21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 598 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 mei 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ten behoeve van de Landbouw-Visserijraad d.d. 14 en 15 mei 2012. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag.

De op 8 mei 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 10 mei 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

4

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

6

 

Vragen van de leden van de SP-fractie

8

 

Vragen van de leden van de D66-fractie

11

 

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

11

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

11

II

Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

14

III

Volledige agenda

27

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 – vergroening

In de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie voor het vernieuwde GLB worden alle boeren die directe betalingen ontvangen verplicht vergroenings-maatregelen te nemen. De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet vinden in dit voorstel en willen dat de vergroeningsmaatregelen en de directe betalingen worden losgekoppeld. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander om de vergroening op vrijwillige basis vorm te geven. Het standpunt van de leden van de VVD-fractie hierover wordt gedeeld door Europarlementariër en rapporteur Capoulas Santos. Hij wil de directe betalingen loskoppelen van de vergroeningsmaatregelen. De leden van de VVD-fractie zijn blij met de steun uit het Europees Parlement. Welke conclusies verbindt de staatssecretaris aan deze ontwikkelingen? Tevens is de heer Capoulas Santos de mening toegedaan dat agrariërs die niet voldoen aan de vergroeningsmaatregelen niet automatisch gekort moeten worden op hun directe betalingen. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de heer Capoulas Santos? Zo nee, waarom niet?

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 26 en 27 april 2012 staat dat stimulering van duurzame productiemethoden onderdeel kan zijn van het keuzemenu. Het Nederlandse kabinet is in samenwerking met andere lidstaten (Zweden, Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Duitsland) bezig met het opstellen van keuzemenupakketten van vergroeningsmaatregelen. Is de staatssecretaris bereid om deze position paper met de verschillende keuzemenu’s van vergroeningsmaatregelen voor de volgende Landbouw- en Visserijraad naar de Kamer te sturen en deze te voorzien van een inhoudelijke reactie? In de geannoteerde agenda geeft de staatssecretaris aan hoe het keuzemenu voor Nederland eruit zou kunnen zien. De leden van de VVD-fractie vinden dat de staatssecretaris onvoldoende duidelijk maakt hoe het pallet voor Nederland eruit moet zien. Graag een nadere toelichting van de staatssecretaris. Uit het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad en de geannoteerde agenda blijkt dat veel lidstaten voorstander zijn van een flexibele invulling van vergroeningsmaatregelen. De leden van de VVD-fractie vinden dit een positieve ontwikkeling. De staatssecretaris signaleert terecht dat de flexibiliteit en keuzevrijheid hierin voor lidstaten moet vallen binnen een gemeenschappelijk Europees kader. Hoe zou dit kader eruit moeten zien volgens de staatssecretaris?

Actieve landbouwer

Eurocommissaris Ciolos heeft zijn voorstel aangepast door de introductie van een negatieve lijst van bedrijven die geen GLB-steun meer zouden mogen ontvangen. De leden van de VVD-fractie vinden dit een stap in de goede richting. Is de staatssecretaris bereid om de nationale variant van deze lijst naar de Kamer te sturen? De leden van de VVD-fractie vinden dat ook de definitie van de actieve boer strakker moet worden afgebakend. Via twee sporen kan dan worden voorkomen dat niet-agrarische bedrijven gebruik kunnen maken van GLB-middelen. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie? Zo nee, waarom niet?

Uitbetaling toeslagrechten

De leden van de VVD-fractie hebben tijdens het laatste Verslag schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad op 25 april jl. aandacht gevraagd voor de problemen die boeren ondervinden met het invullen van hun Gecombineerde opgave 2012. Ondernemers komen in hun opgave andere perceeloppervlakten tegen dan is vastgesteld bij de beschikking 2011. De staatssecretaris heeft toegezegd de problemen bij Dienst Regelingen serieus te bekijken en met een oplossing te komen. De leden van de VVD-fractie zijn bijzonder teleurgesteld dat de staatssecretaris zich niet aan zijn belofte heeft gehouden om de Kamer hierover vorige week te informeren. De leden van de VVD-fractie willen dat de staatssecretaris deze week alsnog een brief naar de Kamer stuurt hoe hij deze problemen gaat aanpakken. De leden van de VVD-fractie willen het belang van snelle acties benadrukken omdat boeren uiterlijk op 15 mei 2012 hun Gecombineerde opgave moeten hebben ingediend. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Uitbetalingstermijn

In de varkensketen bestaan momenteel onduidelijkheden over de betalingstermijnen. Welke afspraken zijn hierover in Europees verband gemaakt? Heeft Nederland deze EU-regelgeving al omgezet in nationale regelgeving? Houden de schakels in de keten zich aan deze afspraken, en kan de staatssecretaris specifiek ingaan op de retail? Hoe vindt naleving door de Europese Commissie plaats op deze afspraken? Welke risico’s voorziet de staatssecretaris als betalingstermijnen worden opgerekt voor de verschillende schakels in de keten, en in het bijzonder de primaire sector? Deelt de staatssecretaris de zorg van de leden van de VVD-fractie dat in het krachtenveld van de keten (waarbij de leveranciers en afnemers van de primaire producenten steeds groter en zelfs multinationals zijn) de primaire sector steeds kwetsbaarder wordt en niet in staat is de kosten van de eisen/voorwaarden die gesteld worden vanuit de retailers in de keten af te dwingen en betaald te krijgen? Welke rol kan de regiegroep hierin spelen aangezien zij op pad zijn gestuurd met de opdracht om het huidige verdienmodel van de sector onder de loep te nemen? Wanneer worden de eerste uitkomsten van de regiegroep verwacht?

Hervorming Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) – Maximaal Duurzame Vangst en Milieuaspecten

In de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad staat dat het kabinet zich kan vinden in het principe van Maximum Sustainable Yield (MSY). Beheerplannen dienen MSY als uitgangspunt te hebben. De staatssecretaris plaatst daarbij wel een aantal kanttekeningen. Er veel kennis nodig om de MSY-niveaus te bepalen. Dit ontbreekt voor veel bestanden. Hier zou een praktische oplossing voor gevonden moeten worden, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Welke praktische oplossingen heeft de staatssecretaris concreet voor ogen?

In de voorstellen van de Europese Commissie over het GVB staat dat de natuur in beschermde gebieden beschermd moet worden. In de geannoteerde agenda voor deze Raad staat dat het kabinet vindt dat de reikwijdte echter verbreed zou moeten worden. De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in de voorstellen van de Europese Commissie, en stellen vraagtekens bij de opstelling van de staatssecretaris in deze. Welke gevolgen heeft een verbreding voor de economische activiteiten op zee binnen en buiten de beschermde gebieden en wat zijn de budgettaire consequenties? Welke andere lidstaten zijn de mening toegedaan dat de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS) buiten de beschermde gebieden van toepassing moeten zijn?

Ontwerp-Raadsconclusies EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005

De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het standpunt van de staatssecretaris om niet in te stemmen met de ontwerp-raadsconclusies indien bepaalde oproepen niet worden overgenomen. De staatssecretaris vindt dat bestaande EU-regelgeving op het gebied van dierenwelzijn ten aanzien van de intensieve veehouderij verder moet worden aangescherpt en dat er specifieke voorschriften voor bepaalde diersoorten krachtiger en specifieker moeten worden geformuleerd voor konijnen, kalkoenen, vleeskuikens, melkvee, nertsen en circusdieren. Waarom vindt de staatssecretaris het nodig om in Europees verband te pleiten voor strengere regelgeving op het gebied van dierenwelzijn? Betekent dit dat de Nederlandse wetgeving op het gebied van dierenwelzijn strenger is dan Europa voorschrijft? Zo ja, op welke onderdelen heeft het Nederlandse kabinet ten aanzien van dierenwelzijn aanvullende eisen geformuleerd? Wat zijn de gevolgen als de ontwerpconclusies niet worden overgenomen voor het gelijke speelveld in Europa en wat betekent dit voor de concurrentiepositie van de Nederlandse agrarische ondernemer?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de staatssecretaris die op de agenda staan van het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad. De leden van de PvdA-fractie hebben op basis van de gestuurde informatie de volgende vragen en opmerkingen.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

De leden van de PvdA-fractie zijn geschrokken van de intentie van het demissionaire kabinet om de voorstellen te amenderen op het punt van de voorgestelde vergroening. Het lijkt er op dat door het schrappen van bestaande wettelijke vereisten, dit demissionaire kabinet ook het voldoen aan normale voorwaarden wil gaan vergoeden. Dit kan en mag wat de leden van de PvdA-fractie betreft niet de bedoeling zijn: alleen éxtra maatregelen tot het voldoen aan hógere dierenwelzijns-, milieu- en klimaateisen zouden in aanmerking moeten komen voor subsidie. Het principe is immers: verplicht dan wel gesubsidieerd, niet beide. Eerder werd «good agricultural practice» al beperkt tot voldoen aan de wetgeving. Good agricultural practice is in de ogen van de leden van de PvdA-fractie pas aan de orde als bedrijven méér doen. Niet de achterblijvers, maar de voorlopers verdienen steun.

De door de Europese Commissie voorgestelde eisen zijn weliswaar nogal grof, maar wel duidelijk en goed handhaafbaar. De leden van de PvdA-fractie vragen zich echter af wat vruchtwisseling te maken heeft met daadwerkelijke vergroening. De vraag is ook of dit wel bruikbaar is: hoe om te gaan met meerjarige gewassen als asperges en wijn?

De teeltvrije zone zouden de leden van de PvdA-fractie wel graag behouden als minimumeis voor het in aanmerking komen van steun: dit is een goede manier om gebieden en watergangen vrij te houden van pesticiden en vermesting.

Een nationaal keuzemenu van eenvoudig handhaafbare robuuste vergroeningsmaatregelen zou beter aansluiten bij welke maatregelen in een gebied het meest effectief zouden zijn ter vergroening. In Spanje zou het bijvoorbeeld zinvol zijn erosiebestrijding op te nemen, in Nederland waterbuffering. Dat moet wel het uitgangspunt zijn voor de leden van de PvdA-fractie: de effectiviteit ten aanzien van het milieu, niet zoals zij vrezen de makkelijke uitvoerbaarheid voor boeren of de meeste kostenefficiëntie. Natuurlijk moeten ontvangers voldoen aan alle hem/haar opgelegde vergroeningsmaatregelen. Voldoen zij daar niet aan dan vervalt het recht op een uitkering.

Mogelijke nationale aanvullende vergroeningsmaatregelen zouden de leden van de PvdA-fractie graag zoeken in de aansluiting bij nationaal beleid voor waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water, KRW) en vermesting (Programmatische Aanpak Stikstof). Bedrijven die niet voldoen aan een bovenwettelijk eisenpakket aan dierwelzijnsmaatregelen zouden ook niet in aanmerking moeten kunnen komen voor landbouwsteun.

De maatregelen die als vergroeningseis gesteld worden moeten eenvoudig en handhaafbaar zijn. Een ieder zal hieraan moeten voldoen om voor steun in aanmerking te komen. De leden van de PvdA-fractie zien de inzet van een «catalogus» als zinvol voor betaling van pluspakketten: betaling voor groene en blauwe diensten. De inzet van de leden van de PvdA-fractie is de basisbetaling zo laag mogelijk te houden en boeren uit te dagen via groene en blauwe diensten extra steun te verwerven. Bij pluspakketten denken deze leden aan klimaatmaatregelen, precisielandbouw, verdergaande dierwelzijnsmaatregelen, biodiversiteits-maatregelen, luchtkwaliteit, extra KRW-maatregelen. En dit alles gebiedseffectief in te zetten: biodiversiteitsmaatregelen rond Natura 2000-gebieden, waterbuffering langs rivieren.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

Maximaal Duurzame Vangst

De leden van de PvdA-fractie steunen de ambitie om in 2015 de bestanden te beheren op MSY-niveau. Zij dringen dan ook aan op daadwerkelijke inzet om bestanden te herstellen en te behouden voor 2015. De leden van de PvdA-fractie verzoeken de staatssecretaris dan ook om in het oriënterend debat hierover in te zetten op maatregelen op de korte termijn om vissterfte tegen te gaan, op implementatie van het voorzorgsbeginsel en op de ecosysteembenadering in het visserijbeheer. Zij zijn het eens met de staatssecretaris dat beter rekening gehouden moet worden met de gemengde visserij en de interactie met het ecosysteem, maar wel met het doel om te zorgen voor een substantiële verbetering van de visstand. Graag vernemen deze leden van de staatssecretaris wat hij precies bedoelt met «praktische oplossingen» in die gevallen waar nog onvoldoende kennis is om de MSY-niveaus te bepalen. Kan de staatssecretaris zich inzetten voor meer middelen vanuit het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) ten behoeve van onderzoek? Dit dient in de ogen van de leden van de PvdA-fractie het belang van de gehele visserijsector, dit in tegenstelling tot sommige voorstellen ter besteding van het EFMZV die slechts enkele individuele vissers zullen helpen. Is de staatssecretaris het met deze leden eens dat een breder bereik noodzakelijk is?

Welke stakeholders dienen betrokken te worden bij het vaststellen van de MSY-niveaus, zijn dat andere partijen dan degenen die nu bijvoorbeeld vertegenwoordigd zijn in de Regionale Advies Commissies (RAC’s)? Kan de staatssecretaris aangeven of het sluiten van gebieden ook gezien wordt als optie om te komen tot het gewenste MSY-niveau? Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie welke sancties er afgesproken zijn en welke concrete sanctiemogelijkheden bestaan in geval er niet aan het MSY-principe voldaan wordt door de lidstaten.

Milieuaspecten in het kader van het GVB

De leden van de PvdA-fractie delen de visie van het kabinet dat de reikwijdte van de ecosysteembenadering verder verbreed moet worden en dus niet slechts beperkt dient te zijn tot de beschermde gebieden. Kan de staatssecretaris aangeven of behalve Nederland ook andere lidstaten deze mening zijn toegedaan, dat het GVB bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM)?

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de PvdA-fractie steunen de lijn van het kabinet dat gedurende de looptijd van het fonds een verschuiving tussen de verschillende activiteiten die het fonds wil gaan ondersteunen mogelijk moet zijn. In het bijzonder gaat het deze leden er dan om dat in de huidige voorstellen lidstaten geen additionele middelen mogen vrijmaken voor structurele maatregelen ten behoeve van datacollectie en controle en handhaving om illegale visserij tegen te gaan. Is de staatssecretaris het met organisaties als OCEAN2012 eens dat het beter is om in plaats van te oormerken in te zetten op minimaal te besteden bedragen voor dit soort publieke goederen en diensten?

EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005

De leden van de PvdA-fractie delen de visie van het kabinet dat in de ontwerp-Raadsconclusies een aantal belangrijke en voldoende concrete oproepen ontbreken en zij steunen daarom de aangetekende voorbehouden. Deze leden willen wel graag weten waarom Nederland alleen lijkt te staan in de positie om niet in te willen stemmen met de ontwerp-Raadsconclusies? Zijn er andere landen die nu duidelijk is dat Nederland niet wil gaan instemmen wellicht ook overwegen niet in te gaan stemmen? Zo ja, welke landen zijn dit? Welke inspanningen heeft het Nederlandse kabinet verricht om de Raadsconclusies aangepast te krijgen?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Wetgevingsvoorstellen voor het GLB 2014–2020 – vergroening

Van de directe betalingen wordt 30% verplicht vormgegeven door drie vergroeningsmaatregelen: permanent grasland, gewasdiversificatie en 7% ecologische kenmerken op bouwland. De leden van de CDA-fractie delen de mening van het kabinet dat het begrip vergroening op deze wijze te rigide wordt ingevuld, niet leidt tot meetbare biodiversiteitswinst en leidt tot extra uitvoerings-, controle- en handhavingslasten. Dit model geeft echter wel antwoord op de roep om het waarborgen van het gelijk speelveld. Wat is het Europese krachtenveld voor dit model? En op welke wijze worden de ervaringen van het betaalorganenoverleg, als geen ander hebben deze ervaring met uitvoerings-, controle- en handhavingsaspecten, meegewogen bij de vorming van het directe betalingenmodel?

De leden van de CDA-fractie steunen de lijn van het kabinet dat de vergroenings-maatregelen daadwerkelijk effectief, doelmatig en efficiënt dienen te zijn. Het kabinet pleit er voor dat lidstaten de mogelijkheid krijgen om uit een Europees keuzemenu maatregelen te kiezen die maximaal bijdragen aan verbetering van bijvoorbeeld biodiversiteit, klimaat en het milieu. Het kabinet geeft hierbij aan dat het belangrijk is dat de keuzes passen in een Europees kader, om op die manier ook een gelijk speelveld te waarborgen. Op welke wijze is een gelijk speelveld te realiseren met het zogeheten cafetariamodel? En hoe scoort het model ten aanzien van de uitvoerings-, controle- en handhavingslasten? Wat is het Europese krachtenveld voor dit model? Welke lidstaten dragen het keuzemenumodel een warm hart toe en wat zijn de verschillende genoemde ingrediënten?

Klopt het dat Nederland het voortouw neemt met het ontwikkelen van verschillende keuzemenu’s binnen de genoemde randvoorwaarden van gelijk speelveld en aandacht voor uitvoerings-, controle- en handhavingsaspecten? Op welke wijze sluit het keuzemenu aan bij de wens van het kabinet om in te spelen op maatschappelijke voorkeuren op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en dierenwelzijn? En welke lidstaten zijn gevoelig voor de Nederlandse ingrediënten zoals investeringsregelingen integraal duurzame stallen, precisielandbouw en weidegang?

De staatssecretaris heeft aangegeven binnen randvoorwaarden positief te zijn over gecertificeerde landbouwsystemen. Wat is het Europese krachtenveld in deze? Deelt de staatssecretaris de mening dat met dergelijke systemen het cafetariamodel ingevuld zou kunnen worden zonder stijging van de uitvoerings-, controle- en handhavingslasten door de toezicht op controle systematiek hierop los te laten?

Klopt het dat een korting wordt gegeven op de basispremie bij niet voldoen aan de vergroeningseisen? Zo, ja over welke percentages hebben we het dan en hoe is het Europese krachtenveld op dit punt? Deelt de staatssecretaris de mening dat de koppeling tussen de voorgestelde vergroeningsmaatregelen en de basispremie leidt tot een strafsysteem in plaats van vergroeningsstimulansen? En dat dit ten koste gaat van het draagvlak en de doelgerichtheid van de hervorming?

Hervorming van het GVB: overdraagbare visserijconcessies

De inzet van de staatssecretaris richt zich er op om communautair niveau enkel een kader voor individueel overdraagbare visserijconcessies vast te leggen, met daarbij enkele essentiële randvoorwaarden. De leden van de CDA-fractie gaan er van uit dat bij zo’n raamwerk niet de essentiële eigenschappen zoals de eigendomsverhoudingen van ons stelsel onderuit worden gehaald; immers degene die de afgelopen 35 jaar in quota hebben geïnvesteerd (ook via leningen van de bank) moeten wel in hun eigendom beschermd worden. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

MSY

Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat MSY een bio-economisch model is en als zodanig dient toegepast te worden? Dit betekent dat als een bestand onder geëxploiteerd wordt, de exploitatie kan toenemen om de economische winst te maximaliseren. Alleen dan is er sprake van een duurzame exploitatie. Daarnaast dient er gestuurd te worden op de visserijsterfte en niet op de grootte van een bestand. De grootte van een bestand kan beïnvloed worden door meer factoren dan de visserij bijvoorbeeld klimaatveranderingen. Welke acties onderneemt de staatssecretaris om MSY-niveaus beter af te stemmen zodanig dat rekening wordt gehouden met de aard van gemengde visserij en de interactie met het ecosysteem? Is de staatssecretaris bereid om een pleidooi te houden om de meerjaren beheerplannen multidisciplinair aan te pakken in plaats van een opeenstapeling van voor elke soort een Total Allowable Catch (TAC)? Deelt de staatssecretaris de mening dat deze aanpak ook leidt tot specifiekere aanpak om bijvangsten te voorkomen? Is de staatssecretaris met de leden van de CDA-fractie eens dat MSY enkel het uitgangspunt mag vormen wanneer voldoende kennis is om het MSY-niveau te kunnen bepalen?

Integratie GVB en andere Europese beleidsvelden

De staatssecretaris stelt dat GVB een bijdrage levert aan het bereiken en behouden van goede milieutoestand (KRM) en gunstige staat van instandhouding (VHR). Visserijmaatregelen kunnen enkel in het kader van GVB genomen worden zo stelt de staatssecretaris. Geldt dat ook voor maatregelen welke zouden kunnen voortvloeien uit de KRM en de VHR? Hoe vindt afstemming plaats zowel qua beleid als met aangrenzende lidstaten?

Wat is de definitie van de term «ecosysteembenadering als een belangrijk basisprincipe»? De Europese Commissie wil zich in haar GVB-hervormingsvoorstel beperken tot de bescherming van de natuur in beschermde gebieden. In de visie van het kabinet over de hervorming van het GVB zou de reikwijdte echter verder verbreed moeten worden. Waarom verschilt de visie van de Europese Commissie en het kabinet? Hoe ziet het kabinet de uitvoering hiervan? Ontstaan er verschillende gebieden met verschillende beschermingszones voor de KRM, VHR, en het GVB? De leden van de CDA-fractie zijn het op dit vlak oneens met de kabinetsinzet. De consequenties van deze insteek zijn nog niet te overzien. Graag een nadere uitwerking op dit punt met name de impact daarvan op de visserij- en andere (economische) activiteiten. In onder meer het Waddengebied leert de ervaring met de VHR dat de discussie, over bescherming of herstel en in welke zones welke activiteiten wel of niet mogen, leidt tot talloze en ellenlange juridische procedures.

Sociaal-economisch GVB

De Nederlandse visserijsectoren zijn begaan bij strategisch, pragmatisch, inhoudelijk-technisch en bovenal realistische onderhandelingen. Welke acties onderneemt de staatssecretaris in de GVB discussie om te komen tot maximale benutting van de EU-middelen ten behoeve van de innovatie en verduurzaming van de visserijsector?. De leden van het CDA-fractie zijn van mening dat het kabinet moet inzetten op een gelijkblijvend percentage, te weten 1,13%, plus een top-up voor innovaties op het terrein van duurzaamheid. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Ontwerp-Raadsconclusies EU-strategie Dierenwelzijn

De leden van de CDA-fractie zijn het eens met de inzet van het kabinet welke in lijn is met de motie van de leden Ormel en Snijder-Hazelhoff (Kamerstuk 28 286, nr. 384). Wat is het Europese krachtenveld in deze? Welke inspanningen worden gedaan om andere lidstaten te overtuigen om de Nederlandse positie te steunen?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het niet de bedoeling kan zijn van het Europese landbouwbeleid dat «Jan met de pet» de Britse koningin subsidieert. De leden van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld dat de staatssecretaris ondanks zijn eerdere toezegging aan de Kamer heeft aangeven niet overtuigd te zijn van de noodzaak tot aftopping. De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraak van de staatssecretaris op 7 december 2010: «In het Europees landbouwbeleid is er sprake van een vaste hectaretoeslag. Dit betekent dat er ook geld gaat naar grote jongens met 3 000, 4 000 of zelfs 10 000 ha, de heel grote boeren. Dat is een inbreuk op de legitimatie, vooral als er ook nog bijna niet-agrarische ondernemers zijn als koningshuizen en Schiphol (...) Ik heb gisteren gezegd dat ik wel wil meedenken over een plafond, als daar een juridisch houdbare modus voor is te vinden.» Wat is de waarde van deze toezegging en deze gesproken woorden van de staatssecretaris en van de toezegging tijdens het VAO Landbouw- en Visserijraad op 16 maart 2012 bij het indienen van de motie van het lid van Gerven (Kamerstuk 21 501-32, nr. 459) waarop de staatssecretaris de woorden sprak «dit is de mooiste motie tot nu toe»? De vraag daarbij is welke acties wanneer in welke gremia zijn genomen om te pleiten voor het subsidieplafond, wanneer en waarom het standpunt zo gewijzigd is dat de voorstellen van de Europese Commissie tot het instellen van een subsidieplafond nu niet gesteund lijken te worden. Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de beleidswijziging ten opzichte van de toezeggingen en uitspraken? Vraag is tevens wat de juridische bezwaren zijn, wat de mogelijkheden voor invulling per lidstaat zijn en wat de fiscaal juridische mogelijkheden zijn op landelijk/Nederlands niveau?

De leden van de SP-fractie vinden het zeer teleurstellend dat EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005 zo weinig om het lijf lijken te gaan hebben en zien niets van de dierenwelzijnsambities van het kabinet – die bij gebrek aan nationale maatregelen door waren geschoven naar Europa – erin terug. Deze leden hopen van harte dat een nieuw kabinet de weerbarstigheid van de materie op Europees niveau realiseert, en wel, naast een Europese inzet, nationaal maatregelen durft te nemen. De leden van de SP-fractie vragen om een zeer sterke inzet op aanscherping van de EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening en hopen dat het kabinet tenminste thuis komt met resultaat betreffende het limiteren van veetransport tot 8 uur of 500 km. De leden van de SP-fractie roepen ook op tot een krachtige aanscherping van andere bestaande EU-regelgeving, met name de welzijnsgerelateerde regelgeving betreffende o.a. varkens, kalveren en pluimvee. De leden van de SP-fractie roepen het kabinet dringend op om voet bij stuk te houden en niet in te stemmen met de huidige ontwerp-Raadsconclusies, ook niet in aangepaste vorm, maar alleen genoegen te nemen met een grondige herziening.

Wat de leden van de SP-fractie betreft worden de vergroeningsmaatregelen gekoppeld aan directe betalingen en volgt automatische korting bij niet voldoen. Hoe zou dit sanctiemechanisme er in de visie van de staatssecretaris uit moeten zien? Tenminste 30% van het budget voor directe betalingen voor vergroenings-maatregelen is de minimuminzet, wat betreft de leden van de SP-fractie. Zij zijn het met het kabinet eens dat er te weinig flexibiliteit in de voorgestelde vergroenings-maatregelen zit, en dat deze niet voor alle agrariërs in Nederland altijd goed toepasbaar zijn. Bijvoorbeeld de verplichte gewasrotatie voor melkveehouders die maïs verbouwen als veevoer. De leden van de SP-fractie vrezen echter dat het voorgestelde keuzemenu te ver doorschiet en dat er te veel maatregelen op terecht komen die weinig vergroening om het lijf hebben. De effectiviteit en het einddoel moeten niet lijden onder doorgeschoten versoepeling. Daarom willen de leden van de SP-fractie dat elke voorgestelde flexibilisering kritisch tegen het licht gehouden wordt. Zij vragen de staatssecretaris hierop toe te zien en er garant voor te staan dat alle maatregelen waar Nederland zich achter schaart, zo effectief zijn als de originele en zich in eerste plaats richten op biodiversiteitbehoud. Wil de staatssecretaris de position paper met de verschillende keuzemenu’s van vergroeningsmaatregelen aan de Kamer toe zenden voorzien van een reactie? Kan de staatssecretaris daarbij ingaan op de verschillende vormen van vergroeningsmaatregelen en de percentuele verdeling hiertussen? Hoe wil Nederland effectiviteit en het gelijke speelveld borgen betreffende de vergroeningsmaatregelen?

De leden van de SP-fractie vinden dat de doelstelling die tijdens de World Summit on Sustainable Development in 2002 in Johannesburg is afgesproken om in 2015 de visbestanden te beheren op MSY-niveau, moet worden nagekomen en vragen het kabinet hier stevig op in te zetten. De leden van de SP-fractie vragen wat het kabinet bedoelt met de zin in de geannoteerde agenda: «het is belangrijk dat stakeholders betrokken worden bij het vaststellen van de optimale niveaus». De leden van de SP-fractie nemen aan dat het kabinet niet van plan is het MSY-niveau vast te laten stellen in overleg met de belanghebbende visserijsector. De leden van de SP-fractie dringen er op aan dat het MSY-niveau strikt wetenschappelijk wordt bepaald. Tevens zijn zij van mening dat de uitvoering en de maatregelen in overleg met de visserijsector, de wetenschap en milieuorganisaties moet plaatsvinden. Graag horen de leden van de SP-fractie bevestiging dat het kabinet zich op deze wijze inzet en dat niet het MSY-niveau via handjeklap met belanghebbenden (op korte termijn) wordt vastgesteld. De leden van de SP-fractie pleiten voor een integrale benadering van het GVB, de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Voor Nederland is het daartoe zaak om spoedig een ruimtelijk ordeningsplan Noordzee van de grond te tillen conform de motie van het lid Polderman (Kamerstuk 29 675, nr. 54).

De leden van de SP-fractie betreuren dat het kabinet geen onderscheid wil maken in subsidies tussen grootschalige en kleinschalige visserij.

De leden van de SP-fractie hebben vaker kritische vragen gesteld over aquacultuur. Ondanks het feit dat er nog geen bewijs is dat deze sector duurzaam en diervriendelijk is, wordt zij aan alle kanten gesubsidieerd. Alvorens een nieuwe vorm van intensieve dierhouderij te promoten, moet duidelijk zijn dat dit op een duurzame diervriendelijke manier kan. Er is nog te weinig onderzoek gedaan op dit terrein. Gaat het kabinet aandacht vragen voor het antibioticagebruik in de aquacultuur? Gaat het kabinet aandacht vragen voor risico’s van genetische vervuiling en verzwakking van oorspronkelijke populaties? Gaat het kabinet aandacht vragen voor dierenwelzijnskwesties en voor acceptabele dodingsmethoden? Gaat het kabinet aandacht vragen voor de milieueffecten van aquacultuur? Kan het kabinet de Kamer inzicht geven in welke mate de aquacultuursector in Nederland en in Europa op subsidies draait? In welke mate worden er duurzaamheids- en dierenwelzijnseisen veerbonden aan deze subsidies?

De leden van de SP-fractie hechten aan inzet op de overgang naar een biobased economy, om op termijn de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen af te bouwen. Ze hechten veel waarde aan de inzet om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van biomassa en reststromen en te streven naar coproductie, waarbij de ontwikkeling van een biobased economy geen negatieve effecten op de voedselvoorziening mag hebben.

De leden van de SP-fractie willen graag een uitgebreide update krijgen van de stand van zaken betreffende het voldoen aan het varkensbesluit per 1 januari 2013 voor de groepshuisvesting van zeugen. Hoe is de voortgang in Nederland? Hoe is de voortgang elders in Europa? Welke maatregelen worden er genomen/voorgesteld? Welke voortgang wordt geboekt? Welk doelstellingenpercentage heeft Nederland van nu tot 1 januari 2013? Wat is de stoppersregeling waar nu over gepubliceerd wordt? Wanneer komt deze naar de Kamer? Is de stoppersregeling de facto uitstel van implementatie voor de deelnemers? In hoeverre is dat in lijn met het varkensbesluit? Hoe wordt hier in andere landen mee omgegaan?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 hebben kennis genomen van de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van mei 2012 en willen graag enkele vragen stellen.

Kunnen de leden van de fractie van D66 uit de geannoteerde agenda opmaken dat de staatssecretaris het Nederlands commitment aan het MSY-principe in het Europees visserijbeleid opnieuw bevestigt, na een initiële ondersteuning van het MSY-principe 30 jaar geleden in de United Nations Convention on the Law of the Seas van 1982 en herbevestiging in het United Nations Fish Stock Agreement van 1995 en in de Johannesburg Declaration van 2002?

De leden van de fractie van D66 vragen of de staatssecretaris kan bevestigen dat hij bij de aanstaande Landbouw- en Visserijraad dit commitment aan het MSY-principe in het Europees visserijbeleid zal uitspreken en dat hij voorafgaand aan de betreffende Raad contact zal zoeken met andere gelijkdenkende lidstaten zodat er al in het voorproces een brede coalitie gevormd kan worden?

De leden van de fractie van D66 lezen over de inbreng van het kabinet op het gebied van aquacultuur. Zal de staatssecretaris ook actief de mogelijkheden rondom certificering van duurzame kweekvis inbrengen en bepleiten?

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de inzet van het kabinet om de vergroeningsmaatregelen van het GLB op een meer flexibele manier in te vullen. Verduurzaming van stallen en precisielandbouw horen daarin inderdaad thuis. Dierenwelzijn zou hieraan echter moeten worden toegevoegd wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft. Deze leden missen dit in de stukken, waarin de focus op biodiversiteit ligt. Is het kabinet bereid ook dierenwelzijnsmaatregelen als mogelijke invulling van de vergroeningsmaatregelen in te brengen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in het bijzonder aandacht voor de recent aangenomen motie van de leden Wiegman-Van Meppelen Scheppink en Koopmans, die de regering verzoekt zich er voor in te zetten dat weidegang via de vergroeningsmaatregelen daadwerkelijk wordt gestimuleerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 593). Welke beleidsinzet formuleert het kabinet naar aanleiding van de deze motie? Kan het kabinet concreet aangeven wat zij zal inbrengen tijdens de Raad om uitvoering te geven aan de motie? Zijn er op ambtelijk niveau al contacten geweest met andere lidstaten om het belang voor Nederland van de opname weidegang in de vergroeningsmaatregelen onder de aandacht te brengen?

Het verslag van de laatste Raad meldt dat Polen bij de Europese Commissie aandacht heeft gevraagd voor de lage melkprijs. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over druk op de melkprijs vanwege onder meer overschotten en stijgende kosten. Deze leden horen graag van het kabinet wat zij vindt van de recente ontwikkelingen en wat haar eigen positie is in de gesprekken met Europa hierover.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Wetgevingsvoorstellen voor het GLB 2014–2020 – vergroening

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat de zogenaamde vergroening van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nauwelijks iets om het lijf heeft. Dat is zeer ernstig, niet in de laatste plaats met het oog op de voedselzekerheid die verder in gevaar komt als de (agro)biodiversiteit afneemt. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het onvoorstelbaar dat de staatssecretaris de ecologische crisis glashard ontkent en nu voorstelt om de toch al zeer minimale vergroening van het GLB in te vullen via een keuzemenu. Heeft de staatssecretaris zijn plannen laten beoordelen op (agro)ecologische effecten en de gevolgen voor verstandige boeren die de onbetaalbare waarde zien van (gratis!) ecosysteemdiensten op lange termijn, nu het demissionaire kabinet doorgaat met de koers van de korte termijn ten koste van toekomstbestendige landbouw?

Hervorming GVB – Maximaal Duurzame Vangst en Milieuaspecten

De leden van de fractie van Partij voor de Dieren wijzen op de noodzaak het behoud en herstel van ecosystemen voorop te stellen bij de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). En dus niet het uitnutten van de levende natuurlijke hulpbronnen in zee, terwijl «damage control» ingezet wordt om de gevolgen te minimaliseren. Dit geldt ook voor het vaststellen van MSY-niveaus en de milieuaspecten van het GVB. Onafhankelijke wetenschappelijke adviezen zouden leidend moeten zijn bij de bepaling van MSY-niveaus, in plaats van de korte termijnbelangen van de stakeholders. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen dat de staatssecretaris zich rekenschap geeft van het algemene belang van behoud van de ecosystemen in zee dat hij moet verdedigen, en dat hij zich tijdens de Raad inzet voor onafhankelijke, wetenschappelijke gefundeerde besluitvorming over de vangstniveaus en milieuaspecten van het GVB. Kan de staatssecretaris tevens aangeven wat de specifieke insteek van het geplande stakeholderoverleg is?

Ook maken de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zich zorgen over de niet nader gespecificeerde «praktische oplossingen» die zullen worden toegepast bij het ontbreken van MSY-niveaus in bepaalde bestanden. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren benadrukken dat het voorzorgsprincipe gehandhaafd moet blijven. Als er weinig over een visbestand bekend is, is de meest passende benadering om simpelweg niet te vissen. Graag een toezegging van de staatssecretaris. Om welke «oplossingen» gaat het hier precies, en kan de staatssecretaris garanderen dat hierbij het principe van «het zekere voor het onzekere nemen» wordt gehanteerd?

Ook vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren de staatssecretaris zich in te zetten voor harde sancties indien vastgestelde MSY-niveaus overschreden worden. Wat verstaat het kabinet precies onder «uitgangspunt» als het gaat om het opnemen van MSY in beheerplannen? Hoe strikt zullen deze uitgangspunten worden nageleefd?

De staatssecretaris stelt dat het GVB een bijdrage dient te leveren aan het bereiken en behouden van de goede milieutoestand (KRM) en een gunstige staat van instandhouding (VHR). Kan de staatssecretaris gedetailleerder en concreter toelichten hoe het GVB gaat bijdragen aan het behoud en de instandhouding van een goede mileutoestand? Hoe zit het met de integratie van de Vogel- en Habitatrichtlijn in het GVB; zorgt de staatssecretaris ervoor dat de noodzakelijke beschermingsmaatregelen voor Natura 2000-gebieden op zee zelfstandig getroffen kunnen worden, dat wil zeggen zonder doorkruising van het GVB?

Conferentie van Salzburg over aquacultuur

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen aquacultuur stellig af: duurzaamheid, dierenwelzijn en aquacultuur zijn niet verenigbaar.

Veel kweekvis wordt gevoerd met vismeel van in het wild gevangen vis. Deze methode is niet duurzaam en het zal ook erg lastig zijn deze te verduurzamen. Daarnaast worden steeds meer stukken zee langs kustzones gebruikt als «vijvers» voor kweekvissen, waardoor afvalstoffen en toegediende middelen in zee terecht komen, met grote veranderingen in het lokale ecosysteem als gevolg. Kan de staatssecretaris toelichten hoe hij in bovengenoemde gevallen verduurzaming ziet? Wat wordt er over deze zaken gezegd in de te tekenen verklaring? Kan de staatssecretaris toelichten wat er precies wordt verstaan onder «duurzaamheid» in de verklaring?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich daarnaast ernstig zorgen over het welzijn van dieren gehouden in aquacultuur en achten derhalve een preventieve dierenwelzijnstoets noodzakelijk: vissen zouden pas in kweekomstandigheden gehouden kunnen worden als eerst is aangetoond dat dit mogelijk is binnen de definitie van dierenwelzijn die het kabinet zelf hanteert, namelijk de vijf vrijheden van Brambell. Kan de staatssecretaris toelichten wat er precies wordt verstaan onder dierenwelzijn en diergezondheid in de te tekenen verklaring, en hoe dit zich verhoudt tot de vijf vrijheden van Brambell? Daarnaast willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een toezegging van de staatssecretaris dat hij zich hard gaat maken voor een preventieve toets bij aquacultuur volgens het «nee, tenzij»-principe dat in de Nederlandse Gezondheid- en welzijnswet voor dieren is vastgelegd.

Handhaving verdoving van dieren voor de slacht

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verheugd te horen dat de Zweedse delegatie heeft aangekondigd in de Raad aandacht te vragen voor de verdoving van dieren voor de slacht. Zij zijn benieuwd wat dit verzoek in zal houden en vragen de staatssecretaris de Kamer hierover gedetailleerd te informeren. Daarnaast verzoeken zij de staatssecretaris om bij aankomende Raad het initiatiefwetsvoorstel van het lid Thieme over het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten (Kamerstukdossier 31 571) als voorbeeld te noemen, en de noodzaak te benoemen van voorafgaande bedwelming gezien de wetenschappelijke consensus over het extra leed dat dieren bij de slacht wordt toegebracht als bedwelming achterwege blijft. Graag een toezegging op deze punten.

Ontwerp-Raadsconclusies EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn het met de staatssecretaris eens dat de ontwerp-Raadsconclusies voor de EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005 te mager zijn. Maar de leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de staatssecretaris wel hoe hij het zover heeft laten komen, gezien het voortdurende verzoek om tijdig en met ambitie de agenda voor Europees dierenwelzijnsbeleid te bepalen en in te zetten op resultaat. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn niet onder de indruk van de inzet van het Nederlandse kabinet voor meer dierenwelzijn in Europees verband en duidt de afwijzing van de ontwerp-Raadsconclusies nu als «too little and too late». Wat gaat de staatssecretaris doen om de gemiste kansen goed te maken? Komt hij alsnog met een ambitieuze inzet, zowel inhoudelijk als qua proces waarin hij coalities zoekt met gelijkgestemde landen en een serieuze poging doet om tegenstribbelende lidstaten mee te krijgen? Kan hij uiteenzetten wat het Nederlandse kabinet hier de afgelopen jaren precies aan heeft gedaan en welke extra inspanningen zij gaat leveren nu ze zelf ook teleurgesteld zegt te zijn over de voorliggende EU-strategie Dierenwelzijn en de Transportverordening?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren verzoeken de staatssecretaris gedetailleerder het bereik, het nut en de waarde toe te lichten van de opgesomde ontwerp-Raadsconclusies waarmee het kabinet wél instemt. Welke inspanningen verricht het kabinet om de Raadsconclusies conform haar wens aan te passen? Welke lidstaten kunnen de Nederlandse positie steunen? Kan de staatssecretaris garanderen voet bij stuk te houden en het voorbehouden te handhaven totdat alle genoemde bezwaren worden weggenomen?

De staatssecretaris stelt dat de ontwerp-Raadsconclusie die wijst op de onmisbaarheid van specifieke voorschriften voor bepaalde diersoorten krachtiger en specifieker kan worden geformuleerd. Hoe wordt dit in het huidige ontwerp benoemd? Hoe worden de diercategorieën konijnen, kalkoenen, vleeskuikenouderdieren, melkvee, nertsen en circusdieren in het huidige ontwerp omschreven?

II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie pleiten ervoor dat de door de Europese Commissie in haar wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) opgenomen vergroeningsmaatregelen en de directe betalingen van elkaar worden losgekoppeld.

Met de voorgestelde vergroening van het GLB wordt, conform de Nederlandse inzet, een eerste stap gezet op weg naar vervanging van de huidige inkomenssteun door doelgerichte betalingen. Hiernaast is de vergroening van het GLB mede ingezet om een vernieuwde legitimatie te geven aan de directe betalingen van het GLB. Vanwege beide aspecten is het kabinet van mening dat het van belang is om op enige wijze een koppeling te houden tussen de basispremie en de vergroeningsmaatregelen. Een directe één op één koppeling, waarbij bijvoorbeeld een geringe niet-naleving van de vergroeningsmaatregelen zou leiden tot het niet uitkeren van de basispremie, zou het kabinet te ver gaan. Het huidige voorstel van de Europese Commissie voorziet in een vorm van koppeling waarbij overtredingen van de vergroeningsvereisten kunnen leiden tot een korting op de uitbetaling die maximaal het dubbele is van de vergroeningspremie zelf. Het niet voldoen aan de vergroeningseisen kan dus in het uiterste geval leiden tot het niet-uitbetalen van een deel van de basispremie.

Voorts vragen de leden van de VVD om een nadere toelichting over hoe een eventueel keuzemenu voor vergroening er voor Nederland uit moet zien en hoe dit kan passen in een gemeenschappelijk Europees kader.

Het kabinet bepleit een keuzemenu voor lidstaten dat aansluit bij de lidstaatspecifieke uitdagingen op het vlak van vergroening. Door de maatregelen in een Europees keuzemenu te plaatsen wordt een effectieve en doelmatige invulling gegeven aan de vergroeningsdoelstelling voor het toekomstig GLB. Het menu zal moeten bestaan uit maatregelen die EU-breed in termen van effectiviteit ten minste even goed, zo niet beter, scoren dan de maatregelen die de Europese Commissie nu heeft voorgesteld. Zo kunnen lidstaten die maatregelen kiezen die aansluiten bij nationale prioriteiten en uitdagingen en het beste milieuresultaat opleveren. Tegelijkertijd dient er op te worden toegezien dat het ontwerp en de vormgeving van de maatregelen zodanig is dat het geheel bijdraagt aan een eenvoudige uitvoering en controle. Door het keuzemenu en de maatregelen waaruit lidstaten kunnen kiezen onderdeel te maken van het nieuwe Europese wetgevingskader wordt het Europees gelijke speelveld op evenwichtige wijze gewaarborgd.

Veel lidstaten hebben de hier boven genoemde punten als uitgangspunt genomen voor het voorstel dat zij hebben gedaan voor een Europees keuzemenu en dat door Luxemburg is gepresenteerd. Het voorstel laat zich lezen als een discussiestuk met het doel suggesties te geven voor elementen die voor een Europees keuzemenu van belang kunnen zijn en daarover met de Europese Commissie te discussiëren.

Wat betreft de invulling van het keuzemenu voor vergroening is het kabinet, zoals verwoord in het kabinetsstandpunt over de wetgevingsvoorstellen (Kamerstuk 28 625, nr. 137), niet overtuigd dat de door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen voor gewasdiversificatie en blijvend grasland in de Nederlandse omstandigheden voldoende effectief en doelmatig zijn. De aanwijzing van ecologische aandachtsgebied op landbouwgrond biedt veel meer perspectief in termen van een positieve bijdrage aan milieu, biodiversiteit en klimaat. Daarom pleit het kabinet voor uitbreiding van deze maatregel ook op grasland, naast het Commissievoorstel dat alleen betrekking heeft op bouwland. Daartegenover moet wel staan dat het verplichte percentage van 7% op een lager niveau wordt vastgesteld. Het kabinet meent dat de al bestaande verplichting om als lidstaat het areaal blijvend grasland op lidstaatniveau te handhaven gehandhaafd kan blijven. In combinatie met uitbreiding van de aanwijzing van ecologische aandachtsgebieden naar grasland, ziet het kabinet geen noodzaak individuele ondernemers te verplichten hun blijvend grasland tot op perceels- of bedrijfsniveau te handhaven. Het kabinet wil dat ook maatregelen ten behoeve van innovatie, duurzaamheid, dierenwelzijn en diergezondheid onderdeel van het keuzemenu vormen. In mijn brief over certificering van 7 mei 2012 heb ik aangegeven positief te staan over de optie dat, naast het Commissievoorstel voor de biologische landbouw, ook andere gecertificeerde landbouwsystemen zich kunnen kwalificeren als «green by definition». Daarmee kan een positieve impuls ontstaan voor een duurzame en toekomstgerichte landbouwsector, waarin innovatie en duurzame productiemethoden een belangrijke plaats in nemen. Landbouwcommissaris Ciolos heeft aangegeven voorstellen op dit vlak welwillend te willen bezien. In dergelijke duurzaamheidsinitiatieven zou weidegang ook een onderdeel kunnen zijn. Dat is ook in informele gesprekken met de Europese Commissie naar voren gebracht. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Wiegman-van Meppelen Scheppink/Koopmans (Kamerstuk 21 501-32, nr. 593).

Ten slotte biedt de Europese Commissie met haar voorstellen de gelegenheid aan lidstaten om maximaal 10% van het budget voor directe betalingen over te hevelen naar het plattelandsbeleid (tweede pijler). Nederland steunt die inzet, zonder daarmee vooruit te willen lopen op een later te nemen besluit om deze mogelijkheid wel of niet daadwerkelijk te gebruiken. Nederland pleit er daarbij voor deze middelen zonder de gebruikelijke nationale cofinanciering in te kunnen zetten in de tweede pijler voor gerichte investeringen om de duurzaamheid en innovatie in de landbouw te stimuleren en bevorderen.

Ik verwacht dat het Deense EU-voorzitterschap voor de Raad van 18 en 19 juni zal komen met een voortgangsrapportage waarin de contouren voor een compromis op het gebied van vergroening onderdeel uitmaken.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre ik de opvatting van de VVD-fractie ondersteun over de definitie van «actieve boer».

Het kabinet wil er op wijzen dat de Europese Commissie de wetsvoorstellen niet heeft aangepast, ook niet ten aanzien van de »actieve boer». Wel heeft Commissaris Ciolos de suggestie geopperd om te werken met een negatieve lijst van bedrijven die geen GLB-steun zouden mogen ontvangen. Anders dan de VVD-fractie veronderstelt is er echter geen sprake van dat een dergelijke lijst zou zijn gepubliceerd. Voor zover nu te beoordelen past de suggestie van de Commissaris goed bij de huidige Nederlandse praktijk waarbij (semi)publieke instanties waaronder luchthavens worden uitgesloten van GLB-directe betalingen. Deze uitsluiting is vorm gegeven in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Hiernaast is het kabinet, evenals de VVD-fractie, voorstander van een strakkere afbakening van de definitie van «actieve boer», maar dit moet dan wel een uitvoerbare, handhaafbare en juridisch houdbare definitie zijn die niet leidt tot een stijging van de uitvoeringslast en/of van de administratieve last.

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd naar de toegezegde brief ten aanzien van de Gecombineerde Opgave 2012.

In aanvulling op de Kamerbrief van 26 april jl. over het perceelsregister (Kamerstuk 28 625, nr. 148), is mijn reactie op de vragen van de VVD-fractie opgenomen in de brief die op dinsdag 8 mei 2012 naar uw Kamer is verzonden.

De leden van de VVD-fractie hebben diverse vragen gesteld over de betaaltermijnen in de varkensketen.

In Europees verband is in 2011 een nieuwe richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties tot stand gekomen. Indien er geen afspraken gemaakt zijn tussen leverancier en afnemer, moet in principe binnen 30 dagen na het ontvangen van de factuur of van de levering betaald worden. Partijen kunnen onderling afspreken om de betalingstermijn langer vast te stellen waarbij een maximum van 60 dagen geldt. Overschrijding van de betalingstermijn geeft de schuldeiser recht op een rentevergoeding. De richtlijn dient uiterlijk op 16 maart 2013 te zijn omgezet in nationaal recht. Het kabinet heeft in november vorig jaar ingestemd met een wetsvoorstel van de minister van Veiligheid en Justitie dat de Europese regels in Nederland invoert. Vervolgens is het voorstel voor advies aan de Raad van State gestuurd. Zodra dit advies bekend is, zal het kabinet het voorstel aan uw Kamer aanbieden. Er is nog geen ervaring met de toepassing van de nieuwe regels. Uiteraard zal de Europese Commissie op de gebruikelijke wijze toezien op de omzetting van de richtlijn in Nederlands recht.

Het oprekken van betalingstermijnen is niet zonder risico voor leveranciers van producten, dat geldt evenzo voor de primaire sector. Het heeft een domino-effect op het handelsverkeer waarbij partijen de langere betalingstermijn proberen door te schuiven aan hun leverancier. Toch vind ik de afspraken over betalingstermijnen in de eerste plaats een zaak van koper en verkoper waarbij de overheid hooguit een aantal randvoorwaarden kan stellen, zoals in de eerder genoemde richtlijn.

Van de door de VVD-fractie geschetste kwetsbaarheid van de primaire sector ten opzichte van andere partijen in de keten is inderdaad sprake. Maar dat pleit in de ogen van het kabinet des te meer voor een sterke samenwerking van boeren en tuinders. Dat kan in de klassieke vorm van coöperaties, maar ook in de vorm van producentenorganisaties zoals die in de nieuwe Europese marktordening staan.

Op dit moment werk ik aan de opdracht en de samenstelling van de Regiegroep verduurzaming veehouderij en agroketens. Ik zal de Tweede Kamer hierover op korte termijn informeren.

De leden van de VVD-fractie informeren of het kabinet praktische oplossingen voor ogen heeft voor het feit dat veel kennis ontbreekt voor het vaststellen van het niveau van Maximaal Duurzame Vangst (Maximum Sustainable Yield-niveau, MSY-niveau) voor veel bestanden.

Het is belangrijk om te investeren in de wetenschappelijke kennis om leemtes te vullen. Dat kost geld en tijd. Tot die tijd moeten we bestanden waar we weinig kennis van hebben terughoudend beheren volgens het voorzorgsprincipe. In een aantal gevallen gaat het om bestanden die worden bijgevangen in een visserij die gericht is op doelsoorten waar wel op MSY wordt gestuurd. Ik wil dat ICES (International Council for Exploration of the Sea) bekijkt in hoeverre hiermee ook voldaan kan worden aan MSY voor de bijvangstsoorten. Een mogelijk alternatief is dat gewerkt wordt met een range in plaats van één niveau dat voldoet aan MSY. Al lerende kunnen we dan streven naar optimale niveaus en duurzame exploitatie. Overigens zijn dergelijke technische oplossingen geen onderwerp van gesprek in de Raad, maar iets voor nadere uitwerking en bespreking op expert niveau.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie naar de gevolgen van een verbreding van de door het kabinet bepleite reikwijdte van het GVB buiten de beschermde gebieden, welke budgettaire consequenties dit zou hebben en welke lidstaten van mening zijn dat dit moet gebeuren.

Om de doelen van de VHR en KRM te realiseren kan het nodig zijn om ook visserijmaatregelen te nemen. Hiervoor moet in het herziene GVB de mogelijkheid worden gecreëerd (zie ook kabinetsreactie op het GVB van september 2011). In de voorstellen van de Europese Commissie wordt enkel gesproken over maatregelen in de beschermde gebieden, terwijl het voor een gunstige staat van instandhouding van in het wild levende vogels en habitats het van belang kan zijn om ook buiten de beschermde gebieden maatregelen te kunnen treffen. Het is van belang om dit in GVB kader te realiseren zodat eventuele maatregelen voor vissers uit alle EU landen gelden. Maatregelen hoeven overigens niet direct te betekenen dat visserij beperkt wordt. Als voorbeeld denk ik bijvoorbeeld aan het mogelijk plaatsen van «pingers» op netten ter bescherming van de bruinvis.

Het gaat hier niet om nieuw beleid – de reikwijdte van de VHR en KRM beperken zich immers niet tot beschermde gebieden – het gaat om het mogelijk maken dat visserijmaatregelen op Europees niveau genomen kunnen worden.

De leden van de VVD-fractie stellen diverse vragen over de wetgeving op het gebied van dierenwelzijn en de eisen die gesteld worden aan dierenwelzijn.

Zoals aangegeven in de brief van 31 mei 2011 en 3 oktober 2011 (Kamerstuk 28 286, nr. 514 resp. 526) is de insteek van het kabinet dat bepaalde onderdelen van bestaande Europese regelgeving op het vlak van dierenwelzijn nog zouden moeten worden herzien. In de ontwerpraadsconclusies is hiervan weinig terug te zien. Het gaat hierbij onder andere om aanscherping van de eisen in de welzijnsrichtlijn voor varkens. De Europese Commissie zou op grond van artikel 7 van de welzijnsrichtlijn voor varkens (2008/120/EG) op basis van een EFSA-advies (European Food Safety Authority) (moeten) komen met een rapport over diverse huisvestingsaspecten, waar nodig vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen, ter verbetering van het welzijn in de gehele EU. Uit EFSA-rapporten blijkt dat de huidige EU-normen ten aanzien van huisvesting en verzorging van varkens verbeterd kunnen worden en dat zou naar de mening van het kabinet dan ook moeten plaatsvinden, naar tenminste Nederlands niveau. Voorts gaat het om aanscherping van het bloedijzergehalte voor kalveren, zoals bedoeld in bovengenoemde correspondentie. Met de inzet van het kabinet wordt mede uitvoering gegeven aan de betreffende onderdelen van de Motie Ormel / Snijder-Hazelhoff (Kamerstuk 28 286, nr. 384) zoals ook aangegeven in de brief van 15 maart 2011 (Kamerstuk 28 286, nr. 494). Het pleidooi voor specifieke welzijnsvoorschriften voor konijnen, kalkoenen, vleeskuikenouderdieren, melkvee, nertsen en circusdieren volgt eveneens de lijn van de brieven van 31 mei en 3 oktober 2011 aan uw Kamer.

Daarnaast pleit het kabinet conform de eerder genoemde brieven voor aanscherping en aanvulling van de normen in de vleeskuikenrichtlijn (na evaluatie van de richtlijn) en voor aanscherping van eisen aan de «verrijkte kooi» voor leghennen in het kader van Richtlijn 1999/74/EG (na implementatie van het legbatterijverbod en tot het niveau van koloniehuisvesting).

Daar waar het gaat om de gevolgen van het niet aannemen van de Raadsconclusies zal dat mogelijk effect hebben voor de lidstaten, doordat ze, zonder Raadsconclusies, minder invloed op de Europese Commissie uit kunnen oefenen.

PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen naar het bovenwettelijke karakter van de vergroeningsmaatregelen.

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar het verslag van het Schriftelijk Overleg vastgesteld op 25 april jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 584).

Vervolgens vragen de leden van de PvdA-fractie naar de rol van vruchtwisseling in de vergroening, met name in relatie tot meerjarige gewassen.

De Europese Commissie heeft inmiddels laten weten voor de meerjarige gewassen een uitzondering op te nemen in de uitvoeringsbepalingen.

De leden van de PvdA-fractie bepleiten dat de teelt- en mestvrije zones gekoppeld blijven aan de verlening van directe betalingen.

De instandhouding daarvan is sinds 2005 onderdeel van de randvoorwaarden GLB. Niet-naleving van deze verplichting leidt tot een korting op de betaling. Het kabinet ziet geen reden hiervan af te wijken.

De leden van de PvdA-fractie bepleiten voorts nationaal aanvullende vergroeningsmaatregelen te willen zoeken in de aansluiting bij nationaal beleid voor waterkwaliteit en vermesting en deze gebiedseffectief in te zetten. Naar de overtuiging van het kabinet draagt een keuzemenu voor vergroening daaraan reeds bij. Aansluitend daarop zal via de invulling en programmering van het toekomstig plattelandsbeleid meer in het bijzonder kunnen worden bijdragen aan de effectieve bescherming van kwetsbare gebieden op gebiedsniveau.

De leden van de PvdA-fractie geven aan de MSY-inzet van het kabinet te steunen en informeren naar «praktische oplossingen» in geval er weinig kennis is voor sommige bestanden. Ik verwijs hier naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts welke stakeholders betrokken zouden moeten worden bij het vaststellen MSY.

Ik denk hierbij inderdaad aan partijen die ook zitting hebben in de Regionale Advies Raden (RACs).

De vraag of het sluiten van gebieden kan bijdragen aan het bereiken van MSY is niet eenduidig met ja of nee te beantwoorden. Dit hangt af van het visbestand, de omvang en aard van de sluiting en de visserijdruk buiten de gebieden. De beschermde gebieden in het kader van de VHR en de KRM hebben niet primair tot doel om bij te dragen aan het duurzame lange termijn beheer van commerciële visbestanden, maar bescherming van natuurwaarden.

De PvdA-fractie vraagt welke sancties er afgesproken zijn indien lidstaten niet aan het MSY-principe voldoen. MSY is geen maatregel op zich, maar een doel dat bereikt wordt met bijvoorbeeld vangst- en zeedagen beperkingen en technische maatregelen. Voor het niet nakomen van deze afspraken door EU lidstaten gelden de bepalingen uit de controle verordening.

In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie of meer lidstaten het standpunt van Nederland steunen dat het GVB moet bijdragen aan het bereiken van de doelen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, kan ik u zeggen dat dit ondermeer gesteund werd door het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

In reactie op vragen van de leden van de PvdA-fractie over de inzet van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voor onderzoek en research, verwijs ik naar de inzet van het kabinet onder het huidige Europees Visserij Fonds (EVF). Daar worden bijvoorbeeld via de regeling «Innovatie in de visketen» veel onderzoeksactiviteiten verplicht gesteld. Deze inzet is ook door het kabinet neergelegd in het BNC-fiche voor het EFMZV.

Dit geldt ook voor de inzet waar deze leden naar vragen om het fonds niet alleen op individuele vissers te richten. Met de regeling «Collectieve Acties« in de visketen wordt juist beoogd samenwerkingsprojecten en onderzoek te faciliteren. Ook die inzet is in het BNC-fiche verwoord.

Waar de leden van de PvdA-fractie vragen om binnen het EFMZV voor datacollectie en controle en handhaving minimale bedragen te reserveren, wijs ik erop dat voor deze acties in het EFMZV aparte begrotingslijnen zijn gereserveerd. Omdat bij de start van de nieuwe fondsperiode (2014–2020) niet geheel kan worden overzien of dit voor de gehele looptijd een goede verdeling betreft, wenst Nederland de mogelijkheid open te houden van een herallocatie tussen de begrotingslijnen later in deze periode.

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de aanname van de Raadsconclusies over de EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005.

Nederland heeft tijdens de ambtelijke overleggen over de ontwerpraadsconclusies getracht steun bij de andere lidstaten te verkrijgen voor de belangrijke conclusies die naar zijn mening ontbreken. Er bleek echter slechts een zeer klein aantal lidstaten te zijn dat de Nederlandse tekstsuggesties wilde ondersteunen. Lidstaten die de zienswijzen van Nederland op deze punten delen, willen niet zover gaan dat ze hun steun aan de huidige ontwerpraadsconclusies ontzeggen. Slechts één andere lidstaat, Spanje, heeft tot op heden nog een voorbehoud tegen de ontwerpraadsconclusies staan. Spanje zit echter aan de andere zijde van het spectrum van meningen over aanscherping en aanvulling van EU-regelgeving op dierenwelzijnsgebied

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen naar het Europese krachtenveld voor de door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen en in hoeverre de ervaringen van het betaalorganenoverleg worden meegewogen.

Vanzelfsprekend zijn formele meningspeilingen of zelfs stemmingen in de Europese Landbouwraad nog niet aan de orde geweest, maar de indruk bestaat dat de door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen op weinig steun kunnen rekenen. Enerzijds zijn deze maatregelen lastig te implementeren en roepen ze teveel uitvoeringsproblemen op, anderzijds bieden deze maatregelen onvoldoende of zelfs geen verbetering van bijvoorbeeld biodiversiteit en/of klimaat. Het overleg van de directeuren van betaalorganen leidt tot adviezen aan de Europese Commissie en tot conclusies en aanbevelingen die halfjaarlijks worden aangeboden aan de Landbouwraad. Daarnaast zijn deze adviezen ook voor mij van groot belang voor mijn inzet in de discussies.

De leden van de fractie van het CDA hebben diverse vragen gesteld omtrent het keuzemenu voor vergroening.

Voor de vragen met betrekking tot de mogelijke vormgeving van een voor Nederland doelgericht en doelmatig keuzemenu en het borgen van het Europees speelveld verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie. Aanvullend hierop zal in de lopende de discussie met de Europese Commissie over het aldaar genoemde discussiestuk, gaan blijken voor welke elementen draagvlak bestaat en welke uitvoerings- en handhavingslasten daarbij behoren.

De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens naar de koppeling tussen de vergroeningseisen en de basispremie.

Voor het antwoord hierop verwijs ik naar het antwoord gegeven bij de overeenkomstige vraag van de VVD-fractie met de volgende aanvulling. Ook hier heeft vanzelfsprekend nog geen formele standpuntbepaling plaatsgevonden, maar er lijkt geen meerderheid voor deze koppeling. De meeste lidstaten pleiten voor vrijwilligheid van de vergroeningsmaatregelen zonder consequenties voor de basispremie.

Ten aanzien van de overdraagbare concessies in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid gaan de leden van de CDA-fractie ervan uit dat een communautair kader voor individuele visserijconcessies samen met de essentiële randvoorwaarden de bestaande eigendomsverhoudingen van het Nederlands stelsel in tact laten.

De inzet van het kabinet is erop gericht om binnen een communautair kader aan de lidstaten zoveel mogelijk flexibiliteit te laten. De essentiële randvoorwaarden die het kabinet voor ogen staan zijn een collectief beheer van de individuele concessies en gemeenschappelijke criteria die gebruikt worden om te bepalen welke soorten onder een regime van individuele visserijconcessies vallen. De manier waarop en de vorm waarin individuele concessies worden uitgegeven is naar mijn opvatting aan de lidstaten zelf. Het kabinet streeft ernaar binnen een dergelijk toekomstig Europees raamwerk ons huidige systeem van individueel overdraagbare quota voort te zetten. Dit geldt ook voor de huidige verdeling van de individuele quota en de aanspraken daarop. Immers een herverdeling van individuele quota kan gevolgen hebben voor de vermogensopbouw van bedrijven, zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie van 7 oktober 2011 (Kamerstuk 32 201, nr. 20).

De leden van de CDA-fractie vragen of ik hun mening kan delen dat MSY een bio-economisch model is en dat bij onderexploitatie van een bestand, de exploitatie kan toenemen om de economische winst te maximaliseren.

Het kabinet ziet, net als de Europese Commissie, MSY als een grenswaarde, waarbij de visserijsterfte kleiner dan een bepaalde waarde dient te zijn met oog op de duurzame instandhouding van het bestand. Dat momenteel een bestand als Noordzeeharing ver onder de MSY doelstelling van het beheerplan zit en lijkt te blijven, is aanleiding om het beheerplan met Noorwegen te bekijken en aan te passen.

De vraag hoe rekening gehouden moet worden met de gemengde visserij en de interactie met het ecosysteem, is in dit stadium aan de ICES. Zij zijn nu voor het eerst bezig met de toepassing van de mixed fisheries modellen. Die modellen zijn nieuw en nog in ontwikkeling. Voorlopig zullen we het met een «single species» benadering moeten doen. Een pleidooi om meer multidisciplinaire benadering van de meerjarenplannen, waar de leden van de CDA-fractie om vragen, is ondersteuning van het Commissievoorstel en kan ook op mijn steun rekenen. Of één gezamenlijke TAC (Total Allowable Catch) voor alle bestanden op de lange termijn beter is voor de bestanden en voor de visserij kan ik nu niet beantwoorden. Evenmin de vraag of een dergelijke gezamenlijke TAC bijdraagt aan het voorkomen van ongewenste bijvangsten. Zulke aspecten zouden te zijner tijd aan de orde kunnen komen bij het opstellen van beheerplannen, waar door de Regionale Advies Raden een grote rol in zullen krijgen.

De leden van de CDA-fractie vragen tot slot of MSY enkel het uitgangspunt mag vormen wanneer er voldoende kennis is om het MSY-niveau te kunnen bepalen. Ik verwijs hiervoor graag naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen of maatregelen die voortvloeien uit de VHR en KRM enkel in GVB kader kunnen worden genomen. Om de doelstellingen van de VHR en de KRM te bereiken zijn onder andere maatregelen in de visserij nodig. Maatregelen die worden getroffen voor het realiseren van VHR doelen dienen wel te worden getroffen binnen de kaders van het GVB. Afstemming ten behoeve van de KRM met aangrenzende lidstaten vindt plaats in OSPAR-kader (Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan) en werkgroepen van de Europese Commissie. Lidstaten moeten 15 juli 2012 hun initiële beoordeling, doelen en indicatoren gereed hebben.

Voor de vraag wat de definitie is van de term »ecosysteembenadering als een belangrijk basisprincipe» kan ik verwijzen naar de mededeling van de Europese Commissie uit 2008 (COM 187/2008). Hierover is door mijn ambtsvoorgangster met uw Kamer gesproken. Waarom de Europese Commissie zich in haar hervormingsvoorstel heeft beperkt tot visserijmaatregelen in beschermde gebieden heeft de Europese Commissie niet duidelijk gemaakt. Immers, ook de Europese Commissie ziet dat voor het voorkomen van bijvoorbeeld bijvangsten van zeezoogdieren of andere kwetsbare dieren generieke maatregelen nodig zijn. Het CDA vraagt of er verschillende beschermingszones komen, voor KRM, VHR en GVB. Het is aan de lidstaten om beschermde gebieden aan te wijzen. Binnenkort wordt u geïnformeerd over de kabinetsinzet voor de Kaderrichtlijn mariene strategie.

In reactie op de vraag van de leden van de CDA-fractie welke acties het kabinet onderneemt om te komen tot een maximale benutting van de EU-middelen voor innovatie en verduurzaming van de visserijsector, verwijs ik naar de kabinetsinzet voor het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserii (EFMZV).

Zoals in het BNC-fiche neergelegd, is de inzet van het kabinet om de middelen van het fonds juist in te zetten voor de door deze leden genoemde acties. Waar deze leden suggesties doen met betrekking tot de financiële middelen die voor het fonds als geheel beschikbaar zijn, verwijs ik naar de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020, waar de discussie over het EFMZV integraal onderdeel van uitmaakt. De besprekingen over het EFMZV lopen niet vooruit op de integrale besluitvorming betreffende het MFK.

De leden van de CDA-fractie hebben vragen gesteld over het Europese krachtenveld inzake de aanname van ontwerpraadsconclusies EU-dierenwelzijnstrategie.

Ten aanzien van het Europese krachtenveld en de inspanningen die zijn verricht om andere lidstaten te overtuigen om de Nederlandse positie te steunen, verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van gelijke strekking van de PvdA-fractie.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken over de aftopping van de betalingen.

Voor het antwoord hierop verwijs ik naar het verslag van het VSO, vastgesteld op 25 april jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 584).

Vervolgens vragen de leden van de SP-fractie naar de koppeling tussen de directe betalingen en de vergroeningsmaatregelen en naar de vormgeving van een eventuele flexibilisering van de maatregelen.

Met betrekking tot het eerste deel van de vraag verwijs ik naar de antwoorden gegeven op de vragen van de VVD-fractie. Ten aanzien van het tweede deel van de vraag graag het volgende. Het kabinet is het eens met de SP-fractie dat flexibilisering van de vergroeningsmaatregelen niet mag leiden tot een geringere effectiviteit van de vergroening. Daarom is voor het kabinet belangrijk dat deze maatregelen en eventuele alternatieven alle passen binnen een Europees kader, waarbij voorwaarden zijn opgenomen teneinde de effectiviteit van de maatregelen te borgen.

Voor de vragen van de leden van de SP-fractie met betrekking tot het voorstel van lidstaten voor een Europees keuzemenu verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen om een zeer sterke inzet op aanscherping van de EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening.

Nederland heeft reeds krachtig ingezet op aanscherping van de bestaande regelgeving voor de genoemde diersoorten, inperking van lange afstandstransporten en met name een absoluut maximum aan transportduur voor dieren, bedoeld voor de slacht, van 8 uur.

Het kabinet zal zijn voorbehouden handhaven. Gelet op het feit echter, dat alle andere lidstaten behalve Spanje (en Nederland) al aangegeven hebben met de huidige set aan ontwerpconclusies in te kunnen stemmen en de zeer moeizame onderhandelingen die hierover reeds hebben plaatsgevonden, acht het kabinet de kans op verbetering van de huidige conclusies zeer klein.

De leden van de SP-fractie wensen graag een bevestiging van de regering dat de MSY-niveaus niet door handjeklap met de belanghebbenden tot stand komen. Tevens vinden zij dat de uitvoering van de maatregelen in overleg met de visserijsector, de wetenschap en milieuorganisaties moet plaatsvinden.

Het kabinet kan bevestigen dat bij de uitvoering van het visserijbeleid alle genoemde partijen een adviserende rol hebben en betrokken moeten worden bij de uitvoering. Zo worden de quota van de gecontingenteerde soorten al gezamenlijk beheerd met de producentenorganisaties (Biesheuvelgroepen). Samenwerking met de sector is nodig voor draagvlak en meer effectieve maatregelen. Ook voor wederzijds begrip is het delen van kennis tussen de vissers en wetenschappers belangrijk. Van een handjeklap is zeker geen sprake, de ICES adviezen worden alleen door de wetenschappers uitgebracht.

Voor wat het pleidooi van de leden van de SP-fractie betreffende een ruimtelijk ordeningsplan Noordzee (motie Polderman), verwijs ik graag naar de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan uw Kamer van 30 juni (Kamerstuk 29 675, nr. 118). Daarin concludeert hij dat hij geen aanleiding ziet om toe te werken naar een rijksbestemmingsplan voor de Noordzee, daar het op dit moment geen meerwaarde dient van de natuurdoelen of het afwegen van ruimteclaims.

De leden van de SP-fractie betreuren het dat het kabinet geen onderscheid wil maken in subsidies tussen grootschalige en kleinschalige visserij. Gelet op het belang om Europese fondsen evenwichtig in de lidstaten in te zetten, is de regering er tegenstander van dat het criterium groot-/kleinschalig wordt gebruikt in de allocatie van EU-gelden. Waar de subsidies zelf vervolgens moeten bijdragen aan de vernieuwing en verdere verduurzaming van de visserij, is het onderscheid evenmin wenselijk. Immers voor zowel de kleinschalige als de meer grootschalige vloot geldt dat de visserij duurzaam en concurrerend moet zijn.

De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet tijdens de conferentie aandacht gaat vragen voor verschillende duurzaamheidsaspecten in de aquacultuur.

De conferentie in Oostenrijk gaat over de toekomst van de Europese aquacultuur en de mogelijkheden voor een duurzame ontwikkeling daarvan. Hier zullen verschillende aspecten van duurzaamheid aan de orde komen, ook de door u aangehaalde onderwerpen. Uiteraard zal ik naast de economische ontwikkeling ook het belang van verbeteringen in de richting van milieu, diergezondheid en dierenwelzijn aan de orde stellen.

De leden van de SP-fractie vragen vervolgens naar de mate waarin de aquacultuursector draait op subsidies en of er duurzaamheids- en dierenwelzijnseisen aan verbonden zijn. In het kader van het Europese Visserij Fonds(EVF) is het ook voor de aquacultuursector mogelijk om in aanmerking te komen voor steun. Regelingen in het kader van het EVF zijn voornamelijk gericht op verduurzaming en innovatie in de aquacultuursector. Ook milieu- en dierenwelzijnsprojecten komen in aanmerking voor steun. De afgelopen jaren zijn regelingen opengesteld voor zowel visserij als aquacultuur. Zo is bijvoorbeeld een innovatieproject gehonoreerd voor proeven met welzijnsvriendelijke dodingsmethoden aan boord van een vaartuig. Ook is dierenwelzijn één van de criteria bij de investeringsregeling aquacultuur.

De leden van de SP-fractie vragen om een update van de stand van zaken betreffende het varkensbesluit per 1 januari 2013 voor de groepshuisvesting van zeugen.

Zoals meerdere malen aangegeven houdt het kabinet vast aan de deadline dat per 1 januari 2013 drachtige zeugen in Nederland in groepen moeten worden gehuisvest. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan de uitdrukkelijke oproep van de Europese Commissie. Op dit moment zijn nog geen nieuwe gegevens beschikbaar over de mate van implementatie in Nederland. Aan de hand van de landbouwtellinggegevens, waar ik binnenkort over zal beschikken, kan ik een update geven. Binnenkort verwacht ik van de Europese Commissie tevens een nieuwe update te ontvangen over de implementatie in de gehele EU. Beide updates zal ik meenemen in een uitgebreide brief over de stand van zaken van implementatie groepshuisvesting drachtige zeugen die ik in juni aan uw Kamer zal sturen. Er bestaat voor zeugenhouders de mogelijkheid deel te nemen aan de zogenaamde stoppersregeling van het Nederlandse Actieplan Ammoniak. Zij hoeven dan tot 2020 de stal niet aan te passen om te voldoen aan de ammoniakwetgeving. De stoppersregeling en andere overgangstermijnen in het kader van het Actieplan Ammoniak hebben geen invloed op de termijn waarop drachtige zeugen in groepen moeten worden gehuisvest. Dit is in de recente brief aan de zeugenhouders eveneens vermeld.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen naar het commitment aangaande het gebruik van het MSY-principe in de visserij en een inzet in de komende Landbouw- en Visserijraad.

Met betrekking tot de vraag over het commitment is het antwoord positief. Actieve coalitievorming ten aanzien van de MSY is niet aan de orde. Toepassing van het MSY principe wordt reeds breed gesteund door de lidstaten. Er is echter wel discussie over de precieze details en uitwerking. Dit zal de komende jaren zijn beslag moeten krijgen.

In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van D66 of ik de mogelijkheden rondom certificering van duurzame kweekvis zal inbrengen en bepleiten, geef ik aan dat Nederland op de High-Level Conferentie een duurzame ontwikkeling van aquacultuur in Europa zal bepleiten. Daarbij zal ik wijzen op de positieve rol die certificering kan spelen.

ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben specifieke vragen gesteld ten aanzien van de motie Wiegman-van Meppelen Scheppink (Kamerstuk 21 501-32, nr. 593). Voor mijn antwoord verwijs ik naar het antwoord op de VVD-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen gesteld over de situatie op de zuivelmarkt.

Sinds het begin van het jaar zijn de prijzen voor boter en melkpoeder sterk gedaald. Ten opzichte van begin januari van dit jaar is de prijs van boter met ruim 25% en van magere melkpoeder met ruim 15% gedaald.

In de zuivelsector bestaat momenteel een aantal instrumenten op de markt te stabiliseren:

  • particuliere opslag voor boter: wordt jaarlijks tussen 1 maart en 31 augustus opengesteld. De belangstelling voor dit instrument is dit jaar groot. Sinds de openstelling is al ruim 55 000 ton boter in opslag genomen.

  • Openbare opslag voor magere melkpoeder en boter: wordt opengesteld als de marktprijzen gedaald zijn tot de referentieprijs (respectievelijk € 169,80 en € 221,75 per ton). De marktprijzen liggen momenteel ongeveer 20% hoger. Tot op heden is er dan ook geen product voor interventie aangeboden.

  • Exportrestituties: Nederland staat terughoudend tegenover het activeren exportrestituties. Nederland zet in op afschaffing van de exportsubsidies per 2013, ongeacht de WTO-/Doha-onderhandelingen. Gezien de situatie op de zuivelmarkt is het in dit stadium bovendien prematuur de exportrestituties te activeren. Ook Commissaris Ciolos liet tijdens de Landbouwraad van april jl. weten van mening te zijn dat er op dit moment geen noodzaak is voor tijdelijke steun aan de melkveesector.

In gesprekken in Brussel over de toekomst van het GLB zet Nederland zoals bekend in op een marktgeoriënteerd landbouwbeleid. Het kabinet is dan ook van mening dat het markt- en prijsbeleid beperkt moet blijven tot een vangnet. Dit vangnet moet zorgen voor een bodem in de markt, op een zodanig laag niveau dat structureel produceren voor dit vangnet niet rendabel is.

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de de Partij voor de Dieren vragen naar de effectiviteit van de vergroeningsmaatregelen en eventuele alternatieven daarvoor.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD- en SP-fractie.

Over de vraag van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren over «praktische oplossingen» in geval van weinig kennis over MSY, verwijs ik graag naar het antwoord op de vraag van de VVD.

Over de vraag van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren over de specifieke insteek van het geplande stakeholderoverleg verwijs ik graag naar het antwoord op de vraag van de SP-fractie.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen wat het kabinet verstaat onder MSY als uitgangspunt van de beheerplannen. Daarmee bedoel ik dat het doel van beheerplannen een beheer op MSY-niveau moet zijn. Een beheerplan wordt volgens de normale wetgevingsprocedure vastgesteld.

De vraag naar de concrete bijdrage van het GVB aan het behoud en instandhouding van de goede milieudoelstelling (KRM) kan op dit moment niet worden beantwoord. In 2015 dienen de lidstaten een pakket maatregelen gereed te hebben. Ook de Europese Commissie heeft hier een taak, vanwege de exclusieve bevoegdheid ten aanzien van visserijmaatregelen. Voor het kabinet gaat het erom dat het nieuwe GVB de implementatie van de visserijmaatregelen effectief mogelijk maakt en dat het GVB bijdraagt aan een betere bescherming van het mariene milieu.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of beschermingsmaatregelen voor Natura2000-gebieden zonder doorkruising van het GVB genomen kunnen worden.

Dit is alleen het geval wanneer er geen visserijmaatregelen genomen hoeven te worden. Indien dit wel het geval is, en er ook buitenlandse vissers betrokken zijn, is het GVB het kader. Hiermee geef ik uitvoering aan motie Ouwehand (Kamerstuk 32 201, nr. 32). Belangrijk is echter dat ook buiten de Natura2000 gebieden bijgedragen kan worden aan de doelstellingen van de EU Vogel en Habitatrichtlijnen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen wat er precies wordt verstaan onder duurzaamheid en onder diergezondheid en dierenwelzijn in de te tekenen verklaring.

Bij verduurzaming in de aquacultuur gaat het naast economie, ook om milieu, diergezondheid en dierenwelzijn. De conceptverklaring is kort en op hoofdlijnen en geeft het streven aan naar een duurzame ontwikkeling, zowel economisch als ecologisch. De conceptverklaring is algemeen van aard, en gaat daarom niet in op wat er precies onder diergezondheid en dierenwelzijn wordt verstaan.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen voorts dat het kabinet zich inzet voor een preventieve toets bij aquacultuur.

Nederland zal in Europees kader aandacht blijven vragen voor zaken als ziektepreventie en het verbeteren van het dierenwelzijn zoals het op een goede manier bedwelmen van vis. Gezien het krachtenveld is pleiten voor een preventieve welzijnstoets in Europees kader wat mij betreft een stap te ver.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben gevraagd om verslag van het Zweedse diversenpunt inzake de «Handhaving verdoving van dieren voor de slacht» en gevraagd de verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten tijdens de Raad te noemen als voorbeeld

Zoals gebruikelijk zal ik u verslag doen van de Landbouw- en Visserijraad.

Daar waar het gaat over genoemd initiatiefwetsvoorstel van het lid Thieme, is reeds tijdens het debat over het wetvoorstel aangegeven dat de welzijnsaantasting van dieren die onbedwelmd worden geslacht groter is dan bij dieren die bedwelmd worden geslacht. Daarnaast heb ik echter aangegeven dat ik mogelijkheden zie voor een minder vergaand voorstel ter verbetering van het dierenwelzijn dan het generieke verbod dat nu ter behandeling in de Eerste Kamer voorligt. Om die reden ben ik het ook eens met Zweden dat aangeeft voorstander te zijn van het opstellen van guidelines waarin de best practices worden opgenomen. Dit is namelijk ook mijn bedoeling met het convenant: het opstellen van extra randvoorwaarden waarmee het welzijn van de dieren kan worden verbeterd.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren heeft diverse vragen gesteld over inzet en de waarde van de ontwerpraadsconclusies EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005.

Nederland heeft zijn inzet voor de nieuwe EU-strategie dierenwelzijn afgelopen jaar ruim voordat de Europese Commissie de EU-strategie presenteerde bij de Europese Commissie onder de aandacht gebracht. Ik verwijs hierbij in het bijzonder ook naar de brief van 3 oktober 2011 aan Commissaris Dalli (bijlage bij Kamerstuk 28 286, nr. 526). Ook tijdens de Landbouw- en Visserijraad van maart 2011 heeft Nederland al gepleit voor meer ambitieuze normen en doelvoorschriften voor de bestaande EU-wetgeving en voor EU-wetgeving voor diercategorieën die deze nog niet hebben. Tenslotte heeft Nederland in het afgelopen jaar contact gezocht met lidstaten met het oog op de inbreng van gelijkluidende punten van inzet ten behoeve van de EU-strategie. Ik heb de Nederlandse inzet voor het Europese dierenwelzijnsbeleid de afgelopen jaren proactief en met ambitie naar voren gebracht.

Ten aanzien van de inspanningen die zijn verricht om andere lidstaten te overtuigen om de Nederlandse positie te steunen, verwijs ik u naar de antwoorden op de vraag van gelijke strekking van de PvdA-fractie. Nederland blijft vasthouden aan haar voorbehoud.

Nederland onderhoudt nog steeds contact met het Deense voorzitterschap en andere lidstaten om te bezien of we de ontwerpconclusies nog aangescherpt kunnen krijgen. Gelet op het feit dat alle andere lidstaten behalve Spanje (en Nederland) al aangegeven hebben met de huidige ontwerpconclusies in te kunnen stemmen en de zeer moeizame onderhandelingen die hierover reeds hebben plaatsgevonden, acht ik de kans op verbetering van de huidige conclusies zeer klein. De kans dat alle genoemde bezwaren zullen worden weggenomen is praktisch nul.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vraagt voorts naar de waarde van die conclusies waar het kabinet positief tegenover staat.

De strekking van een aantal ontwerpconclusies is dat ingezet wordt op vergroting van transparantie en adequate informatievoorziening inzake dierenwelzijn. Verder wordt in een van de conclusies benadrukt dat de vereenvoudiging van het EU-wetgevingskader niet moet leiden tot een verlaging van de dierenwelzijnsnormen of een verlaging van de ambities om dierenwelzijn EU-breed te verbeteren. Een andere ontwerpconclusie verzoekt de Europese Commissie om bij de overweging van het bereik van het toekomstige wetgevingskader ook honden en katten te incorporeren die gehouden of verhandeld worden in de context van een economische activiteit. Voorts wordt het belang van het bevorderen van dierenwelzijn via het GLB benadrukt. Met betrekking tot transport wordt onder meer de noodzaak tot voorschriften met betrekking tot de navigatiesystemen benadrukt, de overweging uit de Transportverordening herhaald dat lange afstandstransporten, inclusief van dieren voor de slacht, zoveel mogelijk beperkt moeten worden en wordt de Europese Commissie gevraagd te bezien of ze uitvoeringsvoorschriften kan vaststellen met betrekking tot een aantal algemeen geformuleerde voorschriften in de verordening.

De ontwerp-Raadsconclusie die wijst op de onmisbaarheid van specifieke voorschriften voor bepaalde diersoorten luidt in de huidige ontwerpconclusie als volgt:

«....Legislative and non-legislative measures to establish scientifically based minimum requirements, including, where appropriate, specific measures with respect to certain animal species, with due regard to competitiveness and sustainability of the European production model as well as socio-economic, environmental and regional aspects, therefore remain indispensable».

III Volledige agenda

  • 1. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 14–15 mei 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 596). Brief regering d.d. 04-05-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 2. Uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 26 en 27 april jl. plaatsvond in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-32, nr. 597). Brief regering d.d. 04-05-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven