Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-32 nr. 538 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-32 nr. 538 |
Vastgesteld 16 november 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 12 oktober 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 7 oktober 2011 inzake geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 20 en 21 oktober 2011 (21 501-32, nr. 515);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 28 september 2011 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 20 september 2011 (21 501-32, nr. 512);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 20 september 2011 met het onderhandelingsmandaat voor een visserijpartnerschap met Guinee-Bissau (32 201, nr. 19);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 3 oktober over de uitvoering van de motie-Ouwehand/Koopmans (21 501-32 nr. 497) m.b.t. inzet EU-strategie dierenwelzijn (28 286, nr. 526);
– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 26 september 2011 inzake het fiche inzake verordening meerjarenplan Baltisch zalmbestand ( 22 112, nr. 1229 );
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 6 oktober over het gebruik en de subsidiëring van lokvlotten voor de Europese vloot (21 501-32, nr. 514);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 12 oktober 2011 over de stand van zaken orka Morgan (28 286, nr. 527).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Franke
Voorzitter: Van der Ham
Griffier: Schüssel
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Gerven, Grashoff, Van der Ham, Houwers, Jacobi, Koopmans, Ouwehand en Snijder-Hazelhoff,
en staatssecretaris Bleker van Economie, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg. Voorafgaand aan het debat geef ik een aantal punten aan u mee. Het lid Ouwehand heeft vanochtend via de mail verzocht om de vandaag ontvangen brief over de orka Morgan te agenderen voor dit algemeen overleg. Ik stel voor, te besluiten om deze brief toe te voegen aan de agenda, ook omdat dit onderwerp vandaag in het nieuws is. Ik zie dat hiertegen geen bezwaren zijn.
Vandaag om 11.00 uur presenteert Eurocommissaris Ciolos de EU-wetgevingsvoorstellen ter herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft gisteren in haar procedurevergadering besloten, de staatssecretaris te vragen om geen onomkeerbare stappen te zetten in het EU-besluitvormingstraject aangezien de Kamer voornemens is om een behandelvoorbehoud op het GLB te plaatsen.
Daarbij verzoekt de commissie de staatssecretaris ook, zich aan de afspraak tussen de Kamer en het kabinet te houden en maximaal drie weken na het verschijnen van de voorstellen een BNC-fiche of kabinetsreactie op de GLB-voorstellen aan de Kamer te sturen. Als de staatssecretaris wil, kan hij nu hierop reageren maar het kan ook in zijn eigen termijn.
Staatssecretaris Bleker: Ik zal dat doen in mijn eigen termijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben natuurlijk heel benieuwd naar de presentatie. Ieder van ons zal er waarschijnlijk nadien over worden bevraagd. Kunnen wij er iets van zien? Kunnen wij het inpassen in deze vergadering?
De voorzitter: Volgens mij hebt u een BlackBerry of iPhone voor u liggen ...
Mevrouw Jacobi (PvdA): Daar kan ik geen stemmen op horen of mooie beelden op zien.
De voorzitter: Ik denk dat u een heel eind kunt komen met Uitzending Gemist. Er zijn genoeg middelen om erachter te komen. Dat moet u dus zelf doen.
De heer Koopmans krijgt als eerste het woord omdat hij straks verplichtingen heeft in de plenaire zaal. Ik stel een spreektijd van drie minuten voor. Ik zie dat daartegen bezwaren zijn. Vier minuten dan? Wij zullen zien hoever wij komen, maar ik ga lastig doen door te beginnen met vier minuten zodat er ruimte is om de staatssecretaris te interrumperen.
De heer Van Gerven (SP): Ik stel voor dat wij vijf minuten spreektijd krijgen en elkaar als fracties niet interrumperen in de eerste termijn.
De voorzitter: Dat mag ook. Mij was geadviseerd om u zes minuten te geven, dus ik heb er toch weer een minuutje afgesnoept!
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik dank de collega's dat ik als eerste het woord mag voeren omdat ik dadelijk in de plenaire zaal moet zijn.
Ik breng een aantal punten ter sprake. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat wij moeten wachten op de voorstellen van Eurocommissaris Ciolos en dan pas echt kunnen reageren. Daarover hebben wij echter een separaat debat afgesproken dus ik zal het er nu niet over hebben.
De CDA-fractie steunt de lijn van de staatssecretaris met betrekking tot de orka. Het was een geweldige brief.
Ik kom te spreken over de EHEC-crisis, die in de tuinbouw nog volop pijnlijk wordt beleefd. Ik had de staatssecretaris om een brief gevraagd over de tuinbouw na EHEC. Als ik de brief lees, ga ik er eigenlijk van uit dat de staatssecretaris mijn verzoek zo gelezen heeft dat het voor de heel korte termijn was. Gisteren hebben wij in de procedurevergadering afgesproken dat er een algemeen overleg over de tuinbouw komt. Wij hebben ook afgesproken dat wij zelf een hoorzitting organiseren. Mijn eigenlijke bedoeling met de brief was om de toekomst van de Nederlandse glastuinbouw – een belangrijke sector – na deze enorme klap voor de komende vijf jaar eens op papier te zetten, samen met de sector. De Kamer zal hier zelf dus ook aan meedoen.
Inzake de kortetermijnbrief – zoals ik de brief maar zal noemen – constateer ik het volgende. Het Europees Parlement heeft de Europese Commissie opdracht gegeven om een voorstel te doen om 250 mln. op een zodanige wijze beschikbaar te stellen dat ook producentenorganisaties de telers tegemoet kunnen komen zonder dat de organisaties hiervoor zelf mee hoeven te financieren, gezien de huidige moeilijke economische tijden. Hoe zit het kabinet hierin en hoe wil het hiermee omgaan? Wij gaan ervan uit dat de staatssecretaris hiervoor op de bres gaat in de raad. De vraag is ook of de eerdere GMO-regeling, waarmee de tuinbouw de kans kreeg om zich te bundelen, is of wordt geëvalueerd. Wat waren de plussen en de minnen? Worden die meegewogen in het GLB na 2013? Daarnaast heeft de Eurocommissaris aangegeven de transparantie in de sector te willen bevorderen en promotie- en voorlichtingsregelingen beter te willen laten aansluiten op marktomstandigheden. Hoe staat Nederland hierin? Overigens hebben wij gisteren in de procedurevergadering gevraagd om een reactie op de aangenomen motie-Koopmans inzake het groenboek.
Dan de legbatterijen. Het is goed dat het Europees Parlement Eurocommissaris Dalli tot concrete actie heeft bewogen. Wij zijn natuurlijk wel geweldig benieuwd wat die echte actie inhoudt. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Nederland wil als lidstaat af en toe vooroplopen. Het luistert dan wel geweldig nauw dat, als je met elkaar afspraken maakt, iedereen zich daaraan houdt. Op dat punt is er iets actueels aan de orde. Er zijn bilaterale onderhandelingen met Oekraïne aan de gang. Er is afgesproken dat Oekraïne toegang tot de EU krijgt voor 1 500 ton eieren of eiproducten, groeiend in vijf jaar tijd naar 3 000 ton. Aangegeven is dat Oekraïne de APS-voorwaarden van de EU volledig onderschrijft. Dat gaat over allerlei eisen maar niet over welzijn. Voor de CDA-fractie is dit een hard punt. Bilaterale contracten tussen de Europese Unie en landen om ons heen over dit soort producten kunnen niet anders dan de harde eisen met zich brengen die wij binnen de Unie aan onze boeren opleggen.
Dan nog een kleiner puntje. Er is al jarenlang discussie tussen Kamer en kabinet – er is zelfs een inbreukprocedure vanuit Brussel aan de orde – over de btw-tarieven voor fokkerijpaarden. Nu wij weer een staatssecretaris hebben die daarvoor bijzondere belangstelling heeft, vraag ik hem met zijn Franse collega te spreken, die met dezelfde problematiek zit en – naar ik heb gehoord – dezelfde opvattingen heeft als de Nederlandse regering eerder had. Kunnen wij op dit terrein samen optrekken om te kijken of dit puntje nog ergens geregeld of geritseld kan worden, zodat deze voor Nederland belangrijke export kan doorgaan met een tarief dat passender is dan het hoge tarief?
De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. De verleiding is natuurlijk groot om het op basis van uitgelekte voorstellen uitvoerig te hebben over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Terecht heeft onze voorzitter dat zonet in andere banen geleid. Wij hebben een duidelijke toezegging gekregen van de staatssecretaris dat het behandelvoorbehoud netjes wordt gerespecteerd en dat wij er een uitvoerig debat over krijgen.
Dat neemt niet weg dat ik van deze gelegenheid gebruik wil maken om te memoreren dat de fracties van GroenLinks – de Europese fractie en de Tweede Kamerfractie – een visie op het gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben geschreven met als titel «De boer is troef – Visie van GroenLinks op de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid». Ik vraag de bode, deze te verspreiden. Ik geef alvast een exemplaar aan de voorzitter.
De voorzitter: Dat is heel vriendelijk. Wij geven de staatssecretaris ook een exemplaar mee.
De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Twee elementen hebben echt de zorg van onze fractie. Wellicht kunnen deze alvast in de eerste reactie van de staatssecretaris in de raad worden aangekaart. Ten eerste gaan de EU-voorstellen te veel over het geld en te weinig over de regelgeving die al dan niet mogelijkheden moet scheppen voor marktmacht van boeren. Ik breng de met algemene stemmen aangenomen motie-Grashoff c.s. van 16 maart 2011 in herinnering, waarin de regering wordt verzocht om het aspect van versterking van marktmacht van boeren mede tot inzet te kiezen in de verdere onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU. Naar mijn mening is dat aan de orde. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij dat actief wil doen.
Ten tweede vrezen wij nu al dat de Commissie een zodanig compromisrijk voorstel doet dat er een risico van ernstige greenwashing ontstaat: het suggereren van vergroening terwijl die niet of zeer wisselend zal optreden. Dat is geen goede zaak. Tegelijkertijd geeft het een heel wonderlijk dilemma, namelijk dat de ene lidstaat wellicht serieus invulling zal willen geven aan die vergroening en de andere niet. Dat raakt indirect aan het principe van een gelijk speelveld. Wil de staatssecretaris buitengewoon alert hierop zijn? Er kunnen beter duidelijke, concrete en toetsbare voorstellen in de EU-plannen komen op het gebied van vergroening, zodanig dat je in redelijkheid kunt zeggen dat verschillende landen er op een om en nabij zelfde manier mee omgaan. Dat neemt niet weg dat er altijd ruimte moet zijn voor een stukje nationale invulling. Deze twee aspecten geef ik de staatssecretaris graag mee.
Ik stap heel kort over naar de minstbedeeldenregeling. De opvatting daarover wordt ten principale door mijn fractie gedeeld, zoals eerder besproken, maar wij moeten wel vaststellen dat de soep nu wel buitengewoon heet gegeten wordt door een aantal EU-landen waarin dit in een wezenlijke behoefte voorziet en dat Nederland zich thans in een gekwalificeerdeminderheidspositie bevindt die dat blokkeert. Is de staatssecretaris bereid om hierin een zodanig andere positie in te nemen dat er in redelijkheid een afbouwregeling ontstaat waardoor er mogelijkheden zijn om in vervolgperiodes wellicht andere vormen van financiering op andere wijzen, in elk geval buiten het landbouwbudget, te vinden? Er moet in ieder geval een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen. Ik begrijp uit EU-bronnen dat het nu lijkt op een totale koude sanering van het programma. Dat hakt er hard in, zeker gezien de enorme bezuinigingen die in een aantal Europese landen nog veel harder uitpakken dan hier.
Tot slot een opmerking over het kooiverbod. Het is wellicht een open deur, maar het lijkt mij nog steeds wenselijk dat buitengewoon hard wordt vastgehouden aan het kooiverbod. In dit opzicht onderstreep ik de opmerking van LTO dat er dan ook een heel goed mechanisme moet zijn om dat te kunnen volgen alsmede de opmerkingen over het verplichte stempelen van de herkomst op het productiebedrijf om allerlei gesjoemel tegen te gaan.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik gebruik graag drie minuten van de spreektijd van de VVD-fractie en mijn collega Houwers de rest.
Ik begin met het legbatterijenverbod, waarover ik erg ongerust ben. In een notitie heb ik gelezen dat Hongarije, Italië, Letland, Spanje en Griekenland geen data hebben aangeleverd over waar zij staan en dat België, Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Polen, Portugal en Roemenië al hebben aangegeven dat ze 2012 niet halen. Dat baart mij grote zorgen.
Er is een aantal voorstellen gedaan. LTO wil, zoals eerder gezegd, graag dat het stempelen op het productiebedrijf gestalte krijgt, dus dat er een etiket wordt geplakt dat duidelijk maakt of het ei al dan niet uit een legbatterij komt. Vervolgens heeft Eurocommissaris Dalli een aantal voorstellen gedaan. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat hij daarvan vindt. Nederland moet naar mijn mening scherp laveren op dit onderwerp.
Over de EHEC-bacterie is een debat geagendeerd. Ik ben wel heel benieuwd wat de staatssecretaris ervan vindt dat Frankrijk en Spanje ook nationale maatregelen nemen als ondersteuning, zoals hij ons in een brief schreef. Wellicht gebeurt dit met plattelandsontwikkelingsgeld. Dat bevreemdt mij wat, want dat zou echt valse concurrentie worden.
Ik sluit mij grotendeels aan bij wat de GroenLinks-fractie heeft gezegd over de minstbedeeldenregeling, alleen wil mijn fractie niet nog een stap verder gaan. Dit past wat ons betreft niet binnen het GLB. De vorige keer was er een blokkerende minderheid op het voorstel. Het voorstel wordt nu zelfs verruimd: het gaat van cofinanciering naar volledige EU-financiering. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat zijn verwachting is. Is er nu een blokkerende minderheid? Welke stappen worden vervolgens gezet om het niet meer binnen het GLB te laten vallen?
Vooruitlopend op hetgeen straks naar buiten komt, leg ik de staatssecretaris voor dat ik in alles wat wij nu hebben gehoord, echt het punt van de voedselzekerheid mis. Ik mis ook echt de groene groei. Volgens de signalen die ik krijg, zit de groei er helemaal niet meer in; het is alleen verduurzamen en biodiversiteit. Dat bevreemdt de VVD-fractie. Verder wijs ik de staatssecretaris erop dat de actieve boer vooropstaat, maar dat Nederland zelf een aantal regionale top-ups mag inbrengen. Ik denk dat wij echt een andere landbouw hebben dan een aantal andere lidstaten.
De heer Houwers (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie onderschrijft de brief van de staatssecretaris over de orka, zowel het punt dat orka's normaalgesproken in zee horen als de conclusie in dit specifieke geval. Wij steunen dus de aanpak van de staatssecretaris en hopen dat die snel tot afwikkeling van de zaak leidt.
Ook het voorstel om met Guinee-Bissau de zaken te verlengen heeft onze instemming. Natuurlijk zijn de beheerplannen daar van betekenis, maar de staatssecretaris heeft daarvoor randvoorwaarden gecreëerd.
Mijn fractie is geïnteresseerd in de belangen van Nederland in het kader van de visserijonderhandelingen tussen de EU en Noorwegen. Zij hoort graag welke belangen de staatssecretaris in dit kader inbrengt.
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Koopmans over de btw op paarden. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegenaan?
Uit de visserijbeheercommissies horen wij dat het nog niet erg opschiet met de goedkeuring van visserijbeheerplannen. Wij stellen daar regels en wij willen ons natuurlijk graag aan die regels houden. Dat willen de vissers ook, maar dat loopt niet helemaal soepel. Kan de staatssecretaris hier wat over vertellen?
Tot slot een punt waarop de staatssecretaris wellicht heel erg achter de schermen werkt en het mij niet opgevallen is, maar ik zie nog geen voortgang in de aanpak van de Greenpeacebeelden. Bij gelegenheid hoor ik daar graag wat meer over.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ga voor de volle vijf minuten. Wij hebben onlangs wat moties zien passeren over het legbatterijverbod. Een daarvan is de motie-Van Dekken c.s. die erover gaat dat alle lidstaten zich aan hun verplichtingen moeten houden. Toen ik de opsomming van mevrouw Snijder zojuist hoorde, dacht ik: volgens mij is Nederland zowat de enige die zich aan de verplichtingen houdt. Dat kan dus niet. Ik zie graag een manhaftige houding van de staatssecretaris op dit vlak. Bij regels hoort ook handhaving. Europa moet de klap erop houden; dat zou helpen.
Ten aanzien van de minstbedeeldenregeling val ik waarschijnlijk in herhaling. De vorige keer hebben wij lang hierover gesproken. De fractie van de PvdA is van mening dat dit sociaal beleid is en een zaak voor de lidstaten. Wie rondt deze zaak verder af in Europa?
Ik maak een aantal opmerkingen over visserijzaken, waaronder ik de orka ook maar even schaar, ook al wordt die niet gevist. De brief is mooi maar volgens mij toch niet echt helder. Gaat de orka nu naar het meest geschikte zeegebied, naar de beste natuurlijke bron? Als hij naar Tenerife gaat, is het de vraag of het niet een beetje een onzinreis wordt. Volgens mij helpt dat namelijk niet echt.
Dan de visserijakkoorden van de EU met Guinee-Bissau. De Nederlandse inzet inzake het mandaat had wat mijn fractie betreft tijdiger gekund om nog invloed en controle te kunnen uitoefenen op het Nederlandse onderhandelingsmandaat. Ik vraag de staatssecretaris of dit in de toekomst met soortgelijke akkoorden veel eerder kan. Desnoods roep ik hem daartoe bij motie op.
Een ander punt is dat de effecten van de akkoorden op de inkomenspositie van de lokale vissers aan de Afrikaanse kusten en andere gebieden over de volle breedte zouden moeten worden beoordeeld. Dat gebeurt nu niet. Er wordt wel gekeken naar de regionale situatie en hoe de akkoorden die zouden kunnen verbeteren, maar volgens mij zitten er heel veel nadelige effecten aan voor de echt kleine vissers. Wij moeten hiervoor zowel in Europees verband als als lidstaat onze verantwoordelijkheid nemen; vandaar mijn verzoek tot een effectonderzoek.
Ik maak enkele opmerkingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Gisteren hebben wij in de procedurevergadering afgesproken dat wij over drie weken een debat hierover voeren. Wij willen expliciet vermeld zien dat er in Europa geen onomkeerbare stappen op dit punt worden gezet. De lekkerijen, om het zo maar te noemen, laat ik even voor wat ze zijn. Ik denk dat er nog genoeg gelegenheid is om daar het nodige van te vinden.
Ik wil nog iets zeggen over de oormerken. Fiche 5 betreft een harmonisatie op het terrein van de elektronische identificatie en registratie. Ik heb dat doorgelezen maar zie geen expliciete drive van Nederland om nu de gelegenheid te baat te nemen om alternatieven voor de oormerkweigeraars erin te fietsen. Ik roep de staatssecretaris op, volop in de strijd te gaan op dit punt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. De dag begon goed. Wij kennen de staatssecretaris als iemand die moties van de Kamer niet per se ter harte neemt. De Kamer heeft bij voortduring laten weten, betrokken te willen zijn bij de ontwikkelingen rondom de uit het wild opgeviste orka Morgan. Zonder de Kamer te informeren over de uitvoering van haar motie, na Kamervragen die bijna drie maanden blijven liggen en na een tik op de vingers door de rechter, combineert de staatssecretaris even alles ineen. Hij informeert de Kamer pas als hij het besluit heeft genomen dat Morgan toch naar een pretpark op Tenerife gaat, een pretpark waar de orka's het zo leuk vinden dat ze hun trainers aanvallen en doodbijten. Dat is nota bene in strijd met zijn eigen redenering – die ik vanochtend op de televisie heb gehoord – dat het voor zo'n dier heel belangrijk is dat zij haar familie terugvindt. Juist bij deze dieren, waarvoor familieverbanden een grote rol spelen, kun je niet zeggen: die gooien wij even in een bad met wilde orka's die ze niet kennen. Het mag duidelijk zijn: de Partij voor de Dieren is hier laaiend over en wil een motie indienen. Ik dank de voorzitter dat hij mijn verzoek heeft overgenomen om het meteen vandaag te agenderen. Mij is namelijk niet duidelijk of het besluit meteen ingaat, of de Kamer er nog iets aan kan doen, hoe groot de toezegging is aan het dolfinarium en hoe het zit met de rechterlijke procedures die nog lopen. De staatssecretaris kan daar dan mooi antwoord op geven, maar ik voorspel alvast dat ik er een motie over zal willen indienen. Dat zal dan deze week moeten.
Het moet mij even van het hart dat ik in het gemompel meende op te merken dat de GroenLinks-collega zei: het is maar wat je belangrijk vindt. Ik ben blij dat GroenLinks het landbouwbeleid inmiddels ook actief volgt, want ik heb de GroenLinks-fractie de afgelopen vier jaar niet gezien in deze commissie. Als het dan gaat over het landbouwbeleid, is het al vanaf dag 1 duidelijk geweest dat de Nederlandse inzet vooral zou zijn gericht op greenwashing. De Partij voor de Dieren heeft daartegen bij voortduring geprotesteerd. Het is nu kijken aan welke touwtjes wij nog kunnen trekken, maar heel veel zijn dat er niet meer. Ik ben echter blij dat ook GroenLinks zich aansluit bij de oppositie tegen het landbouwbeleid zoals het nu is gevoerd en dat een hervorming nodig heeft.
Voor de fractie van de Partij voor de Dieren is de inzet op Europees dierenwelzijn ook heel belangrijk. Ik merk daarbij op dat ik mij een beetje schaam als de regering zegt dat zij dat alleen in Europees verband wil doen, want ik vind dat je als nationale lidstaat je eigen verantwoordelijkheid moet nemen. Wij hebben het regeerakkoord echter gelezen en het kabinet zegt: wij gaan in Nederland niets doen; alles in Europa. Als dat zo is, verwacht ik dat de Nederlandse inzet die er lag – de nota Dierenwelzijn van minister Verburg waarover wij ook al niet heel enthousiast waren – minstens wordt ingeleverd in Europa. Er is een compleet actieplan geweest dat in 2010 al is afgelopen. In december van dit jaar presenteert de Commissie waarschijnlijk een nieuw voorstel. Een land dat zegt alles te willen inzetten op Europees dierenwelzijn, moet daarmee actief aan de slag. Ook daar toont zich weer de arrogantie van de staatssecretaris. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin werd uitgesproken dat zij ontevreden was over de inzet en dat er binnen twee weken een nieuwe inzet moest zijn. Wat doet de staatssecretaris? Hij laat het wachten tot de dag waarop hij de Europese Commissie laat weten wat de Nederlandse inzet zal zijn en daarvan stuurt hij dan een afschrift aan de Kamer, zodat de Kamer niet meer kan ingrijpen om de inzet te verscherpen. De staatssecretaris kan erop rekenen dat de Partij voor de Dieren – ik reken daarbij zeker op steun van de fractie van de Partij voor de Vrijheid – met een hele rits aan moties zal komen. Wij willen een einde aan het stierenvechten, aan het ophangen van galgo's, aan het martelen van dieren voor tradities, aan foie gras en aan het levend plukken van ganzen. Niets daarover, helemaal niets! Dat kan de staatssecretaris niet maken. Als je het niet in Nederland wilt en evenmin in Europa, dan heb je echt geen verhaal. Hij mag zijn borst wat ons betreft dus natmaken.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten heeft net een rapport gepubliceerd over het Europese visserijbeleid, waaruit blijkt dat de Spaanse vloot bijna 6 mld. aan subsidie heeft gekregen sinds 2000. 1 op de 3 Spaanse vissers wordt door de belastingbetaler gefinancierd. Laat dat maar eens goed tot u doordringen. Met de hiermee ontstane overcapaciteit is 88% van de bestanden overbevist. Tegen deze achtergrond besluit de staatssecretaris om de sterk bekritiseerde visserijakkoorden met Guinee-Bissau nog eens stilletjes te verlengen. De staatssecretaris zal nog reageren op dat rapport, maar het is toch heel merkwaardig dat de akkoorden met Guinee-Bissau stilletjes worden verlengd; graag een reactie van de staatssecretaris. 21% van elk gevangen visje wordt betaald door de Europese belastingbetaler. Dat is toch een wanverhouding, ook als je beseft dat veel vissen worden weggegooid, wat een enorme impact heeft op de schildpaddenpopulatie. Het is ook van belang dat de lokale bevolking vis als basisvoedsel heeft. Dat strijdt heel erg met elkaar. Uit het rapport blijkt dat er geen enkele aanwijzing is dat het profijt van de akkoorden is doorgesijpeld naar de lokale bevolking. Er wordt een extreme verlaging in de projecten geconstateerd, naast ondoorzichtigheid. Het centrale regime heeft een zeer dubieuze reputatie.
Wij kregen op 20 september een brief van de staatssecretaris dat de Europese Commissie eind september overeenstemming wilde bereiken. Hoe is dat precies gelopen? Wat is de stand van zaken? Mijn fractie heeft hierover een motie klaarliggen. De eerste motie verzoekt de staatssecretaris dringend, de Kamer tijdig te informeren over visserijakkoorden. De andere is een inhoudelijke motie over de voedselsituatie van kustgemeenschappen en verzoekt om een verbod op industriële schepen op het continentale plat van Guinee-Bissau om zo niet te concurreren met de lokale voedselvoorziening. In het kader van non-discriminatie zou dat ook moeten gelden voor schepen van buiten de EU, want zo wordt de lokale voedselzekerheid beschermd.
Op het punt van de mensenrechtenclausule is wel een stap vooruit gezet, maar hoe werkzaam is die in de praktijk? Welke overtredingen zijn relevant voor opschorting of andere stappen? Wie besluit of de mensenrechtenclausule wordt overschreden en in welke procedure? Waar kunnen vissers die letterlijk achter het net vissen straks hun recht halen als blijkt dat zij van hun broodwinning zijn beroofd zonder enige vorm van compensatie? Bestaat hiervoor een klachtenprocedure? Hoe wordt gemonitord of de visstand achteruit- of vooruitgaat? Hoe wordt gecontroleerd of de schepen zich ter plekke aan de lokale en internationale regels houden alsmede aan de Europese afspraken?
Ik kom te spreken over het veetransport in Europa. Kan de SP-fractie ervan uitgaan dat de staatssecretaris in Brussel gaat pleiten voor een verbod op transport langer dan 500 km of acht uur en niet slechts voor een substantiële afname? De door de Kamer aangenomen SP-motie gaat uit van een resultaatverplichting voor Nederland en niet van een inspanningsverplichting voor Europa. Van iets verder terug dateert de prachtige motie-Van Velzen inzake het limiteren van de Europese inzet op acht uur.
Andere fracties hebben reeds gesproken over het legbatterijverbod. Mag ik ervan uitgaan dat de staatssecretaris zich als een ijzeren Henkie teweer stelt tegen andere lidstaten die druk uitoefenen om het legbatterijverbod uit te stellen? Zal hij aandringen op ingebrekestellingprocedures? Hoe staat de staatssecretaris tegenover de optie die Eurocommissaris Dalli opperde dat lidstaten die niet voldoen aan de deadline, de eieren slechts voor industriële productie in eigen land mogen gebruiken? Kunnen deze producten waarin legbatterijeieren zijn verwerkt, dan alsnog op de Nederlandse markt verschijnen? Zo nee, hoe is de invoering en controle? Zo ja, welke import- of verkoopbeperking overweegt de staatssecretaris om dit te voorkomen? Zal de staatssecretaris de Kamer terstond op de hoogte brengen van de ontwikkelingen in Europa op dit vlak? Uiteraard verwacht ik een inzet volgens de door de Kamer aangenomen motie om de mogelijkheden tot een importverbod te bespreken in de Europese Unie.
Inzake de inzet op het verbod van lokvlotten wegens schadelijke bijvangsten en ten aanzien van het fiche meerjarenplan Baltisch zalmbestand lijkt het mij zaak, de bestanden zo snel mogelijk op maximum sustainable yield-niveau te krijgen.
Tot slot vraag ik de staatssecretaris om het genetisch vervuilen van wilde vis met kweekvis zeer serieus te nemen. Mijn fractie dringt aan op snelle maatregelen.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
De voorzitter: Voordat ik de staatssecretaris het woord geef, doe ik de volgende mededeling. Vandaag om 12.45 uur vindt het VAO LNV-raad van september plaats. Wij hebben besloten om daarna – en dat ook afgestemd met de griffie in de plenaire zaal – meteen door te gaan met het VAO van dit AO, zodat wij het allemaal mooi gebundeld kunnen doen.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik verdeel mijn beantwoording in zes blokken: 1. het gemeenschappelijk landbouwbeleid; 2. de tuinbouw en EHEC; 3. dierenwelzijn; 4. de orka; 5. de visserij; 6. overig. Onder «overig» valt slechts één onderwerp: de btw op fokpaarden.
Ik begin met het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij zijn inderdaad in afwachting van de presentatie van de voorstellen van Eurocommissaris Ciolos. Dat is het begin van een proces van een tot twee jaar waarin de raad van landbouwministers, de Europese Commissie en het Europees Parlement met elkaar verder spreken over de voorstellen, de aanpassing ervan en meer van dat soort dingen. Wat nu komt, is dus heel belangrijk, maar het proces dat daarna komt en de vele onderhandelingen die daarna erover zullen worden gevoerd, bepalen uiteindelijk het resultaat voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de komende zeven jaar.
De kabinetsinzet is in november geformuleerd. Daarover is twee tot drie keer met de Kamer gesproken. Wij zullen zo spoedig mogelijk na de presentatie van de voorstellen met een nadere reactie komen. De Kamer kan ervan opaan dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet totdat deze reactie is gestuurd. Ik denk dat er zelfs het komende jaar nog geen onomkeerbare stappen door wie dan ook worden gezet, want zo veel tijd hebben wij daarvoor wel nodig met elkaar.
Ik heb met heel veel belangstelling kennisgenomen van de notitie van GroenLinks, die een aantal interessante aanknopingspunten bevat, ook met het kabinetsstandpunt. Wij zullen die verder in de discussie betrekken. Een belangrijk verschilpunt is wel dat GroenLinks in beginsel uitgaat van een fors lager budget vanuit Europa. Dat vinden wij een minder sterk punt; laat ik het zo formuleren. Wij komen er later nog wel over te spreken. Overigens zitten er een paar goede punten in. Ik ben het met mevrouw Snijder, mevrouw Jacobi en de heer Grashoff eens dat wij geen situatie moeten hebben waarin wij aan vergroening doen die niets voorstelt of die leidt tot een oneerlijk speelveld. Het moet wel echt wat betekenen. Dat betekent waarschijnlijk, zoals mevrouw Snijder aangaf, dat je wat ruimte moet hebben voor landspecifieke top-ups. Dat zullen wij de komende tijd allemaal betrekken bij de onderhandelingen.
De heer Koopmans heeft gerefereerd aan een motie over promotie van de landbouwproductie. Het standpunt daarover zal onderdeel uitmaken van de Nederlandse inzet op dit terrein.
De heer Grashoff heeft gesproken over de versterking van de positie van de primaire producent. Dat zien wij als een onderdeel van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid. Wij moeten wel naar creatieve oplossingen zoeken. Het kabinet ziet mogelijkheden noch voorstellen inzake het wezenlijk openbreken van mededingingsregels. Ik denk dat dat niet de route is die wij moeten bewandelen. Wij moeten binnen de ruimte die de mededinging biedt, proberen om de positie van producenten te versterken. Wij komen er later nog over te spreken.
Mevrouw Snijder heeft gezegd dat Frankrijk en Spanje willen gebruikmaken van de mogelijkheden binnen het GBL om extra dingen te doen voor de tuinbouw. Zij noemde bedragen, maar die bedragen ken ik niet. Zoals bekend is het systeem van telersverenigingen in Nederland en België groot en elders veel kleiner. Langs die lijn heeft ook de financiering in het kader van de EHEC-problematiek plaatsgevonden. Dat is in een aantal andere landen niet het geval. Ik heb begrepen dat Frankrijk en Spanje binnen het GLB, voor een deel met gebruikmaking van tweedepijlermiddelen, hun sector van ondersteuning hebben voorzien. Nederland doet dat ook, zij het op een andere manier.
De heer Koopmans heeft gevraagd naar de brief over de tuinbouw na de EHEC-crisis. De brief gaat inderdaad over de kortetermijnsituatie. In overleg met de sector zullen wij een langetermijnvisie, een ontwikkelingsschets voor de tuinbouw presenteren die wij begin volgend jaar – veel eerder kan dat niet – aan de Kamer kunnen aanbieden. In die ontwikkelingsschets moet enerzijds lering worden getrokken uit de crisis – de kwetsbaarheden die in de crisis zijn gebleken – en anderzijds behoorlijk vooruit worden gekeken. Daarnaast moet de schets in samenspraak met de sector tot stand komen. De schets kan dus in de eerste helft van het volgende jaar worden gepresenteerd.
Dan het punt van de minstbedeelden. De regering ziet het programma waarover wordt gesproken, als sociaal beleid en niet als landbouwbeleid. Je moet niet via het landbouwbeleid of via een andere route sociaal beleid tot een Europees domein maken. Er is nu inderdaad een blokkerende minderheid waarvan Nederland deel uitmaakt. Ik ben mij ervan bewust dat de betekenis van het minstbedeeldenprogramma voor met name zuidelijke lidstaten zoals Italië en Frankrijk veel groter is dan voor ons. Er zijn bewegingen gaande op het niveau van de ministers van de lidstaten om toch nog tot een compromis voor de korte termijn te komen. Ik heb mij tot nu toe op het standpunt gesteld dat dit niet op Europees niveau thuishoort. Het is ook een principiële zaak: wat moet er op Europees niveau en wat niet? Wij houden vast aan onze stellingname, hoewel ik zie dat men ook in de Kamer en binnen de fracties worstelt met het dilemma of wij zo strak moeten vasthouden aan het principe dat het geen Europese taak is. Het betekent in sociaal opzicht wel iets, met name voor landen zoals Italië, Frankrijk en Spanje. Moet je dat dan per definitie uitsluiten? Wij willen graag zuiver in de leer blijven en het zien als een nationale zaak. Sociaal beleid = nationaal.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is natuurlijk heel raar. Er was een blokkerende minderheid. Nu ligt er een nieuw voorstel om zelfs over te gaan van cofinanciering – dus dat een deel door de lidstaat zelf wordt bekostigd – naar een volledige financiering uit het EU-budget. Blijft de blokkerende minderheid bestaan? Dat weet ik niet, maar de staatssecretaris horende ga ik daar maar even van uit. Als er een blokkerende minderheid is, gaat het voorstel volgens mij niet door. Dan moeten er andere stappen worden gezet. Kan er dan geen compromis worden gevonden om het in ieder geval buiten het GLB te brengen? Dat zou op zich al een punt zijn. Je kunt het erover eens zijn dat het geen taak voor Europa is, maar dan hoort het zeker niet thuis binnen het landbouwbeleid. Dat zijn volgens mij nog weer twee aparte dingen. Denkt de staatssecretaris ook mee om tot een voorstel aan de andere blokkerende lidstaten te komen en te kijken welke stappen er kunnen worden gezet?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb een vraag die hierbij aansluit. De deur wordt volgens mij nog steeds opengehouden voor een uitzondering na 2013. Mijn invalshoek is dezelfde als die van mevrouw Snijder. Wat wordt nu precies de route die wij gaan bewandelen? Ik vind dat wij moeten vasthouden aan de lijn die is neergezet. Het hoort bij sociaal beleid, dus van de lidstaat zelf, en dan moet je niet gaan schuiven.
Staatssecretaris Bleker: Zo is het. Mevrouw Snijder heeft gezegd dat het mogelijk niet uit het landbouwbudget wordt betaald maar wel uit het Europese budget. Het bezwaar blijft dan dat iets wat eigenlijk niet thuishoort op Europees niveau, wel op Europees niveau wordt gebracht. De heer Grashoff heeft gevraagd of een soort overgangssystematiek kan worden bedacht. Nogmaals, ik vind dat wij niet aan zet zijn op dit terrein. De Nederlandse regering heeft een duidelijk standpunt. Dit hoort noch binnen het landbouwbudget noch overigens binnen de Europese Unie gefaciliteerd te worden. Nederland maakt, met Duitsland en een aantal andere landen, deel uit van een blokkerende minderheid. Ik heb alleen gezegd dat er bewegingen gaande zijn, met name geïnitieerd door de zuidelijke lidstaten, om tot een compromis te komen dat voor de blokkerende lidstaten voor de korte termijn acceptabel zou kunnen zijn, misschien een soort overgangs- of afbouwregeling. Tot nu toe stel ik mij op het standpunt dat ik steeds heb verwoord: het hoort er niet. Klaar.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het gaat mij erom welke stappen Nederland zet. Je kunt het ook van de andere kant bekijken. Nu laat de staatssecretaris het over aan de zuidelijke lidstaten en waar zij eventueel mee komen. Gaat ook de blokkerende minderheid met iets komen om te kijken of men eruit kan komen en om het uit te faseren? Ik proef dat dit niet aan de orde is, dus dat er wordt gezegd «niets, nee, njet, dat is het». Dat zou ik jammer vinden.
Staatssecretaris Bleker: Er heeft ons tot nu toe niets bereikt aan voorstellen, alternatieven of compromissen. Wij zeggen nee. Er is een geweldige druk vanuit de zuidelijke lidstaten om wel iets te doen. Natuurlijk kijken wij ernaar als men met iets komt. Er moet echter een behoorlijk wonder gebeuren, wil dat iets kunnen zijn wat aan onze uitgangspunten voldoet. Zo zie ik het. Ik heb dat wonder nog niet gezien; ik ben daar heel open over. Er zijn de afgelopen dagen contacten geweest. Ik word ook benaderd of ik bereid ben om dit of dat te doen. Ik handel geheel in de lijn van de Nederlandse regering en de Kamer door te zeggen dat wij die stappen niet kunnen zetten.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het lijkt mij goed om dit even af te concluderen. Ik concludeer dat als de blokkerende minderheid blijft, dit wegvalt. Naar mijn gevoel is het dan gewoon over en uit. Dat willen wij ook. Ik was er niet helemaal zeker van of de blokkerende minderheid zou blijven.
Staatssecretaris Bleker: Dat weet ik ook niet, want ik weet niet wat er vandaag in Duitsland of in andere lidstaten aan beweging plaatsvindt. Wij hebben een heldere lijn en dat is het.
De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Het Europees Parlement heeft voorgesteld om de begroting voor 2012 te verhogen met 250 mln. Zoals bekend is het kabinet geen voorstander van een groei van het budget in 2012. Vanuit dat uitgangspunt kunnen wij niet ja zeggen tegen de Europese Commissie als zij het budget met 250 mln. wil verhogen. Als het al aan de orde komt, zou het wat Nederland betreft binnen de landbouwbegroting 2012 via herprioritering moeten worden geregeld. Er is inmiddels 220 mln. aan ruimte gevonden voor de EHEC-problematiek in de begroting voor 2011. Voor 2012 wordt nu 250 mln. voorgesteld. Dat staat in ieder geval op gespannen voet met de algemene lijn van het Nederlandse kabinet om budgetverhogingen en extra druk op Europese begrotingen niet toe te staan. Nederland heeft op dat punt tot nu toe een vrij consistente algemene lijn getrokken. Het budgetrecht van het Europees Parlement is hier aan de orde, in samenspraak met de Commissie en de Raad. Wij moeten dus afwachten waarmee de Commissie komt. Hiermee hoop ik de vragen over EHEC te hebben afgerond.
Voorzitter. Ik kom te spreken over het dierenwelzijn. Het kabinet heeft de Kamer een brief gestuurd over de Nederlandse inzet. Ik begrijp dat mevrouw Ouwehand hierover veel moties zal indienen. Ik wacht die rustig af. Ik vind het een inzet die past bij de discussie die wij met de Kamer hebben gevoerd. Ik wacht de moties op dat punt dus af.
Inzake het legbatterijverbod is ons standpunt niet anders dan eerder. Afspraak is afspraak; uitvoeren en handhaven. Tien lidstaten, waaronder Nederland, hebben de Commissie per brief opgeroepen om in de Landbouwraad van oktober te komen met informatie en plannen voor actie in relatie tot het legbatterijverbod. Daarom is het nu in de agenda van de raad opgenomen. Wij nemen het hoog op. Als de Commissie niet met goede plannen komt voor naleving van het verbod in lidstaten, doe ik mijn suggesties opnieuw: voldoende controles, een verplichte stempeling van de productencode op alle eieren op boerderijniveau, een verplichte herinspectie van bedrijven met kooihuisvesting, een exportverbod op gebruikte legbatterijen naar derde landen en een inzet op EU-eisen en equivalente voorwaarden voor eieren en eiproducten uit derde landen om marktverstoring te voorkomen. Die hele rits aan voorstellen zal ik dan herhalen. De gedachte van de heer Dalli om toe te staan dat eieren van kippen uit legbatterijen wel in eigen land mogen worden verwerkt in eiproducten, vind ik geen goed voorstel. Het gaat nu om handhaving. Je zet de deur hiermee toch op een kier. Het creëert de rare situatie dat producten afkomstig van Nederlandse eieren keurig aan alle eisen voldoen terwijl dat in bepaalde andere landen niet het geval is. Ik vind dat geen begaanbare weg, dus dat zal ik ook uitdrukken.
Ik kom te spreken over de bilaterale onderhandelingen met Oekraïne over een akkoord. Laat ik, los van het punt van het dierenwelzijn, vooropstellen dat Europa en Nederland groot belang hebben bij een akkoord met Oekraïne. Dat is echt belangrijk voor onze export. Dat is de ene kant van de zaak. Welzijnseisen moeten waar dat kan in de afspraken worden ondergebracht. Het kabinet heeft dat eerder al uitgedrukt. Ik moet wel zeggen dat de Europese Unie hierover niet eensgezind is. Zij is nogal eens bereid om in het kader van handelsakkoorden soms tijdelijk wat toe te staan of compromissen te sluiten als het gaat om welzijnseisen voor dieren. Ik ben er dus heel realistisch in. Er is een groot belang mee gemoeid dat het akkoord er komt, zowel voor Nederland als voor de positie van Oekraïne ten opzichte van Europa. De Europese Unie is niet unaniem op het punt van welzijnseisen bij dit soort akkoorden.
Inzake het dierentransport is de inzet een verbod op transport langer dan acht uur. Hiermee heb ik het blokje dierenwelzijn afgerond.
De heer Van Gerven (SP): Ik kom even terug op de legbatterijen. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat ook lokaal gebruik niet wordt toegestaan; hulde voor dat standpunt. Wat zijn echter de sanctiemogelijkheden? Ik heb begrepen dat er uiteindelijk een ingebrekestelling kan komen. Wat moeten wij ons daarbij voorstellen? Hoe effectief is dat middel?
Dan nog een vraag over de handel met Oekraïne. De Kamer heeft een motie aangenomen inzake een importverbod van legbatterijen naar Europa. Ik meen te constateren dat dit strijdig is met het standpunt dat de staatssecretaris hier verwoordt.
Staatssecretaris Bleker: De procedure is als volgt. Nederland zal bij de Commissie aandringen op handhaving. Dat kan uiteindelijk leiden tot een ingebrekestelling jegens landen die het legbatterijverbod niet uitvoeren. Uiteindelijk kan dat via het Hof leiden tot sancties. Dat is de route. Wat het importverbod betreft, heb ik de vraag niet helemaal begrepen. Doelde de heer Van Gerven op het uitvaardigen van een importverbod door Nederland?
De heer Van Gerven (SP): Ter verduidelijking: de Kamer heeft een motie aangenomen om de mogelijkheden te onderzoeken om in Europees verband te komen tot een importverbod van legbatterijeieren, bijvoorbeeld uit Amerika, Argentinië of Oekraïne. De motie is unaniem of bijna unaniem aangenomen. Dat is strijdig met het signaal dat ik proef in de discussie met en over Oekraïne.
Staatssecretaris Bleker: Dat klopt. Ik heb bij de behandeling van de motie aangegeven dat ik de mogelijkheden tot een dergelijk importverbod laag inschat. Er is gevraagd om een onderzoek. De Kamer krijgt de uitkomsten van dat onderzoek.
De voorzitter: Wanneer?
Staatssecretaris Bleker: Destijds is toegezegd dat dit voor 1 november zou zijn.
De heer Van Gerven (SP): De ingebrekestelling kan dus uiteindelijk leiden tot sancties. Hoe hoog zijn die boetes? Zijn ze substantieel? Is de inzet van de staatssecretaris in de discussie rondom Oekraïne en de handelsverdragen dat de welzijnsnormen het uitgangspunt moeten zijn, ook uit het oogpunt van gelijke concurrentieverhoudingen tussen Europese landen en niet-Europese landen?
Staatssecretaris Bleker: Dat laatste is wel het vertrekpunt. De vraag over de boetes kan ik echt niet beantwoorden. Het zou nieuw zijn als het gebeurde op het specifieke domein van het niet-uitvoeren van de voorschriften ten aanzien van legbatterijen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vraag de staatssecretaris om nadrukkelijk te kijken naar het Europese handelsverbod op cosmetica die is getest op dieren. Dat is eenzelfde verhaal. In 2013 moet dit in geheel Europa verboden zijn. Ook de import en handel erin zijn dan verboden. Volgens mij liggen daar wel degelijk mogelijkheden. Ook hoor ik graag van de staatssecretaris wat op dit moment zijn inschatting is op het punt van de export van afgeschreven legbatterijen naar Oekraïne. Het is natuurlijk dweilen met de kraan open als wij onze legbatterijen daarnaartoe exporteren. Ik heb al gevraagd om de mogelijkheden te bekijken om dat tegen te houden.
Ik wil de Nederlandse inzet voor het nieuwe Europese actieplan inzake dierenwelzijn inderdaad veel scherper hebben. Ik vraag mij wel af op welke termijn ik de moties moet indienen. Ik begrijp dat de Commissie in december met een plan komt. Kan de staatssecretaris zeggen of in aanloop daarnaar het punt op de agenda staat en of hij zelf kan agenderen wat het vervolg zal zijn? Dat mag eventueel schriftelijk, maar ik wil de inzet op tijd hebben bijgestuurd. Ik denk dat de staatssecretaris alleen maar blij kan zijn met deze duw in de rug.
Staatssecretaris Bleker: Ik heb toegezegd om met informatie – nader onderzoek en nadere verkenningen – te komen over het importverbod en het verbod op het exporteren van legbatterijen naar derde landen. Dat zal op vrij korte termijn, voor 1 november, gebeuren. Ik loop daar nu niet op vooruit. De samenwerking met de Partij voor de Dieren stijgt tot grote hoogte wanneer deze partij aan de staatssecretaris advies vraagt over wanneer moties in te dienen! Ik heb liever dat mevrouw Ouwehand vraagt of zij wel een motie moet indienen. Daarover kan ik sneller advies geven dan over het moment waarop. Doet u het op tijd, mevrouw Ouwehand. Als de commissaris in december met voorstellen komt, betekent dit dat deze in een van de eerste raden aan de orde komen, dus ergens in januari. Zorg er dus voor om voor de kerst met moties te komen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat begrijp ik. Ik dacht even vriendelijk te doen. Wij hoeven het misschien niet per se vandaag te doen. Ik wil dan wel zeker weten hoe het gaat lopen. Als de staatssecretaris mogelijkheden ziet om het eerder te agenderen, hoor ik dat graag nu van hem. Dan moeten wij het voor die tijd hebben geregeld. Als het pas in december gaat spelen, mag hij erop rekenen dat de Partij van de Dieren voor die tijd een aantal goede voorstellen doet ten behoeve van een scherpe Nederlandse inzet voor het welzijn van dieren in Europa.
De voorzitter: Dat was geen vraag, dus de staatssecretaris hoeft er niet op te reageren.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Een korte vraag over het importverbod. Wij verbieden nu binnen Europa de handel van lidstaat naar lidstaat. Dat vind ik ook heel logisch. De staatssecretaris zegt dat het voorstel van Dalli geen goed voorstel is omdat het de deur openzet. Binnen Europa verbieden wij dus om met legbatterijeieren – die er eigenlijk niet meer moeten zijn – te schuiven. Europa is echter wel gedwongen om deze eieren uit Oekraïne te accepteren. Ik verwacht toch van de staatssecretaris, ook naar aanleiding van de motie, dat het signaal wel doorklinkt dat wij dat niet willen.
Staatssecretaris Bleker: Dat is ook de inzet, maar mevrouw Snijder weet net zo goed als ik dat ...
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): ... gelijk hebben niet hetzelfde is als gelijk krijgen.
Staatssecretaris Bleker: Precies. Dat is het.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen over de orka Morgan. Het is een bevoegdheid van de staatssecretaris om te besluiten over deze kwestie. Ik heb een beslissing genomen op een bezwaarschrift. De rechter heeft mij gevraagd om mij meer inhoudelijk dan in het aanvankelijke besluit een oordeel te vormen of het verantwoord is om deze stap te zetten. Hij heeft gevraagd of de overwegingen, feiten en argumenten die het dolfinarium aanvoert om het dier niet terug te zetten in de zee maar naar een ander dolfinarium of dierentuin over te brengen, voldoende degelijk zijn. De Kamer heeft de brief gelezen over de behandeling van het bezwaarschrift. Het ministerie heeft echt alle moeite gedaan om zich goed te verstaan met alle betrokken deskundigen op dit onderwerp. Alle relevante onderzoeken zijn aangeleverd. Er zijn extra faciliteiten geboden om nader akoestisch onderzoek te doen, ook door de Orka Coalitie, die liever ziet dat het dier in vrijheid teruggaat. Wij hebben dat goed op ons laten inwerken.
Wij zijn uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat, hoewel het veruit mijn voorkeur had gehad om het dier gefaseerd vrij te laten in de buurt van Noorwegen – dat lijkt de meest geschikte plek – daar aanzienlijke risico's aan zitten. Het gaat dan om het risico dat het dier niet wordt opgenomen in een groep. Het is op opname in een groep aangewezen om zichzelf überhaupt van voedsel te kunnen voorzien. Je zet dan een dier dat je uit zee hebt gehaald en weer in goede conditie hebt gebracht, terug in zee met het aanzienlijk risico dat het in eenzaamheid sterft omdat het geen voedsel krijgt. Als de kans 90% was geweest dat het goed zou komen met de orka, had ik gekozen voor het geleidelijk terugzetten in de vrije zee. De kans dat het niet goed komt, is echter aanzienlijk. Ik vind het dan niet verantwoord om dat te doen. Ik vind het ook helemaal niets, orka's in bassins. Dat ben ik met iedereen eens. Hoe groot je de bassins ook maakt, het is gewoon niets voor die dieren. Zij zijn er veel te groot voor, zij zijn aangewezen op behoorlijk grote groepen en zij hebben bewegingsruimte nodig. Het is een noodoplossing. Het alternatief is dat je met een behoorlijk risico het dier in zee terugzet, namelijk het risico dat het binnen een of twee jaar in eenzaamheid aan zijn einde komt.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik ook als dierenvriend geen andere oplossing zie voor dit dier. Als je een dier dat bijna dood is uit dierenvriendoverwegingen uit de zee haalt, moet je heel goed nadenken over de vraag wat er gebeurt als het dier weer gezond wordt. Heeft het dan ook weer een kans om terug te gaan? Je moet nadenken over alle consequenties die daaruit voortvloeien. Dit is de consequentie. Wij hebben ons er bij de Spaanse autoriteiten van vergewist dat het hier gaat om een erkend dierenpark, dat overigens ook aan commerciële activiteiten mag doen. Daar is ook niets mis mee. Educatie en onderzoek staan echter voorop. Als je het park vergelijkt met andere parken in de wereld, blijkt dat er relatief ruime bassins zijn. Dat wil nog niet zeggen dat het voor het dier de beste oplossing is, maar het alternatief is dat je het dier naar zee stuurt in de wetenschap dat de kans behoorlijk is dat het 't gewoon niet redt. Je hebt een zorgplicht, want je hebt dat dier uit zee gehaald en het een jaar lang verzorgd. Je kunt dan niet zo maar zeggen: dat doen wij even, dan redt zij zich maar weer.
Mevrouw Ouwehand heeft gezegd dat het gevangenschap is. Ik vind het ook helemaal niks. Ik vind het waardeloos als deze dieren in bassins zitten; ik heb er helemaal niets mee. Het hoort niet en wij hebben het dan ook niet meer in Nederland. Het hoort eigenlijk nergens. Dit is echter een dier dat geen eerlijke kans heeft op de vrije zee.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wanneer is de beslissing definitief? Je kunt het nog hebben over de vraag naar welke wetenschapper je in dit geval luistert. Belangrijk is echter het volgende punt. Als de orka naar het park in Spanje gaat, houdt de bevoegdheid van Nederland op. Dan is hier de klap gevallen; dan keert ze nooit terug naar zee. De inzet van de staatssecretaris is echter altijd geweest dat die mogelijkheid open blijft. Wat zegt hij daarover?
Staatssecretaris Bleker: Dat is inderdaad waar. Als het dier naar Spanje gaat, valt het onder de bevoegdheden van de Spaanse autoriteiten. Als het dierenpark in Spanje er bepaalde handelingen mee wil doen, zoals verplaatsen, is men aangewezen op medewerking van de Spaanse autoriteiten. Nu is dus het moment om te bepalen of het verantwoord is om het dier gefaseerd terug te zetten in zee. Ik heb mij daar echt goed in verdiept. Ik heb met de Orka Coalitie gesproken en met de mensen van het dolfinarium. Ik ben twee uur op het dolfinarium geweest om met «beide partijen» alle pro's en contra's, onzekerheden en risico's te bespreken. Ik voel mijzelf langzaam maar zeker echt een beetje een orkaspecialist. Ik heb dat gedaan vanuit de grondhouding dat het het allerbeste is als het dier weer in de vrije zee komt. Ik ben echter tot de conclusie gekomen dat het risico te groot is dat het dier het niet redt, dat het geen eerlijke kans heeft. Wat is de verdere procedure? Er is nog beroep mogelijk bij de rechtbank ten aanzien van dit besluit. Dat is het.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben benieuwd naar de termijnen daarvoor. Ik zeg de staatssecretaris nogmaals dat dit onbevredigend is. Hij gelooft nu niet in de mogelijkheden om het dier terug te plaatsen in het wild, maar dat is nog heel wat anders dan om nu definitief te besluiten dat het nooit meer gaat gebeuren. Ik vind het, gelet op de eerdere inzet, vreemd dat de staatssecretaris niet naar een tussenmogelijkheid heeft gezocht. Als je haar zou willen overplaatsen naar Tenerife, kun je afspreken dat de inzet een terugkeer naar zee blijft. In dat geval moet het dier daar anders worden behandeld en moeten wij blijven zoeken. Waarom hoor ik daar niets over?
Staatssecretaris Bleker: Omdat ik mijn mind uiteindelijk heb opgemaakt. Als Morgan een eerlijke kans zou krijgen als zij wordt uitgezet op zee – gefaseerd en gecontroleerd in een fjord met andere dieren zoals voorgesteld door de Orka Coalitie – zou ik dat doen, maar dat is geen reële optie in dit geval. Ik heb mij daar goed in verdiept. De kans dat het goed gaat, is mij te klein. De kans dat het fout gaat, is te groot. De kans dat het fout gaat, wordt niet kleiner als wij wachten, maar juist groter. Naarmate het dier langer in mensenhanden, in een gecontroleerde situatie leeft, wordt de mogelijkheid om terug te keren alleen maar kleiner. Het risico dat het fout gaat, wordt dus slechts groter als je langer wacht. Het dier is drie, vier jaar oud. Het is een jaar lang buiten de normale natuurlijke situatie geweest. Het is in mensenhanden geweest. Het is überhaupt onzeker of het dier zichzelf van voedsel heeft kunnen voorzien, gelet op de leeftijd. Ook daarover bestaat onzekerheid. Een groot deel van haar jonge leven, de periode waarin socialisatie plaatsvindt, heeft zij in mensenhanden doorgebracht. Als je er langer mee wacht, wordt het alleen maar moeilijker. Ik kan het echt niet anders maken. Ik had vurig gehoopt op een overtuigend verhaal zodat wij het hadden kunnen uitzetten. Ik zeg tot mevrouw Ouwehand dat de oplossing niet second-best is; het is gewoon een noodoplossing.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daarover zal dan een motie komen. Mijn vraag aan de staatssecretaris, waarop hij niet nu hoeft te antwoorden, is wat hij hier nu van leert voor volgende situaties waarin er een groot wild zeezoogdier wordt aangetroffen. Vanaf het begin heeft de Partij voor de Dieren zich zorgen gemaakt over de vraag of dit dier haar leven zou moeten slijten in de entertainmentindustrie. Ik krijg graag een mooie, beschouwende brief van de staatssecretaris over hoe wij dit in de toekomst gaan doen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Wat de staatssecretaris inbrengt, klinkt mij heel plausibel in de oren. Ik wil mevrouw Ouwehand er iets over vragen, maar ik geloof dat dat nu niet mag.
De voorzitter: In uw tweede termijn kunt u mevrouw Ouwehand een vraag stellen, mevrouw Jacobi.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Oké. Dan vraag ik de staatssecretaris om nogmaals – of wellicht op een andere wijze – uit te leggen wat er gebeurt als de wens van mevrouw Ouwehand wordt ingewilligd. Ik wil een goed beeld krijgen van waar ik voor kies.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand vraagt dus om een visiebrief over hoe je omgaat met beesten die je in het wild aantreft en wat gevangenschap voor de verdere toekomst van zo'n beest kan betekenen.
Staatssecretaris Bleker: Dat is ook een dilemma. Je moet je zo verrekt goed bewust zijn van wat je doet met een dier dat alleen in het wild kan leven en dat je wilt redden uit bijna humane overwegingen, want het ligt gewond en uitgeput op een van onze mooie platen in de Waddenzee. Wat doe je dan? Je kunt dan je mensenhart volgen en het gaan redden. Je moet dan wel goed nadenken wat het perspectief is. Dat moet iedereen doen die met dieren omgaat. Als een van mijn liefste en mooiste merries een been breekt, kan ik enerzijds zeggen: laat ik het proberen, proberen en proberen. Anderzijds weet ik dat het een lijdensweg wordt. Dan moet ik een andere beslissing nemen. Dat is soms moeilijk, maar het is barmhartiger en natuurlijk dan te doen alsof je een gewond mens op die plaat in de Waddenzee hebt gevonden. Soms zijn wij niet in staat om het dier te beschouwen als een dier en dan gaan onze emoties met ons aan de haal. Dat is lastig. Een ding is zeker: het dier is ontzettend goed verzorgd. Ik heb het gezien toen het in slechte conditie was. Het is 700 kg aangekomen. Het blaakt van gezondheid. Ik neem mijn petje af voor de mensen in het dolfinarium. Er werken daar ook veel vrijwilligers, voor wie ik ook mijn petje afneem. Voor hen is het ook niets. Ook zij zeggen dat het dier daar te klein zit. Dat zie je ook, dus het moet er nu ook weg. Het moet naar een grotere plek waar het stap voor stap weer een beetje contact met soortgenoten krijgt, niet zoals in het wild maar in deze situatie. Langzaam maar zeker kom je in zo'n proces terecht. Ik hoopte dat de fractie van Partij van de Dieren in dit geval tegen mij zou kunnen zeggen dat zij het ook niets vindt maar dat het niet anders kan. Dat had ik gehoopt en ik hoop er nog steeds op.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand is door haar interrupties heen, dus ik vat het nog even samen. Haar vraag was om het dilemma dat u nu in een aantal woorden heeft geschetst, nog eens op papier te zetten omdat het zich naar haar inschatting mogelijk vaker zal voordoen.
Staatssecretaris Bleker: De voorzitter fluistert mij toe dat het een mooie uitdaging is, dus dat doe ik.
De voorzitter: Wanneer krijgen wij deze brief?
Staatssecretaris Bleker: In januari.
Voorzitter. Ik kom bij de visserij, te beginnen met Noorwegen. De heer Houwers heeft gevraagd naar de belangen die daar spelen. De belangrijkste bestanden voor Nederland zijn in dit kader schol, haring en kabeljauw. Voor de schol ziet het er zoals bekend redelijk gunstig uit. De scholstand gaat met 15% omhoog. De haringstand staat er ook goed voor en zit in de plus. De kabeljauwstand is nog steeds slecht. Het herstelplan heeft onvoldoende gewerkt. De bedoeling is dat er in het akkoord met Noorwegen een nieuw integraal plan komt voor het herstel van de kabeljauw dat beter aansluit op de manier van visserij in de Noordelijke Noordzee.
De heer Houwers heeft ook gevraagd naar de zeepaarden. Staatssecretaris Atsma is zich aan het beraden hoe te handhaven. Ik heb de Kamer eerder gemeld dat wij daar een kleine omissie hebben, namelijk dat de wetgever nog niet zo lang geleden een wijziging in de wet heeft aangebracht waardoor er een minder sterke grondslag is om op te treden. Wij zullen dit waarschijnlijk via bestuursdwang moeten doen. Staatssecretaris Atsma zal de Kamer hierover nader informeren.
De heer Houwers (VVD): Kan de staatssecretaris iets zeggen over een termijn? Het speelt nu echt al een aantal maanden. De geloofwaardigheid, ook ten opzichte van de vissers, komt naar mijn mening wat in het geding.
Staatssecretaris Bleker: Voor 1 december is er duidelijkheid over.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen over de verlenging van het huidige protocol voor Guinee-Bissau. De Commissie stelt voor om het huidige visserijprotocol ongewijzigd, maar met een toevoeging inzake de mensenrechtenclausule, met een jaar te verlengen. Dat is overeenkomstig het mandaat van de Raad. Omdat het binnen ons mandaat ligt – daarover hebben wij eerder gesproken – ben ik voornemens om daarmee in te stemmen. Dat schept ook tijd voor de onderhandelingen over een nieuw protocol. De punten die de heer Van Gerven heeft benoemd, namelijk de impact op met name de lokale visserij, zullen daarbij in het bijzonder aandacht krijgen.
De heer Van Gerven heeft gevraagd naar het beheerplan voor de zalm in de Oostzee. Dat plan moet helpen om het bestand binnen biologisch veilige grenzen te krijgen. Daarvoor moet nog het een en ander gebeuren. Niet alleen de visserij moet worden beheerst, er is ook een aanpak voor de rivieren nodig. Ook is er een relatie met de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Deze ambities sluiten aan bij de inzet om het gemeenschappelijk visserijbeleid ook regionaal aan te pakken. De lidstaten krijgen daarmee zelf een mandaat om maatregelen te nemen op de rivieren.
De lokvlotten worden niet alleen gebruikt binnen de industriële visserij maar ook bij de lokale, kleinschalige visserij. De kleine vissers zijn dus niet altijd beter dan de grote jongens. Ook zij maken gebruik van de lokvlotten. Een algemeen verbod gaat mij te ver. Het is beter om ons te richten op beperkingen ten aanzien van het gebruik, bijvoorbeeld binnen bepaalde gebieden en perioden, en op het verder verduurzamen van de visserijtechniek. Dat is onze inzet. Ik vind het van belang dat in Europees verband wordt bezien of alternatieve technieken, zoals meer selectieve lokvlotten, kunnen worden gesubsidieerd uit het Europees Visserijfonds.
Wat de mensenrechtenclausule betreft, is er op dit moment geen klachtenprocedure. Nederland spreekt de Commissie aan op een goede invulling en handhaving van de akkoorden, ook waar het gaat om mensenrechten. Mijn standpunt is dat bij geen goede implementatie een verlenging van akkoorden of nieuwe akkoorden niet aan de orde zijn. Wij moeten daar heel scherp op blijven; dit moet wel goed zijn.
De heer Van Gerven (SP): Ik kom nog even terug op de lokvlotten. Waarom is de staatssecretaris niet voor een volledig verbod op lokvlotten? Ik begrijp dat er af en toe ook een haai aan de haak wordt geslagen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat het gebruik ervan moet worden teruggedrongen, met name in de industriële visserij. Wel moet je ruimte bieden aan de sector, zowel aan de grote vissers als aan de kleine vissers, om alternatieven en innovatieve methoden te bedenken om het desbetreffende effect te bereiken. Dat is mijn standpunt.
De heer Van Gerven (SP): Dat begrijp ik, want dat heeft de staatssecretaris al eerder gezegd. Het probleem is echter tamelijk hardnekkig. Soms kan een verbod de innovatie stimuleren. Ik vraag de staatssecretaris dus toch om op dit punt een tandje bij te schakelen.
Staatssecretaris Bleker: Ik begrijp het, maar volgens mij vallen wij in herhaling als ik ga argumenteren.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik weet niet of de staatssecretaris er nog op terugkomt, maar ik heb twee dingen gevraagd over de akkoorden.
De voorzitter: De staatssecretaris komt daar nu over te spreken.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik vind de beantwoording een beetje rommelig, maar als het komt dan ben ik blij.
Staatssecretaris Bleker: Ja, het is absoluut rommelig maar het komt wel! De maximale inzet is erop gericht, zo zeg ik in reactie op mevrouw Jacobi, om de Kamer tijdig te informeren over nieuwe akkoorden of aanpassing van akkoorden als het gaat om bijvoorbeeld Guinee-Bissau. Ik zeg toe, de Kamer voor 1 november een overzicht van de akkoorden en de aflooptermijnen hiervan te geven, zodat zij weet wanneer een akkoord of een eventuele verlenging ervan aan de orde is.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Het is heel belangrijk om deze akkoorden vroegtijdig aan de orde te stellen. Ook zie ik de visie daarop in Europa, vanuit de lidstaat Nederland, graag meer gestalte krijgen. Daarnaast heb ik gevraagd om een onderzoek naar de sociaaleconomische effecten op deze gebieden, zodat wij met gefundeerde gegevens een goed inzicht kunnen krijgen. Die inzet hoort eigenlijk ook bij het vroegtijdig bespreken. Als wij daarover sterk van mening blijven verschillen, heeft het namelijk niet zoveel zin.
Staatssecretaris Bleker: Volgens mij verschillen wij hierover niet van mening. De Kamer krijgt een brief met de looptijden van de akkoorden en de momenten waarop er opnieuw over wordt gesproken. In die brief zal een formulering staan van de punten die wat ons betreft vooral van belang zijn om in de akkoorden te verwerken. Daartoe behoren de effecten op de lokale visstand, de effecten op de lokale visserij, de sociaaleconomische effecten en dat soort dingen meer. De punten die het kabinet van belang vindt bij de akkoorden worden dus keurig geformuleerd in de brief.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dan ga ik de discussie aan over de termijn. Het kan echt niet zoals dit mandaat nu is voorgelegd. Kunnen wij deze zaken misschien een kwartaal of vier maanden van tevoren aan de orde stellen?
Staatssecretaris Bleker: Laten wij het zo doen. De Kamer krijgt een brief met de looptijden van de akkoorden en de momenten waarop de onderhandelingen vanuit de Europese Commissie worden gevoerd over verlenging of vernieuwing van de akkoorden. Ook de belangrijke punten voor het kabinet bij verlenging of vernieuwing van de akkoorden zullen in de brief worden aangegeven. Op basis van die brief kunnen wij afspreken wanneer de Kamer er met ons over spreekt.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb de brief liever voor 27 oktober in plaats van voor 1 november. Wij hebben dan namelijk een groot gemeenschappelijk visserijoverleg.
De voorzitter: Kan de staatssecretaris dat toezeggen?
Staatssecretaris Bleker: Ja. Voor die vier dagen trekken wij de verloven in.
De voorzitter: Dat is dan toegezegd. Wij krijgen de brief dan het liefste uiterlijk de dag ervoor en niet op de dag zelf, zodat wij er nog even goed naar kunnen kijken.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De heer Houwers heeft gevraagd naar de visstandbeheercommissies. Er is goede voortgang geboekt maar een aantal punten moet worden aangescherpt, onder andere zaken die betrekking hebben op de inzet van de waterbeheerders. Binnen twee weken krijgen de visstandbeheercommissies een brief, waarin onder andere staat dat nog één jaar wordt gegeven om de beheersplannen aan te passen aan opmerkingen van de waterbeheerders. Dat is de stand van zaken.
Dan het btw-tarief op fokkerijpaarden. De Kamer zal hierover een aparte brief ontvangen, want ik vind dit een belangrijk onderwerp, dat financiële en fiscale aspecten heeft. Ik begrijp van de vragenstellers dat dit punt al langer speelt.
De voorzitter: Wanneer krijgen wij deze brief?
Staatssecretaris Bleker: De brief krijgt de Kamer voor 1 januari.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Partij voor de Dieren heeft een wetsvoorstel van de hamerstukkenlijst gehaald dat gaat over het btw-tarief op paarden. Als wij het binnenkort in de Kamer behandelen terwijl er in januari een brief komt, lijkt mij dat een beetje mosterd na de maaltijd.
Staatssecretaris Bleker: De Kamer zal de brief tijdig krijgen om de inhoud ervan te kunnen betrekken bij datgene waarover mevrouw Ouwehand spreekt.
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de oormerken. Zoals bekend ligt er een voorstel van de Europese Commissie tot aanpassing van de regelgeving I+R voor runderen om toepassing van elektronische identificatie mogelijk te maken. In plaats van verplichte identificatie door twee oormerken wordt dan gesproken van twee verplichte identificatiemiddelen. Dit biedt in de toekomst mogelijkheden om te kiezen voor andere identificatiemethoden dan oormerken. Wel is nog onzeker of hierbij ruimte kan worden gecreëerd om een rund geheel zonder oormerk te identificeren. Ik zal mij zeker krachtig inzetten voor andere identificatiemiddelen die ruimte bieden voor gewetensbezwaarden. Dat heb ik al eerder gezegd en dat blijft ook zo.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Deze kwestie is vaker aan de orde geweest omdat er rechtszaken over liepen. Nu is het fiche nr. 5 aan de orde. Ik hoor graag hoe wij dit traject gaan doorlopen. De inzet moet erop zijn gericht om dit alternatief binnen te fietsen. De woorden van de staatssecretaris vind ik net niet hard genoeg. Ik zie dus graag een traject op papier tegemoet.
Staatssecretaris Bleker: Over de inzet bestaat geen enkele twijfel. Dat betekent dat wij nu volgens de reguliere EU-lijn, dus via ambtelijk en politiek overleg met andere lidstaten, proberen om dit voor elkaar te krijgen. Succes is niet verzekerd, maar de inzet is gegarandeerd.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Op welke termijn gebeurt dit?
Staatssecretaris Bleker: Het komt waarschijnlijk aan de orde in de raad van december of in die van januari.
De voorzitter: Voordat wij beginnen aan de tweede termijn, zet ik de toezeggingen op een rijtje die de staatssecretaris in eerste termijn heeft gedaan.
De staatssecretaris zal in de eerste helft van 2012 de langetermijnvisie op de situatie in de glastuinbouw naar de Kamer sturen.
De staatssecretaris zal de Kamer voor 1 november informeren over de mogelijkheden van het Europees importverbod op legbatterijen.
In januari 2012 zal de staatssecretaris een brief aan de Kamer sturen met zijn visie op het redden van wilde dieren en de consequenties hiervan voor het welzijn van deze dieren op lange termijn.
De staatssecretaris heeft namens de regering herbevestigd dat staatssecretaris Atsma van I&M voor 1 december een brief aan de Kamer zal sturen over de situatie met zeepaarden en Greenpeace.
De staatssecretaris zal de Kamer voor 27 oktober een overzicht sturen van alle visserijakkoorden en de bijbehorende aflooptermijnen. In deze brief zal hij aangeven welke punten hij hierbij van belang vindt.
De staatssecretaris zal de Kamer een brief sturen over het btw-tarief voor fokpaarden die op tijd zal zijn voor de behandeling van het wetsvoorstel waarover mevrouw Ouwehand sprak.
De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Over het GLB komen wij later uitvoerig te spreken. Het valt mij op in de beantwoording van de staatssecretaris dat hij de mededingingsregels al aan het begin buiten deze discussie plaatst. Dat staat ten minste op gespannen voet met de mogelijkheden binnen de mededingingsregels om daadwerkelijk iets van marktmacht te versterken. Ik daag de staatssecretaris uit om met een zeer goede onderbouwing te komen van de mogelijkheden die er binnen de mededingingsregels zouden zijn en daarvan ten minste de grenzen op te zoeken. Ik geef hem mee dat het bizar is dat zeer grote inkooporganisaties niet als marktverstorend worden gezien binnen het mededingingsrecht maar een goed georganiseerde primaire productiesector blijkbaar wel. Dat gaat er bij mij niet in. Ik vind dus dat wij ook op dat punt een tandje moeten bijzetten en echt de discussie moeten voeren over hoe wij op een faire manier omgaan met mededingingsregels op dit vlak.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de oproep van de heer Grashoff. Daarover zijn ook moties ingediend en aangenomen.
Wij komen nog te spreken over het GLB, maar straks krijgen wij wat uit Europa en dan gaat de staatssecretaris ook reageren. Ik geef de staatssecretaris de signalen mee die ik heb gekregen over een mogelijk verplichte vruchtwisseling. Ik hoop dat hij dat ook niet wil. Ik mis ook de voedselzekerheid en de voedselproductie als leidende inzet. Dat is groen en groei.
Ik ben ook heel benieuwd of het signaal juist is dat Nederland bij de herverdeling slecht weg zal komen. Ik hoop dat de staatssecretaris zich hiertegen met hand en tand zal verzetten.
De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik heb een vraag aan mevrouw Ouwehand, want politiek is kiezen. Ik proef bij haar de emotie rond Morgan. Wij krijgen een brief. Als je haar redenering strak volgt, kun je zeggen: je moet helemaal niets doen met zo'n orka, want dan doet de natuur haar werk. Dat is natuurlijk ook een oplossing. Ik vraag mevrouw Ouwehand hoe zij tegenover de stelling staat dat je je tijd beter kunt besteden aan het maken van betere regels voor andere dieren en aan het op andere manieren nuttig bezig zijn voor dierenwelzijn, dan aan het blijven richten van alle aandacht op een wellicht onhaalbare zaak.
De voorzitter: Het is eigenlijk gebruikelijk dat u mevrouw Ouwehand vragen stelt in haar termijn, mijnheer Houwers. Ik geef haar echter gelegenheid om hierop te reageren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben eigenlijk wel een beetje benieuwd op welke regels de VVD-fractie doelt. De nieuwe Natuurwet bijvoorbeeld, dus dat wij op steeds meer dieren mogen schieten? Ik vind het een beetje een gekke vraag, maar ik zal er het volgende op zeggen. Als je van tevoren weet dat er voor een dier geen geschikte opvangmogelijkheden zijn, behalve in parken waar het vermaak van het publiek centraal staat, moet je je achter de oren krabben als je zo'n dier in de Waddenzee aantreft. Wellicht moet je ter plekke kijken of je, binnen de habitat waar het dier is, iets kan doen. Als dat niet kan, moet je van tevoren weten wat de toekomstperspectieven zijn. In het desbetreffende park – zo zeg ik ook tot de staatssecretaris – is de levensverwachting van orka's namelijk ook niet buitengewoon goed. Ik ben dus blij dat de staatssecretaris zegt dat hij het helemaal niets vindt, maar ik zou graag zien dat hij dan ook daarnaar handelt.
De heer Houwers (VVD): Mag ik dan de conclusie trekken dat mevrouw Ouwehand in dat geval de orka dus liever zou willen laten sterven?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vind dat je moet kijken naar reële toekomstperspectieven voor het dier, waarbij je alles in ogenschouw moet nemen. De staatssecretaris zegt terecht dat een leven in een attractiepark geen leven is voor een orka. Als je van tevoren weet dat het dat wordt, moet je misschien een andere beslissing nemen. Toen de orka in de Waddenzee werd aangetroffen, is wat mij betreft niet goed nagedacht over wat dit kon betekenen. Evenmin zijn de verschillende manieren bekeken waarop je het dier had kunnen helpen. Dat had niet per se optakelen en afvoeren naar het dolfinarium hoeven te zijn. Het had ook hulp ter plaatse, in de Waddenzee zelf, kunnen zijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik had de vraag van de heer Houwers ook willen stellen. Ik vond het antwoord boeiend.
Wat de visserijakkoorden betreft, heb ik geen toezegging gekregen dat er effectonderzoek zal worden gedaan naar de sociaaleconomische positie van de kleine vissers langs de West-Afrikaanse kust en op de eilanden in de Stille Zuidzee.
Over het gemeenschappelijk landbouwbeleid is de discussie nog volop gaande.
Ik vind het prima hoe de staatssecretaris tegenover het legbatterijenverbod staat, dus dat nu het moment van handhaven is aangebroken, dat er een ingebrekestelling moet worden afgedwongen en er sancties moeten worden opgelegd. Gezien het aantal betrokken landen ben ik er nog niet helemaal zeker van dat dit goed afloopt. Wij zijn er met elkaar bij om de staatssecretaris volop te steunen, maar ik ben er toch wat sceptisch over.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In aanvulling op de vraag van de heer Houwers zeg ik dat het wellicht een mogelijkheid was geweest om de verzwakte Morgan in Neeltje Jans te laten aansterken. Dat soort lessen zie ik de staatssecretaris graag trekken in een brief. Hij kan een motie tegemoet zien met de strekking dat het dier alsnog teruggaat naar het wild.
Ik heb nog een korte vraag over de lokvlotten. Ik ben blij dat de collega van de SP deze vraag heeft overgenomen, want ik heb dit onderwerp bij een vorige landbouwraad al aan de orde gesteld. De beantwoording van de staatssecretaris op dit punt is echt teleurstellend. De Nederlandse inzet moet zijn dat de lokvlotten in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden afgeschaft. Wij zullen dit op 27 oktober vast nog verder bespreken, maar dan weet de staatssecretaris vast dat wij dit graag willen en, naar ik aanneem, de fractie van de SP ook.
De heer Grashoff (GroenLinks): Mevrouw Ouwehand kondigt een motie aan om orka Morgan alsnog in zee uit te zetten. Accepteert zij daarmee dat er 90% kans is dat de orka sterft? Of deelt zij de analyse van de staatssecretaris op dat punt niet?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik deel deze analyse van de staatssecretaris inderdaad niet.
De heer Grashoff (GroenLinks): Op basis waarvan?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Op basis van onafhankelijke wetenschappers die niet verbonden zijn aan het dolfinarium.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. In eerste termijn heb ik gesproken over het rapport inzake de Spaanse vloot die sinds 2000 6 mld. aan subsidie heeft gekregen. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegenaan? Hij komt er uitvoeriger op terug, maar ik krijg toch graag een eerste reactie gezien de wanverhouding van subsidieverstrekking.
Dan de visserijakkoorden met Guinee-Bissau. Wat is precies de inzet van de staatssecretaris op het weren van industriële schepen op het continentaal plat? Die bedreigen regelrecht de lokale visserij. Ik heb begrepen dat hierover nuttige afspraken zijn gemaakt in het akkoord van 2008. Hoe zal dit in de toekomst lopen?
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Tot de heer Grashoff zeg ik dat ik geloof dat er sprake is van een misverstand. Ik vind dat wij zeer zorgvuldig moeten kijken hoe binnen de bestaande mededingingswetgeving zodanig kan worden gehandeld dat de positie van de producentenorganisaties wordt versterkt. Mevrouw Snijder heeft hierop al eerder aangedrongen. Toen ging het met name om afspraken in het kader van de verduurzaming van de keten. Gevraagd is in hoeverre de bestaande mededingingswetgeving dan wel de bestaande uitvoering daarvan in Nederland ongewenste en onnodige beperkingen oproept. Wij zullen voor 1 januari met een brief komen waarin dit uitgebreid wordt behandeld en verwoord. Ook het punt van de heer Grashoff zal hierin worden meegenomen.
Dan de suggesties van mevrouw Snijder ten aanzien van het belang van de voedselzekerheid en de voedselproductie bij het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat zijn inderdaad belangrijke aanvullingen. Mevrouw Snijder heeft ook over het budget gesproken. Wij zullen het voorstel van de Commissie moeten afwachten. Voor mij is een ding duidelijk: het wonder van Ciolos moet vandaag geschieden als zijn voorstel over de budgetverdeling over anderhalf jaar nog steeds wil staan. Ik kan mij dat niet voorstellen. Met welk voorstel de Eurocommissaris ook komt over de budgetverdeling, er zal de komende een tot twee jaar vanuit allerlei hoeken en gaten over onderhandeld worden. Ik denk dat de Eurocommissaris zich daarvan terdege bewust is en dat ook is geweest bij het maken van zijn voorstel. Wij zullen het dus rustig afwachten. Het spel komt op dat punt op de wagen.
Over de lokvlotten heb ik gezegd wat ik heb gezegd: terugdringen, alternatieven zoeken via innovatie en daarvoor ook ruimte geven.
Het punt van de heer Van Gerven over de miljarden zal terugkomen bij de discussie over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
De industriële schepen komen aan de orde bij de visserijakkoorden. De lokale sociale effecten zullen, zoals ik expliciet heb gezegd, ook in de door mij aangekondigde brief aan de orde komen. Wat ons betreft zal een goede sociaaleconomische-impactanalyse van de lokale situatie ten grondslag liggen aan het formuleren van nieuwe akkoorden tussen de Europese Unie en deze gebieden.
De voorzitter: De staatssecretaris heeft herbevestigd dat de brief over de mededinging voor 1 januari 2012 aan de Kamer wordt toegezonden. Ik dank de staatssecretaris, zijn ambtenaren, de Kamerleden en de belangstellenden op de publieke tribune en sluit de vergadering.
Samenstelling:
Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD) en Verhoeven (D66).
Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Blanksma-van den Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Dikkers (PvdA), Dekken (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Van der Werf (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Schouten (ChristenUnie), Van Gent (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD) en Van Veldhoven (D66).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-538.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.