21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1568 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 augustus 2023

Met deze brief informeer ik de Kamer over de informele Visserijraad (hierna: informele Raad) die op 17–18 juli jl. plaatsvond in Vigo (Spanje) en over de formele Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) die op 25 juli jl. plaatsvond in Brussel. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de uitvoering van drie moties over de EU-ontbossingsverordening.

I. Verslag informele Visserijraad 17–18 juli

Het thema van de informele Raad was «Investments for the sustainability of the Fishing Sector: moving towards decarbonization». Het Spaanse voorzitterschap koos voor dit thema omdat de visserijsector de afgelopen jaren is geconfronteerd met diverse veranderingen, waaronder de Brexit en de hoge brandstofprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Daarnaast is de gemiddelde leeftijd van de vaartuigen van de vissersvloot in de Europese Unie (hierna: EU-vloot) hoog. De energietransitie en het koolstofarm maken van de EU-vloot vormen om deze reden een grote uitdaging voor de Europese visserij- en aquacultuursector.

Lidstaten gaven tijdens de informele Raad unaniem aan de ambities in de mededeling van de Europese Commissie (hierna: Commissie) van februari jl. over de energietransitie van de visserij te steunen en gezamenlijk op te willen trekken om de verduurzaming van de EU-vloot te realiseren. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, vroegen hierbij specifiek aandacht voor verduurzaming van alle schepen in de vloot. Het overgrote deel van de lidstaten gaf aan dat de mogelijkheden die het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF) nu biedt onvoldoende zijn om tegemoet te komen aan de uitdagingen en ambities die de verduurzaming met zich meebrengt. Nederland benoemde specifiek dat er voldoende steunmogelijkheden dienen te zijn om de ambities vorm te geven, ook voor vaartuigen langer dan 24 meter. Verder gaf Nederland aan dat er reeds alternatief vistuig is dat een grote energiebesparing kan realiseren. Tot slot gaf een meerderheid van de lidstaten aan dat aanpassingen in het capaciteitsplafond ten aanzien van tonnage/vermogen van de vloot noodzakelijk zijn om de energietransitie mogelijk te maken. De Commissie wees lidstaten op het op 16 juni 2023 gelanceerde Energy Transition Partnership, dat als doel heeft om de inspanningen om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren, te coördineren. De Commissie benadrukte gezamenlijk met lidstaten en alle stakeholders te willen optrekken om zo oplossingen voor de toekomst te vinden.

Informele ministeriële bijeenkomst relatie Noorwegen

Een deel van de lidstaten, waaronder Nederland, heeft deelgenomen aan een informele ministeriële bijeenkomst over de relatie van de EU met Noorwegen. Tijdens deze bijeenkomst hebben de lidstaten en de Commissie stilgestaan bij de Noorse opstelling tegenover de EU-vloot die als gevolg hiervan grote hinder ondervindt bij de vangstmogelijkheden.

II. Verslag Landbouw- en Visserijraad 25 juli

De Raad van 25 juli was de eerste formele Raad onder het Spaanse voorzitterschap. Tijdens de Raad presenteerde het nieuwe voorzitterschap zijn werkprogramma en prioriteiten. Daarnaast vond een gedachtenwisseling plaats over de situatie op de landbouwmarkten, de aanvullende impactanalyse van de Commissie van het wetgevingsvoorstel duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen, als ook de op 5 juli jl. gepubliceerde wetgevingsvoorstellen voor nieuwe plantveredelingstechnieken, en de herziening van de wetgeving voor plantaardig en bosbouwkundig uitgangsmateriaal.

Werkprogramma van het voorzitterschap

Het Spaanse voorzitterschap presenteerde zijn programma en prioriteiten voor het aankomende halfjaar op het gebied van landbouw en visserij. De prioriteiten en onderwerpen waarop het voorzitterschap vooruitgang wil boeken, zijn zorgen voor voedselzekerheid en -veiligheid, gezondheid en milieubescherming binnen een strategische autonomie, bevorderen van technologieën in de EU-agrifoodsector (waaronder nieuwe plantveredelingstechnieken), benadrukken van het belang van de agrifoodsector en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), en bewustwording van de kansen die het platteland biedt. Op het gebied van visserij zet het voorzitterschap in op decarbonisatie van de visserijsector, het versterken van de rol van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid bij het garanderen van de voedselvoorziening en de onafhankelijkheid van de EU, en het stroomlijnen van de besluitvormingsprocedures voor het vaststellen van totaal toegestane vangsten (TAC’s) en quota.

Een appreciatie van het werkprogramma van het Spaanse voorzitterschap zal na het zomerreces naar de Kamer worden gestuurd.

Marktsituatie (incl. diversenpunt verlenging tijdelijke importmaatregelen)

De Commissie gaf zoals gebruikelijk een overzicht van de huidige situatie op de landbouwmarkten. Hoewel de Commissie constateerde dat de marktsituatie minder volatiel wordt en lijkt te stabiliseren, gaven veel lidstaten aan dat verschillende sectoren nog altijd moeilijkheden ervaren. Lidstaten wezen bijvoorbeeld op de gevolgen van extreme weersomstandigheden, hoge inputprijzen en inflatie. De Commissie wees op het onlangs goedgekeurde derde steunpakket van circa 330 mln. euro uit de landbouwreserve, bedoeld om lidstaten te ondersteunen bij de diverse moeilijkheden die zij ervaren. Nederland onderstreepte dat de recente extreme weersomstandigheden aantonen dat moet worden afgestapt van crisismaatregelen en ingezet moet worden op het vergroten van de veerkracht en duurzaamheid van voedselsystemen.

Het opzeggen van deelname aan het Zwarte Zee graaninitiatief door Rusland werd door veel lidstaten expliciet veroordeeld. Ook Nederland sprak zich hier tegen uit en wees op de negatieve gevolgen voor de wereldwijde voedselzekerheid. Lidstaten herbevestigden unaniem de steun aan Oekraïne en pleitten voor het versterken van de solidariteitscorridors, deels om de gevolgen van het opzeggen van het Zwarte Zee graaninitiatief te ondervangen. Nederland gaf aan dat het belangrijk is om als EU verenigd te blijven in de steun aan Oekraïne en sprak zich daarom, net als veel andere lidstaten, expliciet uit tegen het instellen van unilaterale importmaatregelen. Een diversenpunt van de vijf lidstaten die aan Oekraïne grenzen, waarin zij opriepen tot verlenging en uitbreiding van de ingestelde importrestricties voor een aantal producten uit Oekraïne op hun markten, kreeg dan ook weinig bijval in de Raad. Veel lidstaten reageerden zeer terughoudend en wezen erop dat de interne markt gerespecteerd moet worden.

Lidstaten bestempelden het ingestelde voorraadmonitoringssysteem voor granen en oliezaden als nuttig om de markttransparantie in de EU te vergroten. Kanttekening hierbij is dat een groot aantal lidstaten daarvoor nog data moet aanleveren. Nederland heeft de gevraagde data reeds aangeleverd. Nederland gaf aan dat het van belang is dat de gevraagde data eerst door alle lidstaten is aangeleverd en geëvalueerd, voordat nieuwe maatregelen worden overwogen.

Moeilijkheden voor boeren (diversenpunt)

Roemenië, gesteund door Hongarije en Polen, wees de Raad in een diversenpunt op de moeilijke situatie voor boeren als gevolg van de oorlog in Oekraïne, droogte en andere extreme weersomstandigheden en hoge inputprijzen. Deze lidstaten riepen de Commissie daarom op om in 2024 derogaties toe te staan op twee vergroeningssubsidievoorwaarden uit het GLB, te weten braaklegging en gewasrotatie, om boeren op die manier te helpen. Deze oproep ontving veel steun van andere lidstaten. Enkele lidstaten gaven aan derogaties geen goed idee te vinden. Zij wezen op de reden voor het opstellen van de vergroeningssubsidievoorwaarden, namelijk het tegengaan van biodiversiteitsverlies, en op het belang van deze voorwaarden. De Commissie gaf aan het voorstel te bestuderen, maar wees de lidstaten op het feit dat voor de uitvoering hiervan de volledige wetgevingsprocedure moet worden doorlopen. Ook zei de Commissie dat het continu afwijken van de in het GLB vastgestelde afspraken slecht is voor de geloofwaardigheid van het GLB, en onderstreepte ze de noodzaak om te werken aan de lange termijn weerbaarheid en de groene transitie van de sector. Nederland heeft dit agendapunt aangehoord.

Diversenpunt: Vijfde AU-EU Ministeriële Landbouwconferentie

De Commissie gaf een terugkoppeling van de conferentie van landbouwministers van de EU en de Afrikaanse Unie (AU), die op 30 juni jl. plaatsvond in Rome met als thema «Veerkrachtige voedselsystemen en duurzame agro-waardeketens». Vanuit Nederland is ambtelijk deelgenomen aan deze conferentie. De Commissie, expliciet gesteund door een handvol lidstaten, benadrukte het belang van een goede relatie met de AU en presenteerde oprichting van een gezamenlijke taskforce over meststoffen als groot succes. Nederland heeft dit agendapunt aangehoord.

Rol van het CSA in de voorbereiding van de Raad (diversenpunt)

Bij aanvang van de Raad kondigde het voorzitterschap een extra agendapunt aan. Het betrof een brief namens alle 26 Ministers aan de voorzitter van de Raad betreffende de rol van het Comité Special Agriculture (hierna: CSA) in de voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad. De brief is op het moment van schrijven nog niet openbaar.

Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen (SUR)

Tijdens de Raad presenteerde de Commissie de aanvullende impactanalyse over de gevolgen van het SUR-voorstel. Deze impactanalyse is eind vorig jaar door een grote groep lidstaten aangevraagd. Volgens de Commissie bevestigt de aanvullende impactanalyse de noodzaak om het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen. De kosten van niets doen zijn volgens de Commissie op de lange termijn hoger dan de kosten van nu actie ondernemen.

Nederland bedankte de Commissie voor het uitgebreide rapport en zei te hopen dat lidstaten nu voldoende informatie hebben om de impact van het voorstel te analyseren en de besprekingen snel en constructief voort te zetten. Nederland stelde zich in de discussie constructief op. Ook wees Nederland op de positieve rol die nieuwe plantveredelingstechnieken, kunnen spelen in het behalen van de doelstellingen in het SUR-voorstel.

Veel lidstaten wezen op de primaire rol van de landbouw, namelijk het zorgen voor voldoende voedsel van goede kwaliteit, en gaven aan zorgen te hebben over de negatieve impact die het SUR-voorstel hierop kan hebben. In reactie hierop voerde de Commissie aan dat het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen al significant is afgenomen zonder de voedselzekerheid negatief te beïnvloeden. Verder gaven veel lidstaten aan te vrezen dat het voorstel tot een toename van administratieve lasten zal leiden voor boeren en voor de competente autoriteiten. Kortom, de Commissie is er niet in geslaagd om met haar aanvullende impactanalyse de kritische lidstaten te overtuigen van nut en noodzaak van bindende nationale reductiedoelen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het draagvlak in de Raad voor de Nederlandse positie, als voorstander van nationale reductiedoelen, brokkelt daarmee in hoog tempo af.

Het is afwachten hoe de besprekingen van het voorstel onder Spaans voorzitterschap zullen verlopen.

Nieuwe plantveredelingstechnieken (NGT’s)

De Commissie presenteerde haar langverwachte voorstel over nieuwe plantveredelingstechnieken (ook wel: nieuw genomische technieken, NGT’s). Dit voorstel, aldus de Commissie, kan o.a. bijdragen aan de ontwikkeling van weerbaardere planten die beter bestand zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering en voedzamer voedsel voor consumenten. Tevens kan het voorstel zorgen voor vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en voor een betere concurrentiepositie van boeren en producenten in de EU. Ook benadrukte de Commissie dat de nieuwe technieken een positieve bijdrage kunnen leveren aan voedselzekerheid in de EU, o.a. doordat ze opbrengsten kunnen vergroten en weerstand tegen ongedierte en plantziektes kunnen verbeteren.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het voorstel nog te bestuderen en derhalve nog niet met een definitieve positie te kunnen komen. Wel kwamen alle lidstaten met een voorlopige reactie op het voorstel.

Een groot aantal lidstaten, inclusief Nederland, verwelkomde het voorstel van de Commissie en vond het positief dat er nu een voorstel voor deze technieken ligt. Deze lidstaten benadrukten de positieve rol die de nieuwe plantveredelingstechnieken kunnen spelen in de groene transitie en voor voedselzekerheid en -soevereiniteit in de EU. Een kleinere groep lidstaten was kritischer.

Een punt van zorg dat door meedere lidstaten werd aangekaart, is dat van co-existentie met de biologische sector. Hoewel de Commissie aangaf te hebben geluisterd naar de geluiden uit de biologische sector en daarom het gebruik van deze nieuwe technieken in de biologische sector te hebben verboden in het voorstel, zijn de zorgen van deze lidstaten hieromtrent niet weggenomen. Verder wees een aantal lidstaten op het vraagstuk van intellectueel eigendom. Zij maken zich zorgen over de patenteerbaarheid van planteigenschappen. De Commissie gaf aan dit vraagstuk nader te bestuderen en hier op een later moment op terug te komen. Tot slot gaven enkele lidstaten aan zorgen te hebben omtrent etikettering. Zij wezen op het belang van keuzevrijheid voor de consument.

Daarnaast onderstreepten veel lidstaten het belang van wetenschappelijke onderbouwing en inachtneming van het voorzorgsbeginsel bij het opstellen van regels voor deze nieuwe technieken. De nieuwe technieken moeten geen extra risico’s met zich meebrengen voor de gezondheid van mens en milieu vergeleken met conventionele veredeling. Ook Nederland benadrukte het belang van gedegen wetenschappelijk onderzoek. De Commissie stelde lidstaten gerust door aan te geven dat zij de veiligheid en het voorzorgsbeginsel hoog in het vaandel heeft staan, en benadrukte dat het voorstel gebaseerd is op gedegen wetenschappelijk onderzoek.

Het BNC-fiche met daarin het Nederlandse standpunt ten aanzien van dit voorstel ontvangt de Kamer na het zomerreces.

Herziening wetgeving plantaardig en bosbouwkundig uitgangsmateriaal (diversenpunt)

De Commissie presenteerde de voorstellen voor de herziening van de regelgeving voor plantaardig- en bosbouwkundig uitgangsmateriaal. Met de voorstellen beoogt de Commissie de huidige regelgeving op dit gebied te versimpelen en te moderniseren.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan de voorstellen nog te bestuderen en derhalve nog niet met een definitieve positie te kunnen komen. Wel kwamen alle lidstaten met een voorlopige reactie op het voorstel. De meeste lidstaten staan over het algemeen positief tegenover de modernisering en versimpeling van de regelgeving voor plantaardig- en bosbouwkundig uitgangsmateriaal. Ook Nederland verwelkomde de voorstellen van de Commissie en gaf aan blij te zijn dat het belang van duurzaamheid er duidelijk in naar voren komt. Wel gaf Nederland, samen met een grote groep andere lidstaten, aan dat de architectuur van de huidige regelgeving behouden moet blijven en dat een disproportionele toename van administratieve lasten voor de competente autoriteiten en het midden- en kleinbedrijf voorkomen moet worden.

De BNC-fiches met daarin het Nederlandse standpunt ten aanzien van deze voorstellen ontvangt de Kamer na het zomerreces.

III. Reactie op moties EU-ontbossingsverordening

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om terug te komen op drie moties gerelateerd aan de EU-ontbossingsverordening. De onderhandelingen over deze verordening zijn afgerond. De verordening is gepubliceerd1 en daarmee van kracht.

Aan de motie van het lid Bouchallikh (Kamerstuk 21 501-08, nr. 867), die het kabinet vraagt vast te houden aan een vastgestelde hoeveelheid kwantificeerbare controles, heeft het kabinet uitvoering gegeven door tijdens de onderhandelingen in de Raad in te zetten op een gelijk speelveld m.b.t. controles en handhaving binnen de EU. De bevordering van een gelijk speelveld in de EU is een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet. Daarom heeft het kabinet gepleit voor vastgestelde controlepercentages, in lijn met de motie. Mede door deze inzet is in het bereikte akkoord een controlepercentage vastgesteld voor alle risicocategorieën (laag, standaard en hoog). Deze zijn respectievelijk 1, 3 en 9%. Het kabinet beschouwt deze motie daarmee als afgedaan.

Aan de motie van het lid Boswijk (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1392), die het kabinet vraagt eenduidig te blijven pleiten voor het z.s.m. opnemen van andere ecosystemen, heeft het kabinet uitvoering gegeven door tijdens de onderhandelingen in te zetten op onmiddellijke uitbreiding van de reikwijdte. Zo heeft het kabinet ingezet op de opname van «andere beboste gronden» in de reikwijdte. Ook heeft het kabinet gepleit voor zo snel mogelijke uitbreiding van de reikwijdte naar andere, kwetsbare ecosystemen die door uitbreiding van landbouwareaal (t.b.v. de productie van de opgenomen grondstoffen) onder druk komen te staan. In het bereikte akkoord is «andere beboste gronden» vooralsnog niet in de reikwijdte terecht opgenomen, de steun hiervoor bleek onvoldoende, hetgeen ook geldt voor onmiddellijke uitbreiding van de reikwijdte met andere ecosystemen. Mede door Nederlandse inzet is bewerkstelligd dat de uitbreiding van de reikwijdte met «andere beboste gronden» zal worden geanalyseerd door de Commissie. Uiterlijk één jaar na inwerkingtreding zal de Commissie daartoe een analyse publiceren. Daarnaast zal de Commissie uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding een analyse publiceren over mogelijke uitbreiding van de reikwijdte met andere natuurlijke ecosystemen en grondstoffen. Met het oog op deze gedane inzet beschouwt het kabinet de motie als afgedaan. Desalniettemin blijft het kabinet in EU-verband streven naar de uitbreiding van de verordening ontbossingsvrije producten met andere ecosystemen waaronder «andere beboste gronden», in voortzetting van deze beleidslijn.

Het kabinet heeft uitvoering gegeven aan de motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1395), die het kabinet vraagt te pleiten voor opname van afgeleide producten van soja en palmolie, door tijdens de onderhandelingen in de Raad te pleiten voor de uitbreiding van de lijst van afgeleide producten van beide. Mede door de Nederlandse inzet is de lijst met afgeleide producten van de oliepalm uitgebreid ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel. Voor de uitbreiding van afgeleide producten van soja bleek onvoldoende steun te zijn. Het kabinet beschouwt deze motie hiermee als afgedaan. Het kabinet zal er op blijven toezien dat producten die aantoonbaar bijdragen aan mondiale ontbossing op basis van Europese consumptie op de lijst komen van opgenomen producten, in voortzetting van deze beleidslijn.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EU) 2023/1115 betreffende het op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/201.

Naar boven