Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 21501-33 nr. 485 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 21501-33 nr. 485 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2014
Bijgaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen van de Energieraad die op 13 juni a.s. plaatsvindt te Luxemburg.
Het Griekse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober 2012 is uitgebracht. Op het moment van schrijven zijn de onderhandelingen nog gaande en is definitieve agendering met het oog op een akkoord nog niet zeker. Het doel van het voorstel van de Commissie is het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de zogenaamde indirecte veranderingen in landgebruik. Deze broeikasgasuitstoot ontstaat als bestaande landbouwgronden worden ingezet voor de productie van biobrandstoffen en vervolgens nieuwe of andere gebieden in gebruik worden genomen voor landbouwdoelen als voedsel- of veevoederproductie. Met het politieke akkoord stelt de Raad haar standpunt vast voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP). Het EP heeft haar standpunt in eerste lezing over het Commissievoorstel vastgesteld. Het EP heeft de rapporteur echter geen mandaat gegeven om namens haar te onderhandelen met de Raad. Vanwege de EP-verkiezingen is het nog onbekend wanneer de onderhandelingen tussen de Raad en het EP zullen starten.
Op de Europese Raad van 26 en 27 juni zal worden gesproken over de voltooiing van de interne energiemarkt in 2014, het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid en het klimaat- en energiepakket 2030. Tijdens de energieraad van 13 juni wisselen de lidstaten inhoudelijk van gedachten over de eerste twee onderwerpen. Het klimaat- en energiepakket 2030 is op verzoek van een aantal lidstaten aan de agenda toegevoegd omdat zij de voltooiing van de interne energiemarkt en het verbeteren van de leveringszekerheid in samenhang willen bezien met de onderhandelingen over het klimaat- en energiepakket 2030. Een inhoudelijke bespreking van het klimaat- en energiepakket 2030 vindt plaats in de Milieuraad van 12 juni a.s. De geannoteerde agenda van de Milieuraad is op 22 mei jl. naar uw Kamer gegaan. Nederland zet zich ervoor in dat de Raad toewerkt naar besluitvorming over het klimaat- en energiepakket 2030 op de Europese Raad in oktober. De discussie in de Raad spitst zich momenteel toe op de verdeling van het non-ETS-gedeelte van de CO2-reductiedoelstelling over de lidstaten. Een aantal lidstaten wil dit eerst nader uitgewerkt zien alvorens in te stemmen met een CO2-reductiedoelstelling van 40% in 2030. Nederland vindt dat kosteneffectiviteit bij de verdeling van het non-ETS-gedeelte een grotere rol moet krijgen (gebeurt nu op basis van BNP/capita) en dat alle lidstaten een bijdrage moeten leveren (geen verdere groei van emissies).
De Raad zal van gedachten wisselen over de voltooiing van de interne energiemarkt. De Europese Raad heeft gesteld dat de interne energiemarkt uiterlijk in 2014 volledig functioneel, verbonden en geïntegreerd moet zijn. De Europese Raad van 26 en 27 juni a.s. zal hiertoe de stand van zaken opmaken. In juni komt de Commissie met een nieuw rapport over de stand van zaken met betrekking tot de voltooiing van de interne energiemarkt. Dit rapport zal naar verwachting niet op tijd klaar zijn om te worden besproken op de Energieraad.
De Raad zal tevens van gedachten wisselen over energievoorzieningszekerheid. Ingegeven door de situatie in de Oekraïne heeft de Europese Raad van maart jl. de Europese Commissie gevraagd voor juni 2014 een plan voor het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU te presenteren. De Commissie zal op 28 mei met dit plan naar buiten komen. Op de Europese Raad van 26 en 27 juni a.s. staat energievoorzieningszekerheid ook geagendeerd.
Daarnaast zal de Raad naar verwachting raadsconclusies aannemen over energieprijzen en consumentenbescherming. Deze conclusies volgen op de Commissiemededeling over energieprijzen en concurrentiekracht van 22 januari 2014 die op de Energieraad van 4 maart 2014 is gepresenteerd. Er wordt geen gedachtewisseling voorzien. In september 2014 komt de Commissie met een nadere analyse van de samenstelling van de energiekosten.
Ten slotte zal de Raad van gedachten wisselen over de internationale energierelaties en de waarde van multilaterale energieraamwerken. Samenwerking in multilaterale energieraamwerken zijn een belangrijk onderdeel van het EU externe energiebeleid en dienen de klimaat- en energiedoelen in den brede. De focus zal in de discussie liggen op bestaande energieraamwerken zoals de Energie Gemeenschap, het Energiehandvestverdrag en het Internationale Energie Agentschap.
Onder het punt diversen zal het aankomende Italiaanse voorzitterschap haar werkprogramma voor de tweede helft van 2014 toelichten.
Tijdens de besloten lunch zal gediscussieerd worden over de actuele situatie in de Oekraïne. De discussie zal specifiek gaan over de energiegerelateerde dimensie van het conflict in de Oekraïne.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Indirecte veranderingen in landgebruik door de productie van biobrandstoffen
Politiek akkoord
Het Griekse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober 2012 is uitgebracht (Kamerstuk 22 112, nr. 1515). Op het moment van schrijven zijn de onderhandelingen nog gaande en is definitieve agendering met het oog op een akkoord nog niet zeker. Met het politiek akkoord stelt de energieraad haar standpunt vast voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP). Het EP heeft in eerste lezing zijn standpunt over het Commissievoorstel bepaald. Het EP heeft echter de rapporteur geen mandaat gegeven om namens haar te onderhandelen met de Raad. Mogelijk zal het nieuwe EP zich opnieuw over het voorstel buigen. Wanneer de onderhandelingen tussen de Raad en het EP zullen starten is derhalve onbekend.
Het doel van het Commissievoorstel is het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de zogenaamde indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC). Deze broeikasgasuitstoot ontstaat als bestaande landbouwgronden worden ingezet voor de productie van biobrandstoffen en vervolgens nieuwe of andere gebieden in gebruik worden genomen voor landbouwdoelen als voedsel- of veevoederproductie. Met het voorliggende voorstel probeert de Commissie de duurzaamheid van biobrandstoffen te vergroten.
De richtlijnen brandstofkwaliteit en hernieuwbare energie zijn nauw met elkaar verwant: voor het behalen van de in de richtlijnen opgenomen doelstellingen zullen naar verwachting veelal biobrandstoffen worden ingezet. Deze biobrandstoffen dienen te voldoen aan duurzaamheidscriteria. De richtlijn brandstofkwaliteit kent een doelstelling van 6% minder broeikasgasemissies per energiehoeveelheid over de fossiele keten in 2020 ten opzichte van 2010. De richtlijn hernieuwbare energie kent onder andere een doelstelling van 10% aandeel hernieuwbare energie in de vervoersector in 2020. Deze transportdoelstelling draagt bij aan de algehele nationale doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020.
Tijdens de energieraad van 12 december 2013 is de Raad er niet in geslaagd om een politiek akkoord over het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie te bereiken. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, kon niet akkoord gaan met het voorliggende voorstel omdat dit onvoldoende ambitie toonde. Om de blokkerende minderheid op te heffen probeert het Griekse voorzitterschap tegemoet te komen aan de bezwaren van ten minste één van de lidstaten die tegen heeft gestemd.
Nederland heeft op de energieraad van 12 december 2013 tegen het toen voorliggende politieke akkoord gestemd omdat het niet aan de Nederlandse ambities zoals de 5% limiet op conventionele biobrandstoffen, stimulering van geavanceerde biobrandstoffen en snelle invoering van ILUC-factoren voldeed, en om substantiële extra kosten bij het halen van de doelstelling hernieuwbare energie te vermijden.
Het Griekse voorzitterschap onderzoekt of een compromis mogelijk is. In het voorliggende compromisvoorstel is een aandeel van maximaal 7% conventionele biobrandstoffen (veelal geproduceerd uit voedselgewassen) in het halen van de vervoersdoelstelling uit de richtlijn hernieuwbare energie gehandhaafd, omdat dit op de steun van een meerderheid van de lidstaten kon rekenen. De resterende opgave (tot 10% totaal) moet worden ingevuld met geavanceerde biobrandstoffen en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen voor transport.
De pogingen van het voorzitterschap om de blokkerende minderheid op te heffen concentreren zich op een nationale subdoelstelling van 0,5% voor de meest geavanceerde biobrandstoffen. Met invoering van deze subdoelstelling wordt de productie van deze biobrandstoffen gestimuleerd. Nederland heeft een voorkeur voor een Europese subdoelstelling, maar dit stuit op weerstand van andere lidstaten. Daarom stelt het voorzitterschap voor dat lidstaten een subdoelstelling in hun regelgeving moeten opnemen, maar dat lidstaten aan de hand van een vaste set criteria ervoor kunnen kiezen daar nationaal van af te wijken. De lidstaten moeten zich inspannen om deze nationale doelstelling te halen, maar worden er juridisch niet op afgerekend als die niet wordt gehaald. Nederland staat positief tegenover dit voorstel. Een aantal lidstaten wil echter dat in de tekst wordt opgenomen dat het gaat om een indicatieve doelstelling. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland is van mening dat het opnemen van zo’n subdoelstelling dan op losse schroeven komt te staan.
Het oorspronkelijke Commissievoorstel kon op hoofdlijnen op de instemming van Nederland rekenen, maar Nederland vond het compromisvoorstel van 12 december 2013 niet ambitieus genoeg. Nederland realiseert zich dat als er geen compromis wordt bereikt dat dan de huidige richtlijnen van kracht blijven. Dat betekent geen investeringszekerheid en geen stap in de richting van verdere verduurzaming van de biobrandstoffen. Met het voorliggende compromis wordt wel een stap in de goede richting gezet door het aandeel conventionele biobrandstoffen te beperken en door de meest geavanceerde biobrandstoffen te stimuleren. Daarnaast heeft dit voorstel, in tegenstelling tot het vorige voorstel, geen negatieve impact op de 14% doelstelling hernieuwbare energie. Op het moment van schrijven zijn de onderhandelingen nog gaande. De definitieve beoordeling van het compromisvoorstel hangt daarvan af.
Interne energiemarkt
Gedachtewisseling
De Raad zal van gedachten wisselen over de voltooiing van de interne energiemarkt. De Europese Raad heeft gesteld dat de interne energiemarkt uiterlijk in 2014 volledig functioneel, verbonden en geïntegreerd moet zijn. De Europese Raad van 26 en 27 juni zal hiertoe de stand van zaken opmaken. In juni komt de Commissie met een nieuw rapport over de stand van zaken met betrekking tot de voltooiing van de interne energiemarkt. Dit rapport zal naar verwachting niet op tijd klaar zijn om te worden besproken op de Energieraad.
In november 2012 is de Commissie met een mededeling over de interne energiemarkt gekomen, inclusief landenspecifieke aanbevelingen. De Commissie stelde daarin vast dat verdere stappen noodzakelijk waren om de mogelijkheden van de interne energiemarkt volledig te benutten. Van belang daarbij waren met name de versterking van investeringen in productiecapaciteit, netwerken en opslagmogelijkheden, de versterking van de concurrentiekracht, extra energiebesparingen en een actievere houding van consumenten. De Commissie pleitte voor verdere integratie van Europese energiesystemen en verdere marktopening als cruciale voorwaarden voor een succesvolle transitie naar een betaalbare, schone en betrouwbare energiehuishouding. De landenspecifieke aanbevelingen lagen voor veel lidstaten, met name de Oost-Europese lidstaten, op het terrein van volledige implementatie van het tweede en derde interne energiemarkt pakket.
De Commissie komt in juni dit jaar met een nieuw rapport over de voltooiing van de interne energiemarkt. In de tussenliggende periode heeft de Commissie twee andere mededelingen in relatie tot de interne energiemarkt uitgebracht waarin zij verdere kritische kanttekeningen plaatste over het energiebeleid van lidstaten en ook een aantal richtsnoeren heeft opgesteld. Het betreft de mededeling over publieke interventies op de elektriciteitsmarkt van 5 november 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1753) en de mededeling over de ontwikkeling van energieprijzen en kosten in de Europese Unie van 22 januari 2014 (Kamerstuk 33 858, nr. 3).
Nederland pleit voor de volledige implementatie van EU-wetgeving in alle lidstaten alsmede een voortvarende afronding van het Europese netwerkcodeproces. Verder richt de Nederlandse inzet zich op verdere versterking van de positie van de consument, volledige integratie van hernieuwbare energie in de energiemarkt, een betere coördinatie van steunregelingen voor hernieuwbare energie en het vinden van regionale oplossingen voor leveringszekerheidvraagstukken. Waar het gaat om leveringszekerheid blijft Nederland van mening dat nationale maatregelen in de vorm van capaciteitsmechanismen onwenselijk zijn omdat deze onvermijdelijk grensoverschrijdende effecten hebben en zullen leiden tot verstoring van de elektriciteitsmarkt. Daarnaast ziet Nederland de voltooiing van de interne markt als belangrijke randvoorwaarde om de importafhankelijkheid en daarmee de kwetsbaarheid van lidstaten en van de Unie als geheel op het terrein van leveringszekerheid te verminderen.
Energievoorzieningszekerheid
Presentatie Commissie / Gedachtewisseling
De Raad zal van gedachten wisselen over energievoorzieningszekerheid. Ingegeven door de situatie in de Oekraïne heeft de Europese Raad van maart jl. de Europese Commissie gevraagd voor juni 2014 een plan voor het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU te presenteren. De Commissie zal op 28 mei met dit plan naar buiten komen. Ook tijdens de Europese Raad van 26 en 27 juni zal worden gesproken over energievoorzieningszekerheid.
Naar verluidt zal het plan van de Commissie inzetten op een verdere versterking van de interne markt inclusief de hiertoe noodzakelijke en reeds in gang gezette verbetering van de energie-infrastructuur. Verwacht wordt dat de Commissie de nadruk zal leggen op een verdere toename van zogenaamde reverse flows, meer gasopslagen, meer mogelijkheden om LNG in te zetten en meer regionale samenwerking binnen de EU. Verder blijft de Commissie inzetten op diversificatie van bronnen en routes en verduurzaming van energie.
Nederland zet ook in op een goed functionerende interne energiemarkt en op de reeds ingezette verbetering van de energie-infrastructuur in Europa. Infrastructuurprojecten met een Europese, grensoverschrijdende dimensie, kunnen op grond van het energie-infrastructuur pakket aangemerkt worden als project van gemeenschappelijk belang. Alleen projecten met deze status komen in aanmerking voor onder andere een versneld vergunningverleningstraject (reeds in lijn met de Nederlandse Rijkscoördinatieregeling), een kostenverdelingsmethode voor infrastructuurprojecten over buurlanden, en de mogelijkheid om aanspraak te maken op directe of indirecte financiële steun vanuit de Connecting Europe Facility (CEF). De komende maanden zal de Europese Commissie de 248 projecten die zijn geselecteerd als projecten van gemeenschappelijk belang nader beoordelen in geval zij een beroep doen op Europese financiering uit de CEF. De belangrijkste toewijzingscriteria voor financiering zijn de rijpheid van het project, de grootte van het effect volgens de maatschappelijke kosten-batenanalyse, de bijdrage aan het verminderen van eenzijdige energieafhankelijkheid en het voltooien van de interne energiemarkt.
De combinatie van een goed werkende interne energiemarkt met een daarbij passende energie-infrastructuur is voor Nederland de basis voor verbetering van de Europese voorzieningszekerheid. Import van LNG, betere benutting van bestaande opslagen, vraagbeperkende maatregelen en volledige implementatie van Europese wet- en regelgeving, waaronder netwerkcodes, zijn daarbij maatregelen die op korte termijn zijn te treffen en die de mogelijkheden van de EU vergroten om aanbodverstoringen op te vangen. Diversificatie van leveranciers, aanvoerroutes en -bronnen en een overstap op hernieuwbare energie blijven op de langere termijn het kompas om op te blijven varen.
Energieprijzen en consumentenbescherming
Aanname raadsconclusies
De Raad zal naar verwachting raadsconclusies over energieprijzen en consumentenbescherming aannemen. Deze conclusies volgen op de Commissiemededeling over energieprijzen en concurrentiekracht van 22 januari 2014 (Kamerstuk 33 858, nr. 3) die op de Energieraad van 4 maart 2014 is gepresenteerd. Er wordt geen gedachtewisseling voorzien. In september 2014 komt de Commissie met een nadere analyse van de samenstelling van de energiekosten.
In haar mededeling gaat de Commissie in op de stijging van de eindprijzen voor energie en doet zij aanbevelingen. Ondanks de inspanningen van de lidstaten om de energievraag te verminderen en efficiëntie bij industrie en huishoudens te verbeteren, zijn de energiekosten in de meeste lidstaten gestegen. Voornaamste verklaring van de stijging van de prijzen zijn de gestegen nettarieven en nationale belastingen en heffingen (accijnzen). Aanbevelingen betreffen vergroten van switchingsmogelijkheden, voltooiing van de interne energiemarkt, kosteneffectief subsidiebeleid voor hernieuwbare energie en het benchmarken van netwerkkosten. De Commissie komt in september 2014 met een nadere analyse van de samenstelling van energiekosten met daarin naar verluidt aandacht voor het aandeel subsidies voor hernieuwbare en conventionele energieproductie, transportkosten, kosten opslag, verzekeringen en milieuheffingen.
Uit de voorliggende raadsconclusies blijkt dat ook de andere lidstaten de aanbevelingen uit de Commissiemededeling kunnen onderschrijven. De raadsconclusies bevestigen het belang van het verlagen van de Europese energiekosten voor consumenten en het verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese industrie. De raadsconclusies zijn op het moment van schrijven echter nog niet definitief vastgesteld.
Nederland zal naar verwachting kunnen instemmen met de voorliggende raadsconclusies. Stijgende energieprijzen zijn een bron van zorg: ze tasten de koopkracht van burgers aan en verhogen de lasten van bedrijven, waardoor de Europese concurrentiekracht verslechtert. Op 22 januari jl. heb ik uw Kamer reeds bericht dat Nederland alle aanbevelingen uit de Commissiemededeling kan ondersteunen (Kamerstuk 33 858, nr. 3). Nederland kijkt uit naar de nadere analyse van de Commissie van de samenstelling van energiekosten.
Multilaterale energieraamwerken
Informatie Commissie en Grieks voorzitterschap / Gedachtewisseling
De Raad zal van gedachten wisselen over de internationale energierelaties en de waarde van multilaterale energieraamwerken in het licht van actuele politieke en economische ontwikkelingen. Daarbij zal mogelijk ook de rol van de EU binnen deze multilaterale energieraamwerken aan de orde komen.
Multilaterale energieraamwerken maken volgens de Commissie een belangrijk deel uit van het EU externe energiebeleid en dienen de klimaat- en energiedoelen in den brede. Tevens dragen de raamwerken bij aan de stabiliteit in bepaalde regio’s en bevorderen zij de rule of law. De focus zal in de discussie die het Griekse voorzitterschap beoogt liggen op bestaande energieraamwerken zoals de Energie Gemeenschap, het Energiehandvestverdrag en het Internationale Energie Agentschap.
Het verdrag dat de Energie Gemeenschap oprichtte trad op 1 juli 2006 in werking. De Energie Gemeenschap heeft als uiteindelijk doel om EU-regelgeving op energiegebied uit te breiden naar Zuidoost-Europa en verder. De Energie Gemeenschap beslaat de volgende werkterreinen: elektriciteit, gas, olie, mededinging, milieu, duurzame energie en energie-efficiëntie. De verdragsluitende partijen zijn Albanië, Bosnië Herzegovina, Kroatië, de Europese Unie, Macedonië, Montenegro, Oekraïne, Servië en Kosovo. Nederland heeft samen met Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Roemenie, Slowakije, Slovenië en het VK de status van deelnemer. Met de toetreding van Moldavië en de Oekraïne is de Energie Gemeenschap een nieuwe fase ingegaan. Georgië onderhandelt momenteel over lidmaatschap.
Het Energiehandvestverdrag is ontstaan als Nederlands initiatief, naar aanleiding van het zogenaamde plan Lubbers uit 1990. Dit plan voorzag in de integratie van de energiemarkten van Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie met die van West-Europa en de wereldmarkt. Dit plan werd in een politieke verklaring, het Energiehandvest ondertekend in Den Haag in 1991, concreet vormgegeven. Als vervolg daarop is het Energiehandvestverdrag ontstaan. Het Energiehandvestverdrag is in 1994 ondertekend in Lissabon en in werking getreden in 1998. Dit multilaterale verdrag stelt regels ten aanzien van energiehandel, energiedoorvoer, investeringsbescherming en internationale arbitrage en daarmee is het een belangrijk regelgevend energiekader. Bovendien vormt het besluitvormende orgaan, de Energie Handvest Conferentie, een nuttig platform voor dialoog met de inmiddels 87 aangesloten landen (waarvan 52 als verdragslid, 25 als waarnemer en 10 internationale waarnemende organisaties). Nadat Rusland in 2009 besloot het verdrag niet te ratificeren, hebben de leden zich beraden op een nieuw te volgen koers. Op dit moment lopen onderhandelingen over een modernisering van het Energiehandvest gericht op en een politieke uitbreiding van het dekkingsgebied. Naast Rusland hebben nog vier andere landen het verdrag niet geratificeerd.
Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) is opgericht na de oliecrisis midden jaren zeventig. Het oorspronkelijke doel van de organisatie was om landen in staat te stellen om met de inzet van olie uit strategische olievoorraden te reageren op ernstige verstoringen in de olieaanvoer. Het IEA heeft 29 leden, waaronder 20 EU-lidstaten. In de 40 jaar van haar bestaan is het IEA zich met een breder palet aan thema’s gaan bezighouden dan de strategische olievoorraden. De belangrijkste onderwerpen waar het IEA zich mee bezighoudt zijn: energievoorzieningszekerheid, economische ontwikkeling en milieubewustzijn. Daarnaast zoekt het IEA op dit moment nauwere samenwerking met een aantal belangrijke energiespelers waarvan de meeste geen lid zijn van de OESO en geen lid van het IEA kunnen worden. Het gaat om Rusland, China, India, Indonesië, Brazilië, Zuid-Afrika en Mexico. Deze landen zijn geïnteresseerd in het IEA, met name vanwege de toegang tot data, analyses van de mondiale energiemarkten en technische ondersteuning. Samenwerking zou vorm kunnen krijgen door middel van een geassocieerd lidmaatschap.
Nederland is van mening dat de Energie Gemeenschap zich naar volle tevredenheid tot een instrument heeft ontwikkeld dat het EU-acquis in steeds meer landen en op een toenemend aantal relevante deelterreinen implementeert. De Energie Gemeenschap voorziet in een geschillenbeslechtingsmechanisme zodat de handhaving van EU-richtlijnen kan worden getoetst. Zo gaat van de Energie Gemeenschap een harmoniserende en disciplinerende werking uit die het functioneren van de interne markt versterkt en de Europese energievoorzieningszekerheid bevordert.
Voor wat betreft het Energiehandvest heeft Nederland zich bereid verklaard om begin 2015 een conferentie te organiseren in Den Haag waar een verklaring over de modernisering van het Energiehandvest aangenomen zal kunnen worden. Nederland zal andere Europese lidstaten verzoeken hun diplomatieke netwerk in te zetten om derde landen actief bij de modernisering van het Energiehandvest te betrekken en te stimuleren toe te treden tot het Energiehandvestverdrag.
Nederland steunt de inzet van het IEA om nauwer samen te werken met een aantal belangrijke energielanden, die geen lid van de OESO en het IEA zijn. Gezien hun toenemende gewicht op de mondiale energiemarkten is een dergelijke samenwerking onmisbaar om te komen tot een stabiele ontwikkeling van de mondiale energiemarkten met voldoende aandacht voor voorzieningszekerheid en duurzaamheid.
Behalve in het IEA, voert de Commissie in deze internationale organisaties namens de EU-lidstaten het woord en vindt afstemming tussen de Commissie en de lidstaten over de te volgen lijn plaats in de reguliere raadsoverleggen in Brussel. Ter voorbereiding op overleggen binnen het IEA is er wel een lichte coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten die lid zijn van het IEA, maar de Commissie en de lidstaten nemen zelfstandig deel aan het overleg. Nederland hecht eraan dat dit zo blijft. Het IEA formuleert geen beleid, maar heeft het karakter van een denktank, die op basis van expertise marktanalyses maakt en lidstaten ondersteunt en van deskundig advies dient. Het is van belang dat zowel de lidstaten als de Commissie in staat zijn om vrijelijk te participeren in de discussies over de ontwikkelingen op de energiemarkt.
Diversen
Informatie van het aankomende Voorzitterschap
Het aankomende Italiaanse voorzitterschap zal haar werkprogramma voor de tweede helft van 2014 presenteren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-485.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.