21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 940 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2016

Met deze brief informeer ik u over de agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad die van 11 tot 13 september aanstaande plaatsvindt in Bratislava.

Slowakije heeft oneerlijke handelspraktijken tot een van de speerpunten van zijn voorzitterschap gemaakt. Slowakije heeft hierover, als één van de vier landen van de Visegrád-Groep1, in 2015 een verklaring aangenomen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 847).

Om dit speerpunt kracht bij te zetten organiseerde het Slowaaks voorzitterschap op 30 juni en 1 juli jl. in Bratislava een conferentie over het versterken van de positie van de primaire producent in de voedselketen. Hieraan namen Europarlementariërs en overheidsvertegenwoordigers deel. Nederland was ambtelijk vertegenwoordigd. Op de conferentie waren vooral deelnemers uit Midden- en Oost-Europa aanwezig die Europese regelgeving voorstaan om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Dit geluid werd gedeeld door verschillende aanwezige Europarlementariërs, in lijn met de resolutie van het Europees Parlement van 7 juni jl. over oneerlijke handelspraktijken in de voedselketen (2015/2065(INI)).

In vervolg op deze conferentie heeft Slowakije het onderwerp geagendeerd voor de informele Landbouw- en Visserijraadraad. Ter voorbereiding hierop heeft het Slowaaks voorzitterschap een werkdocument opgesteld. Het voorzitterschap wijst hierin op de kwetsbare positie van de primaire producent. De producent heeft maar weinig invloed op bepaalde aspecten van het productieproces, zoals weersomstandigheden. Het werkdocument beschrijft daarnaast dat globalisering en integratie van de Europese markten veranderingen in de voedselketen teweeg hebben gebracht. Er wordt steeds meer grensoverschrijdend gewerkt en er ontstaan steeds meer concentraties van grote partijen in de voedselketen; vooral in de retailsector. Dergelijke ontwikkelingen zouden de positie van de primaire producent verzwakken en hem blootstellen aan onder andere volatiele prijsontwikkelingen. Dit zou op zijn beurt weer een bedreiging vormen voor de duurzaamheid van het voedselaanbod.

Het werkdocument stelt dat de verschillende schakels in de voedselketen een meer gelijkwaardige onderhandelingsmacht zouden moeten hebben. Volgens het werkdocument buiten sommige partijen in de voedselketen het verschil in onderhandelingsmacht op dusdanige wijze uit dat er sprake is van oneerlijke handelspraktijken.

Tijdens de informele Landbouw- en Visserijraad zal aan de hand van het werkdocument van gedachten worden gewisseld over:

  • 1) wat binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zou moeten worden gedaan om primaire producenten te ondersteunen en te stimuleren om in de keten te gaan samenwerken om zo hun onderhandelingspositie in de keten te versterken;

  • 2) welke maatregelen er genomen zouden moeten worden om verschillen in informatie tussen verschillende partners in de keten te voorkomen en meer transparantie in het proces van prijsvorming in de voedselketen te bewerkstelligen;

  • 3) of gekomen kan worden tot een gemeenschappelijke EU-benadering om oneerlijke handelspraktijken in de voedselketen tegen te gaan.

Daarnaast zal de Agricultural Markets Taskforce (AMTF) onder leiding van de heer Veerman aan het eind van het jaar met adviezen komen over het verbeteren van de positie van de primaire producent in de voedselketen. Nederland zal hier tijdens de informele Landbouw- en Visserijraad op wijzen. Zaken als prijstransparantie, oneerlijke handelspraktijken en contractvorming zijn in de bijeenkomsten besproken en zullen naar verwachting ook in het advies van de Taskforce terugkomen. Nederland kijkt uit naar de resultaten van de AMTF en ik zal u een reactie hierover doen toekomen.

Nederlands standpunt

Ik ben mij ervan bewust dat ook in Nederland de primaire producent in de voedselketen een relatief kleine speler is die niet altijd opgewassen is tegen de macht van grote actoren in de keten. Tegen deze achtergrond, wil ik de positie van de boeren juist versterken door innovatie en ondernemerschap te bevorderen, samenwerking te stimuleren, initiatieven voor kortere ketens te ondersteunen en met producentenorganisaties de mogelijkheden van verticale integratie te verkennen. Van een dergelijke aanpak is veel meer te verwachten dan van verdere regulering.

Daarnaast heeft de Europese Commissie vorig jaar onderzocht of Europese wetgeving tegen oneerlijke handelspraktijken in de agrofoodsector nuttig zou zijn. De conclusie van dit onderzoek was dat de meeste EU-lidstaten al initiatieven hebben ondernomen om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken op een manier die bij elke nationale situatie het beste past. De Europese Commissie ziet daarom geen noodzaak voor Europese regelgeving, maar blijft de situatie monitoren.

Namens Nederland zal ik aangeven de analyse van de Europese Commissie te delen en Europese wetgeving overbodig te achten. De machtsverhoudingen en de structuur van de voedselketen in lidstaten verschillen sterk. Dat geldt ook voor de concentratie, grootte en efficiëntie van de verschillende spelers in lidstaten. Eventuele problemen kunnen dan ook beter binnen de bestaande EU-kaders op nationaal niveau worden aangepakt. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid biedt agrariërs al voldoende mogelijkheden om zich te organiseren.

Op Europees niveau zet Nederland in op het Supply Chain Initiative (SCI) en verdere verbetering daarvan. Het SCI is een initiatief van acht Europese brancheverenigingen tot het invoeren van eerlijke handelspraktijken in de agrofoodketen als basis voor fatsoenlijk zakendoen. Het SCI streeft ook naar een eerlijke en transparante manier van geschillenbeslechting. De Nederlandse pilot «Oneerlijke handelspraktijken in de agrifood-keten» is op dit initiatief gebaseerd. Partijen als de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) en het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) waren belangrijke spelers in deze pilot en ondersteunden de uitkomsten ervan. De Minister van Economische Zaken heeft u in april 2016 over de uitkomsten geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2111). In september 2016 komen de deelnemers van de pilot weer bijeen om eventuele nieuwe ontwikkelingen te bespreken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Overige landen zijn: Hongarije, Polen en Tsjechië.

Naar boven