21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 463 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2014

Bijgaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen van de Energieraad die op 4 maart a.s. plaatsvindt te Brussel.

De Raad zal van gedachten wisselen over de mededeling klimaat- en energiebeleid 2030 die op 22 januari is uitgekomen. De Commissie stelt een bindend Europees CO2-reductiedoel van 40% voor en een niet-bindend Europees hernieuwbaar energiedoel van 27%. De Commissie vertaalt het Europese doel voor hernieuwbare energie niet meer naar bindende nationale doelen. Daarnaast doet de Commissie geen voorstel ten aanzien van een doel voor energie-efficiëntie. Uw Kamer zal middels een kabinetsreactie worden geïnformeerd over het Nederlandse standpunt. Klimaat- en energiebeleid 2030 staat tevens geagendeerd op de Milieuraad van 3 maart a.s. en de Europese Raad van 21 en 22 maart a.s.

De Raad zal tevens van gedachten wisselen over de mededeling energieprijzen en concurrentiekracht. De mededeling beschrijft de elementen waaruit de energieprijzen bestaan en schetst de ontwikkelingen van de laatste jaren. Ondanks de inspanningen van de lidstaten om de energievraag te verminderen en de efficiëntie bij industrie en huishoudens te verbeteren, zijn de energiekosten gestegen. Uw Kamer zal middels een kabinetsreactie worden geïnformeerd over het Nederlandse standpunt. Energieprijzen en concurrentiekracht staan tevens geagendeerd voor de Europese Raad van 21 en 22 maart.

Ten slotte staat mogelijk geagendeerd een politiek akkoord over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober 2012 is uitgebracht. Het doel van het voorstel van de Commissie is het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de zogenaamde indirecte veranderingen in landgebruik. Deze broeikasgasuitstoot ontstaat als bestaande landbouwgronden worden ingezet voor de productie van biobrandstoffen en vervolgens nieuwe of andere gebieden in gebruik worden genomen voor landbouwdoelen als voedsel- of veevoederproductie. Tijdens de Energieraad van 12 december 2013 slaagde de Raad er niet in om een politiek akkoord te bereiken (Kamerstuk 21 501-33, nr. 454). Nederland heeft toen tegen het voorliggende politieke akkoord gestemd omdat het niet aan de Nederlandse ambities voldeed. Het Griekse voorzitterschap heeft lidstaten, die tegen hebben gestemd, gevraagd na te denken over een compromisvoorstel. Het is op dit moment onbekend of daaruit een compromistekst van het voorzitterschap zal volgen dat kans maakt op voldoende steun van de lidstaten.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE: GEANNOTEERDE AGENDA ENERGIERAAD 4 MAART 2014

Klimaat en energiebeleid 2030

Gedachtewisseling

De Europese Commissie zal tijdens de Energieraad van 4 maart de mededeling «Een beleidsraamwerk voor klimaat en energie voor de periode 2020–2030» presenteren die op 22 januari 2014 is uitgekomen. Tijdens de Energieraad is een beleidsdebat voorzien over het voorgestelde beleidsraamwerk. Het onderwerp staat ook geagendeerd op de milieuraad van 3 maart. De Europese Raad van 20 en 21 maart zal mogelijk conclusies aannemen over de Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030.

De mededeling is het vervolg op het groenboek «Een 2030 raamwerk voor klimaat- en energiebeleid» dat op 27 maart 2013 is uitgekomen. Tijdens de publieke consultatie van het groenboek heeft de Europese Commissie informatie en zienswijzen verzameld voor het ontwikkelen van een beleidsraamwerk klimaat en energie voor 2030. Ook Nederland heeft gereageerd. Over deze kabinetsreactie is overleg met de Eerste en Tweede Kamer gevoerd en uw Kamer heeft de definitieve versie op 19 december 2013 ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 1756).

De Commissiemededeling over het klimaat- en energiebeleid voor de periode 2020–2030 gaat ondermeer in op de hoogte van het CO2-doel in 2030, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, het emissiehandelssysteem, de interne energiemarkt, de concurrentiepositie van de (energie-intensieve) industrie, voorzieningszekerheid en innovatie. Daarnaast is de Commissie met een wetgevend voorstel gekomen om de richtlijn emissiehandel aan te vullen met een stabiliteitsreserve. Over dit wetgevende voorstel ontvangt uw Kamer binnen de daarvoor geldende termijn een BNC-fiche.

De Commissie stelt in haar mededeling het volgende beleidskader voor:

  • Een CO2-reductiedoel van 40% ten opzichte van 1990, te realiseren binnen Europa, dat zal worden verdeeld over de ETS en de non-ETS-sector.

  • Een reductiebijdrage van de ETS-sector van 43% in 2030 ten opzichte van 2005. Dit wordt bereikt door de jaarlijkse reductiefactor te verhogen van de huidige 1,74% naar 2,2% na 2020. Daarnaast stel de Commissie voor een stabiliteitsreserve in te stellen ten behoeve van een meer stabiele markt.

  • Een reductiebijdrage van de sectoren buiten het ETS van 30% in 2030 ten opzichte van 2005. Deze doelstelling zal door middel van bindende nationale doelen over de lidstaten worden verdeeld. De Commissie stelt voor bij de verdeling rekening te houden met kosteneffectiviteit, maar ook met de verschillen in welvaart in Europa.

  • Een bindend EU-doel voor hernieuwbare energie van 27% in 2030. Het doel is afgestemd op het CO2-reductiedoel van 40%. Er worden geen bindende nationale doelen voorgesteld voor de afzonderlijke lidstaten.

  • Geen bindende voorstellen voor energie-efficiëntie. De Commissie komt in 2014 met een rapportage over de voortgang in het behalen van het Europese energie-efficiëntiedoel van 20% in 2020.

  • Lidstaten wordt gevraagd periodiek energieplannen te presenteren aan de Europese Commissie. De rapportages zijn breder dan de actieplannen voor hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en broeikasgasreducties, die thans opgesteld dienen te worden. Via een iteratief proces wil de Commissie waarborgen dat de lidstaten voldoende ambitieuze doelstellingen en beleid formuleren. De Commissie wil met een mededeling komen over de vormgeving van deze governance structuur.

Nederland verwelkomt de Commissiemededeling. Het CO2-emissiereductiedoel is de hoeksteen van het klimaat- en energiebeleid van de EU. In de mededeling houdt de Commissie daarbij meer dan voorheen rekening met interacties tussen verschillende doelen en instrumenten. Ook wordt het belang van het vervolmaken van de interne energiemarkt en de concurrentiepositie van de internationaal concurrerende (energie-intensieve) industrie benadrukt. Nederland acht, conform de afspraken uit het Energieakkoord, een structurele versterking van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) nodig. Daarbij mag het level playing field van de internationaal concurrerende industrie niet in gevaar komen.

Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd over het Nederlandse standpunt middels een kabinetsreactie. Deze zal uw Kamer toegaan voorafgaand aan het AO op 18 februari.

Energieprijzen en concurrentiekracht

Gedachtewisseling

De Europese Commissie zal tijdens de Energieraad van 4 maart haar mededeling over energieprijzen en concurrentiekracht presenteren, die op 22 januari 2014 is uitgekomen. Tijdens de Energieraad is een beleidsdebat over de mededeling voorzien. De Europese Raad van 20 en 21 maart zal mogelijk conclusies aannemen over energieprijzen en concurrentiekracht.

De mededeling beschrijft de elementen waaruit de energieprijzen bestaan en schetst de ontwikkelingen van de laatste jaren. Ondanks de inspanningen van de lidstaten om de energievraag te verminderen en efficiëntie bij industrie en huishoudens te verbeteren, zijn de energiekosten gestegen.

Het rapport legt de nadruk op de prijs van elektriciteit en gas. In Europa zijn huishoudens en bedrijven in de periode 2008–2012 geconfronteerd met hogere energieprijzen. Dit terwijl de groothandelsprijs (de zogenaamde commodity prijs) van elektriciteit is gedaald met gemiddeld 35% tot 45%. De groothandelsprijs voor gas fluctueerde meer, maar is over de gehele periode gemiddeld gelijk gebleven. De voornaamste verklaring voor de hogere eindprijs voor huishoudens en bedrijven vormt een combinatie van prijsregulering door overheden, stijgende nettarieven en nationale belastingen en heffingen. Prijsverschillen tussen lidstaten ontstaan door de nationale verschillen in tarieven en heffingen voor verschillende categorieën afnemers.

In haar conclusies wijst de Commissie nog eens op de prijsverschillen tussen Europa, de VS en enkele andere landen en de negatieve effecten die dit heeft op de concurrentiepositie van Europa. De Commissie wijst op de noodzaak de interne energiemarkt in 2014 te voltooien en benadrukt het belang van kosteneffectiviteit van het beleid. Het aandeel van belastingen en heffingen in de prijzen moet zo beperkt mogelijk worden gehouden. Wat de nettarieven betreft beveelt de Commissie aan om de kosten en werkwijzen te benchmarken, te zoeken naar convergentie en verbetering van efficiëntie met het oog op zo laag mogelijke netwerkkosten. Hogere energie-efficiëntie in Europa draagt ook bij aan een beperking van de hogere energieprijzen, en het belang ervan zal de komende jaren onverminderd groot blijven. Ten slotte onderstreept de Commissie het belang van het vergroten van het level playing field binnen Europa: fiscale regelingen en ontheffingen moeten meer geharmoniseerd worden. Ook dit draagt bij aan een goed werkende Europese energiemarkt.

Nederland verwelkomt de mededeling van de Commissie met een uitgebreide analyse van de Europese energieprijzen en -kosten. Stijgende energieprijzen zijn een bron van zorg: ze tasten de koopkracht van burgers aan en verhogen de lasten van bedrijven, waardoor de Europese concurrentiekracht verslechtert.

Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd over het Nederlandse standpunt middels een kabinetsreactie. Deze zal voor het SO aan de Kamer worden gestuurd.

Indirecte veranderingen in landgebruik door de productie van biobrandstoffen

Politiek akkoord

Mogelijk zal aan de Raad een compromisvoorstel voor een politiek akkoord over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober 2012 is uitgebracht (Kamerstuk 22 112, nr. 1515) worden voorgelegd. Op dit moment is het onduidelijk of er een compromisvoorstel dat op voldoende instemming kan rekenen mogelijk is. Met het politiek akkoord stelt de Raad haar standpunt vast voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP). Het EP heeft in eerste lezing zijn standpunt over het Commissievoorstel bepaald. Het EP heeft echter de rapporteur geen mandaat gegeven om namens haar te onderhandelen met de Raad. De verwachting is dat het EP pas na de EP-verkiezingen op het eventuele politieke akkoord van de Raad zal reageren. Wanneer de onderhandelingen tussen de Raad en het EP zullen starten is derhalve onbekend.

Het doel van het Commissievoorstel is het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de zogenaamde indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC).

Deze broeikasgasuitstoot ontstaat als bestaande landbouwgronden worden ingezet voor de productie van biobrandstoffen en vervolgens nieuwe of andere gebieden in gebruik worden genomen voor landbouwdoelen als voedsel- of veevoederproductie. Met het voorliggende voorstel probeert de Commissie de duurzaamheid van biobrandstoffen te vergroten.

De richtlijnen brandstofkwaliteit en hernieuwbare energie zijn nauw met elkaar verwant: voor het behalen van de in de richtlijnen opgenomen doelstellingen zullen naar verwachting veelal biobrandstoffen worden ingezet. Deze biobrandstoffen dienen te voldoen aan duurzaamheidscriteria. De richtlijn brandstofkwaliteit kent een doelstelling van 6% minder broeikasgasemissies per energiehoeveelheid over de fossiele keten in 2020 ten opzichte van 2010. De richtlijn hernieuwbare energie kent onder andere een doelstelling van 10% aandeel hernieuwbare energie in de vervoersector in 2020. Deze transportdoelstelling draagt bij aan de algehele nationale 14% doelstelling hernieuwbare energie.

Tijdens de Energieraad van 12 december 2013 is een voorstel voor een politiek akkoord over het standpunt van de Raad door een minderheid van lidstaten geblokkeerd. Een tweetal lidstaten vond de 7%-grens op conventionele biobrandstoffen te laag en was teleurgesteld over het voorstel met betrekking tot de rapportage over ILUC-factoren, omdat deze de bestaande industrie schaden. Een aantal andere lidstaten, waaronder Nederland, kon juist niet akkoord gaan met het voorliggende voorstel omdat dit onvoldoende ambitie toont. Deze lidstaten vonden de 7%-grens op conventionele biobrandstoffen te hoog en waren van mening dat het voorstel geavanceerde biobrandstoffen onvoldoende stimuleert. Om de blokkerende minderheid op te heffen moet er in ieder geval aan de bezwaren van ten minste een van de lidstaten tegemoet worden gekomen.

Nederland heeft tegen het destijds voorliggende politieke akkoord gestemd omdat het niet aan de Nederlandse ambities zoals de 5%-limiet op conventionele biobrandstoffen, stimulering van geavanceerde biobrandstoffen, snelle invoering van ILUC-factoren voldoet, en om substantiële extra kosten bij het halen van de doelstelling hernieuwbare energie te vermijden.

Het Griekse voorzitterschap heeft lidstaten die tegen hebben gestemd, gevraagd na te denken over een compromisvoorstel. Nederland verkent momenteel de mogelijkheden daarvoor. Het is op dit moment onbekend of lidstaten met een reactie zijn gekomen of nog zullen komen en of daaruit een compromistekst van het voorzitterschap zal volgen dat kans maakt op voldoende steun van de lidstaten. Een eventueel compromisvoorstel zou tegemoet kunnen komen aan de wensen van ambitieuze lidstaten, waaronder Nederland, maar ook aan de wensen van minder ambitieuze lidstaten. Het is daarbij niet ondenkbaar dat een 7%-limiet op conventionele biobrandstoffen deel zal gaan uitmaken van de compromistekst. Mocht er geen compromis worden bereikt, dan blijven de huidige richtlijnen van kracht en is er een kans dat de Europese Commissie het voorstel intrekt.

Dat betekent geen limiet op conventionele biobrandstoffen, geen uitzicht op invoering gewasspecifieke ILUC-factoren en geen stimulering van de meest geavanceerde biobrandstoffen.

Nederland zal een compromisvoorstel als geheel beoordelen. Daarbij zullen de volgende aspecten in meegewogen worden:

  • Een zo laag mogelijke Europese limiet op conventionele biobrandstoffen.

  • Een zo spoedig mogelijke invoering van gewasspecifieke ILUC-factoren, waarbij ook aandacht moet zijn voor mogelijke ILUC-mitigatiemaatregelen.

  • Stimulatie van de productie van de meest geavanceerde biobrandstoffen.

  • Eventuele kosten als het gevolg van een verminderde bijdrage aan de algehele doelstelling hernieuwbare energie en eventuele gevolgen voor het gelijk speelveld in Europa.

  • Het risico dat er geen compromis wordt bereikt en dat de Europese Commissie het voorstel intrekt, met als gevolg dat er geen limiet voor conventionele brandstoffen komt en ook andere belangrijke wensen van Nederland niet gehonoreerd worden.

Naar boven