21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 920 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 maart 2022

De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 16 februari 2022 over de geannoteerde agenda van de informele Telecomraad 8 en 9 maart 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 916), over de brief van 29 november 2021 over de antwoorden op vragen commissie over het fiche: Verordening Raamwerk Europese Digitale Identiteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3241) en over de brief van 14 december 2021 over het verslag formele Telecomraad 3 december 2021 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 900).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 februari 2022 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 4 maart 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kamminga

Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg

Inleiding

Hierbij stuur ik u de beantwoording van de door uw Kamer gestelde vragen in het schriftelijk overleg over de informele Telecomraad op 8–9 maart.

Graag informeer ik u dat het Franse voorzitterschap de agenda van de informele Telecomraad heeft gewijzigd tegen de achtergrond van de situatie in Oekraïne om aan te sluiten bij de actualiteit. De informele Telecomraad zal in het teken staan van cybersecurity, hybride dreigingen en elektronische communicatie infrastructuur en netwerken in Europa. U vindt het programma van de informele Telecomraad bijgevoegd1. Er zijn nog geen discussiepapers beschikbaar.

Het kabinet veroordeelt de Russische invasie in Oekraïne in de sterkst mogelijke bewoordingen. Nederland zal tijdens de informele Raad het belang benadrukken van nauwe EU samenwerking en informatie uitwisseling tussen lidstaten, de Europese Commissie en betreffende Agentschappen over mogelijke dreigingen in het digitale domein. Tevens zal Nederland aangeven dat het belangrijk is te blijven werken aan een goede digitale weerbaarheid van de EU en haar lidstaten. Uw Kamer zal via het verslag worden geïnformeerd over de uitkomsten van de gevoerde discussies.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agendastukken ten behoeve van de informele Telecomraad op 8 en 9 maart 2022. In algemene zin onderschrijven deze leden de inzet van het kabinet. Graag willen zij nog enkele vragen stellen aan de Minister.

De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe Nederland zich gaat inzetten om de digitale soevereiniteit te herstellen in Europa. Hoeveel investeert de Europese Unie de komende vijf jaar in digitale technologische innovatie? Hoeveel is dit in vergelijking met andere grootmachten die hier ook in investeren? Investeert Europa voldoende om een goed uitgangspunt te behouden wat betreft digitale autonomie?

Nederland vindt het belangrijk dat de Europese Unie (hierna: EU) als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes onze publieke belangen in de digitale wereld kan borgen en digitaal weerbaar is in een onderling verbonden wereld. We moeten waken voor protectionisme en versplintering van het internet. De voordelen van internationale handel en investeringen, toegang tot wereldwijde waardeketens en internationale concurrentie moeten waar mogelijk behouden blijven.

Tegelijkertijd is het zaak dat we actief blijven investeren in de weerbaarheid van onze digitale economie en infrastructuur. Want door een veranderd, internationaal speelveld, waarbij China en de VS meer tegenover elkaar zijn komen te staan, is het noodzakelijk dat de EU haar geo-economische positie in de wereld herdefinieert en meer nadruk legt op de eigen weerbaarheid en het eigen handelingsperspectief. Openheid en internationale samenwerking blijven daarbij het uitgangspunt om publieke belangen te borgen. Waar nodig worden Europese waardeketens en ecosystemen versterkt en de risico’s van ongewenste strategische afhankelijkheden gemitigeerd, bijvoorbeeld via Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s) voor cloud en voor micro-elektronica, industriële allianties en de Chips Act.

De EU investeert naast wet- en regelgeving om de publieke belangen in de digitale economie te borgen, via verschillende programma’s en instrumenten in digitale technologische innovatie. Als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 zijn het Horizon Europe programma en het Digital Europe programma (DIGITAL) het meest toegespitst op dit onderwerp. Absolute bedragen zijn moeilijk te geven, omdat investeringen in digitale technologische innovatie lastig af te bakenen zijn en vaak onderdeel zijn van bredere innovatiebudgetten, zoals bij Horizon Europe het geval is. Binnen Horizon Europe en DIGITAL wordt in de jaren 2021–2027 naar schatting grofweg 13 mld. aan digitale technologische innovatie besteed.

Daarnaast zijn er andere Europese instrumenten die investeringen in digitale technologische innovatie kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld InvestEU, Connecting Europe Facility (CEF2) en fondsen onder het cohesiebeleid. Binnen de Recovery and Reslience Facility moet 20% van het budget aan digitalisering besteed worden. Deze doelstelling kent echter een brede scope, waarbij niet nader gedefinieerd is wat het aandeel digitale technologische innovatie zou moeten zijn.

Er is ons geen vergelijkende studie bekend waarin de uitgaven aan digitale technologische innovatie door de verschillende grootmachten op een rij zijn gezet. Wel is dit voor specifieke technologieën bekend. Zo heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) recent de Chips Act gepubliceerd dat als doel heeft de Europese halfgeleiderindustrie te versterken. De Commissie beoogt tot 2030 meer dan € 43 mld. aan investeringen in de halfgeleiderindustrie te genereren, bestaande uit zowel publieke middelen van de EU en lidstaten als private investeringen. China gaf de afgelopen tien jaar naar schatting 150 mld. USD uit aan deze technologie en de VS investeert 52 mld. USD tot 2026. Uw Kamer wordt binnenkort over de Nederlandse inzet op de Chips Act geïnformeerd via een BNC-fiche.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij het Franse raadsvoorzitterschap het voornemen is om een Europese taskforce op te richten om beginselen en regels vast te stellen ter bescherming van diensten van digitale commons in het publieke domein. Deze leden ontvangen graag een overzicht wat deze taskforce gaat doen en welke activiteiten ze gaan ondernemen. Wordt Nederland als lidstaat ook betrokken bij deze Europese taskforce? Zo nee, waarom niet?

Digital commons zijn open source, door gemeenschappen georganiseerde, online platforms. Enkele voorbeelden van digital commons zijn Wikipedia en Linux. Het Franse voorzitterschap heeft aangekondigd hier een werkgroep voor op te starten. Het doel van de werkgroep is om in Europees verband na te denken over initiatieven en acties hoe digital commons te ondersteunen, zodat ze hun onafhankelijkheid ten opzichte van grote online platforms behouden. Doel is om deze initiatieven en acties te presenteren tijdens de Digital Assembly op 21 en 22 juni 2022. Op dit moment is nog niet duidelijk welke initiatieven en activiteiten de werkgroep zal ondernemen. Mogelijke acties zijn het verbeteren van toegang tot financiering en kwalitatieve datasets voor digital commons en het promoten van digital commons bij het verkrijgen van publieke contracten. Nederland zal deelnemen aan de werkgroep.

De leden van de VVD-fractie zouden graag willen weten wat het gevolg is van het deepfake rapport van de universiteit van Tilburg2 en welke impact dat heeft voor de input van Nederland op de AI-act. Is Nederland voornemens om deepfake als hoogrisicosysteem te bestempelen in de AI-act? Zo nee, waarom niet?

Het onderzoeksrapport «Deepfakes: De juridische uitdagingen van een synthetische samenleving» is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uitgevoerd door het Tilburg Institute for Law, Technology, and Society (Tilt). Dit onderzoek is aan de Tweede Kamer aangeboden op 13 januari jl. Het kabinet komt in het voorjaar met een beleidsreactie op dit onderzoek. Daarbij zal ook aan de orde komen hoe het bestaand juridisch kader omtrent deepfakes moet en kan worden aangescherpt middels de AI-verordening.

Dat deepfakes allerlei grote risico´s voor individuen op zich en onze samenleving als geheel meebrengen is wat het kabinet betreft evident. Dat er dan ook nieuwe verplichtingen, bijvoorbeeld op het gebied van transparantie over de inzet van deepfakes, in de AI-verordening worden opgenomen is goed te begrijpen. Toch is het de vraag of het – ondanks de risico´s – logisch is om AI-systemen waarmee deepfakes kunnen worden gemaakt, als «hoog-risico» te bestempelen. De aan hoog-risico systemen gestelde vereisten zijn namelijk vooral bedoeld om te voorkomen dat er met de toepassing van risicovolle AI-systemen fouten worden gemaakt. Aan deze systemen worden bijvoorbeeld eisen gesteld met betrekking tot training- en testdata, of ter controle op discriminatie. Deze vereisten rusten in hoofdzaak op de aanbieder van het systeem in kwestie. Daarmee kunnen zowel in het ontwikkelproces als in de gebruiksfase van een hoog-risico AI-systeem maatregelen worden voorgeschreven om schade en/of inbreuk op onze grondrechten te voorkomen.

Hoewel aan AI-systemen waarmee deepfakes kunnen worden gemaakt dus zeker risico’s zijn verbonden, ziet het kabinet dat deze risico’s niet zozeer voortkomen uit fouten in het ontwikkelproces van de onderliggende AI, maar eerder uit de mogelijkheid dat deze systemen voor onrechtmatige of criminele doelen worden misbruikt. Het is dan ook discutabel of het zinvol is om aanbieders van deepfake software aan de voor hoog-risico AI voorgestelde verplichtingen te verbinden. In dit licht begrijpt het kabinet de keuze van de Commissie om deepfakes wél aan transparantieverplichtingen te verbinden, maar niet aan de hoog-risico vereisten. Het kabinet zal in voornoemde beleidsreactie nader ingaan op welke stappen het kabinet zal nemen om tot een solide juridisch kader omtrent deepfakes te komen.

Deze leden lezen dat Nederland voornemens is om in gesprek te treden met de Nederlandse telecomsector om te inventariseren welke maatregelen reeds worden genomen om de uitrol van telecomnetwerken te verduurzamen. Wanneer vinden deze gesprekken plaats en hebben deze gesprekken mogelijk impact op de uitrol van het 5G netwerk in Nederland?

De verwachting is dat de inventariserende gesprekken met de Nederlandse telecomsector dit jaar zullen plaatsvinden. Gelet op het karakter van de gesprekken, hebben deze geen impact op de verdere uitrol van 5G in Nederland.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven voor de informele Telecomraad die op 8 en 9 maart zal plaatsvinden. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de verklaring «Women in entrepreneurship and innovation» ter gelegenheid van de Internationale Vrouwendag en de inzet van Nederland om investeringspartijen bewust(er) te maken van de verschillen in kapitaalinvesteringen in startups geleid door vrouwen en door mannen. Welke burgerinitiatieven vanuit Nederland worden hierin meegenomen? Welke andere maatregelen neemt de Nederlandse overheid om dit bewustzijn in Nederland te bevorderen? Kan de Minister daarbij specifiek ingaan op de IT en ICT-sector? Welke best practices kan de Minister verder meenemen bij de aankomende Raad? Kan de Minister verder toelichten hoe het kabinet zelf gaat bijdragen om de doelstellingen om meer vrouwen aan het roer van technologiebedrijven te krijgen daadwerkelijk te halen, bijvoorbeeld op onderwerpen als durfkapitaal?

De urgentie om te investeren in meer meisjes en vrouwen in bèta, techniek en ICT is hoog. Slechts 14% van de technische beroepen wordt uitgeoefend door vrouwen. Gezien de maatschappelijke uitdagingen (klimaat, verduurzaming, energietransitie, digitalisering, enz.) waar Nederland voor staat, de toenemende vraag naar technisch geschoold personeel én het belang van diversiteit aan talent, is het achterblijvende aandeel van vrouwen in de sector techniek problematisch. Deze genderongelijkheid op de technische arbeidsmarkt zorgt ervoor dat Nederland jaarlijks een aanzienlijk deel in de groei van het bbp misloopt en technologieën vanuit een beperkt perspectief ontwikkeld en toegepast worden. Meer diversiteit kan ook helpen bij de vermindering van genderongelijkheid die door algoritmes kunnen worden versterkt. Voorbeelden hiervan zijn gezichtsherkenningssoftware die beter werkt bij mannen dan bij vrouwen of vacaturewebsites die goed betaalde banen vaker aanbevelen aan mannen dan vrouwen.

Het kabinet stimuleert daarom vrouwelijk ondernemerschap en meer diversiteit en inclusie op de arbeidsmarkt in de IT- en ICT-sector. Zo werken verschillende departementen en overheidsorganisaties in het publiek-private programma Techniekpact samen met de onderwijssector en het bedrijfsleven om meisjes, en jongeren met een niet-westerse immigratie-achtergrond, te enthousiasmeren voor technische opleidingen en beroepen. Verder is de overheid met enkele Techniekpactpartners zoals FME, NLdigital, Wij Techniek en Platform Talent voor Technologie in 2021 gestart met het initiatief «de Nationale Coalitie Meer Meisjes en Vrouwen in bèta, techniek en ict». Het doel is om in 2022 via een landelijke, integrale aanpak techniek (opleidingen en beroepen) aantrekkelijker te maken en de beeldvorming en het imago van techniek te verbeteren. En zo de instroom van meisjes en vrouwen in de sector techniek te vergroten. Het initiatief FundRight van TechLeap is opgezet om te zorgen dat durfkapitalisten meer investeren in ondernemingen met een vrouwelijke (mede)oprichter. Uit onderzoek (2019) onder 50 durfkapitalisten bleek dat slechts 1,6% van hun investeringen terechtkomen bij vrouwelijke oprichters. Naast private financiers zijn ook publieke organisaties zoals de ROM’s en Invest-NL bij het initiatief aangesloten. Door deze en andere vele goede initiatieven bij elkaar te brengen kunnen coalitiepartners elkaar versterken en gezamenlijk meer impact maken.

De leden van de D66-fractie hechten een grote waarde aan de synergie tussen de groene en digitale transitie. Deze leden kijken daarbij kritisch naar de energie-efficiëntie van datacenters binnen Europa. Hoe oordelen de bedrijven van deze datacenters zelf over hun energie-efficiëntie? Doen deze bedrijven daar zelf al onderzoek naar? Zo ja, wat zijn de uitkomsten hiervan? Zo nee, hoe denkt de Minister over het opbrengen van dit onderwerp bij de aankomende Raad?

Veel datacenters namen deel aan het energiebesparingsconvenant Meerjarenafspraken energie-efficiëntie (MJA3). Hiervoor onderzochten zij en voerden ze energiebesparingsmaatregelen uit. De resultaten zijn naar uw Kamer gestuurd3. Na het aflopen van het energiebesparingsconvenant MJA3 eind 2020, vallen veel datacenters onder de energiebesparingsplicht en moeten zij alle energiebesparende maatregelen met een vijf jaar terugverdientijd uitvoeren. Energiebesparende maatregelen zijn vastgelegd in de Erkende Maatregelenlijst (EML Commerciële Datacenters). Vanaf 2023 vallen ook grote datacenters onder deze verplichting. Wanneer zij een verbruik hebben van meer dan 10 miljoen kWh moeten zij in plaats van een Erkende Maatregelenlijst, een energiebesparingsonderzoek uitvoeren en een uitvoeringsplan opstellen.

Ook zijn deze leden benieuwd naar de inzet van Nederland wat betreft de uitdaging van e-waste. Wat zijn de redenen voor het feit dat er nog altijd te weinig hoogwaardig wordt gerecycled? Welke maatregelen worden er hierbij in Europees verband genomen om dit te mitigeren? Wat kan er volgens de Minister nog meer gedaan worden?

De EU Richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparaten (Richtlijn AEEA of e-waste) bevat minimum streefcijfers voor nuttige toepassing en recycling van het in een lidstaat ingezamelde e-waste. Producenten van elektrische en elektronische apparaten moeten er voor zorgen dat aan deze streefcijfers wordt voldaan onder het beginsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Volgens het Nationaal (W)EEE Register (NWR)4 voldoet Nederland aan de gestelde streefcijfers voor nuttige toepassing en recycling van het ingezamelde e-waste, maar stelt daarnaast dat nog niet wordt voldaan aan het wettelijke doel voor gescheiden inzameling van e-waste. De producentenorganisatie Stichting OPEN (Organisatie Producentenverantwoordelijkheid E-waste Nederland) die de wettelijke verplichtingen nakomt namens de producenten voert een actieplan uit om in 2023 alsnog te voldoen aan het gestelde inzameldoel. De verplichte jaarlijkse rapportage over inzameling, nuttige toepassing en recycling van e-waste is openbaar en in te zien op de website van het NWR.

Naast recycling acht het kabinet het ook van belang dat het almaar toenemende aandeel afval van elektrische en elektronische apparaten tegen wordt gegaan. Het delven van grondstoffen en productie van ICT producten leiden tot meer dan 2% van de wereldwijde CO2-uitstoot en dit aandeel is groeiende. In het Europese actieplan voor een circulaire economie heeft de Commissie het voornemen opgenomen voor een initiatief voor herbruikbare elektronica, waaronder regelgeving voor een universele oplader voor mobiele telefoons5. Daarnaast wordt door de Commissie gewerkt aan ontwerpvereisten voor elektronica zoals mobiele telefoons en tablets. Met deze initiatieven wordt beoogd de toename van e-waste tegen te gaan en zal een verbeterd productontwerp uiteindelijk ook moeten leiden tot betere recycling.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de gesprekken met de Nederlandse telecomsector om de uitrol van telecomnetwerken te verduurzamen. Wat zal de precieze inzet zijn van de overheid bij deze gesprekken? Hoe denkt het kabinet over de positie van de Nederlandse telecomsector? Wat is de verwachting van de uitkomst van deze gesprekken? Welke elementen uit deze gesprekken zullen meegenomen worden bij de aankomende Informele Telecomraad? Zijn er verder nog initiatieven vanuit de IT of ICT-sector om bij te dragen aan deze duurzame uitrol? In hoeverre neemt de Minister deze initiatieven mee bij de aankomende Raad? Welke beslissingen hebben andere Europese lidstaten genomen om de uitrol van telecomnetwerken te verduurzamen? Hoe staat het verder met de huidige Nederlandse monitoring van de ICT en IT-sector gelet op het energieverbruik van deze sectoren?

De gesprekken dienen ertoe om te inventariseren welke maatregelen thans worden genomen om de uitrol en het beheren van telecomnetwerken te verduurzamen. Mij is bekend dat de telecomsector al diverse initiatieven onderneemt op het gebied van energiebesparing, recycling, circulariteit en verduurzaming van gebruikte producten en materialen. Grote partijen in de sector zoals telecombedrijven KPN en T-Mobile, netwerkbouwer VolkerWessels Telecom en apparatuur leveranciers als Ericsson hebben meerjarige ambities geformuleerd die zien op zaken als meer circulair werken, duurzamer materiaalgebruik, recycling en afvalscheiding, waarbij al diverse concrete initiatieven tot wasdom zijn gekomen. Verder heeft het verminderen van grondstoffenverbruik, en het recyclen van grondstoffen ook de aandacht van fabrikanten van telecomapparatuur, zoals in de beantwoording van de recente vragen van de Tweede Kamer van de leden Kathmann en Thijssen is beschreven.6 Op basis van mijn gesprekken met de telecomsector, zal ik nagaan of een nadere analyse naar de mate waarin telecomnetwerken duurzaam worden uitgerold, zinvol is. Verder onderzoekt Nederland in het kader van de implementatieroadmap voor de EU connectivity toolbox welke maatregelen andere lidstaten nemen om de uitrol van telecomnetwerken te verduurzamen.7

De leden van de D66-fractie onderstrepen de waarde van de ontwikkeling van toekomstige internet technologieën. Hierbij hechten deze leden grote waarde aan de digitale soevereiniteit van de Europese Unie. Hoe denkt de Minister bij te dragen aan deze Europese digitale soevereiniteit? Wat kan er op het moment nog meer gedaan worden in Europees verband om deze soevereiniteit te bereiken? Hoe denkt de Minister bijvoorbeeld over verhoogde Nederlandse stimulering van Nederlandse sectoren die bezig zijn met de ontwikkeling van technieken op het gebied van kunstmatige intelligentie, cloud computing of bijvoorbeeld kwantum computing? Hoe kunnen startups hier een rol in spelen? Hoe kunnen deze elementen in Europees verband gestroomlijnd worden?

Voor een deel van het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar het antwoord bij de vraag van de VVD-fractie.

Voor de beleidsterreinen onderzoek, ontwikkeling en innovatie, kennisontwikkeling en -benutting neemt het Nationaal Groeifonds een unieke en belangrijke plek in, om via langetermijninvesteringen, nieuwe en bestaande ecosystemen te versterken. Voorstellen zijn veelal gericht op het (door)ontwikkelen van specifieke sleuteltechnologieën en / of het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen. In de eerste investeringsronde zijn bijvoorbeeld voorstellen gehonoreerd op het gebied van kwantumtechnologie en artificial intelligence (AI). Het is van belang dat de gehonoreerde voorstellen worden uitgevoerd en dat nieuwe voorstellen voor de volgende investeringsrondes worden ontwikkeld. Daarbij zal in het bijzonder aandacht worden gegeven aan de rol van innovatieve bedrijven, waaronder startups en scale-ups, die kunnen bijdragen aan een sterke positie van Nederland en (samen met Europese partners) de versterking van onze technologische soevereiniteit.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de positie van het kabinet over het voornemen van Frankrijk om tijdens het Franse voorzitterschap een Europese taskforce op te richten om beginselen en regels vast te stellen om zogenaamde digital commons diensten te beschermen. Hoe beoordeelt de Minister dit voornemen? Wat is de Nederlandse positie op dit onderwerp? Behoort Nederland ook tot deze taskforce? Hoe kunnen de IT en ICT-sector hieraan bijdragen?

Voor een deel van het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar het antwoord bij de vraag van de VVD. Nederland is positief over de werkgroep over digital commons en zal hier ook aan deelnemen. Hierbij zal worden bezien of specifieke digital commons kunnen worden uitgenodigd, zodat hun inbreng wordt meegenomen in de afweging van de te nemen activiteiten en initiatieven ter ondersteuning van digital commons.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het Europese project Cloud Computing (IPCEI) en de inzet van Nederland hierbij. Zouden andere Europese lidstaten nog kunnen aansluiten bij dit project? Zo ja, hoe denkt de Minister bij te kunnen dragen om deze landen te overtuigen? Wat zijn de concrete verwachtingen van het kabinet wat betreft de resultaten van dit project? Welke belemmeringen verwacht de Minister verder? Kan de Minister met een uitgebreide update over dit project komen middels een brief?

In dit stadium van de IPCEI Cloud Infrastructure and Services (CIS) is het in principe niet meer mogelijk voor andere lidstaten om aan te sluiten, aangezien de IPCEI zich op het moment in het notificatieproces bevindt waarin lidstaten hun voorgenomen steunmaatregelen ter goedkeuring aanmelden bij de Commissie. Alle lidstaten hebben de gelegenheid gehad om hieraan deel te nemen en 12 Europese lidstaten hebben inmiddels ingezet op deelname aan IPCEI CIS met projecten. Goedkeuring van de projecten door de Commissie op basis van de officiële notificatie zal naar verwachting plaatsvinden in het vierde kwartaal van 2022. Hierna is het in theorie nog mogelijk voor (nieuwe) lidstaten om aanvullende projecten aan te dragen als onderdeel van de IPCEI CIS. Deze zullen dan conform voorschriften de gehele procedure moeten gaan doorlopen en aantonen dat zij van groot belang zijn voor het slagen van de IPCEI.

Het kabinet verwacht dat met deze staatssteun extra investeringen van Nederlandse bedrijven mogelijk gemaakt worden waardoor een nieuwe generatie Europese samenwerkende cloudoplossingen en clouddiensten kan ontstaan die veilig en duurzaam zijn. De verwachting is dat met deze aanvullende middelen marktfalen in de cloudmarkt op een effectieve manier kan worden geadresseerd en dat strategische afhankelijkheden van Nederland en Europa op het gebied van clouddiensten worden verkleind.

De IPCEI CIS betreft een zeer complex en groot Europees samenwerkingsproces om met honderden partijen één geïntegreerd project te vormen, dat ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan DG Competition van de Commissie. Hierbij bepaalt de doorlooptijd voor goedkeuring van het langzaamste project dat van het gehele geïntegreerde project.

Na de prenotificatie van de voorstellen bij de Commissie is er concreet zicht op de projecten die onder IPCEI zullen worden uitgevoerd. Ik zal uw Kamer op dat moment een uitgebreide update doen toekomen. Naar verwachting zal dit plaatsvinden rond de zomer.

De leden van de D66-fractie kijken met interesse naar de laatste ontwikkelingen rondom de Digital Services Act (DSA) en Digital Markets Act (DMA). Vanuit het Europees Parlement zijn er een aantal voorstellen gedaan die meegenomen zouden kunnen worden bij de aankomende Informele Telecomraad. Hoe denkt het kabinet bijvoorbeeld over de artikel 13a en 24 uit het DSA-voorstel en artikel 2(23) en 6.1(f) uit het DMA-voorstel van het Europees Parlement? Welke elementen uit deze voorstellen denkt het kabinet mee te kunnen nemen bij de aankomende Raad? Wat is het verdere Europese politieke krachtenveld wat betreft deze voorstellen?

Het kabinet kijkt met interesse naar de Europese Parlementsvoorstellen voor artikelen 13a en 24 in de DSA. Voor wat betreft artikel 13a steunt het kabinet het doel van het Europees Parlement (hierna: EP) om de autonomie van gebruikers te bevorderen en ze in staat te stellen vrijelijk keuzes te kunnen maken in relatie tot de diensten die door online tussenpersonen worden aangeboden.

Met betrekking tot artikel 24, en specifiek artikel 24.1b, steunt het kabinet het doel dat het parlement nastreeft om kinderen beter online te beschermen zoals ook in het coalitieakkoord is vastgelegd. Het kabinet ziet ten aanzien van dit amendement wel aandachtspunten met betrekking tot de privacy implicaties, de uitvoerbaarheid, en de relatie tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en voorgestelde e-Privacy verordening. Deze zorgen worden door een meerderheid van lidstaten gedeeld in de Raad. Zo maakt het amendement het nodig dat online platformen de leeftijd van hun gebruikers moeten verifiëren om deze verplichting uit te voeren. Immers, om een minderjarige te kunnen identificeren moet worden geverifieerd of iemand meer- of minderjarig is. Daarbij kan het zijn dat er nog meer persoonlijke gegevens van gebruikers zullen worden verzameld. Bijvoorbeeld door aan gebruikers te vragen om een kopie van hun identiteitskaart te uploaden ter verificatie van hun leeftijd. De privacy en gegevens van kinderen worden bovendien al extra beschermd onder het regime van de AVG. Het is belangrijk dat het amendement van het EP daar op aansluit en die regels niet doorkruist. Tot slot zijn er in de Raad vraagtekens over de definitie van minderjarigen. In de Raadswerkgroepen waar de voortgang van de trilogen over de DSA worden besproken zal het kabinet haar steun voor het doel van dit amendement evenals voornoemde aandachtspunten uitdragen richting het Franse voorzitterschap.

Verder kijk het kabinet met interesse naar de Europese Parlementsvoorstellen 2, lid 23 en 6, lid 1f voor de DMA. Deze voorstellen hebben betrekking op interoperabiliteit tussen nummeronafhankelijke berichtendiensten en sociale netwerken. Het kabinet is positief over het idee van het EP voor meer interoperabiliteit tussen verschillende berichtendiensten en sociale netwerken. Meer interoperabiliteit verlaagt over het algemeen de toetredingsdrempels voor nieuwe aanbieders en leidt tot meer keuzevrijheid voor eindgebruikers. Dit sluit aan bij de doelstellingen van de DMA. Het kabinet vindt het hierbij wel van belang dat interoperabiliteit wordt uitgevoerd met voldoende waarborgen voor veiligheid en bescherming van persoonlijke data. We zetten ons tijdens de triloogonderhandelingen in voor deze balans.

De genoemde Europese Parlementsvoorstellen voor de DMA moeten nog uitgebreid met de andere lidstaten worden besproken. Op dit moment is er daarom nog geen duidelijkheid over het krachtenveld op dit punt.

De door de D66-fractie genoemde artikelen in zowel de DSA als DMA, worden op dit moment nog in de Raadswerkgroepen besproken. Er is dan ook geen aanleiding hier nu in de Raad zelf op in te gaan.

De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd naar de positie van de Minister omtrent de rol van grote sociale media platforms op de toegankelijkheid van de digitale openbare ruimte. Kan de Minister de Nederlandse positie wat betreft dit onderwerp toelichten? Kan de Minister verder aangeven wat ze specifiek vindt van de rol die algoritmes spelen in dit onderwerp? Deze leden onderstrepen dat iedereen recht moet hebben op toegang tot een betrouwbare en meertalige online omgeving. Hoe denkt de Minister over risico’s en gevaren die algoritmes veroorzaken op de meertalige online omgeving van de Nederlandse burgers? Hoe denkt de Minister over de rol die big techbedrijven hierin spelen? Wat is het Europese krachtenveld hierbij? Wordt dit onderwerp besproken op de aankomende Raad? Zo nee, hoe denkt de Minister over het mogelijk agenderen van dit onderwerp?

De opkomst van online platformen biedt mensen meer mogelijkheden om deel te nemen aan politieke en maatschappelijke discussies en maakt het makkelijker om informatie te delen. De keerzijde hiervan is dat het ook makkelijker is geworden om mis- of desinformatie te verspreiden via deze platformen. Platformen spelen zelf een belangrijke rol in het tegengaan van de verspreiding van desinformatie. Bij de acties die zij nemen, moeten echter wel de grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in acht worden genomen.8

Op 21 september 2021 heeft de toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de rol van online platformen in het modereren van content. Deze brief is mede namens de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid, Minister voor Rechtsbescherming en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat verstuurd. Daarin is onder meer aangegeven dat: «Online platformen [het recht hebben, red], en in het geval van illegale content zelfs de plicht, om hun platform te modereren en in dat kader bijvoorbeeld content te verwijderen. Wel vindt het kabinet het zeer belangrijk dat de platformen daarbij de vrijheid van meningsuiting als uitgangspunt hanteren. De mate waarin internet tussenpersonen transparant zijn over de wijze van beoordeling bij content moderatie en de gevolgen van een overtreding van de interne gebruikersvoorwaarden verschilt nogal. Het kabinet is van mening dat wanneer platformen content verwijderen of personen blokkeren ze transparant moeten zijn over de redenen daarvoor en die besluiten moeten motiveren. Platformen moeten daarnaast ook helder zijn over hun schorsingsbeleid, en betrokkenen moeten te allen tijde bezwaar kunnen maken tegen dit soort beslissingen. In ieder geval (ook) via een rechtsgang. Regulering kan een bijdrage leveren aan verbetering op deze punten. In het Commissievoorstel voor de DSA worden deze punten geadresseerd. Het kabinet steunt mede hierom de DSA en zal zich er hard voor maken om deze elementen uit het voorstel te behouden.9» Ik deel deze positie en blijf me hier hard voor maken met betrekking tot de DSA waar inmiddels trilogen over plaatsvinden.

In de versie van de DSA zoals de Raad die in november 2021 heeft voorgesteld worden voor aanbevelingsalgoritmes diverse regels gesteld. Zo moeten zeer grote online platformen jaarlijks (laten) onderzoeken of die bijvoorbeeld negatieve gevolgen hebben op de uitoefening van fundamentele rechten door hun gebruikers, en andere systemische risico’s in zich dragen. Verder moet de werking van aanbevelingsalgoritmes transparant en inzichtelijk worden gemaakt voor gebruikers en moeten zij de mogelijkheid krijgen om invloed uit te oefenen op die algoritmes. Dit maakt de invloed van die algoritmes op de informatie die mensen te zien krijgen inzichtelijk. Dit helpt mensen bewust te worden van de invloed die deze algoritmes hebben. Dit zijn positieve elementen uit de DSA die ik blijf steunen gedurende de lopende trilogen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Geannoteerde agenda van de informele Telecomraad 8 en 9 maart 2022

De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens deze informele Telecomraad een discussie zal plaatsvinden over de verklaring «Women in entrepreneurship and innovation», die beoogt «investeringspartijen bewust(er) te maken van de verschillen in kapitaalinvesteringen in startups geleid door vrouwen en door mannen». Deze leden steunen de kabinetsinzet op dit thema. Zij zijn benieuwd naar de maatregelen die Nederland thans neemt om vrouwelijk ondernemerschap en meer diversiteit en inclusie op de arbeidsmarkt te stimuleren én naar hun effectiviteit. Wat kan de Minister daarover meegeven? Is zij bekend met het recente onderzoek «Het belang van inclusiviteit bij financiële dienstverlening»10 van ABN AMRO in samenwerking met McKinsey en Better Future, waaruit blijkt dat vrouwelijke ondernemers meer moeite hebben met het aantrekken van kapitaal dan mannen? (H)erkent de Minister deze conclusie? Welke stappen gaat zij deze kabinetsperiode zetten om de toegang tot financiering en tot financiële dienstverlening voor iedereen te verbeteren?

Voor de maatregelen die de overheid neemt ten aanzien van de bevordering van vrouwelijk ondernemerschap en meer diversiteit en inclusie op de arbeidsmarkt, verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de D66-fractie.

Ik herken de conclusie uit het ABN AMRO rapport dat vrouwelijke ondernemers meer moeite hebben met het aantrekken van kapitaal dan mannen. Een bestaand initiatief is FundRight van Techleap, waar ook Invest-NL en de ROMs bij zijn aangesloten. Het doel is om durfkapitalisten meer te doen investeren in ondernemingen met een vrouwelijke (mede)oprichter. Ten aanzien van nieuwe initiatieven om diversiteit en inclusiviteit binnen het ondernemerschap te verbeteren heeft EZK in het kader van het Nationaal Groeifonds het voorstel «Welvaart door een inclusief ecosysteem voor ondernemerschap (WINECON)» ingediend. De aanvraag was onder andere bedoeld om het aandeel van ondervertegenwoordigde groepen bij venture capital en andere vormen van ondernemersfinanciering te vergroten. Aangezien de aanvraag bij de toetsing door de Toegangspoort is afgewezen, wordt verkend welke andere mogelijkheden er zijn om voorgestelde activiteiten te realiseren.

De leden van de CDA-fractie kijken uit naar de Nederlandse appreciatie van de European Declaration on Digital Rights and Principles for the Digital Decade, die op korte termijn wordt verwacht. De Minister schrijft in gesprek te willen treden met de Nederlandse telecomsector om te inventariseren «welke maatregelen reeds worden genomen om de uitrol van telecomnetwerken te verduurzamen». Acht zij het voorstelbaar dat telecompartijen hieromtrent extra verplichtingen krijgen opgelegd, Europees dan wel nationaal?

Ik wil op basis van de gesprekken met de Nederlandse telecomsector eerst een beter beeld vormen van het soort en de reikwijdte van de maatregelen die de sector neemt om de uitrol van netwerken te verduurzamen. Vervolgens zal ik nagaan of een nadere analyse naar de mate waarin telecomnetwerken duurzaam worden uitgerold, zinvol is. In de Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium, is een hoofdstuk opgenomen over het verduurzamen van digitale producten en diensten. In hoeverre dit zal leiden tot extra verplichtingen voor telecompartijen is op dit moment niet bekend.

Het kabinet heeft een toekomstverkenning laten uitvoeren naar de belangrijkste trends en ontwikkelingen op het terrein van digitalisering richting 2030 en naar mogelijke toekomstscenario’s. Deze verkenning zal worden betrokken bij de uitwerking van de digitale ambities uit het coalitieakkoord. Wanneer ontvangt de Kamer hier meer concrete informatie over?

Op dit moment worden de ambities uit het coalitieakkoord nader uitgewerkt. In de hoofdlijnenbrief voor het digitaliseringsbeleid ontvangt uw Kamer in de loop van deze maand daar meer informatie over. Het kabinet is voornemens om daarna een werkagenda voor de digitalisering op te stellen en zal hierbij de inzichten uit de toekomstverkenning benutten. Uw Kamer zal deze strategie rond de zomer van 2022 ontvangen.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven dat er balans moet zijn tussen het benutten van de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering enerzijds en het borgen van publieke belangen als veiligheid, grip op gegevens, consumentenbescherming en eerlijke concurrentie anderzijds, waarbij in hun opvatting altijd de mens centraal moet blijven staan.

Antwoorden op vragen commissie over het fiche: Verordening Raamwerk Europese Digitale Identiteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3161)

In antwoord op vragen van de leden over een planning voor de Nederlandse implementatie van de voorzieningen die mogelijk zijn onder de herziene eIDAS-verordening, schrijft de Minister deze «op dit moment» niet te kunnen geven. Wanneer is een dergelijke planning wel beschikbaar, vragen de leden van de CDA-fractie? Kan de Minister bovendien nader ingaan op de Nederlandse positie/inzet ten aanzien van de gemeenschappelijke toolbox die lidstaten dit jaar moeten opzetten?

Het voorstel van de Commissie tot herziening van de eIDAS-verordening wordt momenteel besproken met de lidstaten. Er is nog geen zicht op posities van de Raad en het Europese Parlement. Daarmee is er nu onvoldoende zicht op de uiteindelijke inhoud van de verordening en de daarin op te nemen termijn voor inwerkingtreding en kan nu geen realistische planning voor de implementatie afgegeven worden. Zodra daar beter zicht op is, bijvoorbeeld als de trilogen zijn aangevangen, zal een planning afgegeven kunnen worden.

Parallel aan de onderhandelingen over de verordening, heeft de Commissie lidstaten uitgenodigd om een toolbox te ontwikkelen middels verschillende informele expertgroepen. Deze expertgroepen zijn noodzakelijk en nuttig voor met name de bevordering van de grensoverschrijdende werking en de interoperabiliteit van «wallets» binnen het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit. Ze zijn nadrukkelijk ondersteunend aan en aanvullend op de onderhandelingen over de verordening. Onder regie van de Staatssecretaris van BZK nemen diverse experts van departementen en uitvoeringsorganisaties in nauwe samenwerking met experts van andere lidstaten, actief deel in deze expertgroepen voor de inrichting van de oolbox.

Verslag formele Telecomraad 3 december 2021

De leden van de CDA-fractie zouden van de Minister willen weten wat het tijdspad is aangaande de «Richtlijn betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie» (NIB2-richtlijn). Kan de Minister toelichten naar welke extra sectoren en aanbieders de richtlijn zal worden uitgebreid?

In de onderstaande tabel is aangegeven op welke sectoren de NIB2-richtlijn van toepassing zal zijn, conform het voorstel dat is gedaan door de Commissie. De sectoren die zijn toegevoegd ten opzichte van de huidige NIB-richtlijn zijn in deze tabel onderstreept. In het voorstel van de Commissie wordt een onderscheid gemaakt tussen essentiële entiteiten die actief zijn in de sectoren uit bijlage 1, en belangrijke entiteiten die actief zijn in de sectoren uit bijlage 2. Voor essentiële entiteiten geldt een regime van proactief toezicht, voor belangrijke entiteiten is dit reactief toezicht.

Bijlage 1

Bijlage 2

Energie

Post- en koeriersdiensten

Vervoer

Afvalstoffenbeheer

Bankwezen

Vervaardiging, productie en distributie van chemische stoffen

Infrastructuur voor de financiële markt

Productie, verwerking en distributie van levensmiddelen

Gezondheidszorg

Vervaardiging (o.a. van medische hulpmiddelen en elektrische apparatuur)

Drinkwater

Digitale aanbieders

Afvalwater

 

Digitale infrastructuur

 

Overheidsdiensten

 

Ruimtevaart

 

Daarnaast worden er binnen sectoren die al in de huidige NIB-richtlijn zijn opgenomen nieuwe subsectoren toegevoegd. Voor een volledig overzicht van de sectoren en subsectoren waar het voorstel betrekking op heeft verwijs ik u naar bijlage 1 en 2 bij het voorstel van de Commissie. In de posities van de Raad en het Europees Parlement worden daarnaast voorstellen gedaan om respectievelijk de sectoren ICT-dienstverlening en hoger onderwijs en onderzoek toe te voegen. Op dit moment is de richtlijn nog in onderhandeling. In de triloog zal uiteindelijk moeten worden vastgesteld op welke sectoren de richtlijn betrekking heeft. Het voorzitterschap heeft de ambitie om de triloogfase voor komende zomer af te ronden.

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het kader van de Artificial Intelligence Act (AI Act) is gesproken over het beschermen van het midden- en kleinbedrijf. Wat is hier precies gewisseld?

AI-systemen waar burgers op kunnen vertrouwen zijn een voorwaarde voor innovatie en groei. De AI-verordening bevat verplichtingen voor elk AI-systeem dat in de EU op de markt wordt gebracht of in gebruik wordt genomen. Tijdens de Telecomraad heeft Nederland aangegeven het belangrijk te vinden dat nalevingslasten proportioneel blijven en dat de verordening voorziet in ondersteuning aan het mkb. Zo verwelkomt het kabinet de handreiking van de Commissie om het mkb tegemoet te komen door hen voorrang te verlenen tot testomgevingen om volgens een specifiek plan hun AI-systeem verder ontwikkelen, testen en valideren, ook wel «regulatory sandboxes» genoemd. Het kabinet is van mening dat conformiteitsbeoordelingen bedrijfsprocessen, digitale innovatieve ontwikkelingen en de concurrentiepositie niet onnodig mogen schaden. Tegelijkertijd is van belang, ook voor het benutten van de kansen van AI, dat burgers kunnen vertrouwen op AI-systemen. De meeste Europese lidstaten vragen net zoals Nederland aandacht voor de rol van mkb en de verwachting is dat het Franse voorzitterschap aanvullende uitzonderingen in de tekst van de verordening zal voorstellen.

Welke/wat voor commerciële partijen zijn al bezig met het ontwikkelen van oplossingen voor digitale identiteiten zonder de noodzakelijke veiligheidsgaranties, zoals de Minister schrijft?

In haar voortgangsrapportage in de Telecomraad van 3 december jl. over het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit benadrukte de Commissie dat grote commerciële partijen al bezig zijn met oplossingen voor digitale identiteiten zonder de nodige veiligheidsgaranties. U kunt hierbij denken aan grote technologiebedrijven. Het voorstel van de Commissie beoogt te bevorderen dat lidstaten zelf homogene oplossingen bieden voor veilige, betrouwbare en transparante transacties binnen een Europees raamwerk.

Verder zijn deze leden benieuwd of het Beleidsprogramma 2030 Weg naar een Digitaal Decennium wetgevende voorstellen zal bevatten en of bekend is welke dat zijn.

Het Beleidsprogramma 2030 Weg naar een Digitaal Decennium bevat geen wetgevende voorstellen, maar betreft een monitoringsmechanisme. Het besluit gaat ervan uit dat de lidstaten ieder hun eigen nationale strategische routekaart opstellen om aan de doelstellingen van het Digitaal Kompas te voldoen. Het is aan het kabinet om een routekaart te maken waarin uiteengezet wordt op welke wijze deze doelen behaald kunnen worden.

Verder zien deze leden uit naar de presentatie van de Europese verklaring over digitale rechten en principes, over onder andere toegang tot het open internet en publieke diensten, digitale kennis en competenties voor iedereen, beveiliging online en controle over het gebruik van persoonsgegevens online. Met het kabinet vinden deze leden het van groot belang dat er snel een akkoord wordt bereikt over de Roamingverordening, daar de huidige verordening op 30 juni 2022 afloopt. Wil de Minister zich daar extra voor inspannen?

In het verslag van de formele Telecomraad van 3 december 202111 werd gemeld dat het Sloveense voorzitterschap nog een viertal discussiepunten identificeerde in de triloog-onderhandelingen. Het verheugt mij u te kunnen melden dat deze punten spoedig daarna zijn opgelost en dat daarmee een akkoord is bereikt voor een nieuwe Roamingverordening. Op dit moment wordt gewerkt aan een laatste juridische check op de nieuwe Verordening en worden de vertalingen gemaakt. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de nieuwe Verordening op tijd in werking kan treden. Daarmee is het succesvolle «roam-like-at-home» voor de komende tien jaar weer gegarandeerd en kunnen Europese burgers op reis door Europa blijven bellen, sms-en en mobiel internetten tegen het thuistarief en uit de eigen bundel.

Over de (precieze inhoud van de) voor Q3 2022 aangekondigde Cyber Resilience Act zouden deze leden te zijner tijd graag meer informatie ontvangen.

De exacte datum van publicatie van de Cyber Resilience Act is op dit moment nog onbekend. De Kamer zal middels een BNC-fiche worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet binnen de geldende termijn van 6 weken nadat de Commissie het voorstel heeft gepubliceerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie de bewindspersoon

De leden van de Volt-fractie heeft kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding van de informele Telecomraad van 8–9 maart 2022. Daarover heeft zij nog enkele vragen.

Vrouwen in ondernemerschap en innovatie (Verklaring)

De leden van de Volt-fractie merken op dat de Minister in de geannoteerde agenda aangeeft dat waar het gaat om het toebedelen van genderspecifieke aantallen en targets in de investeringsgemeenschap, overheidsfondsen en limited partners een belangrijke rol hebben. Ze schrijft verder dat wanneer zij diversiteitseisen stellen aan de fondsen waarin zij investeren, die ook worden opgevolgd. Als voorbeeld wordt het streefpercentage van 35% vrouwen in de directie van Invest-NL genoemd. Welk streefpercentage acht deze Minister wenselijk? Zou 50% niet beter zijn? Met welke landen ziet Nederland de mogelijkheid om best practices uit te wisselen? Welke partijen hebben welke standaard en goede voorbeelden uitgewerkt voor diversiteit in durfkapitaal? Heeft Nederland ook best practices om uit te wisselen?

Een streefpercentage van 35% zoals door InvestNL genoemd sluit aan op ontwikkelingen in voorbeeldlanden voor Nederland, zoals bijvoorbeeld Zweden. Zweden heeft geen vrouwenquotum, maar streeft naar het gelijktrekken van het aantal vrouwen als mannen aan de top binnen tien jaar (momenteel 1/3 vrouw bestuursfuncties). In Nederland heeft de Tweede Kamer in december 2019 een motie aangenomen waarin het kabinet wordt opgeroepen om een advies van de Sociaal-Economische Raad aangaande het invoeren van een vrouwenquotum voor de Raden van Commissarissen van beursgenoteerde bedrijven op te volgen. In de toekomst moet dat leiden tot ten minste 30% vrouwelijke commissarissen.

Nederland heeft al meerdere jaren uitwisselingen met Zweden als het gaat om vrouwelijk ondernemerschap. Zweden staat bovenaan de ranglijst over gendergelijkheid van het World Economic Forum (WEF) en is daarmee een land waarvan Nederland kan leren, ondanks dat ook Zweden uitdagingen kent betreffende vrouwelijk ondernemerschap.

Op 25 november 2019 werd door de Zweedse Ambassade in het Epicenter de eerste «Techbridge» georganiseerd tussen Nederland en Zweden georganiseerd met als thema «Women in Tech». Het initiatief was het vervolg op het bezoek van voormalig Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat aan Stockholm in november 2019 waar ze samen met de toenmalig Zweedse Staatssecretaris Billinger in gesprek ging met vrouwelijke ondernemers en Venture Capitalists. Zweden en Nederland werken sindsdien nauw samen op dit thema.

Nederland kent zelf ook best-practices die het kan delen met andere landen om vrouwelijk ondernemerschap in de IT sector te stimuleren. Een goed voorbeeld is het publiek-private programma Techniekpact waarbij verschillende departementen en overheidsorganisaties in het samenwerken met de onderwijssector en het bedrijfsleven om meisjes, en jongeren met een niet-westerse immigratie-achtergrond, te enthousiasmeren voor technische opleidingen en beroepen.

Groene en digitale transitie (discussie)

De leden van de Volt-fractie vragen welke concrete verbeteringen de Minister ziet in het samenbrengen van de genoemde «twee transities» binnen het beleid van de EU. Welke rol zal Nederland daarin spelen? Op welke manier zal de rapportageverpliching voor energieverbruik van datacenters concreet bijdragen aan het energie-efficiënter maken van datecenters binnen Europa ten opzichte van elkaar? De rapportageverpliching an sich zal geen verbetering meebrengen. Welke maatregelen ziet de Minister voor zich om dit al op korte termijn te verbeteren?

De link tussen digitalisering en verduurzaming is van belang voor de Europese economie. Het kabinet vindt het positief dat aandacht wordt geschonken aan de koppeling tussen digitalisering en verduurzaming en vindt het van belang om de ecologische impact van digitalisering te verkleinen en om digitalisering in te zetten om efficiëntie in andere sectoren te vergroten. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van beide transities is de EU hiervoor een belangrijk handelingsniveau. Het kabinet zet zich binnen de EU in op zowel digitale oplossingen voor duurzaamheidsvraagstukken als op verduurzaming van de ICT-sector zelf. Daarnaast dient te worden geïnvesteerd in digitale technieken die duurzaamheid kunnen bevorderen, bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie voor milieubescherming.

De voorgestelde Europese jaarlijkse rapportageverplichting voor datacenters zal inderdaad geen directe efficiëntieverbetering met zich meebrengen. Het creëert wel inzicht in vermogen, verbruik en restwarmte. Het gaat daarmee verder dan de nationale vierjaarlijkse informatieplicht energiebesparing die veel datacenters in Nederland al hebben. Deze nationale rapportageplicht gaat daarnaast gepaard met de verplichting om ook alle geïdentificeerde energiebesparende maatregelen met een vijf jaar terugverdientijd uit te voeren. De energiebesparende maatregelen zijn vastgelegd in de Erkende Maatregelenlijst (EML Commerciële Datacenters). Vanaf 2023 vallen alle datacenters onder deze energiebesparings- en rapportageplicht. Wanneer zij een verbruik hebben van meer dan 10 miljoen kWh moeten zij in plaats van een Erkende Maatregelenlijst, een energiebesparingsonderzoek uitvoeren en een uitvoeringsplan opstellen. Hierop kan dan door het decentrale bevoegd gezag gehandhaafd worden. Wanneer straks op Europees niveau ook een rapportageplicht ingevoerd wordt, zal gekeken worden hoe deze in combinatie met bestaande nationale verplichtingen geïmplementeerd kan worden.

De toekomst van internet technologieën (discussie)

De leden van de Volt-fractie vragen wanneer het kabinet verwacht de digitale ambities uit het coalitieakkoord nader uit te hebben gewerkt. Wordt de Kamer op korte termijn geïnformeerd over de toekomstverkenning? Omvat die toekomstverkenning alle voorbeelden technologieën die de Minister in deze brief noemt? Hoe gaat de Minister waarborgen dat in Europa voldoende wordt ingezet op toekomstbestendige EU-regulering? Wat houdt dat concreet in voor de Minister?

Ik verwijs u voor dit antwoord graag naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie.

De Kamer is reeds geïnformeerd over deze toekomstverkenning (Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 755). Vooral de ontwikkelingen rondom virtuele werelden, waar het metaverse een voorbeeld van is en web 3.0 komen daarin aan de orde.

Nederland zet zich in EU-verband ervoor in om de kansen van internet technologieën optimaal te benutten en tegelijkertijd oog te houden voor de risico’s. Bestaande en toekomstige EU-wetgeving moet toekomstbestendig zijn. Concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat op de AI Act wordt gewerkt door het creëren een wetgevend kader te dat toekomstgericht, veerkrachtig en innovatie-vriendelijk is voor de EU door in te zetten op het kunnen aanpassen van de verschillende risico categorieën in de verordening. Op deze manier kan tijdig worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen.

Is het kabinet bereid, en ziet het kabinet de ruimte, om stevige maatregelen te treffen om de digitale autonomie van de Europese Unie te herstellen? Ook wanneer deze (sterk) ingrijpen in de vrije markt?

Ik verwijs u voor dit antwoord graag naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

Ziet de Minister de ruimte om in samenwerking met universiteiten te investeren in de structurele kennispositie van Nederland met betrekking van nieuwe technologieën? Bijvoorbeeld door structureel budget vrij te maken voor onderzoek?

Het bevorderen van kennis en innovatie via publiek-private samenwerking, o.a. voor nieuwe technologieën, is de kern van het meerjarige Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Budgetreeksen daarvoor zijn tijdelijk, zoals bijvoorbeeld voor AI en kwantum via toekenningen uit het Nationaal Groeifonds.

Europese verklaring over digitale rechten en beginselen

De leden van de Volt-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de zes pijlers van de Europese Verklaring over Digitale Rechten en Beginselen voor Nederland betekenen. In hoeverre acht de Minister deze pijlers afdoende? Of mist er volgens dit kabinet iets in het plan?

Uw Kamer zal op korte termijn in een BNC-fiche geïnformeerd worden over de positie van het kabinet ten aanzien van deze Europese Verklaring over Digitale Rechten en Beginselen. In algemene zin wordt de opzet van deze Verklaring gewaardeerd door het kabinet.

Non-paper on the principles of a Cyber Resilience Act («CRA»)

De leden van de Volt-fractie vragen welk niveau van harmonisatie zou de CRA volgens het kabinet moeten nastreven en waarom. De Minister geeft aan dat de CRA moet gelden voor producenten en leveranciers van ICT-producten, diensten en processen. Daar is de keten nog niet mee gesloten, immers, ook bij gebruikers bestaan risico’s en kwetsbaarheden. Wil het kabinet ook verplichtingen voor gebruikers onderzoeken? Of ziet zij daarvoor andere geschiktere instrumenten? Zo ja, welke?

Het klopt dat gebruikers een eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun digitale veiligheid. Tegelijkertijd zijn zij ook afhankelijk van het veiligheidsniveau dat de producenten en leveranciers van ICT-producten, -diensten en processen aanbieden. Zoals de Onderzoeksraad voor Veiligheid schetst in haar rapport «Kwetsbaar door software» zijn er onvoldoende marktprikkels bij deze producenten en leveranciers om in een internationale competitieve markt om de cybersecurity van ICT-producten, -diensten en -processen substantieel te verbeteren. De Cyber Resilience Act zou wat het kabinet betreft de verantwoordelijkheid voor de digitale veiligheid van producenten en leveranciers van ICT-producten, -diensten en -processen bij de producenten en leveranciers moeten leggen, met een zorgplicht voor de digitale veiligheid van de producten en diensten die zij aanbieden. De inzet van het kabinet is erop gericht dat de Cyber Resilience Act verplicht een hoog beschermingsniveau afdwingt voor alle ICT-producten, diensten en processen, dus ook voor software en ongeacht of deze wordt gebruikt door consumenten of bedrijven, industrie of overheden, en voor de gehele levensduur van het product of de dienst. Gezien de internationale markt voor ICT-producten, -diensten en -processen, het maatschappelijk belang van cybersecurity en het creëren van een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven is het kabinet voorstander van Europese harmonisatie. De specifieke inzet zal te zijner tijd afhankelijk zijn van het voorstel van de Europese Commissie. De Kamer is op 14 december 2021 geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de Cyber Resilience Act op basis van een non-paper (Kamerstuk 21 501-33, nr. 900). Nederland gaat actief het gesprek aan met de Commissie en andere lidstaten over de vormgeving van de Cyber Resilience Act. Daarnaast vragen de leden van Volt naar de inzet van het kabinet op het verhogen van de cybersecurity van gebruikers. De Europese richtlijn voor netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn) bevat een meldplicht ten aanzien van incidenten en een zorgplicht (treffen van beveiligingsmaatregelen) op aan aanbieders van essentiële diensten in de onder de richtlijn vallende sectoren. Deze richtlijn wordt momenteel herzien, waarbij de verplichtingen zullen worden uitgebreid naar meer sectoren en bedrijven. De onderhandelingen in de triloog zijn momenteel gaande. Daarnaast werkt het kabinet onder regie van de Minister van JenV aan de uitwerking van een integrale Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS). Deze strategie zal invulling geven aan de ambities op cybersecurity van dit kabinet en bouwt voort op de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA) uit 2018. De Kamer wordt medio dit jaar over de uitwerking geïnformeerd (Kamerstuk 26 643, nr. 536).


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Deepfakes: De juridische uitdagingen van een synthetische samenleving, Deepfakes: De juridische uitdagingen van een synthetische samenleving | Rapport | rijksoverheid.nl

X Noot
3

Kamerstuk 30 196, nr. 773

X Noot
4

Het Nationaal (W)EEE Register is aangewezen door de overheid om de taken in te richten die voortkomen uit de registratie- en rapportageplicht in de Regeling AEEA (Waste from Electrical and Electronic Equipment-Richtlijn).

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 3234

X Noot
6

Aanhangsel van de Handelingen II 2021/22, nr. 1150.

X Noot
8

Kamerstuk 30 821, nr. 91.

X Noot
9

Kamerstukken 26 643 en 33 826, nr. 782.

X Noot
10

Het belang van inclusiviteit bij financiële dienstverlening, 14 februari 2022, IB_Report_The_Value_of_Inclusivity_in_Banking_ENG_Final.pdf (ctfassets.net)

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-33, nr. 900

Naar boven