het overheidsbeleid zoals beschreven in de nota «Normen, Certificaten en Open Grenzen» (II, '94–'95, 21 670, nrs. 7 en 8, van 23 februari '95) is ons uitgangspunt ten aanzien van de voorgestelde stichting de primaire verantwoordelijkheid van de marktpartijen voor de ontwikkeling en uitvoering van het keurmerksysteem. Tegen deze achtergrond zal de overheid vooral faciliterend en stimulerend optreden en in de oprichtingsfase als waarnemer participeren in het bestuur van de stichting. Voorts kan waar nodig expertise beschikbaar worden gesteld, bijv. ten behoeve van het binnen de stichting in te stellen college van deskundigen, dat zal adviseren over de inhoudelijke aspecten van het keurmerksysteem.

3. Ad hoc-werkgroep Duurzaam Bosbeheer

In oktober 1995 is aan prof. dr. C.W. Stortenbeker, die in 1994 advies had uitgebracht over criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer, een tweetal opdrachten verleend door respectievelijk de Stuurgroep CTH en de Interdepartementale Werkgroep RTR.

De opdracht van de IWRTR betreft de bilaterale samenwerking met de vier voornaamste producentenlanden van tropisch hout, t.w. Gabon, Kameroen, Indonesië en Maleisië. Gevraagd is op basis van een analyse van de samenwerking tot nu toe aan te geven welke volgende stappen zouden moeten worden ondernomen o.a. met betrekking tot de voorbereiding van proefprojecten voor duurzaam bosbeheer. Het gaat hierbij zowel om het totaalbeeld van de bilaterale samenwerking als om zo concreet mogelijke richtlijnen per land. In de tweede opdracht, afkomstig van de Stuurgroep CTH, is advies gevraagd over de ontwikkeling van een gefaseerd keurmerk en de uitwerking daarvan in bilateraal kader. Dit advies zal worden gebruikt bij het verder vormgeven van het certificeringsproces, met name ten aanzien van de certificering van duurzaam bosbeheer in de produktiebossen.

Voor de uitwerking van beide opdrachten heeft de heer Stortenbeker een Ad hoc-werkgroep Duurzaam Bosbeheer ingesteld, die als uitgangspunt heeft genomen dat haar aanbevelingen zoveel mogelijk dienen aan te sluiten bij lopende initiatieven en een bijdrage moeten leveren aan de (inter)nationale discussies op het gebied van ontwikkeling van richtlijnen en certificering van duurzaam bosbeheer en duurzame houtproduktie, met name in de tropen.

De eindrapportage van de groep wordt vóór eind maart 1996 verwacht.

4. Samenwerking met de producentenlanden

Vooruitlopend op de adviezen van de Ad hoc-werkgroep Duurzaam Bosbeheer, die de basis moeten vormen voor een samenhangend bilateraal beleid op het terrein van het tropisch hout, zijn in de afgelopen periode de volgende initiatieven genomen om de samenwerking met de vier voornaamste producentenlanden zoveel mogelijk inhoud te geven.

a. Gabon

In april 1995 heeft een technische missie een bezoek gebracht aan Gabon, waarbij onder meer is gesproken over de opzet van een proefproject duurzaam bosbeheer en een proefzending duurzaam geproduceerd hout. Het ligt in het voornemen dit voorjaar een volgende technische missie te doen plaatsvinden en een bijeenkomst te beleggen van de Groupe de Travail Conjoint teneinde nadere afspraken te maken over de bovengenoemde zaken.

b. Indonesië

In januari en juli 1995 hebben respectievelijk in Indonesië en Nederland bijeenkomsten plaatsgehad van de gezamenlijke Technische Werkgroep Bosbouw en Houthandel. Er zijn principe-afspraken gemaakt over een proefproject duurzaam bosbeheer, inclusief het certificeringstraject. In maart a.s. zal een bijeenkomst van de Gemengde Economische Commissie Nederland-Indonesië worden gehouden. Er wordt naar gestreefd tijdens deze bespreking te komen tot afspraken over concrete vervolgacties.

c. Kameroen

In april 1995 heeft een tweede bijeenkomst van de Groupe de Travail Conjoint plaatsgevonden, waarbij de resultaten van de in 1994 gehouden technische missie zijn besproken. Bij die gelegenheid is overeenstemming bereikt over de opzet van een proefproject duurzaam bosbeheer. Kameroen heeft aangegeven dat activiteiten inzake certificering dienen te worden geïncorporeerd in dit proefproject.

Momenteel is men in Kameroen druk doende met de implementering van de nieuwe boswetgeving. Het wachten is thans op aanwijzing door de Kameroenese autoriteiten van een concessie waar het proefproject duurzaam bosbeheer van start kan gaan. Wanneer deze aanwijzing heeft plaatsgevonden zal een formuleringsmissie vanuit Nederland vertrekken om het project concrete vorm te geven.

d. Maleisië

Nadat in december 1994 met bevredigend resultaat een technische missie had plaatsgevonden naar Maleisië, verliep het vervolg van de samenwerking in 1995 aanvankelijk minder voorspoedig. Vermoedelijk is het Nederlandse voorstel in CITES-kader om de houtsoort Ramin aan een monitoring-regime te onderwerpen hieraan mede debet geweest. In januari 1996 is echter een tweede technische missie naar Maleisië gezonden, die concrete aanbevelingen heeft opgeleverd over onder meer de toepassing van de ITHO-criteria op concessieniveau, de ondersteuning van bosbeschermings- en aanplantprojecten en onderzoek naar de status van Ramin in Maleisië. Het voornemen bestaat nog dit voorjaar in Kuala Lumpur een bijeenkomst te beleggen van de Joint Working Group, teneinde nadere afspraken te maken over de aanbevelingen van de technische missie.

5. Overige internationale samenwerking

In een groot aantal internationale organisaties worden momenteel initiatieven ontwikkeld op het terrein van criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer en de houtcertificering. Onder meer kunnen worden genoemd de EU, het CSD-Bossenpanel, de ITHO en de ISO.

Nederland participeert actief in deze organisaties en tracht de eigen activiteiten op het terrein van de houtcertificering zoveel mogelijk op de internationale ontwikkelingen af te stemmen.

Zoals bij de presentatie van het Jaarplan RTR 1995/1996 is aangekondigd, zal U aan het eind van de planperiode een voortgangsrapportage worden aangeboden. Bij die gelegenheid zullen wij U nader informeren over het verloop van de nationale en internationale ontwikkelingen op het terrein van de houtcertificering.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven