21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1169 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 mei 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 15 april jl. plaatsvond te Luxemburg. Tevens informeer ik u over de stand van zaken van de motie Geurts (Kamerstuk 26 407, nr. 111) over versoepeling van het omzetverbod voor blijvende graslanden in Natura2000-gebieden.

Onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad

GLB-hervormingspakket post 2020: de groene architectuur (gedachtewisseling)

Onder dit agendapunt heeft commissaris Hogan nogmaals de gedachte achter de groene architectuur van het toekomstige GLB toegelicht. De nieuwe groene architectuur bestaat uit drie lagen: de conditionaliteit (randvoorwaarden waaraan alle boeren moeten voldoen), de eco-regelingen in de eerste pijler en de agro-milieu-klimaatmaatregelen in de tweede pijler. Alle drie zijn essentieel. De commissaris stelde dat een ambitieuze benadering noodzakelijk is om in de discussie over het Meerjarig Financieel Kader een goed budget voor landbouw te legitimeren.

Nagenoeg alle lidstaten beaamden dat het GLB een grotere bijdrage moet leveren aan klimaat en leefomgeving, maar veel lidstaten draaiden daarbij de redenering om: extra ambitie is slechts mogelijk als er voldoende budget beschikbaar komt. Zij pleitten voor tenminste behoud van het huidige budget. Enkele lidstaten herinnerden aan de oorspronkelijke doelen van het GLB zoals vastgelegd in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Daarin hebben de productiviteit van de landbouw en het boereninkomen een belangrijke plaats.

Het Roemeense voorzitterschap had de lidstaten bij dit agendapunt drie vragen voorgelegd: over conditionaliteit, eco-regelingen en de minimum-inzet op klimaat en leefomgeving.

Veel lidstaten vonden de voorgestelde conditionaliteit te complex en vroegen meer flexibiliteit, maar een aantal lidstaten pleitte juist voor een ambitieuze conditionaliteit en wees op het gelijke speelveld. Veel landen vonden dat kleine boeren kunnen worden vrijgesteld van de conditionaliteit, mede omdat zij slechts een klein deel van het landbouwareaal beslaan en de uitvoeringslasten disproportioneel zouden zijn. Andere landen, waaronder Nederland, stelden dat de randvoorwaarden voor iedereen zouden moeten gelden, zodat iedereen ook bijdraagt aan de doelen. Nederland heeft verder ingebracht dat doelgerichte betalingen effectiever zijn voor doelen op gebied van klimaat en leefomgeving dan het ophogen van de conditionaliteit. Ik heb daarom gepleit voor het schrappen van een aantal onderdelen van de conditionaliteit, bijvoorbeeld de elementen die al gedekt worden door de Controleverordening.

Een aantal landen, waaronder Nederland, is akkoord met de verplichting voor lidstaten om eco-regelingen aan te bieden in de eerste pijler. Veel landen menen echter dat dit een keuze zou moeten zijn, onder andere vanwege overlap met het instrument van de agro-milieu-klimaatmaatregelen in de tweede pijler. Zweden pleitte ervoor om de eco-regelingen ook voor dierenwelzijn te kunnen gebruiken en Denemarken stelde dat zij moeten kunnen worden ingezet voor het voldoen aan nationale wetgeving die verder gaat dan EU-verplichtingen. Ik sta positief tegenover die mogelijkheden. Hoewel deelname aan eco-regelingen in het algemeen vrijwillig is, heb ik de optie voorgesteld dat lidstaten met een verplichte eco-regeling boeren zouden kunnen compenseren voor maatregelen die noodzakelijk worden geacht om bepaalde doelen voor klimaat of leefomgeving te behalen.

De meeste landen zijn voor de minimum-inzet van 30% van het tweedepijlerbudget voor klimaat en leefomgeving, waarbij een aantal lidstaten aangeeft dat steun voor gebieden met natuurlijke beperkingen dan wel moet worden meegeteld. Nederland heeft gesteld dat het Europese minimum van 30% nog verder omhoog zou moeten (de huidige inzet van Nederland zit daar al ruim boven). Ten algemene werd over het «groene» ambitieniveau gezegd dat niet helder is hoe de Commissie dat in de strategische plannen gaat beoordelen, en dat daar meer duidelijkheid over moet komen. Ik heb erop gewezen dat die duidelijkheid nodig is om zowel voldoende ambitie als een gelijk speelveld te borgen.

De commissaris concludeerde in zijn reactie dat de lidstaten de noodzaak van een hogere ambitie ondersteunen. Hij gaf aan dat de Commissie bereid is nog eens naar de elementen van de conditionaliteit te kijken, zeker in het licht van de Controleverordening.

Taskforce voor het Afrikaanse platteland (gedachtewisseling)

Commissaris Hogan onderstreepte onder dit punt het belang van goede samenwerking met Afrika, met name om de plattelandsontwikkeling te stimuleren en daar banen en welvaart te creëren. De voorzitter van de taskforce, de heer Arnold, lichtte zijn aanbevelingen toe. De commissaris gaf aan dat de volgende stap in het proces de derde ministeriële AU-EU-top is, die in juni in Rome zal plaatsvinden. Hij nodigde de lidstaten uit daaraan deel te nemen. De top moet leiden tot een werkplan voor de landbouw in Afrika.

Het rapport van de taskforce kreeg brede steun. Een groot aantal lidstaten onderstreepte het belang om de rol van de vrouw en van jonge mensen op het platteland te versterken. Verscheidene landen benadrukten ook het belang van onderzoek en onderwijs, en ook het aanpakken van corruptie en het bevorderen van handel werden genoemd. Er werd samenwerking aangeboden op vlakken waar bepaalde landen sterk in zijn. In mijn interventie heb ik ervoor gepleit om aan te sluiten bij bestaande agenda’s voor Afrikaans-Europese samenwerking.

Marktsituatie (informatie van de Commissie en gedachtewisseling)

De Commissie gaf uitleg over de marktsituatie voor de verschillende landbouwproducten en concludeerde dat de markten voor de meeste producten in balans zijn. De commissaris stelde wel dat situatie voor suiker nog zorgen baart, evenals voor olijfolie. De Commissie wacht af wat de uitkomst van de High Level Group (HLG) voor suiker zal opleveren en ziet overigens wel het begin van herstel op de markt.

Veel lidstaten benadrukten hun zorg over de slechte situatie op de suikermarkt. Men heeft waardering voor het werk van de HLG en kijkt uit naar zijn aanbevelingen. Een aantal landen bepleitte het belang van een gelijk speelveld op de suikermarkt en keurde het inzetten van nationale derogaties voor het gebruik van neonicotinoïden in sommige landen af. Ook het marktverstorende effect van de inzet van gekoppelde steun in sommige lidstaten werd genoemd. Anderen zagen in gekoppelde steun juist een manier om de suikersector overeind te houden.

Een aantal Ministers vroeg aandacht voor specifieke problemen in hun landen, met name voor bepaalde dierlijke producten, olijfolie, wijn en fruit. Meerdere landen wezen op de negatieve effecten van import van landbouwproducten uit de Oekraïne naar de EU, met name pluimveevlees.

Ik heb aangegeven zeer grote moeite te hebben met de voorziene toename van het tariefquotum voor pluimveevlees uit Oekraïne met 50.000 ton, in ruil voor het dichten van het gat in de bestaande afspraken. Dit steekt des te meer omdat Oekraïne weinig lijkt te doen aan zijn verplichtingen om SPS- en dierenwelzijnsstandaarden te implementeren. Dat leidt tot ernstige verstoring van het speelveld, zeker in combinatie met de effecten van de Brexit. En marge van de Raad heb ik commissaris Hogan hierop aangesproken en hem duidelijk gemaakt dat Nederland dit zeer hoog opneemt. Inmiddels heb ik de commissaris hierover ook een brief gestuurd om mijn standpunt nogmaals schriftelijk toe te lichten.

Een groot aantal lidstaten, met Ierland voorop, ging in op de gevolgen van de onzekerheid rond Brexit. Men ziet vooral problemen voor de rund-, pluimvee- en varkensvlees, waarvoor het VK een belangrijke afzetmarkt is. Zoals gezegd heb ik de kwetsbaarheid van onze pluimveesector benadrukt, gezien het enorme belang van de afzet in het VK.

Commissaris Hogan zei zich bewust te zijn van deze problemen. Hij riep lidstaten ten algemene op om in geval van extreme marktsituaties met harde gegevens te komen, zodat deze door de Commissie kunnen worden beoordeeld. Verder legde hij uit dat de Commissie snel gehandeld heeft om het gat in het handelsakkoord met Oekraïne ten aanzien van pluimveevlees te dichten. Een betere deal was volgens hem niet mogelijk. Ook is de Commissie zich zeer bewust van de gevolgen van onzekerheid over de Brexit voor producenten. De commissaris meldde dat de Commissie voorbereid is om bij eventuele marktverstoringen maatregelen te nemen.

Invloed van grote carnivoren en andere soorten op landbouw (lunchdebat)

Tijdens de lunch werd gesproken over de omgang met grote carnivoren. Het aantal wolven, beren, lynxen in Europa neemt toe. Onder de habitatrichtlijn genieten deze dieren bescherming. Het stijgende aantal roofdieren heeft gevolgen voor andere dieren en voor landbouwhuisdieren. De Ministers wisselden van gedachten over een goed beheer van de grote carnivoren. Zij vroegen de Commissie om nadere richtsnoeren voor het beheer onder de habitatrichtlijn. Commissaris Hogan wees op een zaak hierover bij het Hof van Justitie waarin binnenkort een uitspraak wordt verwacht. Ministers stelden vast dat de «terugkeer van de wolf» gemengde reacties oproept onder het publiek en dat daarom een breder debat over dilemma’s in de omgang met grote carnivoren wenselijk is.

Diversen: EU-maatregelen tegen ontbossing en aantasting van bossen (informatie van Nederland)

Namens Nederland en de partners van het Amsterdam Declarations Partnership1 heb ik een verklaring en een non-paper gepresenteerd om de Commissie ertoe aan te zetten snel met een ambitieuze agenda tegen ontbossing te komen. Deze agenda moet ertoe leiden dat de import van agro-grondstoffen in de EU volledig duurzaam wordt en niet leidt tot ontbossing elders in de wereld. Ik heb gesteld dat de EU als groot economisch blok in een goede positie is om veranderingen in productielanden te bewerkstelligen. Daarbij zouden we ons niet alleen op tropische gebieden moeten richten. Ook moeten alle mogelijke instrumenten overwogen worden. Ten slotte heb ik gewezen op de urgentie tegen de achtergrond van de duurzame ontwikkeldoelen van de VN en het klimaatakkoord van Parijs.

Er was veel steun voor de verklaring. Veel lidstaten onderstreepten de urgentie en pleitten voor een integrale benadering. De Commissie erkende het belang van het thema en gaf aan dat er al verschillende initiatieven zijn genomen om ontbossing in derde landen tegen te gaan, zoals FLEGT (Forest Law Enforcement, Governance and Trade). Desondanks moet er meer worden gedaan. De Commissie gaf aan dat er op korte termijn actie van haar kan worden verwacht.

Diversen: verklaring over de richtlijn hernieuwbare energie na 2020 (informatie van Slowakije)

Slowakije presenteerde mede namens Polen en Tsjechië een verklaring over het belang van door de landbouw voortgebrachte biobrandstof. Die kan een bijdrage leveren aan de doelen van de Richtlijn voor hernieuwbare energie post-2020 (RED II) en zou een van de meest effectieve manieren zijn om energie te produceren met minimale emissie van broeikasgassen. De Commissie ondersteunt het toenemend gebruik van hernieuwbare energie in de transportsector en ziet positieve effecten voor werkgelegenheid, maar waarschuwt wel dat ook bij gebruik van biobrandstof gewaakt moet worden voor negatieve milieu-effecten. Vanuit de overige lidstaten waren er geen interventies.

Diversen: onderzoek en landbouw (informatie van het voorzitterschap)

Het Roemeense voorzitterschap deed verslag van een op 5 april jl. gehouden conferentie over onderzoek en landbouw in Boekarest. Ingegaan werd onder andere op hoe de Agricultural Knowledge and Information Systems (AKIS) verbeterd kunnen worden en hoe bio-economie een aanjager kan zijn voor plattelandsontwikkeling. Ook werd ingegaan op de versterking van onderzoek en innovatie in de Oostelijke Lidstaten. Tenslotte werd gesproken over de uitwerking van de strategie om bio-economie verder te ontwikkelen. Deze thema’s zullen ook onderwerp van debat zijn tijdens de informele Landbouwraad in Boekarest (2–4 juni a.s.).

De Commissie was blij met de conferentie en wees op de 10 miljard euro die in het programma Horizon Europe is gereserveerd voor onderzoek en innovatie in de landbouw. De Commissie wees ook op het belang van digitalisering als katalysator voor ontwikkeling. Vanuit de lidstaten waren er geen interventies.

Overige onderwerpen

Stand van zaken motie Geurts over versoepeling omzetverbod

Uw Kamer heeft via de motie Geurts (Kamerstuk 26 407, nr. 111) gevraagd om versoepeling van het omzetverbod voor blijvende graslanden in Natura2000-gebieden. De motie beoogt enerzijds gebiedsontwikkeling voor natuur en landbouw mogelijk te maken, en anderzijds te onderzoeken of er gedifferentieerd kan worden in de noodzaak van het omzetverbod in Vogelrichtlijngebieden.

Sindsdien zijn er constructieve gesprekken gevoerd met de Europese Commissie, alsmede provincies en landbouwers in betreffende gebieden. Op basis daarvan heeft Nederland in november 2018 een officieel verzoek ingediend bij de Commissie voor flexibilisering binnen zekere randvoorwaarden. Op 27 maart 2019 heeft de Commissie een formele reactie gestuurd, die helaas afwijzend was. De Commissie stelt dat de gevraagde flexibilisering niet verenigbaar is met de doelen van de Habitatrichtlijn, te meer omdat in Nederland sprake is van een afname van weidevogels. De Commissie geeft echter ook aan dat er wel mogelijkheden zijn om als zodanig aangewezen kwetsbare blijvende graslanden aan de aanwijzing te onttrekken. Hierover zal het gesprek met de Commissie worden voorgezet. Ik zal uw Kamer van de voortgang op de hoogte houden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Noorwegen en het VK. Nederland is

in de eerste helft van 2019 voorzitter van het ADP.

Naar boven