21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

nr. 140
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2007

Bijgaand vindt u het telecommunicatie- en energiedeel van de geannoteerde agenda van de Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie, welke op 29 november (telecommunicatie) en 3 december (energie) 2007 te Brussel zullen worden gehouden.

De belangrijkste agendapunten op telecommunicatiegebied zijn:

1. Review: de Europese Commissie zal een presentatie geven van haar voorstellen voor wijziging van de Europese Telecommunicatierichtlijnen.

2. Mobile TV: de Raad zal Raadsconclusies aannemen die het belang van interoperabiliteit onderkennen om de ontwikkeling van mobiele televisie te stimuleren en die, om dit te bereiken, aangeven dat geschikte standaarden hiervoor op de Europese lijst van Standaarden geplaatst kunnen worden.

3. Ageing: de Raad zal Raadsconclusies aannemen die stakeholders oproepen om actief deel te nemen aan het actieplan dat voorziet in activiteiten om de informatietechnologie toegankelijk te maken voor ouderen dan wel te benutten voor zorg aan ouderen.

Daarnaast staan op de agenda nog de onderwerpen: voortgangsrapportage over de selectie en vergunningverlening voor mobiele satellietdiensten, een voorstel voor het intrekken van de GSM-richtlijn en een presentatie over het i2010 initiatief eInclusion.

De belangrijkste agendapunten op energiegebied zijn:

1 Het derde pakket liberalisering energiemarkten. Het voorzitterschap zal een voortgangsrapportage geven, waarna voor het eerst een politiek debat op hoofdlijnen over de voorstellen zal worden gehouden.

2 Strategisch plan voor energietechnologie. Er zal een oriënterend debat plaatsvinden over de mededeling van de Commissie, die op 22 november is uitgebracht.

Daarnaast zullen Commissie en voorzitterschap informatie geven over de stand van zaken van internationale energierelaties van de EU.

Voor meer informatie over de verschillende onderwerpen verwijs ik u naar de bijgevoegde geannoteerde agenda.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE RAAD VOOR TRANSPORT, TELECOMMUNICATIE EN ENERGIE VOOR HET ONDERDEEL TELECOMMUNICATIE VAN 29 NOVEMBER 2007 EN HET ONDERDEEL ENERGIE VAN 3 DECEMBER 2007

Agendapunten Besluitvorming
Telecommunicatieraad 
A Herziening van het EU regelgevend kader voor elektronische communicatie netwerken en dienstenPresentatie van de Commissie
B Versterking van de markt voor mobiele televisieRaadsconclusies
C Voorstel voor het intrekken van de richtlijn uit hoofde waarvan frequentiebanden uitsluitend voor GSM beschikbaar werden gesteldAlgemene oriëntatie
D Voorstel voor een Besluit over de selectie en vergunningverlening voor 2 GHz Mobile Satellite Services (MSS)Voortgangsrapportage
E Ageing – An action plan for Ageing Well in the Information SocietyRaadsconclusies
F i2010 initiative on e-Inclusion: «To be part of the Information Society»Presentatie van de Commissie en informatie van het Voorzitterschap
  
Energieraad 
G Derde pakket liberaliseringPolitiek debat
H Strategisch plan voor energie technologieOriënterend debat
I Internationale energierelatiesInformatie van Commissie en Voorzitterschap

A Herziening van het EU regelgevend kader voor elektronische communicatie netwerken en diensten

– Presentatie van de Commissie

De Commissie zal op 13 november 2007 concrete voorstellen doen voor de herziening van het EU-reguleringskader voor de telecomsector in de vorm van 2 richtlijnen (better regulation en citizen’s rights), een verordening (Europese toezichthouder) en een gewijzigde aanbeveling (relevante markten).

Toelichting

De voorstellen zijn in belangrijke mate een uitwerking van de eerdere beleidsvoorstellen van de Commissie (juni 2005), waar Nederland op heeft gereageerd. De Kamer is daarover geïnformeerd (TK, 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 29)

Nieuwe elementen in de voorstellen zijn:

– verdere uitbreiding van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van besluiten van nationale toezichthouders (veto ten aanzien van verplichtingen telecombedrijven, bij een veto kan de Commissie voorschrijven welke verplichtingen opgelegd moeten worden);

– oprichting van een Europese telecomtoezichthouder met adviserende en uitvoerende taken;

– toezichthouders moeten bedrijven met aanmerkelijke marktmacht kunnen verplichten tot een functionele scheiding van het netwerk en de diensten;

– toezichthouders moeten niet alleen economisch maar ook politiek onafhankelijk (zbo) zijn.

B Versterking van de markt voor mobiele televisie

– Raadsconclusies

De Commissie heeft op 18 juli 2007 de mededeling «De versterking van de interne markt voor mobiele televisie» uitgebracht. Hierin geeft de Commissie aan dat zij om de interoperabiliteit bij de ontwikkeling van mobiele televisie te stimuleren, kiest voor één technische standaard (DVB-H) en deze op de Europese lijst van Standaarden wil plaatsen.

De Lidstaten onderkennen het belang van interoperabiliteit om de ontwikkeling van mobiele televisie te stimuleren. Echter zij zijn het niet eens met de keuze van de Commissie voor één standaard.

In de Raadsconclusies is daarom sprake van meerdere standaarden voor mobiele televisie (hetgeen meer in lijn is met het algemene Europese beleidskader m.b.t. frequentiebeleid van technische neutraliteit), waarbij slechts de verwachting wordt uitgesproken dat DVB-H de potentie lijkt te hebben om de meest algemene marktgedreven standaard voor mobiele televisie te worden. Tevens worden Lidstaten aangespoord om de ontwikkeling van mobiele televisie te faciliteren. Nederland kan zich vinden in de voorliggende Raadsconclusies en zal vasthouden aan het principe van technische neutraliteit.

Toelichting

In een Mededeling heeft de Commissie aangestuurd op het positioneren van DVB-H(andheld) als enige standaard voor de doorgifte van mobiele televisie binnen de Unie. De intentie van de Commissie is om de DVB-H standaard op te nemen in de Europese Lijst van Standaarden. Opname van een standaard in de Lijst van Standaarden valt onder gedeelde bevoegdheid van Gemeenschap en lidstaten. Het hebben van één standaard voorkomt naar opvatting van de Commissie het risico van fragmentatie in de interne markt, leidt tot schaalvoordelen en garandeert interoperabiliteit tussen netwerken. De Commissie zal uitwisseling van «best practices» tussen lidstaten stimuleren en zo nodig richtsnoeren geven in de vorm van aanbevelingen. Beschikbaarheid van voldoende spectrum is noodzakelijk voor het succes van mobiele televisie.

Slechts een deel van de Lidstaten heeft zich volmondig achter de opvattingen van de Commissie geschaard. Een substantieel deel van de Lidstaten (waaronder Nederland) meent dat de Commissie onvoldoende helder maakt waarom voor de stimulering van mobiele televisie het wenselijk respectievelijk waarom het noodzakelijk is om af te wijken van de algemene Europese beleidslijn inzake frequentiebeleid van technische neutraliteit. Niettemin wordt het belang van interoperabiliteit onderkend.

Deze opvattingen vinden hun weerslag in de huidige tekst van de Raadconclusies, waarin wordt geopteerd om indien het wenselijk wordt geacht om ten bate van mobiele televisie standaarden op de Europese lijst van Standaarden te zetten dit niet moet worden beperkt tot alleen DVB-H. Voorts wordt onderkend dat er sprake moet zijn van marktgedreven ontwikkelingen.

C Voorstel voor het intrekken van de richtlijn uit hoofde waarvan frequentiebanden uitsluitend voor GSM beschikbaar werden gesteld

– Algemene oriëntatie

De Raad wordt geïnformeerd over het voorstel om de richtlijn in te trekken uit hoofde waarvan het gebruik van frequentiebanden uitsluitend voor GSM beschikbaar werden gesteld. Door het intrekken van de richtlijn is het mogelijk dat ook andere toepassingen, zoals UMTS, in deze frequentiebanden worden toegestaan. Nederland steunt de intrekking van de richtlijn.

Toelichting

Met het intrekken van Richtlijn 87/372/EEC kan de gebruiksbestemming van de frequentiebanden 890–915 en 935–960 MHz worden verruimd. Met vorengenoemde Richtlijn wordt het gebruik tot nu toe beperkt tot enkel GSM. Met een verruiming van het gebruik wordt deze frequentieruimte ook opengesteld voor ander mobiel gebruik, zoals UMTS. Naast dat een verruiming van het toepassingsgebruik past binnen het algemene kader van het Nederlandse frequentiebeleid (flexibilisering) draagt de intrekking bij tot de Nederlandse wens om de markt voldoende te kunnen faciliteren voor nieuwe mobiele toepassingen. Voor Nederland is een snelle intrekking wenselijk gegeven het lopende nationale transitiekader dat moet leiden tot flexibilisering van het frequentiegebruik van mobiele elektronische communicatietoepassingen en mogelijke flexibilisering van bestaande vergunningen.

D Voorstel voor een Besluit over de selectie en vergunningverlening voor 2 GHz Mobile Satellite Services (MSS)

– Voortgangsrapportage

De Raad wordt geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het concept Besluit over de selectie en vergunningverleningprocedure voor mobiele satellietdiensten (MSS). Dit voorstel is in de Raadswerkgroep besproken. Op één meer principieel onderdeel is op dit moment geen overeenstemming met de Commissie bereikt. De Commissie heeft hier vooralsnog een voorbehoud gemaakt. Het betreft de wens van de Lidstaten, waaronder Nederland, om de comitologieprocedure niet te baseren op de raadgevende procedure (voorgesteld door de Commissie), maar op de regelgevende procedure.

Tijdens de Raad zal nog geen goedkeuring van het voorstel mogelijk zijn. De reden is dat het Europees Parlement nog geen rapporteur voor dit voorstel van de Commissie heeft benoemd en behandeling nog op zich laat wachten. Derhalve wordt tijdens de Raad volstaan met een voortgangsrapportage door het Voorzitterschap.

Toelichting

Het voorstel vormt de juridische basis voor een gemeenschappelijke selectie- en vergunningverleningprocedure voor MSS in de frequentiebanden 1980–2010 MHz en 2170–2200 MHz. In februari 2007 zijn deze frequentiebanden door middel van een beschikking van de Commissie aangewezen voor MSS. Bij MSS gaat het om diensten die uit de aard van het systeem over meerdere landen tegelijkertijd worden aangeboden; dit kan nationaal niet goed worden geregeld.

De modaliteiten van de gemeenschappelijke selectieprocedure, de vergunningverlening en het gemeenschappelijke handhavingsbeleid worden nader uitgewerkt door middel van de comitologieprocedure.

E Ageing – An action plan for Ageing Well in the Information Society

– Raadsconclusies

De Raad zal Raadsconclusies aannemen waarin de Lidstaten, de Commissie en stakeholders (industrie en maatschappelijke organisaties) worden opgeroepen om actief bij te dragen aan het «Actieplan inzake informatie en communicatietechnologieën voor ouderen», samenwerking om tot effectieve resultaten te komen en met voorstellen te komen om technische en juridische hindernissen te overwinnen. Deze Raadsconclusies zijn gebaseerd op de mededeling die de Commissie op 14 juni 2007 heeft uitgebracht. Nederland verwelkomt de Raadsconclusies.

Toelichting

De komende jaren vergrijst de bevolking. Vanaf 2010 zal de vergrijzing merkbaar worden. De top ligt rond 2040, zodat er sprake is van een langdurig maatschappelijk vraagstuk.

Eén van de vraagstukken betreft de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg. Een beter gebruik van de informatietechnologie kan hier een bijdrage aan leveren.

De Commissie heeft in haar mededeling een actieplan opgenomen, «An action plan for Ageing Well in the Information Society». Doel van dit actieplan is om de informatietechnologie toegankelijk te maken voor ouderen, dan wel te benutten voor de zorg (aan ouderen). Beoogde resultaten:

• Betere kwaliteit van leven van ouderen, middels van bevorderen van de participatie van ouderen in de maatschappij, het zogenaamd «actief ouder worden»

• Bevorderen van het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen

• Bijdragen een de doelmatigheid en effectiviteit van zorg

• Economische stimulans door in te spelen op nieuwe markt en doelgroep voor informatietechnologie

F i2010 initiative on e-Inclusie: «To be part of the Information Society»

– Presentatie van de Commissie en informatie door het Voorzitterschap

De Raad zal een toelichting krijgen van de Commissie op haar Mededeling van 8 november 2007 betreffende een Europees i2010-initiatief voor e-Inclusie («Deelnemen aan de informatiemaatschappij»). Nederland verwelkomt deze Mededeling van de Commissie.

Toelichting

Onder e-Inclusie worden maatregelen verstaan die een inclusieve informatiemaatschappij helpen creëren: een informatiemaatschappij voor iedereen. Doel is iedereen die dat wil, in de gelegenheid te stellen ten volle aan de informatiemaatschappij deel te nemen, ondanks eventuele individuele of sociale achterstand. Met name bepaalde achterstandgroepen, zoals werklozen, allochtonen, gehandicapten en ouderen, en achterstandsregio’s lopen het risico (verder) achterop te raken in het digitale tijdperk, waardoor sociale en economische uitsluiting voor deze categorieën dreigt. Toegang tot of gebruik maken van ICT zal daarom ook voor deze groeperingen en regio’s nieuwe mogelijkheden scheppen om elektronisch te communiceren, banen te zoeken, toegang te krijgen tot publieke diensten, sociale en gezondheidszorg etc. e-Inclusie is ook om economische redenen interessant, omdat het leidt tot hogere productiviteitsgroei, vermindering van de kosten van sociale en economische uitsluitingen, meer marktkansen voor het ICT-bedrijfsleven, en innovatie.

e-Inclusie draagt in belangrijke mate bij aan de doelstellingen van «i2010 – Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid», namelijk economische en sociale vooruitgang, en dus ook aan de Lissabonagenda. In het kader van i2010 is het belang van e-Inclusie erkend. Lidstaten, de Commissie, het bedrijfsleven en ngo’s die gebruikers vertegenwoordigen, hebben tal van acties ondernomen om e-Inclusie verder te brengen. Een mijlpaal was de ministeriële «verklaring van Riga» van 2006 over ICT voor een inclusieve informatiemaatschappij. Daarin werden voor 2010 concrete doelstellingen voor het gebruik en de beschikbaarheid van internet, digitale vaardigheden en de toegankelijkheid van ICT vastgesteld. Desondanks is er door te weinig samenwerking en te veel versnippering op dit brede terrein nog onvoldoende vooruitgang geboekt en zullen de meeste doelstellingen van Riga wellicht niet gehaald worden. Om die reden wordt in de Mededeling een Europees initiatief voor e-Inclusie voorgesteld. Dit initiatief omvat:

– een e-Inclusiecampagne «e-Inclusie, doe mee!» om iedereen meer bewust te maken van de inspanningen die nodig zijn in de loop van 2008. Deze campagne zal worden afgerond met een ministeriële conferentie die concrete vooruitgang moet laten zien.

– een strategisch actiekader om de Riga-verklaring (verder) ten uitvoer te leggen.

Nederland verwelkomt deze Mededeling van de Commissie. Het standpunt van Nederland zal op onderdelen nog nader in overleg met betrokkenen in de publieke en private sector moeten worden bepaald.

G Derde pakket liberalisering energiemarkt

– Politiek debat

Op 19 september heeft de Commissie de voorstellen voor een verdere vervolmaking van de interne energiemarkt (gas en elektriciteit) gepresenteerd. Het pakket bestaat uit de volgende vijf voorstellen:

1 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (COM(2007)528);

2 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (COM(2007)529);

3 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit;

4 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten;

5 Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de Samenwerking van Energie Toezichthouders.

Tijdens de Raad zal een debat gevoerd worden over de wijzigingsvoorstellen voor de bestaande richtlijnen voor elektriciteit en gas en over de verordening met betrekking tot een Agentschap. De overige twee verordeningen komen later in 2008 jaar aan de orde. Het voorzitterschap zal rapporteren over de voortgang op ambtelijk niveau.

Zoals reeds eerder aangegeven, deelt Nederland de zorgvuldige analyse van de Commissie dat aanvullende maatregelen nodig zijn voor een goed functionerende interne markt. In het algemeen is mijn indruk over de voorstellen positief. Op enkele specifieke elementen zal ik nader ingaan.

Wijzigingsvoorstellen gas- en elektriciteitsrichtlijn

Centraal element in de voorstellen van de Commissie zijn de voorgestelde ontvlechtingsmaatregelen zowel voor elektriciteit als gas. De Commissie heeft twee opties gegeven voor een ontvlechting van productie- en leveringsactiviteiten enerzijds en het netwerkbeheer anderzijds. Het gaat daarbij om het door Nederland voorgestane model van eigendomsontvlechting (OU) of het instellen van een onafhankelijke systeembeheerder (ISO), inclusief de daarbij behorende zwaardere regels voor toezicht. Vanzelfsprekend is Nederland onverkort voorstander van volledige eigendomsontvlechting.

Een tweede onderdeel betreft voorstellen voor harmonisatie en aanscherping van bevoegdheden van nationale toezichthouders. Nederland steunt het voornemen van de Commissie om de onafhankelijkheid van de regulators te versterken evenals het harmoniseren van de bevoegdheden. Op onderdelen maak ik bezwaar tegen de voornemens van de Commissie. De Commissie stelt voor om de verantwoordelijkheid voor goedkeuring van grootschalige investeringen in infrastructuur uitsluitend bij de nationale toezichthouders te leggen. De rol van nationale overheden wordt hierin beperkt. Voor Nederland is het vanwege leveringszekerheid cruciaal dat de taakverdeling zoals nu bestaat tussen de minister van Economische Zaken en de NMa in stand kan blijven. Te denken valt hierbij aan de betrokkenheid van de minister van Economische Zaken bij belangrijke besluiten van de netbeheerder.

Tot slot worden voorstellen gedaan gericht op bedrijven uit derde landen. De interne marktregels gelden ook voor deze bedrijven. Daarnaast mogen bedrijven uit derde landen geen zeggenschap hebben over eigenaren van landelijke netten of landelijke netten zelf, tenzij bij verdrag tussen de Gemeenschap en het derde land in kwestie bepaald. Op deze manier krijgt de Commissie de mogelijkheid te beoordelen in hoeverre bedrijven uit derde landen zich daadwerkelijk aan de interne markt-regelgeving houden. Nederland deelt de mening dat voor bedrijven uit derde landen dezelfde regels moeten gelden als voor bedrijven binnen de EU. De clausule waarborgt een level playing field binnen de EU. Bedrijven uit derde landen worden niet beperkt in hun productie- en leveringsactiviteiten binnen de EU. Energieleveranciers van buiten de EU blijven essentieel voor de Europese voorzieningszekerheid.

Verordening Agentschap

Het voorstel betreft de oprichting van een Europees agentschap om grensoverschrijdende samenwerking nationale toezichthouders op energiegebied te bevorderen. Het agentschap zou qua regelgevende taken complementair moeten zijn aan de nationale toezichthouders en voornamelijk adviserend aan Commissie, nationale toezichthouders en landelijke netbeheerders moeten zijn.

Nederland steunt ten volle de doelen van de Commissie om grensoverschrijdende samenwerking tussen toezichthouders en landelijke netbeheerders te bevorderen. Nederland werkt in regionaal verband via het pentalateral energy forum en het gasplatform in oprichting hier ook hard aan. Deze samenwerking verloopt op dit moment via vrijwillige initiatieven. Dit is, evenals het huidige samenwerkingsverband van toezichthouders (ERGEG)1, onvoldoende. Voor de totstandkoming van een Noordwest Europese markt is grensoverschrijdende samenwerking vanuit een gezamenlijk Europees perspectief essentieel. Nederland heeft vooralsnog bedenkingen of een regelgevend agentschap daarvoor noodzakelijk is. Nederland vindt het voorstel te summier gemotiveerd om daarover te kunnen oordelen en heeft de Commissie gevraagd om het voorstel op dit punt nader te onderbouwen.

H Strategisch plan voor energie technologie

– Oriënterend debat.

Op 20 november zal de Commissie het strategisch plan voor energie technologie (SET-plan) uitbrengen. Tijdens de Raad zal de Commissie een toelichting geven op het plan, gevolgd door een debat.

Met het SET-plan wil de Commissie een duidelijke EU strategie neerzetten om de ontwikkeling en marktintroductie van veelbelovende schone energietechnologieën een extra impuls te geven. De Commissie is van mening dat de omvang van de huidige inspanningen van de EU en de lidstaten op het terrein van energietechnologie en -innovatie in hoge mate tekort schiet. Er is bovendien sprake van een grote diversiteit aan bestaande initiatieven en programma’s binnen de afzonderlijke Lidstaten en op EU-niveau, waarbij de acties op EU niveau worden gebundeld binnen het Zevende Kaderprogramma Onderzoek en Ontwikkeling, inclusief de aanstaande Joint Technology Initiatives, en de Europese Technologie Platforms, in samenhang met het concurrentieen Innovatieprogramma. Er is in de optiek van de Europese Commissie meer samenwerking en afstemming op EU niveau nodig op het gebied van veelbelovende technologieën waarop de EU een koploperspositie kan innemen. Daarnaast meent de Commissie dat Lidstaten en bedrijven de toename in energiegerelateerde onderzoeksmiddelen op de EU-begroting (FP 2007–2013) moeten matchen. In de aangekondigde strategie zal de Commissie een voorstel doen voor grootschalige EU initiatieven die individuele Lidstaten alleen niet kunnen oppakken.

Nederland is van oordeel dat Europa een marktleider moet worden op het gebied van energietechnologie. Dit is niet alleen nodig om onze ambitieuze doelen op het gebied van reductie van broeikasgassen, energiebesparing en duurzame energie te bereiken, maar ook om het Europese bedrijfsleven in staat te stellen een groot aandeel van de mondiale groeimarkt voor duurzame producten, diensten en technologie te verwerven.

Verschillende technologieën verkeren in verschillende ontwikkelingsfasen. Daarom vindt Nederland dat het plan een op de ontwikkelingsfase van een technologie toegesneden pakket maatregelen moet bevatten. Het moet gaan om een samenhangend pakket van stimuleringsmaatregelen gericht op zowel de onderzoeksfase als ook de vervolgfases van demonstratie en marktintroductie. Voor technologieën die zich in de demonstratie en marktintroductiefase bevinden zijn «demand pull» instrumenten als innovatiestimulerende normstelling (voor producten), verplichtingen (duurzame energie), duurzaam en innovatief aanbesteden, belastingmaatregelen en het aanboren van risico kapitaal zeer belangrijk.

Nederland zal wijzen op de transitieaanpak en op het belang van de Europese Energie Technologieplatforms in relatie tot het 7e Kaderprogramma Onderzoek en Ontwikkeling. In de Nederlandse visie spelen koplopers – bedrijven die het best presteren op bijv. duurzame energiegebied – een cruciale rol en dienen derhalve gekoesterd te worden. Het SET-plan dient voorts goed aan te sluiten op de Actieplannen Duurzaam produceren & consumeren en Duurzaam industriebeleid, die de Commissie begin 2008 zal presenteren.

Nederland is van mening dat het SET-plan concreet de kaders moet aangeven voor het aanpakken van EU-brede prioriteiten die de schaal van de individuele lidstaten overstijgen, zoals bioraffinage, de afvang en opslag van CO2 en waterstoftechnologie. Ook een krachtenbundeling en intensievere samenwerking door gezamenlijke prioriteitstelling kan een meerwaarde leveren, bijvoorbeeld op het gebied van fundamenteel onderzoek naar en ontwikkeling van hernieuwbare energie, zoals bepleit in de motie van der Ham [TK 2006–2007, 21 501-20, nr. 337]. Daarbij moet wel duidelijk zijn hoe het EU-beleid leidt tot een meer effectieve aanpak in vergelijking met de nationale aanpak gericht op de typische sterkten van een lidstaat.

Naast het algemene kader dient het SET-plan volgens Nederland ook mogelijkheden te bieden voor à la carte samenwerking tussen Lidstaten op basis van hun eigen sterktes en prioriteiten. Door een effectieve facilitering van de Commissie bij het tot stand brengen van dergelijke samenwerkingsverbanden en een goede afstemming met een EU-brede aanpak kan een duidelijke meerwaarde ten opzichte van bilaterale overeenkomsten ontstaan. Voor Nederland kan bijvoorbeeld gedacht worden aan samenwerking met de Scandinavische landen op het gebied van bio-energie, en met de Noordzeelanden als het gaat om wind op zee.

I Internationale energierelaties

– Informatie van de Commissie en het Voorzitterschap

De Commissie en het Voorzitterschap zullen informatie geven over de externe dimensie van het energiebeleid. De stand van zaken zal gegeven worden van een aantal dialogen, naar verwachting die met derde landen waaronder Rusland en Brazilië, binnen de Europese Energiegemeenschap en de ontwikkelingen omtrent het EU-Afrika Energiepartnerschap en het Internationaal Forum over Energie-efficiëntie.

De EU-Rusland energiebetrekking is een belangrijke dialoog voor het creëren van transparantie. In dat kader verwelkomt Nederland de oprichting van een early warning mechanisme om het effect van mogelijke leveringsinterrupties te minimaliseren en de oprichting van een thematische dialoog over energiestrategie,voorspellingen en -scenario’s.

In juli jl. is de vormgeving van de EU-Brazilië Energiebeleidsdialoog overeengekomen met Brazilië. Gezien de belangrijke rol van de Brazilië op de internationale energiemarkt steunt Nederland deze dialoog, die ook aandacht zal geven aan de ontwikkeling van duurzame energie.

Ten aanzien van de Energiegemeenschap volgt Nederland de ontwikkelingen met interesse, inclusief het recent ondertekende memorandum of understanding over sociale kwesties. Nederland hecht aan tijdige implementatie van het energie-acquis door de deelnemende Zuidoost-Europese landen, zoals vastgelegd in het betreffende verdrag.

De vormgeving van het EU-Afrika Energiepartnerschap is geconcretiseerd. Naar verwachting zal er tijdens de EU-Afrika Top van 8–9 december een gezamenlijk besluit worden genomen. Nederland steunt de totstandkoming van dit partnerschap, dat aandacht zal geven aan voorzieningszekerheid voor Afrika en Europa.

De eerder beoogde internationale overeenkomst inzake energie-efficiëntie tussen de OESO-landen en enkele opkomende economieën (India, China, Brazilië) lijkt vooralsnog niet mogelijk. Om vorderingen te maken, stelt de Commissie voor om een Internationaal Forum over Energie-efficiëntie op te richten. Nederland stemt in met de gewijzigde opzet en benadrukt de koppeling met vergelijkbare ontwikkelingen binnen het IEA.


XNoot
1

Momenteel werken nationale toezichthouders samen in de European Regulators Group for Electricity and Gas (ERGEG), die bij Commissie-besluit in november 2003 in het leven is geroepen.

Naar boven