21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 266 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2016

Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor wat betreft het onderdeel Jeugd mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor wat betreft het onderdeel Sport mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) die op 21 en 22 november 2016 zal plaatsvinden onder Slowaaks Voorzitterschap.

In de bijlage worden de onderwerpen nader toegelicht en treft u per onderwerp het doel van de Raadsbehandeling, de inhoud van het onderwerp, de inzet van Nederland en een indicatie van het krachtenveld aan.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 21 EN 22 NOVEMBER 2016

Jeugd – 21 november

Voor de Jeugdraad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over het «promoten van nieuwe werkmethoden van het jeugdwerk aansluitend op de ontwikkeling van de potenties en talenten van jeugd»;

  • Beleidsdebat «Jonge Europeanen in het centrum van een moderne Europese Unie».

Raadsconclusies over het «promoten van nieuwe werkmethoden van het jeugdwerk aansluitend op de ontwikkeling van de potenties en talenten van jeugd»

Doel Raadsbehandeling

Tijdens de Jeugdraad zullen de Raadsconclusies worden vastgesteld betreffende het «promoten van nieuwe werkmethoden van het jeugdwerk aansluitend op de ontwikkeling van de potenties en talenten van jeugd» (extranetnummer 13205/16).

Inhoud

Het uitgangspunt van de Raadsconclusies is dat het jongerenwerk mee gaat met de tijd en dat nieuwe aanpakken van het jongerenwerk moeten blijven bijdragen aan het ontwikkelen van de mogelijkheden voor en talenten van jongeren. Het is belangrijk dat het jongerenwerk op de hoogte is van nieuwe trends in het leven van jongeren en hen de mogelijkheid biedt om nieuwe dingen uit te proberen. Daarbij moet een veilige omgeving worden geboden waarin ook van het maken van fouten geleerd kan worden. Het is belangrijk dat de jeugdwerksector weet heeft van nieuwe settings in het leven van jongeren. Dit kan betekenen dat het jongerenwerk zich zowel richt op bijvoorbeeld fysieke ontmoetingsplaatsen van jongeren in de steden als op virtuele ontmoetingsplekken. Bij de training van jongerenwerkers is het goed dat zij nieuwe benaderingen meekrijgen (zoals bijvoorbeeld activiteiten die gebaseerd zijn op GPS en games).

Inzet Nederland

Nederland vindt het belangrijk dat vernieuwing van het jongerenwerk op lokaal niveau wordt gestimuleerd en dat het jeugdwerk zich aanpast aan de opgaven van deze tijd en bijdraagt aan het versterken van de mogelijkheden voor en talenten van jeugd. Nederland vindt het verder belangrijk dat de Raadsconclusies zich beperken tot kennisuitwisseling op dit terrein.

Een voor Nederland belangrijk onderwerp: de participatie van jongeren zelf bij de ontwikkeling van innovatief jongerenwerk is meegenomen in de Raadsconclusies.

Daarnaast is er een link gemaakt met de aangenomen Raadsconclusies tijdens het Nederlandse voorzitterschap met betrekking tot radicalisering.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Lidstaten hebben brede steun uitgesproken voor de voorgestelde concept-Raadsconclusies in de Raadswerkgroep jeugd.

Beleidsdebat «Jonge Europeanen in het centrum van een moderne Europese Unie»

Doel Beleidsdebat

Tijdens de Jeugdraad wordt er een politiek debat georganiseerd over de rol van jongeren in de moderne Europese Unie (extranetnummer 13344/16). Ter voorbereiding van dit debat is een discussiedocument opgesteld, waarin het Slowaakse Voorzitterschap ingaat op recente veranderingen.

Inhoud

Jongeren hebben het vermogen om flexibel te zijn en zich aan te passen. Jongeren hebben ook eigenschappen in huis om positief in te spelen op de toekomst. Europese jongeren van nu zijn enerzijds de best opgeleide generatie ooit, maar tegelijkertijd de eerste generatie die minder goede levensomstandigheden in de toekomst kan verwachten dan de generatie daarvoor. Het discussiestuk stelt dat jongeren opgroeien in een wereld met veranderende familiestructuren en gebrekkige vooruitzichten op een goede toekomst. Het is een wereld waarin soms extremisme en radicale oplossingen (ultrarechts of ultralinkse politieke partijen of stromingen) worden gepropageerd, grote migratiestromen de bevolkingssamenstelling veranderen en Europese instituties aan kritiek onderhevig zijn. Europese jongeren van nu zijn vrijwel allemaal volledig opgegroeid in democratische samenlevingen met open grenzen en het lijkt erop dat ze mede daardoor zich nauwelijks realiseren wat het is om te leven in een samenleving zonder tolerantie en democratie.

Om de waardering van jongeren voor democratische waarden en Europese samenwerking te vergroten is het noodzakelijk te weten hoe jongeren te bereiken en te weten wat ze bezighoudt. In verschillende lidstaten zijn initiatieven hiertoe genomen. Het beleidsdebat gaat hier verder op in.

Inzet Nederland

Nederland deelt het belang van het betrekken van jongeren bij de Europese samenwerking en het promoten van de gedeelde Europese, democratische waarden. Nederland zal het belang van jongerenparticipatie onderstrepen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Op basis van eerdere discussie in de Raadswerkgroep is het beleidsdebat met deze focus positief ontvangen door de lidstaten.

Onderwijs – 21 november

Voor het onderwijsdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsresolutie over de Europese vaardighedenagenda;

  • Raadsaanbeveling over bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen;

  • Raadsconclusies over het voorkomen van radicalisering;

  • Beleidsdebat: Fostering and developing talent: policies for discovering and drawing out the best in young people.

Raadsresolutie over de Europese vaardighedenagenda

Doel Raadsbehandeling

Het Slowaaks Voorzitterschap heeft n.a.v. het publiceren van de mededeling «Een Nieuwe Vaardighedenagenda voor Europa»1 door de Commissie op 10 juni 2016, een Raadsresolutie opgesteld (extranetnummer 13413/16). Doel van de Raadsbehandeling is vaststelling van de resolutie.

Inhoud

Met deze resolutie wordt gereageerd op de «Een Nieuwe Vaardighedenagenda voor Europa» en worden enkele politieke boodschappen geformuleerd. Zo wordt benadrukt dat onderwijs een tweeledig doel heeft: niet alleen het voorbereiden op de arbeidsmarkt maar ook op het goed functioneren in de maatschappij. Voorts wordt het belang van excellente docenten, de betrokkenheid van werkgevers en andere stakeholders en de noodzaak van het bijbrengen van digitale vaardigheden voor de toekomst onderstreept.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de huidige versie van de Raadsresolutie. De tekst is in lijn met de Nederlandse inzet zoals eerder verwoord in het BNC-fiche over de Nieuwe Vaardighedenagenda voor Europa.2 Veel lidstaten benadrukten in de WSBVC-Raad van 13 oktober jl. al het politieke belang van de vaardighedenagenda.3

Indicatie krachtenveld Raad

Lidstaten hebben hun steun uitgesproken voor het politieke signaal dat afgegeven wordt met deze resolutie.

Raadsaanbeveling over bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen

Doel Raadsbehandeling

De Commissie presenteerde op 10 juni, als onderdeel van de vaardighedenagenda, een voorstel voor een Raadsaanbeveling voor het instellen van een Vaardighedengarantie.4 Doel van de Raadsbehandeling is het bereiken van een politiek akkoord over de Raadsaanbeveling (extranetnummer 13630/16).

Inhoud

In de Raadsaanbeveling stelt de Commissie voor door middel van een vaardighedengarantie in te zetten op het terugbrengen van het thans hoge aantal laaggeschoolde volwassenen in Europa. Het gaat hierbij om laaggeschoolde volwassenen die het initiële onderwijs hebben verlaten zonder diploma hoger secundair onderwijs of gelijkwaardig, en die niet onder de Jeugdgarantie vallen. Lidstaten worden aanbevolen er voor te zorgen, met inachtneming van nationale omstandigheden, dat aanwezige vaardigheden worden beoordeeld en bijscholingsbehoeften in kaart worden gebracht (vaardighedenaudit), een flexibel en hoogwaardig opleidingsaanbod op maat beschikbaar wordt gesteld om een minimumniveau aan vaardigheden te bereiken, en verworven vaardigheden worden gevalideerd en erkend. Het gaat hierbij om lees- en schrijfvaardigheid, digitale en rekenvaardigheden.

Inzet Nederland

Zoals verwoord in het BNC-fiche over de Nieuwe Vaardighedenagenda voor Europa5, verwelkomt Nederland de geïntensiveerde beleidsaandacht voor het belang van een adequaat niveau van basisvaardigheden bij de gehele Europese bevolking. Het kabinet geeft nationaal ook aandacht aan deze problematiek, bijvoorbeeld in het actieprogramma Tel mee met Taal, ook als bijdrage aan het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs via de ouderbetrokkenheid.6

Nederland heeft in de onderhandelingen, met andere lidstaten, het ambitieuze voorstel van de Europese Commissie kritisch beoordeeld en aangepast, in lijn met de randvoorwaarden zoals geformuleerd in het BNC-fiche.7 Zo pleitte Nederland met succes voor het aanpassen van de terminologie «garantie» in de titel van de Raadsaanbeveling omdat er immers geen garantie op het bereiken van vaardigheden kan worden geboden, hoogstens op een geschikt scholingsaanbod. De aanbeveling heeft inmiddels de nieuwe titel gekregen: «Bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen» (Upskilling pathways) (extranetnummer 13630/16). Daarnaast is overeenkomstig de Nederlandse inzet het voorgestelde streefniveau (EQF4) ruimer geformuleerd als «EQF 3 of 4», waarbij ook nadrukkelijk vermeld is dat nationale omstandigheden goed meegewogen dienen te worden. Op verzoek van Nederland is daartoe ook een extra overweging toegevoegd waarin wordt benadrukt dat er grote verschillen tussen lidstaten bestaan in de onderwijsstelsels en arbeidsmarktsituaties, en dat er derhalve geen «one size fits all» benadering bestaat voor het verhogen van het scholingsniveau van volwassenen.

Een belangrijk aandachtspunt in het BNC-fiche was dat Nederland voldoende beleidsvrijheid behoudt en geen nieuwe financiële verplichtingen zullen ontstaan. In de aanbeveling is in lijn hiermee voldoende verduidelijkt dat lidstaten verzocht worden om uitvoering te geven aan de aanbeveling voortbouwend op reeds bestaand nationaal beleid en daarvoor ter beschikking staande financiële middelen. Ook is in de tekst benadrukt dat de beschikbare budgettaire ruimte mede bepalend is voor de afbakening van de doelgroep waarvoor de «upskilling pathways» zullen worden aangeboden.

Op grond van het voorgaande kan Nederland instemmen met de voorliggende Raadsaanbeveling.

Indicatie krachtenveld Raad

Lidstaten hebben tijdens de ambtelijke onderhandelingen het voorstel van de Europese Commissie kritisch beoordeeld. Uiteindelijk hebben ze hun steun uitgesproken voor deze aangepaste Raadsaanbeveling.

Raadsconclusies over het voorkomen van radicalisering

Doel Raadsbehandeling

De Europese Commissie publiceerde op 14 juni 2016 de mededeling «Supporting the prevention of radicalisation leading to violent extremism».8 Doel van de Raadsbehandeling is het aannemen van Raadsconclusies over het voorkomen van radicalisering die kan leiden tot gewelddadig extremisme (extranetnummer 13611/16).

Inhoud

De mededeling richt zich in den brede op de ondersteuning ter voorkoming van radicalisering. De mededeling geeft een overzicht van de activiteiten en bijbehorende financiering door de Europese Commissie op het gebied van het tegengaan van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt.

Lidstaten worden in de Raadsconclusies uitgenodigd, onder meer in het kader van de follow-up van de Parijs Verklaring, om de samenwerking tussen actoren die betrokken zijn bij het voorkomen van radicalisering te intensiveren. Tevens worden lidstaten opgeroepen om leraren van de benodigde competenties en instrumenten te voorzien om met (dreigende) radicalisering om te kunnen gaan. Voorts wordt lidstaten gevraagd inclusief onderwijs te bevorderen. Tenslotte worden lidstaten opgeroepen om de tolerantie te vergroten en tegenwicht te bieden aan onder andere hate speech. Hierbij geldt steeds dat zoveel mogelijk gebruikt dient te worden gemaakt van bestaande (Europese) instrumenten en maatregelen.

De Europese Commissie wordt in de Raadsconclusies opgeroepen om bestaande initiatieven op het gebied van voorkomen van radicalisering voort te zetten en uitwisseling van kennis en ervaring op Europees niveau te faciliteren.

Inzet Nederland

De Nederlandse inzet voor deze Raadsconclusies in de besprekingen in Brussel is in lijn met het opgestelde BNC-fiche hierover.9 Nederland ondersteunt de inzet gericht op het voorkomen van radicalisering die kan leiden tot gewelddadig extremisme.

Indicatie krachtenveld Raad

Lidstaten hebben steun uitgesproken voor de voorgestelde concept-Raadsconclusies. Lidstaten geven aan de integrale aanpak gericht op het aanpakken van radicalisering vanuit onderwijs, jeugd en veiligheid te steunen.

Beleidsdebat: Fostering and developing talent: policies for discovering and drawing out the best in young people

Doel Raadsbehandeling

Het Slowaaks Voorzitterschap heeft een beleidsdebat geagendeerd over het bevorderen en het ontwikkelen van talent (extranetnummer 13631/16). Het beleidsdebat zal in het teken staan van het uitwisselen van kennis en ervaringen uit de lidstaten.

Inhoud

Het beleidsdebat zal in gaan op het bevorderen en het ontwikkelen van talent, waarbij er een focus is op het onderwijsperspectief. De aanwezige bewindslieden uit de lidstaten wordt gevraagd om hun visie en kennis uit te wisselen, onder andere aan de hand van een best practice uit eigen land. Het doel van het Voorzitterschap is dat de aanwezige bewindslieden een aantal praktische ideeën uit deze discussie ter inspiratie en/of ter overweging mee kunnen nemen naar de hoofdsteden.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het beleidsdebat terzake. Het thema is zowel vanuit nationaal als Europees perspectief relevant. Nederland ziet de beleidsinzet gericht op ruimte voor talent en excellentie in zowel onderwijs als wetenschap als de basis voor de kenniseconomie.

Indicatie krachtenveld Raad

Lidstaten hebben hun steun uitgesproken voor agendering van deze discussie, in lijn met het overkoepelend thema van het Slowaaks voorzitterschap.

Cultuur en audiovisueel beleid – 22 november

Voor het cultuurdeel en het deel over audiovisueel beleid tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Voortgangsrapportage onderhandelingen voorstel aanpassing Richtlijn Audiovisuele mediadiensten;

  • Besluit Europees Cultureel Erfgoed-jaar in 2018;

  • Besluit deelname EVA/EER-landen aan programma Europees Culturele Hoofsteden 2020–2033;

  • Beleidsdebat over cultuur in de externe relaties van de EU.

Voortgangsrapportage onderhandelingen voorstel aanpassing Richtlijn Audiovisuele mediadiensten

Doel Raadsbehandeling

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van de momenteel nog lopende onderhandelingen in de ambtelijke Raadswerkgroep over het voorstel tot aanpassing van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten (extranetnummer 9479/16).

Inhoud

Het voorstel tot wijziging van de Audiovisuele Mediadiensten richtlijn is onderdeel van de Digital Single Market-strategie. Doel van de wijziging is om de richtlijn beter te laten aansluiten bij de veranderingen op het vlak van de markt, de consumptie en de technologie. Zo worden de reclameregels voor lineaire televisie versoepeld en wordt de regelgeving m.b.t. bescherming van minderjarigen gelijkgetrokken voor lineaire en non-lineaire diensten. Daarnaast wordt de reikwijdte van de richtlijn uitgebreid tot audiovisuele platforms zonder redactionele verantwoordelijkheid (video sharing platforms). Het gaat dan om regels uit de richtlijn die zien op de bescherming minderjarigen tegen schadelijke content (toegang daartoe moet afgeschermd worden) en bescherming van alle burgers tegen haat zaaien. Minimum harmonisatie blijft de regel maar op het terrein van de onafhankelijkheid van toezichthouders wordt verder geharmoniseerd. De European Regulators Group for Audiovisual Media Services wordt opgenomen in de richtlijn en krijgt een grotere rol in het adviseren van de Commissie. Er wordt een gelijker speelveld gecreëerd m.b.t. de promotie van Europese werken door video-on-demand aanbieders te verplichten minimaal 20% van hun catalogus te wijden aan Europese werken en adequate zichtbaarheid van deze werken te verlangen. Het voorstel maakt het ook mogelijk voor lidstaten om, onder voorwaarden, financiële verplichtingen op te leggen aan diensten die in een andere lidstaat zijn gevestigd maar zich richten op hun burgers (een afwijking van het land van oorsprong beginsel). Aangezien er momenteel een specifiek voorstel voor een richtlijn in behandeling is bij het Europees Parlement en de Raad over de toegankelijkheid voor mensen met een beperking voor producten en diensten in het algemeen, komt het artikel dat ziet op het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking te vervallen.

Inzet Nederland

Het voorstel van de Commissie komt tegemoet aan de wens voor een gelijker speelveld. Een kanttekening is dat dit niet gedaan wordt door een vermindering van regels maar door nieuwe regels op te leggen aan video-on-demand diensten en videoplatformdiensten. Het kabinet is van mening dat deze nieuwe regels niet bevorderlijk zijn voor het vrije verkeer van audiovisuele mediadiensten en de vrije mededinging. De inzet van Nederland is in lijn met het BNC-fiche over voorstel tot wijziging richtlijn audiovisuele mediadiensten.10

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Alle lidstaten hebben nog een studievoorbehoud uitgesproken. Er lijkt brede steun voor het voorstel om de regels voor televisie en video-on-demand meer gelijk te trekken – het gaat veel lidstaten zelfs niet ver genoeg. Er is ook steun voor uitbreiding van de reikwijdte naar videoplatformdiensten, om minderjarigen beter te beschermen en haatzaaien tegen te gaan. De precieze balans tussen zelfregulering, co-regulering en meer gedetailleerde wetgeving is nog onderwerp van gesprek. Over versoepeling van reclameregels wordt verschillend gedacht, evenals over een minimum percentage voor Europese werken voor video-on-demand. Sommige lidstaten willen meer mogelijkheden om af te wijken van het land van oorsprong beginsel. Er is brede steun voor de mogelijkheid om heffingen op te leggen aan video-on-demand-diensten gevestigd in een andere lidstaat.

De rapporteurs van het CULT-comité van het Europees Parlement hebben een draft-rapport gepubliceerd met voorstellen voor aanpassing van het voorstel van de Commissie. De voorgestelde amendementen gaan vrij ver en wijken hier en daar volledig af van het voorstel van de Europese Commissie. Zo worden onder meer een aantal artikelen verplaatst zodat een groter deel van de regelgeving voor alle audiovisuele mediadiensten en ook voor de video-sharing platforms geldt (bijvoorbeeld de reclameregels) en schrappen de rapporteurs de nieuwe rol van ERGA. Overige comités van het Europees Parlement kunnen hun voorstellen tot aanpassing nog inbrengen. In januari zal het parlement stemmen over het rapport van de rapporteurs.

Besluit Europees Cultureel Erfgoed-jaar in 2018

Doel Raadsbehandeling

De Raad zal een algemene oriëntatie vaststellen met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad en het Europees Parlement voor een Europees Jaar van het cultureel erfgoed in 2018 (extranetnummer 13365/16). De voornaamste doelstelling van dit voorstel is het organiseren van een Europees thema-jaar, dat het bewustzijn over de uitdagingen en kansen op het gebied van cultureel erfgoed zal vergroten, en de rol die de EU heeft om gezamenlijke oplossingen te bevorderen onderstreept.

Inhoud

Met het Europees erfgoedjaar worden verschillende doelen nagestreefd, zoals het bevorderen van de rol van het Europees cultureel erfgoed in culturele diversiteit en interculturele dialoog en het verder ontwikkelen van de bijdrage van het cultureel erfgoed aan de economie en de samenleving. Er zijn 14 specifieke doelen geformuleerd op het vlak van erfgoed beheer en behoud, publieksbetrokkenheid en nadere invulling van de bijdrage aan economie en de samenleving, zoals de bijdrage aan duurzaamheid en linken met toerisme, onderwijs, kunsten en creatieve industrie, internationale samenwerking, bijvoorbeeld in de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen.

De Commissie zal op Europees niveau het jaar coördineren zowel met lidstaten, als met veldpartijen. De Commissie stelt voor dat de landen nationale coördinatoren aanwijzen, die ook de relevante activiteiten op nationaal niveau overzien. Het jaar zal vanuit de Commissie worden gefinancierd vanuit bestaande programma’s, in ieder geval vanuit het Creative Europe programma.

Inzet Nederland

Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie om een Europees jaar te organiseren in 2018. Het organiseren van een Europees jaar kan een extra impuls geven aan zaken die in Nederland en in Europa al plaatsvinden. Nederland staat daarom ook positief tegenover het voorstel om een Europees Jaar te organiseren in 2018. Het biedt de kans om het rijke erfgoed in Nederland en daarbuiten onder de aandacht te brengen, in Europees perspectief te laten zien en te verbinden met maatschappelijk relevante ontwikkelingen. Het zal samenvallen met het jaar waarin Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa is.

In het voorstel is de bijdrage die het erfgoedveld aan het jaar kan leveren verduidelijkt op voorstel van Nederland. Ook zijn de kansen in het kader van integraal werken, ook in het EU-beleid, in het verlengde van het nationale erfgoedbeleid, verduidelijkt, mede door Nederlandse voorstellen. Het gaat bijvoorbeeld over cultuurlandschappelijk erfgoed, waarop het Europees landbouwbeleid een impact heeft, en erfgoed en duurzaamheid, bijvoorbeeld bij verduurzamingsmaatregelen voor monumenten, die een relatie kunnen hebben met het Europees beleid hiervoor. In Europa kan er op die gebieden van elkaar geleerd worden. Het jaar kan daarvoor een gelegenheid bieden.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De Commissie heeft het voorstel voor een Europees jaar van het cultureel erfgoed op verzoek van de Raad en het Europees Parlement voorbereid. De EU Ministers van cultuur hebben zich eerder al positief uitgelaten over het jaar. De algemene oriëntatie van de Raad op het voorstel van de Commissie bevat slechts een aantal niet ingrijpende wijzigingen.

Het Europees Parlement is in grote lijnen enthousiast over het voorstel voor een Europees erfgoedjaar, maar maakt zich zorgen over de financiering die te veel zou drukken op het Creative Europe programma. Waarschijnlijk zal het EP inzetten op een specifieke budgetlijn voor het Europees Jaar voor de begroting van 2017. Op 8 november wordt in het behandelend comité van het EP gestemd over het openen van de interinstitutionele onderhandelingen. De verwachting is dat de triloog geen onoverkomelijke problemen zal opleveren en dat er relatief spoedig overeenstemming kan worden gevonden.

Besluit deelname EVA/EER-landen aan actie Europees Culturele Hoofsteden 2020–2033

Doel Raadsbehandeling

De Raad zal een algemene oriëntatie vaststellen over het voorstel tot het mogelijk maken van deelname van EVA/EER-landen aan de actie Europees Culturele Hoofdsteden 2020–2033 (extranetnummer 10532/16). Dit zijn de landen Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Het doel van openstelling van de actie voor de EVA/EER-landen is om de culturele banden tussen de EU en EVA/EER-landen te versterken.

Inhoud

Om de culturele banden tussen de Europese Unie en de EVA/EER-landen te versterken, wordt voorgesteld om de actie «Culturele Hoofdsteden van Europa» zodanig te wijzigen dat steden uit EVA/EER-landen die deelnemen aan het programma «Creatief Europa» of aan vervolgprogramma's van de Unie voor cultuur, zich kandidaat kunnen stellen voor de titel Culturele Hoofdstad van Europa.

Het voorstel van de Commissie heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting, aangezien de kosten van de leden van de door de instellingen en organen van de Unie aangewezen deskundigenjury worden gedekt uit de bestaande middelen van het programma «Creatief Europa» binnen het financieel kader 2014–2020, of door de vervolgprogramma's van de Unie voor cultuur voor de periode na 2020. Bovendien zal het voorstel niet leiden tot een toename van het aantal Culturele Hoofdsteden van Europa voor de periode van 2020 tot 2033, aangezien de steden uit de EVA/EER-landen zullen concurreren met steden uit kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten die al deel uitmaakten van de competitie.

Inzet Nederland

Het kabinet kan zich vinden in het voorstel om de deelname aan de actie Europees Culturele Hoofsteden 2020–2033 ook open te stellen voor EVA/EER-landen, te weten: Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, teneinde de culturele banden met deze landen te versterken.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het aanpassingsvoorstel om de procedure open te stellen voor EVA/EER-landen lijkt op algemene steun te kunnen gaan rekenen.

Beleidsdebat over cultuur in de externe betrekkingen van de EU

Doel Raadsbehandeling

De Commissie zal haar mededeling «Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen» presenteren. De Raad zal daarop een beleidsdebat houden over de vraag hoe de EU en de lidstaten – aandachtig hun respectievelijke competenties – kunnen samenwerken om tot een meer strategisch gebruik van cultuur in de externe betrekkingen van de EU te komen (extranetnummer 13638/16). Het Voorzitterschap benadrukt daarbij het belang van goede samenwerking tussen Ministeries van cultuur en buitenlandse zaken. De Ministers zijn uitgenodigd om succesvolle ervaringen op dit gebied te delen. Daarnaast vraagt het Voorzitterschap of de lessen die op nationaal gebied geleerd zijn gebruikt kunnen worden om een meer strategische aanpak op EU-niveau te ontwikkelen.

Inzet Nederland

Het onderwerp – waaraan met name het Luxemburgse Voorzitterschap in 2015 een nieuwe impuls heeft willen geven – figureert al enige tijd op de agenda van de OJCS-Raad.

Nederland kan zich op hoofdlijnen vinden in het Raadsbesluit eind 2015 over dit onderwerp waarin onder meer staat: «It is necessary to go beyond projecting the diversity of European cultures, and aim at generating a new spirit of dialogue, mutual listening and learning, joint capacity builiding and global solidarity».

De kern van de inzet van de EU zou onder meer moeten liggen op een dialoog en samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Het gaat dan vooral om de landen rondom de EU. Het is de moeite waard om de stappen die door het Luxemburgse Voorzitterschap zijn genoemd verder te onderzoeken: meer samenwerking met UNESCO, het verleggen van de accenten in het Creative Europe programma en het ondersteunen van internationale netwerken van alumni.

Nederland staat gereserveerd tegenover eventuele voorstellen om een nieuw netwerk op te bouwen ter ondersteuning van de internationale culturele betrekkingen van de Europese Commissie of maatregelen te nemen om de internationale positie van bestaande culturele instellingen versterken, die drukken op de begroting van de Commissie.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Veel lidstaten benadrukten in de ambtelijke voorbesprekingen het belang van cultuur in de internationale betrekkingen en de interculturele dialoog. Ook het onderscheid tussen cultuurbeleid en buitenlandbeleid werd vaak aangehaald. Cultuurbeleid moet een eigenstandige positie hebben en mag niet slechts gebruikt worden als een instrument om doelstellingen van buitenlandbeleid te behalen.

Het nut van betere coördinatie tussen nationale ambassades/instellingen en de EU-delegaties werd over het algemeen onderschreven, zolang dit niet ten koste gaat van subsidiariteit. Cultuur is de competentie van de lidstaten.

Sport – 22 november

Voor het sportdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies Sportdiplomatie;

  • Beleidsdebat «De impact van sport op de persoonlijke ontwikkeling».

Raadsconclusies Sportdiplomatie

Doel raadshandeling

Tijdens de Sportraad zullen de Raadsconclusies over Sportdiplomatie worden vast gesteld (extranetnummer 13340/16).

Inhoud

De voorgestelde Raadsconclusies onderschrijven dat sport een middel kan zijn bij het ondersteunen van interculturele, economische en politieke samenwerking en dat sportdiplomatie kan bijdragen aan een beter begrip tussen landen en culturen en aan het uitbouwen van en versterken van contacten tussen EU-landen en derde landen. De voorgestelde conclusies bevatten geen dwingende of regelgevende maatregelen maar uiteenlopende suggesties en stimulansen om:

  • de bewustwording te vergroten voor de potentie sport voor publieke diplomatie;

  • sport in te zetten om fair play, sociale cohesie en tolerantie te bevorderen;

  • samen te werken met de sportwereld om de sport te promoten;

  • atleten als rolmodellen te gebruiken.

Inzet Nederland

Voor Nederland is het onderwerp van de Raadsconclusies geen prioritair thema, maar tegelijkertijd behelzen de conclusies geen bindende maatregelen en zijn de conclusies vooral gericht op kennisuitwisseling en bewustwording van het instrument sport in de publieke diplomatie. Nederland onderkent de kracht van sport als diplomatiek instrument. Daarom heeft Nederland zich tijdens de Raadswerkgroepen positief kritisch opgesteld.

Indicatie krachtenveld

Net als Nederland hebben andere lidstaten zoals DUI, FRA, FIN, DK, BEL, ZWE LUX, SPA, POL zich positief kritisch opgesteld. In de Raadswerkgroep van 24 oktober is volledige overeenstemming bereikt over de tekst.

Voorstel: instemmen met de Raadsconclusies.

Beleidsdebat «De impact van sport op de persoonlijke ontwikkeling»

Doel raadshandeling

Tijdens de Sportraad wordt er een debat georganiseerd over de impact van sport op de persoonlijke ontwikkeling (extranetnummer 13287/16).

Inhoud

Het concept-discussiestuk is besproken tijdens de laatste Raadswerkgroep Sport. In het stuk wordt gefocust op de positieve rol die sport kan spelen op de persoonlijke ontwikkeling en de voordelen en positieve opbrengsten van sportdeelname op het vlak van gezondheid en sociaal en psychisch welzijn. Om deze positieve waarden van sport te bevorderen is educatie en training van coaches, trainers en ouders van groot belang.

In het beleidsdebat wordt gevraagd om goede voorbeelden te delen over educatieprogramma’s gericht op persoonlijke en professionele ontwikkeling van atleten. Verder wordt gevraagd hoe sport beter kan worden ingezet om sociale vaardigheden te ontwikkelen die relevant zijn voor deelname aan de democratische samenleving.

Inzet Nederland

Het stimuleren van de positieve waarde van de sport is een belangrijk nationaal beleidsthema, maar Nederland ziet geen toegevoegde waarde voor het bespreken van dit onderwerp op Europees niveau. Nederland is uiteraard wel bereid om in de Raad mee te doen aan het debat en goede voorbeelden te delen en om op die manier van elkaar te leren.

In reactie op de vraag over de inzet van sport voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden kan het volgende worden gemeld. Door sport kunnen mensen leren om te gaan met regels, met winnen en verliezen, respect voor elkaar, fair play en tolerantie. Helaas doen zich in de hele maatschappij geweldsincidenten en negatief gedrag voor en de sport is hierop geen uitzondering. Daarom wordt in Nederland ingezet, middels het Actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat», op het verbeteren van het sportklimaat, zodat iedereen die wil sporten dit kan doen zonder last te hebben van geweld of intimidatie. Geweld, discriminatie en bedreigingen horen niet thuis in de sport. Het kabinet ondersteunt diverse activiteiten om de sport veiliger te maken. Er worden duidelijke spelregels en gedragsregels gesteld om ongewenst gedrag te voorkomen of aan te pakken. Coaches en trainers worden ondersteund en opgeleid om positief gedrag te bevorderen en negatief gedrag adequaat aan te pakken. Ook wordt ingezet op het geven van advies en tips aan ouders van sportende kinderen om het sportplezier en de sportiviteit te bevorderen.

De tweede vraag gesteld ter voorbereiding van het debat betreft educatieprogramma’s gericht op persoonlijke en professionele ontwikkeling van atleten. Hierbij zal Nederland aangeven dat opleidingen specifiek gericht op persoonlijke en professionele ontwikkeling alleen bestaan voor topsporters. De overheid faciliteert topsporters om zowel hun sportcarrière als hun maatschappelijke carrière te ontwikkelen in de daartoe ingerichte Centra voor Topsport en Onderwijs.

Indicatie krachtenveld

Het betreft hier een beleidsdebat over een weinig omstreden onderwerp. Er is niet een lidstaat die zich kritisch heeft uitgelaten over de positieve rol die sport kan spelen op de persoonlijk ontwikkeling. Het debat zal derhalve vooral een informatief karakter hebben waarin goede praktijkvoorbeelden zullen worden uitgewisseld.


X Noot
1

COM (2016) 381

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2174

X Noot
3

Kamerstuk 21 501–31, nr. 421

X Noot
4

COM (2016) 382

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 2174

X Noot
6

Brief regering over Gelijke kansen in het onderwijs d.d. 31 oktober 2016, Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 16

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 2174

X Noot
8

COM(2016) 379

X Noot
9

Kamerstuk 22 112, nr. 2194

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr. 2170

Naar boven