21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 768 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2014

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 24 maart a.s., alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst. Tevens informeer ik u over de herziening van de waarde van de toeslagrechten in 2014. Daarnaast geef ik met deze brief invulling aan mijn toezegging in het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 12 december 2013 om u nader te informeren over de sierteelt in relatie tot de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de interne markt en in derde landen.

Agenda Landbouw- en Visserijraad 24 maart 2014

In de Raad wordt gesproken over het voorstel van de Europese Commissie over de voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten. De Europese Commissie zal een presentatie geven over haar voorstel tot herziening van de verordening voor de biologische landbouwproductie.

Daarnaast wil de Europese Commissie trachten tot een politiek akkoord te komen over de vaststelling van de vangsthoeveelheid (TAC) voor zandspiering voor 2014 en wordt de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de makreelvisserij besproken.

De Europese Commissie zal het verslag over de ontwikkelingen in de groenten- en fruitsector sinds 2007 presenteren en lidstaten gelegenheid geven tot uitwisseling van standpunten. Verder is de bespreking voorzien van het rapport van de Europese Commissie over de resultaten van de zuivelconferentie van 24 september 2013.

Tot slot zal de Europese Commissie het rapport over de verplichte oorsprongsetikettering voor vlees als ingrediënt in verwerkte producten presenteren.

Onder «diversen» heeft Slovenië verzocht te spreken over een initiatief voor een Europees honingontbijt. Daarnaast heeft Spanje een bespreking verzocht over illegale visserij.

Voorstel voor een verordening inzake de voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten

(politiek debat)

De Europese Commissie wil het politiek debat over haar voorstel voor Europese regelgeving inzake de voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten voortzetten. Het voorstel van de Europese Commissie is gericht op verbetering van het huidige beleid op het gebied van voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen. Uw Kamer is op 20 december 2013 over het voorstel geïnformeerd (BNC-fiche, Kamerstuk 22 112, nr. 1758).

Ik ben van mening dat afzetbevordering een zaak van de sector zelf is. Afzetbevordering zou niet via (communautair) overheidsbeleid moeten worden geregeld. Ook ben ik kritisch op de voorgestelde verhoging van het budget. Gelet op het Europees krachtenveld (een duidelijk gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is positief over de subsidiariteit van het voorstel) ziet het er niettemin naar uit dat de regeling door de Raad zal worden aangenomen.

Ik vind het dan met name van belang dat de regeling vooral wordt gebruikt om verantwoorde consumptie van producten te stimuleren door aandacht voor kwaliteitsproducten die milieu- en diervriendelijk en duurzaam worden geproduceerd en met aandacht voor gezondheid. Verder vind ik het belangrijk dat programma’s geen afbreuk doen aan de werking van de interne markt en het open internationaal handelssysteem volledig in acht nemen. Ook hecht ik aan vereenvoudiging van de regelgeving.

In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 12 december 2013 (Kamerstuk 21501–32, nr. 766) werd de aandacht gevestigd op de sierteeltproducten in relatie tot het voorstel van de Europese Commissie. Sierteeltproducten vallen onder de reikwijdte van de promotieregeling, zoals voorgesteld door de Europese Commissie. Nederland heeft er steeds voor gewaakt dat sierteeltproducten binnen het bereik van de regeling blijven vallen. Het moet daarbij, zeker voor promotieprogramma’s gericht op de interne markt, wel gaan om programma’s die informatie verstrekken over de specifieke kenmerken van de productiemethoden of de producten, met betrekking tot aspecten als duurzaamheid, milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn, kwaliteit, diversiteit en smaak. Het moet dus, ook voor sierteeltproducten, gaan om kwaliteitsproducten die voor wat betreft genoemde aspecten een meerwaarde hebben ten opzichte van reguliere producten of productiewijzen.

Voorstel voor een verordening voor de biologische landbouwproductie

(presentatie Europese Commissie)

De Europese Commissie zal haar voorstel voor de herziening van de Europese regelgeving inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten tijdens de Raad presenteren. Ook zal de Europese Commissie een voorstel voor een actieplan presenteren en een effectbeoordeling van het voorstel.

De Europese Commissie stuurt aan op een vereenvoudiging van de regelgeving en strengere regels. Zo stelt de Europese Commissie voor om een aantal derogaties te beëindigen. Dit zou leiden tot een vermindering van administratieve lasten.

Ik zie mogelijkheden om de bestaande regelgeving te verbeteren, maar ben tegen een radicale herziening van bestaande regelgeving en een te abrupte beëindiging van de derogaties. Dit kan namelijk negatieve gevolgen hebben voor de verdere ontwikkeling van de markt voor biologische producten. Ik ben van mening dat er per derogatie gekeken moet worden of schrappen wenselijk is en op welke termijn. Een Europees actieplan moet er volgens Nederland toe dienen de eigen kracht van de biologische sector verder te stimuleren. Het moet verder kunnen helpen bij het wegnemen van belemmeringen die de ontwikkeling van de biologische agro- en foodsectoren in de weg staan.

Ik zal erop inzetten dat bestaande handelsstromen onbelemmerd kunnen blijven voortbestaan waarbij transparantie en traceerbaarheid belangrijk zijn om het consumentenvertrouwen te behouden. Daarnaast wordt ingezet op een efficiënte en risicogebaseerde controlesystematiek met een goede verhouding tussen proces- en productcontroles. Tenslotte vind ik het belangrijk dat er voldoende mogelijkheden geboden worden voor innovatie.

Vaststelling vangsthoeveelheid zandspiering 2014

(mogelijk politiek akkoord)

Denemarken wil dat de Raad snel een besluit neemt over de vangstmogelijkheden (Total Allowable Catch, TAC) voor zandspiering in 2014. Het visseizoen voor de zandspiering begint op 1 april 2014 en Denemarken vreest dat de TAC voor deze soort pas wordt meegenomen in de eerste aanpassing van de TAC- en quotumverordening 2014, waarover mogelijk pas in mei een besluit valt. Denemarken roept de Europese Commissie op om alles in het werk te stellen om de uiteindelijke besluitvorming te vervroegen.

Ondertussen hebben wetenschappers van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hun advies gegeven. In het gebied rondom de Doggersbank, veruit het belangrijkste gebied in de Noordzee, adviseert ICES een TAC van maximaal 57.000 ton, in lijn met de MSY-benadering (Maximale Duurzame Opbrengst). Dit is een aanzienlijke verlaging ten opzichte van de TACs van voorgaande jaren.

Ik sta positief tegenover het voorstel van Denemarken. Afspraken over de vangstmogelijkheden dienen ten principale in lijn met het wetenschappelijke advies, overeenkomstig MSY of voorzorgsprincipe te worden vastgesteld door de Raad. Aanpassing van de TAC- en quotumverordening is nodig in verband met het nog in onderhandeling zijnde akkoord met Noorwegen en het in februari jl. gesloten akkoord met de Zuidelijke Grote Oceaan Regionale Visserijbeheers Organisatie (SPRMO).

AOB Makreelonderhandelingen

Spanje heeft verzocht om bespreking van de stand van zaken in de onderhandelingen over de makreelvisserij tussen de Europese Unie, Noorwegen IJsland en de Faeröer. Daarbij zal ook de link worden gelegd met het bilateraal akkoord tussen de Europese Unie en Noorwegen over het beheer van diverse gedeelde visbestanden in 2014. De Commissaris voor Maritieme Zaken en Visserij, Damanaki zal de resultaten van de onderhandelingen in de Raad toelichten.

Afgelopen week (12 maart 2014) heeft de Europese Commissie namens de EU een tweetal akkoorden bereikt met Noorwegen over de vangstmogelijkheden voor 2014 en met de kuststaten Noorwegen en Faeröer over het beheer van makreel voor 5 jaar.

De onderhandelingen waren wederom bijzonder lastig dit jaar. Er waren meerdere rondes nodig. Ik heb de zorgen van uw Kamer over de gevolgen van de vertraging voor de sector, zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 12 december 2013, overgebracht aan de Commissie.

EU-Noorwegen 2014

Het akkoord met Noorwegen omvat het beheer en de vangstmogelijkheden van de gezamenlijk beheerde bestanden in de Noordzee, het Skagerrak en de uitruil van vangstmogelijkheden voor 2014.

Afgesproken is om de Totale Toegestane Vangsten (TAC) voor schol met 15% te verhogen tot 111.631 ton. Dit is conform het EU meerjarenplan voor schol en tong. Het verzoek van Nederland om tussenjaarlijkse flexibiliteit is eindelijk ingewilligd. In 2014 zal gewerkt worden aan een gezamenlijk beheerplan. Ook hebben de partijen ingestemd om 5% extra quota toe te kennen aan lidstaten die pilots met volledige gedocumenteerde visserij willen doen. De TAC voor schol in het Skagerrak is naar boven bijgesteld op basis van een nieuw interim beheerplan, tot stand gekomen met hulp van de Noordzee Advies Raad (RAC) en IMARES. De TAC voor kabeljauw is verhoogd met 5% tot 27.799 ton. De pilot met volledig gedocumenteerde visserij (aanlandplicht voor kabeljauw en controle met CCTV – camera’s) wordt gecontinueerd. De TAC voor haring in de Noordzee wordt met 2% verlaagd tot 470.073 ton. Dit is overeenkomstig het bestaande beheerplan en het ICES advies. Er is een akkoord over de aanpassing van het beheerplan om deze meer in lijn met MSY te brengen, maar deze moet nog wel geëvalueerd worden door ICES.

De EU heeft net als voor 2013 slechts een deel van de door Noorwegen aangeboden Arctische kabeljauw kunnen afnemen, namelijk 20.524 ton. Dit is een verhoging ten opzichte van vorig jaar met ongeveer 250 ton. De transfer voor blauwe wijting is vastgesteld op 100.000 ton. Dat is procentueel ongeveer even veel als afgelopen jaren. Er staat wel tegenover dat Noorwegen niet aanvullend toegang krijgt tot EU wateren om zijn eigen blauwe wijting quota op te vissen. De EU ontvangt 300 ton schol van Noorwegen, en heeft slechts 10 ton tong teruggegeven.

Kuststaten makreel 2014–2018

De EU, Faeröer en Noorwegen zijn het na vijf jaar eens geworden over de makreelvisserij in de komende vijf jaar. Afgesproken is dat de toegestane vangst in 2014 maximaal 1,24 miljoen ton bedraagt en dat in 2015–2018 die TAC wordt vastgesteld op basis van het ICES-advies. De TAC is eenmalig hoger dan het ICES advies, een voorwaarde van Noorwegen voor een akkoord. Van de TAC is 12,71% gereserveerd, o.a. voor IJsland. Het akkoord is namelijk zo geschreven dat IJsland zich kan aansluiten, maar die moet daarvoor eerst de makreelvisserij van IJslandse vissers in Groenlandse wateren beperken. Verder is vastgelegd dat highgrading en slipping (vorm van discarding) in het hele leefgebied van makreel, haring en horsmakreel verboden wordt en dat er uniforme maatregelen komen voor controle van de aangelande hoeveelheden en voor het verminderen van discards.

Met de bereikte resultaten is een belangrijke stap gezet in de verdere verduurzaming van de visserij op makreel en de bestanden in de Noordzee en Skagerrak. Het is een uitgebalanceerd pakket, waarmee aan de wensen van Nederland en andere lidstaten in de EU (grotendeels) is voldaan. Het maakt ook de weg vrij naar verdere afspraken met de Faeröer over andere visserijen.

Om de gemaakte afspraken in EU regelgeving te implementeren is aanpassing van de TAC en quotum verordening voor 2014 nodig (EU 43/2014) nodig. Dit zal naar verwachting in Visserijraad van mei 2014 aan bod komen.

Rapport van de Europese Commissie met de resultaten van de zuivelconferentie van 24 september 2013

(presentatie Europese Commissie en debat)

In de Raad zal van gedachten gewisseld worden over de situatie op de zuivelmarkt, in vervolg op de conferentie over de zuivelsector die de Europese Commissie op 24 september 2013 in Brussel organiseerde.

In de Raad van 11 februari jl. heeft Nederland in het kader van een zachte landing van de zuivelsector in alle lidstaten gepleit voor een evenredige aanpassing van de vetcorrectiefactor voor het laatste quotumjaar om op die wijze extra productieruimte te creëren. De Europese Commissie heeft tijdens de Raad aangegeven alleen een wijziging van de vetcorrectiefactor te overwegen als daarover een brede consensus in de Raad bestaat. Naast Nederland pleiten ook Duitsland, Denemarken, Ierland, België, Oostenrijk, Bulgarije, Estland, Letland en Luxemburg voor het evenredig aanpassen van de vetcorrectiefactor.

Het aanpassen van de vetcorrectie wordt door de Europese Commissie gekoppeld aan de discussie over een systeem van aanbodregulering (supply management) en andere aanvullende maatregelen voor de periode ná afschaffing van het melkquotum in 2015. Ook een aantal andere lidstaten is die mening toegedaan.

Ik ben voorstander van aanpassing van de vetcorrectiefactor en zal voor aanpassing daarvan blijven pleiten.

Nederland vindt dat de zuivelsector met het zuivelpakket uit 2008 voldoende en adequate instrumenten ter beschikking staan om prijsfluctuaties te beperken en de marktmacht van primaire producenten te vergroten. Elke vorm van aanbodregulering vergroot de onzekerheid voor efficiënte boeren en zal het doen van investeringen, vooral door jonge boeren, ontmoedigen. Het vraagt bovendien om een administratief systeem dat vergelijkbaar is met het quotasysteem. Ik zal uitdragen dat Nederland tegen aanbodregulering blijft. Ik ben van mening dat het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voldoende instrumenten biedt als een vangnet in geval van marktverstoringen, zoals interventiemaatregelen en particuliere opslag, directe betalingen en de mogelijkheden voor risicoverzekeringen. Ik ben evenwel bereid om mee te denken over mogelijke aanpassing van deze instrumenten, zolang dat binnen de kaders van de huidige GLB-verordeningen blijft.

Het eerder door de Europese Commissie voorgestelde Milk Market Observatory (MMO) zal voor de zomer van start gaan. Dit marktobservatorium kan benut worden om ontwikkelingen over zuivelproductie en consumptie te volgen, om meer transparantie in de markt te kunnen brengen en zo beter op prijsschommelingen in te kunnen spelen. De Europese Commissie heeft, mede naar aanleiding van een vraag van Nederland, aangegeven dat het marktobservatorium geen financiële gevolgen voor de Europese begroting zal hebben en dat het huidige ambtelijk apparaat van de Europese Commissie de activiteiten in het kader van haar normale werkzaamheden zal uitvoeren. Nederland staat positief tegenover een observatorium, aangezien transparantie in de markt belangrijk is en op deze wijze stakeholders kunnen inspelen op marktontwikkelingen.

Verslag Europese Commissie over de groenten- en fruitsector sinds 2007

(presentatie Europese Commissie en debat)

De Europese Commissie presenteert een verslag over de werking van de Europese regeling voor de groenten- en fruitsector sinds de hervorming in 2007. Dit verslag vloeit voort uit de oude verordening voor de integrale Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO-verordening) die de Europese Commissie verplicht om uiterlijk op 31 december 2013 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag uit te brengen over de uitvoering van de steunregeling. Doelstelling van de Europese regeling voor de groenten- en fruitsector is om het concurrentievermogen en de marktgerichtheid van de sector te verbeteren. Op die wijze kan worden bijgedragen aan een duurzame productie, verhoging van de consumptie van groenten en fruit, betere handhaving en bescherming van het milieu en stabielere inkomens van telers.

De inhoud van het verslag is op dit moment nog niet bekend. Ik zal de presentatie aanhoren en de conclusies en onderbouwing daarvan nauwgezet bestuderen.

Oorsprongsetikettering vlees als ingrediënt in verwerkte producten

(verzoek Frankrijk)

De Europese Commissie heeft onlangs de resultaten van een haalbaarheidsstudie voor verplichte herkomstetikettering van «vlees als ingrediënt» gepresenteerd aan de Raad en het Europees Parlement. Het gaat hierbij om vlees als ingrediënt in voorverpakte levensmiddelen. Op verzoek van Frankrijk ligt dit onderwerp nu voor aan de Raad. In de rapportage van de Europese Commissie worden drie mogelijke scenario’s voor het instellen van herkomstetikettering van «vlees als ingrediënt» voorgesteld. Dit zijn: (1) een vrijwillige herkomstetikettering of (2) het verplichten om Europese Unie of non-Europese Unie op het etiket te plaatsen of (3) om de naam van de lidstaat of het derde land verplicht op het etiket te plaatsen. Bij de te maken keuze moet een afweging gemaakt worden tussen de wensen van de consument en de te maken kosten en administratieve lasten door de toezichthouder en het bedrijfsleven.

Dit onderwerp behoort primair tot het beleidsterrein van de Minister van VWS.

De Minister van VWS zal uw Kamer de komende week informeren.

Initiatief voor een Europees honingontbijt

(verzoek Slovenië)

In Slovenië is er ieder jaar (derde zondag van november) een educatieve promotiecampagne voor schoolkinderen: «het honingontbijt». Van origine betreft het een activiteit van de Sloveense bijenhouders. Inmiddels is dit uitgegroeid tot een «Sloveense voedseldag». Tijdens deze dag krijgt lokaal geproduceerd voedsel veel aandacht, wordt het belang van gezond voedsel benadrukt en krijgt de jeugd les in voedselproductie en agrarische activiteiten. Slovenië wil dit initiatief uitbreiden naar een Europees honingontbijt.

Ik ben geen voorstander van het op Europees niveau regelen en financieren van een dergelijk initiatief. Ik zie, zoals eerder in deze brief aangegeven, afzetbevordering als een taak van de sector zelf.

Illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-verordening)

(verzoek Spanje)

Op verzoek van Spanje zal de Raad spreken over de implementatie van de verordening met betrekking tot Illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij. Aanleiding hiervoor is het besluit van de Raad (A-punt op de agenda van deze Raad) om op grond van artikel 33 van de IOO-verordening Cambodja, Belize en Guinee Conakry aan te wijzen als niet-meewerkende derde landen bij de bestrijding van IOO-visserij. Dit besluit heeft onder andere tot gevolg dat de invoer in de Europese Unie van visserijproducten gevangen door vissersvaartuigen die de vlag van een van die landen voert is verboden. Ook mogen onderdanen van lidstaten geen overeenkomsten sluiten om te vissen in de exclusieve economische zone (EEZ) van de betreffende niet-meewerkende derde landen.

Spanje brengt naar aanleiding van dit besluit onder de aandacht dat visserijproducten gevangen door vaartuigen van andere derde landen in de EEZ van de niet-meewerkende derde landen niet vallen onder het invoerverbod en dat andere derde landen dus wel door kunnen blijven vissen. Daarnaast is Spanje van mening dat onvoldoende duidelijk is waarom de Europese Commissie andere landen niet aanmerkt als niet-meewerkend. Spanje verzoekt de Europese Commissie om maximale transparantie, samenwerking en coherentie bij de toepassing van de IOO-verordening.

Ik meen dat de Europese Commissie adequaat gebruik heeft gemaakt van mogelijkheden en bevoegdheden die de Verordening biedt.

Overig

Herziening van de waarde van toeslagrechten

Bij de herziening van het GLB voor de periode 2014–2020 is afgesproken dat het bestaande stelsel voor directe betalingen (de bedrijfstoeslag en de artikel-68-maatregelen) in 2014 nog blijft bestaan, maar met een lager budget dan in 2013. Tevens wordt er een nieuwe systematiek voor het budgetbeheer gehanteerd. Daarom moet de waarde van de toeslagrechten worden herzien. Dit leidt tot een verlaging van de waarde (met 11%).

Deze verlaging is voor het grootste deel (9,5%) het gevolg van het akkoord over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK). Een klein deel van de verlaging (1,5%) is nodig voor de financiering van de artikel-68-regelingen in 2014. Over de inhoud en omvang van de artikel-68-maatregelen heb ik u geïnformeerd in mijn brieven van 11 december 2013 (Kamerstuk 28 625, nr. 170) en 7 februari 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 764). Het netto-effect op de betalingen aan de landbouwers is overigens beperkt omdat de in de vorige periode verplichte overheveling naar de 2e pijler, de modulatiekorting (10% in 2013), is afgeschaft. Om het beschikbare budget voor 2014 van 793 miljoen euro zo goed mogelijk te benutten heb ik er voor gekozen om de bestaande werkwijze te continueren: een korting op de waarde van alle toeslagrechten vooraf, gevolgd door een korting op de betaling indien blijkt dat overschrijding van het budget dreigt. De korting op de waarde van de toeslagrechten per 15 mei 2014 heb ik vastgesteld op 11%. Afhankelijk van de benutting van het beschikbare budget voor de artikel-68-maatregelen zou in de loop van 2014 een aanvullende korting op de betaling van 0–2,5 procent nodig kunnen blijken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven