21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1616 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2024

Met deze brief informeer ik de Kamer over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) die op 23 januari 2024 plaatsvond in Brussel en daarnaast over de ontwikkelingen in de EU-besprekingen over Commissievoorstel Verordening Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.

I. Verslag van de Landbouw- en Visserijraad

Tijdens de Raad vond een eerste gedachtewisseling plaats over de toekomst van de landbouw in de Europese Unie (hierna: EU). Ook werd de Raad geïnformeerd over handelsgerelateerde landbouwvraagstukken en vond een gesprek plaats over een monitoringskader voor Europese bossen. Naast enkele andere diversenpunten van Letland, Polen, Portugal, Finland en Tsjechië, riep ik de Europese Commissie op om in gesprek te gaan over het gebruik van Renure in de landbouw.

Werkprogramma van het voorzitterschap

Het Belgische voorzitterschap presenteerde zijn programma en prioriteiten voor het aankomende halfjaar op het gebied van landbouw en visserij. Kerndoelstellingen daarbij zijn het versterken van de strategische autonomie van de EU en verduurzaming van de voedselsystemen. Daarnaast zal het Belgische voorzitterschap aandacht besteden aan diergezondheid, dierenwelzijn en veerkrachtige Europese bossen. De Kamer zal nader worden geïnformeerd over het werkprogramma van het Belgische voorzitterschap door middel van een appreciatie.

Handelsgerelateerde landbouwvraagstukken

De Europese Commissie (hierna: Commissie) informeerde de Raad over de stand van zaken van haar werkzaamheden op het gebied van internationale handel in landbouwgoederen en over lopende bilaterale of multilaterale onderhandelingen (o.a. de Wereldhandelsorganisatie, WTO). Duidelijk werd dat de Commissie – naar verwachting – eind januari 2024 de studie naar de cumulatieve impact van handelsovereenkomsten op de landbouw zal publiceren. Ik heb tijdens eerdere Raden, samen met andere lidstaten, de Commissie herhaaldelijk verzocht de resultaten van deze studie spoedig te publiceren. De Commissie sprak in haar betoog verder steun uit voor Oekraïne en de wens om de autonome handelsmaatregelen (hierna: ATM) voor Oekraïne met een jaar te verlengen, tot juni 2025. De Commissie sprak daarnaast haar zorgen uit over de toegenomen import uit Oekraïne en de gevolgen hiervan voor de landbouwmarkt in de EU. De Commissie blijft de situatie op de landbouwmarkt nauwgezet volgen.

Verder werden onder dit agendapunt twee diversenpunten (van Letland en Polen) besproken. Letland vroeg aandacht voor de effecten van de niet-gesanctioneerde handel tussen de EU en Rusland op het agrofooddomein. Daarbij riep Letland de Commissie op tot een brede discussie over de impact van deze handel op zowel de interne markt als op de Russische markt en vroeg het om de graanexport vanuit Oekraïne te ondersteunen. Polen pleitte naar aanleiding van het voornemen van de Commissie om de ATM met een jaar te verlengen, voor verschillende maatregelen om de EU-landbouwmarkt te beschermen.

In reactie op de uiteenzetting van de Commissie, erkende de meeste lidstaten het strategische belang van handelsakkoorden en zij benadrukten de noodzaak tot diversificatie van handelsstromen. Ik onderstreepte daarbij, samen met een aantal andere lidstaten, wederom het belang van hoge duurzaamheidsstandaarden bij handelsakkoorden.

Verder was er in de Raad unaniem steun voor Oekraïne en waren bijna alle lidstaten voor het blijven faciliteren van de handel met het land. Voorts werd steun uitgesproken voor het verlengen van de ATM voor Oekraïne. Ook werd de Commissie opgeroepen de solidariteitscorridor te versterken, verdere exportmogelijkheden voor Oekraïne te onderzoeken en te kijken naar langetermijnoplossingen. Ik riep de Commissie op bij het verlengen van de ATM rekening te houden met de markteffecten. Tevens vroeg ik aandacht voor de mogelijke gevolgen voor het inkomen van de landbouwers en hun concurrentiepositie. Voor de oproep van Letland over de niet-gesanctioneerde handel in landbouwgoederen uit Rusland was weinig steun in de Raad. Geconcludeerd werd dat dit onder het EU-sanctieregime valt en daarmee onder de Raad Buitenlandse Zaken.

Strategische dialoog over de toekomst van de landbouw

Tijdens de Raad heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden over de toekomst van de landbouw in de EU. Het Voorzitterschap beoogde hiermee vanuit de Raad een bijdrage te leveren aan de Strategische Dialoog met ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstituten, die op donderdag 25 januari jl. in Brussel is gestart (nadat deze door Commissievoorzitter Von der Leyen in haar Staat van de Unie in september jl. was aangekondigd).

Het doel van deze dialoog is te komen tot een toekomstvisie voor een bestendig landbouwbeleid dat een brug slaat tussen concurrentievermogen en natuurbehoud. De Europese landbouw- en voedselsector staat voor grote uitdagingen, zoals klimaatverandering, (inkomens)stabiliteit, en de groene transitie. Verschillende lidstaten benadrukten het belang van adequate financiële middelen voor Europese boeren, vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), en een evenwichtige benadering van de beleidsvorming.

Nederland verwelkomt het initiatief van een strategische dialoog. In de Raad heb ik benadrukt dat er behoefte is aan een EU-brede dialoog om de agrarische sector te versterken, een gelijk speelveld te creëren en de klimaatdoelstellingen te behalen. Daarnaast heb ik gevraagd om een toekomstperspectief voor jonge boeren, eerlijke vergoeding voor duurzaamheidsinspanningen en extra aandacht voor de huidige geopolitieke spanningen. Ten slotte heb ik ervoor gepleit om in toekomstig landbouwbeleid meer rekening te houden met nationale omstandigheden, zoals hoge bevolkingsdichtheid in combinatie met een hoge gebruiksdruk op beperkte beschikbaarheid van land. Niet door uitzonderingen, maar door meer flexibiliteit voor lidstaten in het bereiken van doelstellingen, bijvoorbeeld door doelsturing.

Monitoringskader voor Europese bossen

Op 22 november 2023 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een monitoringskader voor veerkrachtige Europese bossen. Het voorstel is onderdeel van de in 2021 vastgestelde Europese Bossenstrategie voor 2030. Het doel van de verordening is om de dataverzameling rondom bossen te verbeteren.

Er is brede steun binnen de Raad voor het harmoniseren van de monitoring van de Europese bossen, omdat het leidt tot vergelijkbare data. De meeste lidstaten wezen erop dat hierdoor betere maatregelen ten aanzien van het EU-bosbeleid kunnen worden genomen, zodat de multifunctionele rol van bossen maximaal kan worden benut. Ook wezen met name de lidstaten met een groot bosareaal erop al te beschikken over een nationaal monitoringssysteem en zij spraken daarom de wens uit in EU-verband verder te willen voortbouwen op de bestaande systemen. Daarnaast was er consensus over de wens om bij het vaststellen van de indicatoren rekening te houden met landen specifieke omstandigheden en hetgeen internationaal al is afgesproken over monitoring en rapportage van bossen, bijvoorbeeld in VN-verband. Ik verwelkomde het voorstel vanwege de toegevoegde waarde van geharmoniseerde kennisopbouw en -uitwisseling over bossen op EU-niveau.

Diversenpunt: Het gebruik van Renure vooruitlopend op de evaluatie van de nitraatrichtlijn

In lijn met de motie Van Campen c.s., riep ik, samen met Duitsland, Italië en Denemarken, de Commissie op om in gesprek te gaan over het gebruik van Renure (REcovered Nitrogen from manURE) in de landbouw vooruitlopend op de evaluatie en mogelijke herziening van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1604). Deze evaluatie is recent gestart met een publieke consultatie. Ik maakte duidelijk dat het recyclen van nutriënten in de landbouw, en daarmee het verminderen van het gebruik van kunstmest, veel kansen biedt voor klimaat, milieu, circulaire economie en het versterken van de Europese strategische autonomie. Een meerderheid van de lidstaten steunden deze oproep en wees op de voordelen van Renure. Een deel van de lidstaten wil de mogelijkheden van Renure onderzoeken in het kader van de evaluatie. De Commissie blijft vooralsnog de lijn aanhouden dat het gebruik van Renure nu al mogelijk is zolang men conform de bepalingen van de Nitraatrichtlijn binnen de gebruiksruimte voor dierlijke mest blijft, d.w.z. 170 kg stikstof uit dierlijk mest per jaar per hectare. Voor toepassing boven 170 kg N/ha per jaar kunnen lidstaten een derogatie aanvragen, waarbij de Commissie opmerkte dat Nederland al een derogatie heeft.1 Niettegenstaande de terughoudende reactie van de Commissie, maar gesteund door de brede steun van de lidstaten blijf ik mij in EU-verband onverminderd inzetten om het gebruik van Renure als alternatief voor kunstmest mogelijk te maken. Ik zal u hiervan op de hoogte houden in de komende tijd, ook in het licht van de gevraagde brief over mogelijke maatregelen ten aanzien van de mestmarkt, die u voor 1 maart a.s. tegemoet kunt zien.

Diversenpunt: Implementatie van het areaal monitoringsysteem

Tsjechië voerde aan dat de controlelast die voortvloeit uit de implementatie van het areaal monitoringsysteem (AMS) zwaar drukt op de uitvoeringskosten. Vanwege een toename van het aantal controles en de daarbij behorende stijging van de administratieve lasten, vroeg Tsjechië om een herziening van het systeem en het uitblijven van financiële sancties voor het transitiejaar 2023. Dit verzoek werd vrijwel unaniem gesteund door de lidstaten. Nederland is voorstander van vereenvoudiging van het systeem en vermindering van de controlelast. Ik heb daarom steun uitgesproken voor het verzoek van Tsjechië.

Diversenpunt: Habitatrichtlijn met betrekking tot grote carnivoren

Finland stelde voor, gesteund door een aantal lidstaten, om in een samenwerkingsverband van experts van de lidstaten te onderzoeken welke soorten behorend tot de categorie «grote carnivoren» in dusdanig goede staat van instandhouding verkeren dat aanpassing onder de Habitatrichtlijn mogelijk is van de status «strikt beschermd» naar «beschermd». Het gaat hierbij met name om de wolf en in mindere mate om de bruine beer. Finland stelde dat de populaties van deze grote carnivoren aanzienlijk zijn gegroeid sinds de toepassing van de Habitatrichtlijn en dat speciale beschermingsmaatregelen daarom niet langer nodig zijn. Het Finse voorstel kon rekenen op brede steun binnen de Raad. Veel lidstaten maken zich zorgen over de groeiende populatie van grote carnivoren en de impact daarvan op de landbouw en bewoonde gebieden. Ik heb mijn medeleven uitgesproken aan alle boeren die vee hebben verloren als gevolg van een aanval door een grote carnivoor. Verder heb ik aangegeven dat er in Nederland een maatschappelijke discussie loopt over de positie van de wolf en dat ik dit afwacht.

Diversenpunt: Weerbaarheid van waterbronnen en beschikbaarheid van water

Portugal sprak steun uit voor het voornemen van de Commissie om dit voorjaar te komen met een Water Resilience Initiative. Portugal benadrukte het belang van toegang tot en beschikbaarheid van voldoende water voor de landbouw en voedselsystemen, en riep op tot gezamenlijke actie om de voedselzekerheid te waarborgen. Verschillende lidstaten delen de Portugese bezorgdheid over de gevolgen van klimaatverandering en pleiten voor veerkrachtiger en duurzamer waterbeheer. Ook Nederland steunt initiatieven die zich richten op efficiënter watergebruik en is voorstander van een samenhangende aanpak op Europees niveau. Tijdens de Raad heb ik mijn medeleven uitgesproken voor landen getroffen door extreme weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering. Daarnaast heb ik benadrukt dat er bij een Europese aanpak aandacht moet zijn voor de verschillende situaties en benaderingen in landen in relatie tot waterbeheer.

Diversenpunt: Kweekvlees

In de Raad was veel steun voor het diversenpunt van Oostenrijk om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van kweekvlees en vooral naar de duurzaamheidsaspecten hiervan. Oostenrijk en gelijkgestemde landen uitten hun zorgen over de CO2-voetafdruk van kweekvlees en over de mogelijke gevolgen voor boeren, indien kweekvlees zou worden toegelaten tot de Europese markt. Ik bracht in dat Nederland investeert in onderzoek en dat kweekvlees ook een kans kan zijn voor boeren. Daarbij maakte ik duidelijk dat kweekvlees niet gezien moet worden als vervanging, maar als aanvulling op dierlijke proteïne. Als reactie wees de Commissie op de verordening nieuwe voedingsmiddelen. Deze stelt volgens de Commissie een duidelijk op wetenschap gebaseerd kader vast, waarin de zorgen met betrekking tot voedselveiligheid en de belangen van de consument volledig afgedekt worden.

II. Ontwikkelingen in de EU-besprekingen over Commissievoorstel Verordening Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Op uw verzoek (kenmerk 2022D39627) informeer ik uw Kamer regelmatig over de onderhandelingen in de EU over het voorstel voor een Verordening Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (hierna SUR-voorstel) (zie onder meer Kamerstuk 21 501-32 nr. 1602 en 1610). Deze Verordening moet de huidige Richtlijn Duurzaam gebruik pesticiden (2009/128/EG) vervangen. Omdat het Europees Parlement (EP) op 22 november jl. het SUR-voorstel heeft verworpen, is volgens de Europese wetgevingsprocedure nu de Raad aan zet om onafhankelijk van het EP tot een positie te komen. Onder Belgisch voorzitterschap gaan de onderhandelingen hiervoor door. Hierbij informeer ik u over de laatstgehouden bespreking in de Raadswerkgroep op 24 januari jl.

Het voorzitterschap presenteerde een strategie om zo snel mogelijk tot Raadsconclusies te komen, zodat de wetgevingsprocedure kan worden hervat in het EP (tweede lezing) nog vóór de verkiezingen. Deze strategie houdt in dat het voorzitterschap op korte termijn een nieuwe compromistekst voorlegt aan lidstaten. Hierin zullen worden geschrapt of versoepeld:

  • de voorschriften over bindende reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen (in het oorspronkelijke Commissievoorstel betreft dit een reductiepercentage van 50% voor de EU als geheel en een percentage variërend tussen 35% en 65% op niveau van de lidstaten);

  • de zogeheten Farm2Fork indicatoren voor het berekenen van de voortgang voor het behalen van de reductiedoelen,;

  • het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden en de voorschriften voor de bescherming van aquatisch milieu en drinkwater.

Hiervoor in de plaats wil het voorzitterschap de huidige eisen in de Richtlijn Duurzaam gebruik pesticiden in de compromistekst overnemen en herformuleren in de verordening. Daarbij doet het voorzitterschap tegelijkertijd een oproep aan de Commissie om in 2028 met een nieuw Commissievoorstel te komen met verbeterde, geharmoniseerde indicatoren, reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen en voorschriften voor gevoelige gebieden en water. Dit betekent voor nu dat een weinig ambitieuze verordening overblijft, die vooral verder gaat op het onderdeel geïntegreerde gewasbescherming (IPM).

Tijdens de bespreking op 24 januari jl. werd duidelijk dat een meerderheid van lidstaten niet wil meegaan met de strategie van België. Enerzijds zijn er lidstaten die direct willen stoppen met de onderhandelingen over het SUR-voorstel, omdat zij de huidige Richtlijn beter vinden (en de eerdere concept-verordening te streng). Anderzijds zijn enkele lidstaten niet akkoord met »het veel minder ambitieuze» compromisvoorstel. Een kleinere groep van lidstaten wil doorgaan met de besprekingen en werken aan een compromis, waarbij door enkelen ook steun voor het compromis werd uitgesproken. Nederland heeft een studievoorbehoud gemaakt en heeft vooral veel vragen gesteld.

Het Belgisch voorzitterschap gaat nu verder werken aan het opstellen van de nieuwe compromistekst. Deze nieuwe tekst wordt dan in de komende raadswerkgroepen verder besproken (op 5 februari en 21 februari a.s.) en ter stemming voorgelegd aan lidstaten begin maart.

De ambities en wensen van het kabinet over het oorspronkelijke SUR-voorstel staan helder verwoord in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3472). Hierbij is de redenering (geweest) dat deze verordening bijdraagt aan het bereiken van de doelen en beleidsopgaven van Nederland, namelijk een transitie naar een duurzamere teelt van gewassen en het substantieel verminderen van gebruik gewasbeschermingsmiddelen (o.a. tbv doelbereik KRW) en EU-breed van toepassing wordt. Ook beoogde het oorspronkelijke voorstel een gelijk speelveld te bevorderen tussen de professionele gebruikers in de verschillende lidstaten.

Nederland heeft zich in de besprekingen hierover tot nu toe steeds constructief opgesteld. Zo heeft Nederland willen meebewegen met een compromis van het Spaanse voorzitterschap over reductiedoelen en gevoelige gebieden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1602). Duidelijk is dat de door de voorzitter België voorgestelde compromistekst niet meer aansluit bij de lijn van het voor de SUR opgestelde BNC-fiche en weinig doet voor een gelijk speelveld, zoals het oorspronkelijk Commissievoorstel beoogde. Ik waardeer de poging van het Belgisch voorzitterschap om de SUR overeind te houden en vind dat Nederland -op basis van de definitieve tekst- moet kijken of het daarin kan meegaan. Ik ben voornemens om in de volgende besprekingen in Raadsverband aan te geven dat Nederland zich constructief wil blijven opstellen om tot een compromis te komen, maar dat het voor Nederland belangrijk is dat in de verordening in enige vorm terug moeten komen: de reductiedoelen voor het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en beperkingen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden.

De SUR-voorstellen moeten zodanig zijn dat deze een bijdrage leveren aan het noemenswaardig verbeteren van de waterkwaliteit, in een context van level playing field. Mochten deze zaken niet voldoende terugkomen, dan kan Nederland de voorstellen niet steunen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Deze derogatiebeschikking ziet op een hogere plaatsingsruimte voor dierlijke mest in algemene zin en kent een afbouwpad richting een maximum van 170 kg stikstof per hectare na 31 december 2025.

Naar boven