21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 667 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2012

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 28 en 29 november plaatsvond in Brussel.

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) beleidsdebatten gevoerd over de directe betalingen, het markt- en prijsbeleid en het plattelandsbeleid. Deze debatten zijn in de plaats gekomen van een debat over een partiële algemene benadering1. In de aanloop naar de Raad op 28 en 29 november jl. heeft het Cypriotische voorzitterschap geconstateerd dat een partiële algemene benadering nu niet haalbaar zou zijn. Dit op grond van uiteenlopende standpunten van lidstaten op veel onderdelen van de GLB-voorstellen en vanwege het uitblijven van een akkoord over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over de vangstmogelijkheden voor de diepzeevisserij voor 2013–2014 en van gedachten gewisseld over de lopende visserijonderhandelingen tussen de EU en Noorwegen. Verder heeft de Raad geen gekwalificeerde meerderheid kunnen bereiken vóór of tegen de toelating van melkzuur als middel om in het slachthuis de microbiologische besmetting van runderkarkassen te verminderen.

Onder diversen heeft Nederland aandacht gevraagd voor het visserijprotocol tussen de EU en Mauritanië. Voorts heeft Denemarken verzocht om een aanpassing van de besluitvormingsprocedure voor de vangstmogelijkheden voor de kevervis, heeft de Europese Commissie een reactie gegeven op het rapport van de Europese Rekenkamer over het foutenpercentage in de uitvoering van het plattelandsbeleid, heeft Spanje aandacht gevraagd voor de situatie rond de import van tomaten uit Marokko en heeft Oostenrijk de Raad geïnformeerd over ideeën voor een Europees voedselmodel.

De Raad heeft onder de A-punten, dus zonder discussie, met een gekwalificeerde meerderheid ingestemd met de ondertekening en voorlopige toepassing van een nieuw tweejarig visserijprotocol tussen de EU en Madagaskar, waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van oktober jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 653).

In deze brief informeer ik u tevens over de uitkomsten van de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT), over de aanneming van autonome tariefcontingenten voor visserijproducten en over de opvolging van een aantal toezeggingen aan uw Kamer: inzake de

kabinetsreactie op het definitieve rapport van het Europees Parlement over de hervorming van het GLB, inzake de gevolgen voor het GLB-budget van de beslissingen over het Meerjarig Financieel Kader en inzake het verslag van de conferentie van betaalorganen.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Directe betalingen

(Beleidsdebat)

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het GLB via een tafelronde een beleidsdebat gevoerd over de directe betalingen, in het bijzonder equivalentie van de vergroeningsmaatregelen. Het voorzitterschap heeft de lidstaten gevraagd in welke mate ze het concept van equivalentie kunnen steunen en of vergroening onder de zogenaamde baseline in het plattelandsbeleid moet vallen.

Equivalentie houdt in dat lidstaten, naast de drie door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen, ook andere maatregelen voor vergroening mogen nemen, zolang deze tenminste een gelijk of beter resultaat opleveren voor vergroening dan de door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen (permanent grasland, ecologische aandachtsgebieden en gewasdiversificatie).

De baseline in het plattelandsbeleid is het stelsel van wettelijke eisen en verplichtingen waaraan boeren in het plattelandsbeleid moeten voldoen. Voor deze eisen en verplichtingen worden geen betalingen gedaan vanuit de gedachte dat boeren via het plattelandsbeleid niet betaald kunnen worden voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen. Door het onderbrengen van de vergroeningsmaatregelen uit de directe betalingen (eerste pijler) in de baseline van het plattelandsbeleid (tweede pijler) wil de Europese Commissie voorkomen dat er dubbele betalingen (in zowel de eerste pijler als de tweede pijler) plaatsvinden voor dezelfde maatregel.

Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van het principe van equivalentie. In Nederlandse omstandigheden zijn de door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen niet altijd effectief en efficiënt.

Nederland hecht er om die reden aan dat lidstaten de mogelijkheid krijgen om aan de vergroening te voldoen via agrarisch natuurbeheer of via certificering van duurzame productie. Voor Nederland staat het bereiken van het doel voorop en niet de maatregelen waarmee je dat doel bereikt. Vervolgens heeft Nederland aangegeven dat vooraf duidelijk moet zijn of een equivalente maatregel ook als zodanig wordt aangemerkt. Dit voorkomt verrassingen bij de controle achteraf. Ten aanzien van opname in de baseline van het plattelandsbeleid heeft Nederland aangegeven dat de vergroeningsmaatregelen daarvan geen deel zouden moeten uitmaken. De vergroeningsmaatregelen zijn, in tegenstelling tot de verplichtingen die nu in de baseline zijn opgenomen, niet juridisch van aard. Er zijn ook andere manieren om dubbele betalingen te voorkomen. Ten slotte heeft Nederland over de koppeling tussen de directe betalingen en de vergroeningspremie aangegeven dat uw Kamer heeft uitgesproken geen voorstander te zijn van deze koppeling.

Een grote meerderheid van lidstaten heeft aangegeven voorstander te zijn van het concept van equivalentie van vergroeningsmaatregelen. Dit biedt volgens de lidstaten mogelijkheden om passender maatregelen te nemen voor vergroening. Ook hebben veel lidstaten het van belang genoemd dat dubbele betalingen worden voorkomen. Diverse lidstaten hebben een pleidooi gehouden voor het belang van rechtszekerheid voor boeren en lidstaten. Het moet vooraf duidelijk zijn welke maatregelen equivalent zijn en er moet een gelijk speelveld worden gewaarborgd.

Commissaris Ciolos heeft aangegeven dat reeds veel werk is verricht op het vlak van de voorstellen voor vergroening. Commissaris Ciolos gaf verder aan positief te zijn over het gebruik van alternatieve vergroeningsmaatregelen. Tegelijkertijd gaf Ciolos aan dat de introductie van equivalentie geen onnodig zware administratieve lasten met zich mee moet brengen. Daarnaast moet verder gewerkt worden aan de wetenschappelijke onderbouwing van de equivalentie van maatregelen. Commissaris Ciolos heeft toegezegd te zullen toezien op het voorkomen van dubbele betalingen in het nieuwe GLB.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – markt- en prijsbeleid

(Beleidsdebat)

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het GLB via een tafelronde een beleidsdebat gevoerd over het markt- en prijsbeleid, in het bijzonder over het verbod op de aanplant van wijnstokken en over de suikerquotering.

Tijdens de hervorming van de Gemeenschappelijke Marktordening Wijn in 2008 is afgesproken om het verbod op de aanplant van nieuwe wijnstokken per 2016 af te schaffen. De wijnproducerende lidstaten hebben echter bedenkingen bij de afschaffing van het aanplantverbod en pleiten voor een verlenging. De Europese Commissie houdt vast aan de afschaffing per 2016, maar heeft eerder dit jaar wel een High Level Group Wine ingesteld waarin de gevolgen van afschaffing nader onderzocht worden en eventueel maatregelen kunnen worden voorgesteld.

In deze High Level Group Wine zijn alle lidstaten vertegenwoordigd. In de Raad is geen inhoudelijke discussie gevoerd over de afschaffing van het aanplantverbod, maar is besloten de conclusies van de High Level Group Wine af te wachten. Deze worden eind dit jaar verwacht.

Met betrekking tot de suikerquotering is in 2006 besloten dat deze in 2015 zullen worden afgeschaft. Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van afschaffing van de suikerquota, maar daarbij ook aangegeven niet afwijzend te staan tegenover een overgangsperiode. Het uitgangspunt voor de introductie van een overgangsperiode moet wel zijn dat toegewerkt wordt naar afschaffing van de suikerquota. In de Raad gaf een groep van 14 lidstaten aan voorstander te zijn van verlenging van de suikerquota tot 2020. Diverse andere lidstaten hebben zich uitgesproken voor afschaffing van de suikerquota in 2015. Commissaris Ciolos heeft aangegeven vast te willen houden aan afschaffing van de suikerquota per 2015, in het licht van de inspanningen die reeds zijn gedaan voor de herstructurering van de sector in de aanloop naar de afschaffing en verdere marktoriëntatie.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Plattelandsbeleid

(Beleidsdebat)

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het GLB via een tafelronde een beleidsdebat gevoerd over het plattelandsbeleid. Het voorzitterschap heeft de lidstaten uitgenodigd de belangrijkste openstaande technische en politieke punten te benoemen.

Nederland heeft aangegeven geen voorstander te zijn van de introductie van een nieuw inkomensstabilisatiefonds in aanvulling op de bestaande directe betalingen en instrumenten voor risicobeheer, omdat dit verstorend kan werken en omdat lastig af te bakenen is in welke situaties zo’n fonds in werking zou moeten treden. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat de discussie over de bevoegdheidsverdeling tussen Raad, Europese Commissie en Europees Parlement nog open staat. Verder heeft Nederland de opname van vergroeningsmaatregelen in de baseline van het plattelandsbeleid en de vereenvoudiging van staatssteunprocedure genoemd.

De open vraagstelling van het voorzitterschap heeft ertoe geleid dat lidstaten zeer uiteenlopende openstaande punten hebben benoemd. In het algemeen hebben lidstaten aangegeven dat het plattelandsbeleid het onderdeel is waarop de meeste voortgang in de onderhandelingen geboekt, maar dat er desondanks nog veel werk te doen is en dat verdere discussie nodig is.

De voornaamste openstaande punten die door de lidstaten zijn genoemd zijn: de definitie en afbakening van gebieden met natuurlijke beperkingen, risicobeheer, het inkomensstabilisatiefonds, irrigatie, subsidiabiliteit van staatsbossen, behoud van middelen voor het plattelandsbeleid, overheveling van middelen tussen de directe betalingen en het plattelandsbeleid, de hoogte van cofinanciering, vereenvoudiging van de staatssteunprocedure en de relatie tussen de vergroeningsmaatregelen uit de directe betalingen en agromilieumaatregelen in het plattelandsbeleid.

Commissaris Ciolos is niet ingegaan op alle door de lidstaten genoemde punten. Hij heeft aangegeven dat er veel vorderingen zijn gemaakt op het vlak van het plattelandsbeleid, met als voorbeelden de gebieden met natuurlijke beperkingen en irrigatiesteun. Inzake het punt van de staatssteunprocedure heeft Commissaris Ciolos verwezen naar het Verdrag van Lissabon, waarin bindende kaders geboden worden.

Ontsmetting van runderkarkassen met melkzuur

(Aanneming)

De Raad heeft geen gekwalificeerde meerderheid bereikt vóór of tegen de toelating van melkzuur als middel om in het slachthuis de microbiologische besmetting van runderkarkassen te verminderen. De nieuwe Commissaris voor Gezondheid en Consumenten, de heer Tonio Borg (Malta), heeft benadrukt dat het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) het middel veilig heeft bevonden voor mens, dier en milieu en dat de behandeling in plaats moet krijgen binnen het risicocontroleproces voor voedingsmiddelen HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points). Geen van de lidstaten heeft het woord gevraagd om zijn eerdere positie te wijzigen of toe te lichten. Nu de Raad niet tot een positief of negatief besluit is gekomen is de Europese Commissie gerechtigd de procedure af te ronden en toelating goed te keuren.

Vangstmogelijkheden diepzeevisserij 2013–2014

(Politiek akkoord)

De Raad heeft met een gekwalificeerde meerderheid een politiek akkoord bereikt over de vangstmogelijkheden voor een aantal diepzeebestanden voor de jaren 2013 en 2014. De Nederlandse vloot vist niet op deze bestanden.

Commissaris Damanaki heeft bij aanvang van de vergadering aangegeven dat de wetenschappelijke gegevens over de diepzeebestanden dit jaar verbeterd zijn en dat deze gegevens laten zien dat het de goede kant op gaat met de zwarte haarstaart en de grenadiersvis. Voor andere bestanden geldt dat het minder goed gaat of dat ICES (International Council for the Exploration of the Sea) geen wetenschappelijk advies heeft kunnen geven. Waar wetenschappelijk advies ontbreekt, moet wat Commissaris Damanaki betreft een TAC-reductie van 20 procent worden toegepast.

De Europese Commissie heeft in de meeste gevallen reducties van de TACs (Total Allowable Catches, totale toegestane vangsthoeveelheden) voorgesteld en in het geval van de Atlantische slijmkop en de diepzeehaai zelfs een TAC van nul. De Commissaris heeft herhaald dat in haar visie extra banen en economische duurzaamheid in de visserijsector voortkomen uit het consequent volgen van het wetenschappelijk advies.

In een eerste discussie heeft Nederland net als een aantal andere lidstaten aangegeven dat het voorzorgsbeginsel dient te worden gevolgd, aangezien het om kwetsbare bestanden gaat. Ook heeft Nederland opgemerkt dat het ten principale vindt dat niet automatisch een TAC-reductie van 20 procent moet gelden voor bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies is geformuleerd. Dit moet van geval tot geval bekeken worden, waarbij een reductie van 20 procent natuurlijk ook een mogelijke uitkomst is.

Nederland heeft ingestemd met het uiteindelijke compromisvoorstel van het voorzitterschap. Zweden heeft dit als enige lidstaat niet gedaan. In het akkoord is tegemoet gekomen aan verzoeken van enkele lidstaten met een direct visserijbelang om een aantal TACs (met name voor de zwarte haarstaart) te verhogen ten opzichte van de Commissievoorstellen. Desalniettemin blijven de resultaten binnen de grenzen van de wetenschappelijke adviezen. Ik ben blij dat bovendien een TAC van nul is vastgesteld voor de zeer kwetsbare Atlantische slijmkop en diepzeehaai. Ook bijvangst van de diepzeehaai is niet toegestaan.

Visserijonderhandelingen EU-Noorwegen

(Gedachtewisseling)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de lopende bilaterale onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserijovereenkomst tussen beide partijen voor 2013. Het betreft de TACs voor de gezamenlijk beheerde visbestanden en de ruil van vangstmogelijkheden. Commissaris Damanaki heeft de Raad allereerst geïnformeerd over de resultaten van de eerste onderhandelingsronde, die van 19 tot en met 23 november jl. plaatsvond in Brussel. De tweede ronde is van 3 tot en met 7 december 2012 in Noorwegen.

Commissaris Damanaki heeft medegedeeld dat ze voor wat betreft de gezamenlijk beheerde Noordzeebestanden verwacht zonder veel problemen met Noorwegen tot overeenstemming te kunnen komen over de schelvis, schol en wijting; voor kabeljauw en haring liggen de onderhandelingen nog open. Ten aanzien van de kabeljauw heeft de Commissaris aangegeven dat een reductie van de TAC met 20 procent kan leiden tot discards (teruggooi). Het beheerplan moet daarom worden aangepast om meer efficiënte vermijdingsmaatregelen te nemen. De Commissaris is daarnaast ingegaan op het beheer van de makreel, waarbij naast de EU en Noorwegen ook IJsland en de Faeröer belanghebbenden zijn. Die laatste twee claimen nog altijd onevenredig hoge vangsthoeveelheden, die niet gerechtvaardigd worden door historische gegevens.

Commissaris Damanaki wil dat de EU en Noorwegen hun verantwoordelijkheid nemen en hun vangsthoeveelheden voor makreel op een duurzaam niveau vaststellen, met het wetenschappelijk advies als basis. Dat betekent een lager TAC-aandeel voor de EU en Noorwegen. In combinatie met grote unilateraal vastgestelde aandelen voor IJsland en de Faeröer hanteert de Commissaris dit als voorwaarde om gebruik te kunnen maken van de verordening die de Europese Commissie in staat stelt maatregelen te nemen tegen landen die niet-duurzame visserij toestaan (ook wel «sanctieverordening»).

Verschillende lidstaten hebben aangegeven de TAC-reductie voor de gezamenlijk beheerde Noordzeekabeljauw te willen beperken tot in elk geval minder dan 20 procent vanwege het risico op teruggooi dat met een forse reductie gepaard gaat. Ten aanzien van de ruil van visserijmogelijkheden met Noorwegen (waarbij Noorwegen Arctische kabeljauw aanbiedt aan de EU) heeft een aantal lidstaten ervoor gepleit bepaalde bestanden waarbij zij een belang hebben zo veel mogelijk buiten die ruil te houden. Enkele bij het makreelbeheer betrokken lidstaten hebben hun teleurstelling over de houding van IJsland en de Faeröer uitgesproken en tegelijkertijd aangegeven dat dit niet ten nadele van het aandeel van de EU in de makreel-TAC mag uitwerken.

Nederland heeft ten algemene aangegeven dat het de TACs voor de gezamenlijk beheerde bestanden conform de meerjarenplannen wil vaststellen, om zo stabiliteit en duurzaamheid te garanderen. Voor het beheer van de kabeljauw, waarmee het onverminderd slecht gaat, heeft Nederland voor meer effectieve maatregelen gepleit, met name om de teruggooi te verminderen. Nederland heeft daarbij aandacht gevraagd door de verlenging van de pilot met volledig gedocumenteerde visserij en de wens geuit een dergelijke proef ook voor de scholvisserij uit te voeren. Omdat het met de schol in de Noordzee op dit moment goed gaat heeft Nederland zich positief uitgelaten over een verhoging van de betreffende TAC met 15 procent (conform het EU-meerjarenplan). Met de haring in de Noordzee gaat het ook goed, maar daarover heeft Nederland aangegeven dat eerst het beheerplan beter passend moet worden gemaakt alvorens een TAC voor 2013 vast te stellen. Nederland heeft benadrukt dat het een beheerplan wil dat een laag risico heeft, meer stabiliteit en hogere opbrengsten biedt en niet meer toegang tot de Noordzee biedt voor Noorwegen.

Voor wat betreft de ruil van vangstmogelijkheden heeft Nederland onderstreept dat Nederland in het verleden meer gegeven (blauwe wijting, schol en tong) dan gekregen heeft, dat het geen reden ziet om dit jaar de duur geworden blauwe wijting in te zetten als ruilmiddel – ook al lijkt het met dat bestand iets beter te gaan – en dat de EU er rekening mee moet houden dat ook andere pelagische visserijmogelijkheden in de Atlantische Oceaan teruglopen. De conclusie die Nederland in de Raad getrokken heeft is dan ook dat de EU niet meer Arctische kabeljauw van Noorwegen zou moeten afnemen dan ze kan compenseren. Daarbij heeft Nederland bovendien als randvoorwaarde aangemerkt dat ontvangers van vangstmogelijkheden evenredig moeten bijdragen aan de afdracht door de EU die daartegenover staat.

Nederland heeft tot slot in het kader van de makreelkwestie gesteld dat de EU terughoudend moet zijn in de bevissing van het bestand en daarmee een duidelijk signaal af moet geven aan IJsland en de Faeröer. Nederland heeft Commissaris Damanaki gevraagd in meer concrete termen duidelijk te maken wat haar plannen zijn met de sanctieverordening.

Commissaris Damanaki heeft in reactie op de inbreng van de lidstaten herhaald dat de EU en Noorwegen moeten kunnen aantonen dat ze op duurzame wijze op makreel vissen, om zo de inzet van de sanctieverordening te legitimeren. In dat licht zal het behouden van het huidige aandeel in de makreel-TAC volgens de Commissaris lastig zijn. Ze heeft aangeboden een technisch overleg hierover met betrokken lidstaten te organiseren. Verder heeft de Commissaris aangegeven dat flexibiliteit geboden is waar het gaat om de reductie van de TAC voor kabeljauw, met het oog op de teruggooiproblematiek.

Diversen

Visserijprotocol EU-Mauritanië

(Verzoek van de Nederlandse delegatie)

Nederland heeft het visserijprotocol tussen de EU en Mauritanië ter bespreking in de Raad gebracht, omdat de grote aandacht vanuit de visserijsector en de politiek voor het protocol dit rechtvaardigen. Nederland heeft aangegeven dat het met het protocol instemt, omdat dat zonder meer vooruitgang biedt op het gebied van duurzaamheid en het tevens de concurrentiepositie van de EU-vloot verbetert. Nederland heeft echter ook onder de aandacht gebracht dat er geluiden zijn dat het onzeker is of de EU-vloot het protocol voldoende zal benutten. De sector stelt immers dat de technische voorwaarden een rendabele visserij onmogelijk maken. Nederland heeft gesteld dat een goede benutting in het belang is van zowel de EU als Mauritanië en heeft daarom de Europese Commissie verzocht zo snel mogelijk na de voorlopige inwerkingtreding van het protocol een gezamenlijk technisch comité te organiseren. Daarin moeten beide partijen – en met inbreng van de sector – praten over aanpassing van de technische voorwaarden. Nederland heeft als grootste knelpunt de visserijvrije kustzone van 20 mijl gemarkeerd en voorgesteld in te zetten op een afstand van 15 mijl. Tot slot heeft Nederland de garantie gevraagd dat het protocol tussentijds wordt opgezegd als daar wegens onderbenutting aanleiding toe is. Nederland heeft zich bewust getoond van het feit dat de Europese Commissie een verklaring langs die lijn heeft afgegeven en dat een overeenkomstige clausule is opgenomen in het protocol, maar heeft voorgesteld een en ander te concretiseren: als de benutting gedurende vier maanden na de inwerkingtreding onder de 75 procent blijft, dan is dat wat Nederland betreft onvoldoende.

Een aantal lidstaten heeft dezelfde zorg over onderbenutting geuit en heeft steun gegeven aan de Nederlandse oproep om zo spoedig mogelijk een technisch comité bijeen te roepen dat over de technische voorwaarden zal spreken. Commissaris Damanaki heeft toegezegd hier werk van te maken.

Ze heeft aangegeven dat lidstaten met een vloot die gebruik maakt van het protocol kunnen deelnemen aan het comité. De Raad heeft vervolgens met een gekwalificeerde meerderheid ingestemd met de ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol met Mauritanië. Inmiddels is dit besluit bekrachtigd door aanname als A-punt tijdens de Energieraad van 3 december jl. Definitieve goedkeuring door de Raad is aan de orde na behandeling door het Europees Parlement.

Beheer van de kevervis

(Verzoek van de Deense delegatie)

De Deense delegatie heeft verzocht om een aanpassing van de besluitvormingsprocedure voor de TAC voor het visbestand kever. Momenteel is een systeem van kracht waarbij op 1 januari een voorlopige TAC wordt vastgelegd, deze wordt aangepast na een ICES-advies in juni en een definitieve TAC wordt bepaald na verder ICES-onderzoek in oktober. Dit leidt in de praktijk tot complexe planning en late of zelfs te late definitieve vaststelling van de TAC (na de start van het eigenlijke visserijseizoen). Met een langetermijnbeheerplan, waarbij op één vast moment in het jaar (oktober) een TAC wordt vastgelegd op basis van het wetenschappelijk advies, zou meer stabiliteit in de benutting van het bestand worden verkregen.

Enkele lidstaten hebben het Deense verzoek actief gesteund. Commissaris Damanaki heeft toegezegd te onderzoeken of de beoogde aanpassingen voor het jaar 2013 gestalte kunnen krijgen.

Foutenpercentage in de uitvoering van het GLB-plattelandsbeleid

(Informatie van de Europese Commissie)

Commissaris Ciolos heeft een reactie gegeven op het recente rapport van de Europese Rekenkamer (ERK) over het GLB-plattelandsbeleid. De ERK constateert in dit rapport dat de uitvoering van het plattelandsbeleid een foutenpercentage kent van 7,7 procent. Dit betekent dat over 7,7 procent van de betalingen onvoldoende verantwoording is afgelegd. De ERK voert zelf aan dat de complexe inrichting van het plattelandsbeleid, waarin maatregelen en doelen op zeer gedetailleerd niveau zijn beschreven, debet is aan het hoge foutenpercentage. Commissaris Ciolos heeft aangegeven meer inzet te plegen op verbetering van het foutenpercentage. Daartoe wil hij tot uitgebreidere informatie-uitwisseling komen tussen de Europese Commissie en de lidstaten en wil hij doelgerichte controles (audits) uitvoeren. Ten slotte heeft de Commissaris aangegeven dat het van het grootste belang is om al bij de inrichting van de nieuwe programmaperiode knelpunten op te lossen.

Landbouwovereenkomst EU-Marokko

(Informatie van de Spaanse delegatie)

Eerder dit jaar is de herziening van een vrijhandelsverdrag tussen de EU en Marokko goedgekeurd. Het verdrag is onderdeel van een project om een vrijhandelszone tussen de EU en mediterrane landen tot stand te brengen, de Euromed Area for Free Trade and Investment.

Het verdrag gaat uit van meer liberalisering van de visserij- en landbouwmarkten dan nu het geval is. In dit verdrag is afgesproken dat de invoertarieven op landbouw- en visserijproducten de komende tien jaar flink zullen worden verlaagd. Om Europese telers te beschermen tegen overaanbod en prijsverlagingen zijn beperkingen (quota en tarieven) vastgelegd voor bepaalde producten (tomaten, komkommers, aardbeien, tangerines, knoflook, courgettes en suiker).

Spanje heeft de Europese Commissie gevraagd om de impact van de import van tomaten uit Marokko voor de producenten te analyseren, omdat het prijsniveau van tomaten uit Marokko nu veel lager ligt dan in het verdrag is afgesproken. Ook heeft Spanje gevraagd om de heffingen die de douane oplegt bij de verschillende importquota te monitoren, zodra de prijzen onder de met Marokko afgesproken importprijzen komen. Spanje is van mening dat de Europese Commissie onvoldoende toezicht op de uitvoering van het verdrag houdt.

Commissaris Ciolos heeft in stevige bewoordingen aangegeven dat het aan de douane van de betreffende lidstaat is om toezicht te houden op de uitvoering van het verdrag en eventuele problemen aan de Europese Commissie te melden. Daarnaast heeft hij onderstreept dat het prijsniveau van tomaten seizoensgebonden is. De Spaanse en Marokkaanse oogsten zijn in november tegelijkertijd op de markt gekomen.

Europees Voedselmodel

(Informatie van de Oostenrijkse delegatie)

De Oostenrijkse minister heeft zijn ideeën voor een nieuw Europees voedselmodel toegelicht. Centraal in een holistisch model zou duurzaamheid moeten staan. Overige doelen en daarop gerichte maatregelen die volgens Oostenrijk van belang zijn voor een Europees voedselmodel zijn voedselzekerheid, voedselveiligheid, voedselkwaliteit, diversiteit, regionale productie en waarde en waardering voor voedsel.

Een groot aantal lidstaten heeft dit Oostenrijkse initiatief verwelkomd en aangegeven de ideeën te steunen. Nederland heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de Oostenrijkse ideeën, maar ook aandacht gevraagd voor dierenwelzijn en milieu als onderdelen van het model. Ook Commissaris Ciolos heeft aangegeven de ideeën te steunen en het van belang te vinden hierop voort te bouwen. Verder heeft Commissaris Ciolos aangegeven dat het plattelandsbeleid en de Europese Innovatiepartnerschappen mogelijkheden bieden om te investeren in de doelstellingen van het door Oostenrijk gepresenteerde model.

A-punt: Visserijprotocol EU-Madagaskar

De Raad heeft onder de A-punten, dus zonder discussie, met een gekwalificeerde meerderheid ingestemd met de ondertekening en voorlopige toepassing van een nieuw tweejarig visserijprotocol tussen de EU en Madagaskar, waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van oktober jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 653).

Definitieve goedkeuring door de Raad is aan de orde na behandeling door het Europees Parlement. Nederland heeft zich op dit moment onthouden van stemming. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid heeft Nederland geen bezwaren tegen het protocol, maar het heeft ook het politieke aspect meegewogen. Naar aanleiding van een staatsgreep in maart 2009 heeft de EU passende maatregelen ingesteld tegen Madagaskar op basis van artikel 96 van het Verdrag van Cotonou. Deze maatregelen, die inhouden dat de EU directe hulp aan de overheid van Madagaskar heeft opgeschort, blijven van kracht tot verkiezingen zijn gehouden (deze staan gepland voor mei 2013) en de constitutionele orde is hersteld. Visserij valt niet onder het Verdrag van Cotonou, maar ik vind het niet passend om het nieuwe visserijprotocol te laten ingaan voordat de artikel 96-procedure is beëindigd.

Overig

Uitkomsten jaarvergadering ICCAT

Van 12 tot en met 19 november heeft in Agadir (Marokko) de jaarvergadering van ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) plaatsgevonden. Daarbij is een akkoord gesloten over de herziening van het meerjarenherstelplan voor de blauwvintonijn in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Daarbij zijn ook de toegestane vangsthoeveelheden voor de komende drie jaar vastgesteld.

De jaarlijkse TAC voor bovengenoemd bestand is op 13 500 ton uitgekomen. Deze hoeveelheid valt binnen het wetenschappelijk advies hiervoor. Naast deze TAC omvat het herziene herstelplan een verschuiving van het visserijseizoen van 15 dagen voor de ringzegen- en lijnenvissers en voor de voerboten. Verder zijn de controles en handhaving nader aangescherpt ten behoeve van een meer effectieve aanpak van ongereguleerde en ongerapporteerde visserij. Voor de westelijke blauwvintonijn is voor 2013 een TAC van 1 750 ton vastgesteld. Ook deze TAC valt binnen het betreffende wetenschappelijk advies. Alle ingediende voorstellen met betrekking tot haaien zijn verworpen, met uitzondering van een door de EU voorgestelde aanbeveling over de naleving van de bestaande haaienmaatregelen. Het geringe resultaat ten aanzien van de haaien is het gevolg van discussie over de reikwijdte van de ICCAT-competenties. Een werkgroep over de toekomst van ICCAT zal op zoek gaan naar een oplossing hiervoor.

Ik ben blij dat het vastgestelde vangstniveau voor de oostelijke blauwvintonijn binnen het wetenschappelijk advies ligt, zeker gezien de uiteenlopende belangen binnen de EU en van de verschillende ICCAT-leden. De uitkomsten van de ICCAT-jaarvergadering maken duidelijk dat het zaak is aandacht te schenken aan de toekomstige competenties van ICCAT, met het oog op de bescherming van haaiensoorten.

Handelsgerelateerde maatregelen om de aanvoer van bepaalde visserijproducten te garanderen voor de verwerkende industrie (autonome tariefcontingenten 2013–2015)

Tijdens de Energieraad van 3 december jl. heeft de Raad als A-punt, dus zonder discussie, met een gekwalificeerde meerderheid ingestemd met een compromis over welke producten de Europese visverwerkende industrie in welke hoeveelheid tegen welk verlaagd douanetarief de EU mag invoeren voor verdere verwerking. Uw Kamer is eerder over dit dossier geïnformeerd middels een BNC-fiche (brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 31 augustus jl.; Kamerstuk 22 112, nr. 1456).

De EU is voor visserijproducten erg afhankelijk van import. Zonder verlaging van de douanetarieven zou in de Europese visverwerkende industrie veel werkgelegenheid verloren kunnen gaan. Tegelijkertijd is het zaak de nadelen voor de Europese vissers te beperken. Omdat het compromis hieraan voldoende tegemoet komt heeft Nederland ermee ingestemd. Enig minpunt is dat ook een tariefcontingent van 5 000 ton platvis is opgenomen. Volgens Nederland is dit niet noodzakelijk: de platvisbestanden in EU-wateren zijn immers weer in goede staat en er mag in 2013 waarschijnlijk meer van gevangen worden.

Kabinetsreactie op het definitieve rapport van het Europees Parlement inzake de hervorming van het GLB

In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 4 juli jl. is toegezegd dat uw Kamer een kabinetsreactie zal ontvangen op de definitieve rapporten van het Europees Parlement inzake de hervorming van het GLB. Naar verwachting zal het Parlement begin 2013 een definitief rapport vaststellen. Nadien zal ik u een reactie sturen.

Gevolgen van het voorstel voor het Meerjarig Financieel Kader voor het GLB-budget

In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 21 november jl. heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de gevolgen van het in de Europese Raad van 22–23 november te behandelen voorstel van de Europese Commissie over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020, voor zover betrekking hebbend op het GLB-budget. Het LEI is gevraagd het voorstel door te rekenen op de mogelijke gevolgen voor de primaire land- en tuinbouw, mede in samenhang met het onderzoek naar de gevolgen van het regeerakkoord. De resultaten daarvan zullen naar verwachting in januari 2013 gereed zijn. Ik zal u deze resultaten nadien toesturen.

Verslag Conferentie betaalorganen

Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 21 november jl. is bij deze brief tevens het verslag van het Cypriotisch voorzitterschap van de betaalorganenconferentie van 11–13 september 2012 toegevoegd2.

De Raad heeft in de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 oktober jl. kennis genomen van dit verslag, dat volledig onder verantwoordelijkheid van het voorzitterschap is opgesteld.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Lijst van A-punten

  • Conclusies van de Raad over de vertegenwoordigers in de hoge stuurgroep voor het Europees Innovatiepartnerschap «Productiviteit en duurzaamheid in de landbouw»; Aanneming.

  • Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen; Aanneming.

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen; Aanneming.

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen; Verzoek van de Raad om goedkeuring door het Europees Parlement.

  • Besluit van de Raad, genomen in onderlinge overeenstemming met de voorzitter van de Commissie, houdende benoeming van een nieuw lid van de Europese Commissie.


X Noot
1

In een (partiële) algemene benadering tracht het voorzitterschap op onderdelen vast te stellen dat er overeenstemming (op basis van een gekwalificeerde meerderheid) bestaat in de Raad. Formeel betreft een algemene benadering een niet-bindende afspraak in de Raad die het Europees Parlement een indicatie geeft van de opstelling van de Raad, ten behoeve van verdere behandeling in eerste lezing.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven