21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 302 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 Februari 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda aan voor de Raad voor Concurrentievermogen van 18 en 19 februari 2013. De Raad bestaat uit een deel over onderzoek (18 februari) en een deel over interne markt en industrie (19 februari).

Tijdens het onderzoeksdeel zal de Raad van gedachten wisselen over de Annual Growth Survey, die de Commissie op 28 november 2012 heeft gepubliceerd. In dit kader zal gesproken worden over de Innovatie Unie. Voorts zal er een oriëntatiedebat plaatsvinden naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over betere toegang tot wetenschappelijke informatie.

Tijdens het interne markt en industriedeel zal in het kader van de Annual Growth Survey gesproken worden over het versterken van het groeivermogen van de Europese Unie, met een focus op de stand van zaken van de integratie van de interne markt. Verder zal de Raad tijdens het deel over interne markt en industrie van gedachten wisselen over de evaluatie van de REACH-verordening en het Actieplan Ondernemerschap 2020.

Onder het punt diversen zal de Commissie een presentatie geven over het aanstaande wetgevingspakket op het gebied van productveiligheid en markttoezicht. Daarnaast zal de Commissie de Raad informeren over de handelsbevorderende missies voor het Europese bedrijfsleven, het Douanewetboek en de stand van zaken van het kernfusieproject ITER en de ministeriële bijeenkomst over ITER in 2013. De voorzitter van de High Level Group voor gezamenlijk programmeren van onderzoek zal het tweejaarlijkse rapport van de High Level Group aan de Raad presenteren.

Tot slot zet het voorzitterschap in op ondertekening door de lidstaten van de overeenkomst betreffende het Eengemaakt Octrooigerecht (ook wel het unitair octrooigerecht of rechtspraakverdrag genoemd) en marge van de Raad.

Het lunchonderwerp van het onderzoeksdeel is Smart Specialisation. Tijdens de lunch van het interne markt en industriedeel staat modernisering van het staatssteunbeleid geagendeerd.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Europese Semester 2013

Gedachtewisseling

Zowel tijdens het onderzoeksdeel als tijdens het interne markt- en industriedeel zal de Raad voor Concurrentievermogen van gedachten wisselen over het Europees Semester voor zover het de aspecten betreft die onder de verantwoordelijkheid van de Raad vallen. Zo zal in dit kader tijdens het interne markt- en industriedeel gesproken worden over de stand van zaken van de integratie van de interne markt.

Annual Growth Survey

Op woensdag 28 november 2012 publiceerde de Europese Commissie de Annual Growth Survey. In deze jaarlijkse groeianalyse presenteert de Commissie haar prioriteiten voor de groeiversterking binnen de Europese Unie. Het kabinet heeft uw Kamer per brief van 11 december 2012 geïnformeerd over haar reactie op de Annual Growth Survey (Kamerstuk 21 501-20, nummer 723). Nederland verwelkomt het agenderen van de Annual Growth Survey. Het bevorderen van een spoedig herstel en verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese economieën blijft ook dit jaar voor Nederland de hoogste prioriteit.

Stand van zaken van de integratie van de interne markt

Dit jaar werd als bijlage bij de Annual Growth Survey voor het eerst een overzicht gegeven van de stand van zaken van de integratie van de interne markt. Vanuit deze invalshoek zal de Raad van gedachten wisselen over de Annual Growth Survey. Als belemmeringen voor het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal wegvallen, kunnen bedrijven volgens de analyse van de Commissie op grotere schaal opereren waardoor zij hun innovatie- en investeringscapaciteit kunnen vergroten, hun productiviteit kunnen opvoeren en nieuwe banen kunnen scheppen. De toenemende concurrentie als gevolg van dit integratieproces werkt als krachtige stimulans om Europese consumenten een breder scala van goedkopere en betere producten te bieden. Wel benadrukt de Commissie dat de integratie van de Europese dienstenmarkt sterk achterloopt op de integratie van de goederenmarkt. Daarnaast zijn de grensoverschrijdende investeringen door de financiële crisis sterk gedaald en, anders dan de grensoverschrijdende handel, nog niet terug op het niveau van voor de crisis. Zo krompen de directe buitenlandse investeringen tussen de lidstaten in de EU van 5,5% van het Bruto Binnenlands Product (bbp) naar slechts 1,6% in 2009 en 2,8% in 2010. Ook het feit dat in 2010 slechts 0,35% van de EU-arbeidskrachten grensoverschrijdend economisch actief was, staat niet in verhouding tot hetgeen verwacht kan worden op een echte gemeenschappelijke arbeidsmarkt, zeker in vergelijking tot de Verenigde Staten of Australië, waar respectievelijk 2,45% en 1,50% van de beroepsbevolking interstatelijk actief is.

Nederland kan deze analyse van de Commissie volledig onderschrijven. Met name op het gebied van diensten worden ook Nederlandse ondernemers nog te veel gehinderd door onnodige belemmeringen wanneer zij in andere lidstaten actief willen worden. De Commissie heeft in dit kader op 8 juni 2012 een mededeling over de implementatie van de dienstenrichtlijn gepresenteerd (Kamerstuk 22 112, Nr. 1438). Het afgelopen halfjaar zijn hier al de nodige hoopgevende stappen gezet, zoals de peer review van vestigingseisen aan aandeelhouderschap en eisen die ondernemingen verplichten een bepaalde juridische vorm te kiezen. Nederland zal aandringen op spoedige afronding van de peer review. Ook zet Nederland in op verdere ontwikkeling van de digitale interne markt. Hoewel meer en meer consumenten hun producten en diensten via het internet bestellen, staat de grensoverschrijdende e-commerce nog in haar kinderschoenen. Zo blijven problemen omtrent consumentenrechten en betaalbare postdiensten bestaan. Volgens de Commissie leidt het gebrek aan grensoverschrijdende elektronische handel jaarlijks tot 26 miljard euro aan gederfde omzet. Vanwege het grote aantal Nederlandse ondernemers dat op dit moment al online verkoopt, ligt hier voor hen nog een groot potentieel.

Nederland zal er tijdens de Raad op aandringen dat de Commissie ook dit jaar landenspecifieke aanbevelingen op het gebied van de interne markt zal doen richting die lidstaten die nog problemen kennen. Immers, voortgang op de interne markt vraagt zowel om de noodzakelijke maatregelen op Europees niveau als nationaal niveau.

Voortgang Single Market Act I en II

In aansluiting op de stand van zaken van de interne markt zal eveneens gesproken worden over Single Market Act I en II. Met de Single Market Act I van 2011 heeft de Commissie op een twaalftal prioritaire terreinen een nieuwe impuls gegeven aan de verdieping van de interne markt. Zoals genoemd in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 10 en 11 december 2012 (Kamerstuk 21 501-30 nr. 301) zijn reeds enkele grote stappen gezet in de onderhandelingen over het unitair octrooi, het aanbestedingspakket, en de richtlijn beroepskwalificaties.

Op 3 oktober 2012 publiceerde de Commissie de Single Market Act II, met daarin wederom twaalf acties op de interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 1507). Inmiddels is op 15 november 2012 de Mededeling interne energiemarkt gepubliceerd (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, 1530), heeft de Commissie op 26 november 2012 een besluit aangenomen over hervorming van het Europees portaal voor beroepsmobiliteit (EURES website), is op 12 december 2012 de mededeling en verordening wijziging insolventieverordening gepresenteerd (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, 1554) en presenteerde de Commissie op 30 januari het vierde spoorwegpakket. Naar verwachting volgen op 13 februari 2013 de maatregelen op het gebied van productveiligheid. De overige aangekondigde voorstellen zullen naar verwachting in het voorjaar 2013, uiterlijk juni 2013, gepubliceerd worden.

Nederland is verheugd over de grote voortgang die inmiddels is bereikt op de onderhandelingen over de voorstellen volgend uit de Single Market Act I. Het mag echter niet bij de afronding van de onderhandelingen blijven. Lidstaten zullen de voorstellen tijdig en zorgvuldig moeten implementeren, willen ondernemers en consumenten de voordelen van de Europese afspraken ook echt kunnen ervaren. Nederland staat positief tegenover de aangekondigde acties van de Commissie uit de Single Market Act II. Het is hierbij cruciaal dat de Europese Commissie deze voorstellen, zoals aangekondigd, daadwerkelijk uiterlijk 1 juni 2013 presenteert, omdat het anders onwaarschijnlijk is dat de onderhandelingen nog tijdens de huidige zittingsduur van het Europees Parlement kunnen worden afgerond. Dit zou leiden tot een forse vertraging voor het vaststellen van deze voorstellen, die juist sterk kunnen bijdragen aan het herstel van economische groei en het creëren van nieuwe banen.

Actieplan Ondernemerschap 2020

Oriëntatiedebat

De Raad zal een oriëntatiedebat voeren over het actieplan Ondernemerschap 2020 van de Commissie. Deze mededeling is op 9 januari 2013 uitgebracht en is een vervolg op de herziening van de Small Business Act van april 2011 en de mededeling over het Europese Industriebeleid van oktober 2012. Een gedetailleerde reactie op de mededeling zal afzonderlijk aan uw Kamer worden gestuurd in de vorm van een BNC-fiche.

In het actieplan Ondernemerschap 2020 benadrukt de Commissie dat in de huidige crisis startende en jonge ondernemers een belangrijke factor zijn voor meer werkgelegenheid in Europa. Het actieplan is bedoeld om het ondernemerschapspotentieel van Europa te ontsluiten, de huidige barrières voor ondernemen te verwijderen en om een cultuuromslag te realiseren in het Europees ondernemerschap. De Commissie gaat daarbij in op maatregelen op Europees niveau en roept lidstaten op tot het nemen van maatregelen voor het versterken van ondernemerschap.

Het actieplan Ondernemerschap 2020 richt zich op drie actiepijlers:

  • 1. Ondernemerschapsonderwijs en ondernemerschapstraining om bedrijfsoprichting en groei te stimuleren.

  • 2. Het ondernemersklimaat verbeteren door huidige structurele barrières op te heffen en ondernemers te ondersteunen in cruciale fases van de levenscyclus van een bedrijf.

  • 3. Het dynamischer maken van de ondernemerschapscultuur in Europa door het aanmoedigen van een nieuwe generatie ondernemers met aandacht voor rolmodellen en speciale groepen potentiële ondernemers, zoals vrouwen, senioren en migranten.

De Europese maatregelen richten zich onder andere op het versterken van de toegang tot financiering zoals voorzien in het financiële programma voor het versterken van het concurrentievermogen van bedrijven en het MKB (COSME), Horizon 2020 en financiële programma’s voor microfinanciering. Ook zal de Commissie blijven inzetten op het verlagen van de administratieve lasten door het aanpakken van de tien meest belastende onderdelen van de EU wetgeving zoals in oktober 2011 aangekondigd. Tevens zal de Commissie de samenwerking tussen clusters en bedrijfsnetwerken ondersteunen en zich inzetten voor nieuwe mogelijkheden voor bedrijven in de digitale markt. Daarnaast zal de Commissie zich binnen de drie pijlers inzetten voor het versterken van de bewustwording en het bij elkaar brengen van ervaringen uit de verschillende landen. De Commissie zal het actieplan monitoren via het concurrentie- en industriebeleid en via de governance-mechanismen van de Small Business Act.

Nederland onderkent het belang van ondernemerschap voor zowel nationale als Europese economische groei. Nederland vindt het dan ook positief te noemen dat de Commissie aandacht vraagt voor het MKB en starters. Nederland hecht eraan dat acties op Europees niveau een duidelijke toegevoegde waarde en impact hebben boven een nationale aanpak. Het ondernemerschapsbeleid is allereerst een nationale aangelegenheid. Elke lidstaat heeft zijn eigen uitdagingen ten aanzien van ondernemerschap en dient die conform zijn situatie te adresseren. Nederland ziet met name een toegevoegde waarde van een Europees aanpak bij het verminderen van administratieve lasten, het versterken van de (digitale) interne markt, het verbeteren van toegang tot financiering, het stimuleren van innovatie en het creëren van open markten. Daarnaast kan de Commissie het beleid van de lidstaten ondersteunen waar het gaat om het bewuster maken van nut en noodzaak van ondernemerschapsbeleid en het verzamelen en delen van best practices. Nederland heeft veel van de maatregelen waartoe de lidstaten worden opgeroepen reeds ingevoerd. Zo wordt het Nederlandse beleid voor ondernemerschap en onderwijs door de Commissie erkend als goed voorbeeld. Wat betreft doelgroepenbeleid heeft Nederland een generiek ondernemerschapsbeleid dat het bereik voor vrouwelijk ondernemerschap en migranten maximaliseert. Nederland legt hierbij de nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van ondernemerschap voor alle ondernemers teneinde meer groeibedrijven te realiseren.

Het actieplan Ondernemerschap 2020 richt zich met name op het bevorderen van het aantal ondernemers. Nederland acht het echter van belang dat gekeken wordt naar kwalitatieve aspecten van ondernemerschap zoals ambitie van ondernemers, groei en innovatie. Alleen een toename in het aantal ondernemers zal niet leiden tot een productievere economie. De economie profiteert vooral van ondernemers die (ambitie hebben om te) groeien en innoveren. Nederland legt in het bedrijfslevenbeleid dan ook met name aandacht op deze aspecten. Nederland zal in de Raad aandacht vragen om de kwalitatieve aspecten van ondernemerschap in het Europese beleid mee te nemen. Te denken valt hierbij aan het delen van best practices op het gebied van ondernemerschapsonderwijs gericht op groei en internationalisering van bedrijven, mentoring en coaching en het versterken van internationale netwerken rondom ambitieuze ondernemers.

REACH

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over de evaluatie van REACH. Basis voor de discussie zijn drie rapporten van de Commissie: een evaluatierapport REACH-verordening, de Roadmap inzake zeer zorgwekkende stoffen en de mededeling «tweede evaluatie van de regelgeving inzake nanomaterialen» van 3 oktober 2012. Ten aanzien van de laatste mededeling over nanomaterialen zij kortheidshalve verwezen naar het BNC-fiche ter zake dat de Kamer 9 november 2012 is toegegaan (TK, 22 112, nr. 1506) en het Algemeen Overleg d.d. 12 december 2012 over de Milieuraad van 17 december 2012.

REACH staat voor Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemische stoffen. Het doel is het beheersen van de risico's van chemische stoffen, zoals gezondheidsschade en schade aan het milieu. De REACH-verordening is op 1 juni 2007 in werking getreden en verplicht onder andere fabrikanten en importeurs van chemicaliën om stoffen, die in de EU geproduceerd of geïmporteerd worden, te testen en te registreren. Als een stof al eerder getest is, moeten die resultaten worden gedeeld tegen een redelijke vergoeding. Dit om het aantal proefdieren te beperken. De invoering van REACH verloopt gefaseerd. Per 1 december 2010 geldt een registratieplicht vanaf 1 miljoen kilogram per jaar. Per juni 2013 zakt die grens naar 100.000 kilogram en medio 2018 naar 1000 kilogram.

De Commissie is volgens de REACH-verordening verplicht een aantal evaluaties uit te voeren en te presenteren in 2008, medio 2012, medio 2013, medio 2014 en medio 2019. De evaluatie die voor 2012 voorzien was, is op 5 februari jl. verschenen. In essentie concludeert de Commissie in haar evaluatie dat hoewel er enkele aanpassingen nodig zijn, een grondige herziening van de wetgeving niet noodzakelijk is. Meer specifiek signaleert de Commissie dat:

  • REACH in algemene zin goed functioneert en het gebruik van chemische stoffen in Europa veel veiliger is geworden;

  • de uitvoering van REACH kan worden geoptimaliseerd door de kwaliteit van de registratiedossiers te verbeteren;

  • er ruimte is voor vermindering van de financiële en administratieve lasten voor het MKB;

  • er ruimte is voor verbetering van de handhaving.

De Commissie heeft al een voorstel in procedure gebracht voor verlaging van de tarieven die aan het MKB in rekening worden gebracht door ECHA, het Europees Agentschap voor chemische stoffen, dat de verordening grotendeels uitvoert. Dit voorstel zal in februari 2013 naar verwachting in comitologie goedgekeurd worden en rond april 2013 in werking treden.

Vanuit een eerste algemene appreciatie deelt Nederland de conclusies van de Commissie dat REACH vrijwel conform verwachting werkt. Tegelijkertijd deelt Nederland de zorgen over de gebrekkige kwaliteit van registratiedossiers en de hoge kosten voor het MKB. Nederland wenst hier verdere actie, waarbij het vooral zal gaan om flankerende maatregelen om de werking van REACH te verbeteren. Een wijziging van de verordening is wat Nederland betreft niet direct aan de orde, temeer daar pas een van de drie registratiefasen gepasseerd is1.

Ten aanzien van de gebrekkige kwaliteit van registratiedossiers heeft Nederland al eerder aangedrongen op verbetering. De werking van REACH valt of staat met de goede kwaliteit van deze dossiers. In december 2012 heeft ECHA een nieuwe aanpak geïnitieerd voor de beoordeling van dossiers waardoor naar verwachting kwalitatief slechte dossiers eerder getraceerd kunnen worden. Nederland zal in de gaten blijven houden hoe zich dit ontwikkelt en of er daadwerkelijk sprake is van verbetering van de dossierkwaliteit.

Met betrekking tot de kosten voor het bedrijfsleven ziet Nederland dat deze slechts ten dele veroorzaakt worden door de tarieven die ECHA in rekening brengt. Het pijnpunt ligt met name bij de kosten die bedrijven elkaar onderling in rekening brengen vanwege het – verplichte – delen van informatie over stoffen. Gegeven de gefaseerde invoering van REACH zal het MKB vooral in de komende jaren de uitvoeringskosten gaan voelen. In november 2012 is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een studie gestart naar de ervaringen bij het MKB. Naar verwachting zal uw Kamer hierover in april worden geïnformeerd. De Nederlandse overheid volgt de ontwikkelingen op de voet en steunt het MKB onder andere door middel van extra voorlichting, technische ondersteuning en verlaagde informatieverplichtingen.

Aangezien de informatiedeling en de wijze waarop bedrijven kosten vereffenen vanuit het bedrijfsleven zelf georganiseerd is, is het niet eenvoudig voor de overheid om hierop invloed uit te oefenen. De sleutel tot kostenverlaging ligt dan ook in eerste instantie bij bedrijven zelf. Nederland zou wel graag op Europees niveau een discussie willen over hoe hierbij tot kostenverlaging kan worden gekomen.

Om alle relevante zeer zorgwekkende stoffen (SVHC: Substances of Very High Concern) te kunnen identificeren, heeft de Commissie een Roadmap gepresenteerd waarin beschreven wordt hoe de werklast voor die identificatie tussen de lidstaten kan worden verdeeld. Naar verwachting van de Commissie gaat het om circa 600 stoffen, waarvan 138 nu al geïdentificeerd zijn. De Commissie wil graag toe naar een goede verdeling van het werk tussen de lidstaten, omdat alleen door goede samenwerking tussen lidstaten het doel behaald kan worden om in 2020 alle relevante SVHC's geïdentificeerd te hebben. Nederland ondersteunt deze aanpak en is ook bereid om dit in de praktijk vorm te geven, in lijn met het werk dat in de afgelopen jaren al door Nederland is ondernomen. Het grote belang van het identificeren van SVHC's is dat de meest risicovolle stoffen in beeld komen en zo nodig toereikende risicobeperkende maatregelen getroffen kunnen worden. Dit zorgt voor een vermindering van de risico’s voor milieu en volksgezondheid en tegelijkertijd levert het een impuls op voor innovatie om duurzamere en minder risicovolle alternatieven op de markt te brengen. Het is aan het bedrijfsleven om deze uitdaging op te pakken.

ONDERZOEK

Europa 2020 strategie – Innovatie Unie

Presentatie door de Commissie en oriëntatiedebat

In het kader van het Europees semester 2013, presenteerde de Commissie de Annual Growth Survey op 28 november 2012. Eerder in deze brief is hier al kort op ingegaan. Tijdens het onderzoeksdeel zal gesproken worden over de Innovatie Unie. De Commissie zal haar vervolgmededeling presenteren over de Innovatie Unie, inclusief de in 2010 aangekondigde Innovatie-indicator. Deze mededeling wordt medio februari verwacht. Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden door middel van een BNC-fiche.

De Innovatie Unie is één van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. De Europese Raad van 4 februari 2011 heeft zich verbonden aan de oorspronkelijke mededeling over de Innovatie Unie uit 2010. Met de Innovatie Unie zette de Commissie een visie, agenda en taakverdeling neer om belemmeringen voor innovatie weg te nemen. Deze belemmeringen zijn 1) ondermaatse investeringen in de kennisbasis, 2) ongunstige randvoorwaarden voor innovatie, en 3) fragmentatie en duplicatie in het onderzoek en innovatiebeleid dat gemaakt wordt op EU, nationaal en regionaal niveau.

Aanvankelijk werd binnen de Lissabon-doelstelling en de opvolger Europa 2020 strategie het niveau van de kenniseconomie afgemeten aan de hand van de hoofdindicator van de R&D intensiteit, die de R&D-uitgaven als percentage van het BBP aangeeft. Veel lidstaten, waaronder Nederland, brachten daar tegenin dat dit een eenzijdige kijk was op de innovativiteit van een land. Het betreft immers een pure input indicator. Om tot een meer afgewogen oordeel te komen zou ook naar de output van kennis moeten worden gekeken. Om deze reden heeft de Raad de Commissie verzocht om binnen twee jaar een nieuwe innovatie-indicator te ontwikkelen. Deze indicator zal complementair zijn aan de hoofdlijnindicator van de R&D-intensiteit.

De nieuwe indicator wordt door de Commissie ontwikkeld in samenwerking met de OESO en is bedoeld om het innovatievermogen per lidstaat te kunnen vergelijken. De indicator is naar verwachting samengesteld uit meerdere componenten, waaronder de mate van kennisintensiteit en arbeidsproductiviteit per sector. Volgens de Commissie geeft de indicator een statische weergave van de mate waarin een lidstaat hoogopgeleid menselijk kapitaal werkzaam heeft in de sectoren die het meest innovatief zijn, plus de mate waarin die sectoren concurrentiekrachtig zijn. Ook wordt (bedrijfs)dynamiek in innovatieve sectoren meegenomen door middel van een marker voor snelle groeiende bedrijven.

Nederland staat achter de Innovatie Unie als een geïntegreerde Europese onderzoek- en innovatiestrategie en onderschrijft de relevantie van de door de Commissie omschreven belemmeringen.

Om het concurrentievermogen van Europa te vergroten moet de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie worden versterkt. Daarbij blijven investeringen in de kennisbasis van onderzoek en onderwijs nodig, evenals investeringen in innovatie. Nederland vindt dat de EU-programma’s toegankelijker moeten worden gemaakt voor bedrijfsleven (vooral het MKB). Met name verlaging van de administratieve lasten, onder andere door te werken met een systeem van verantwoord vertrouwen, draagt bij aan de toegankelijkheid voor het bedrijfsleven en aantrekkelijkheid voor kennisinstellingen. Nederland is ook groot voorstander van een Europese aanpak van knelpunten op de markt voor risicokapitaal, aanvullend op de activiteiten die de lidstaten reeds ontplooien.

Nederland onderschrijft het belang van de nieuwe innovatie-indicator, die complementair is aan de bestaande indicator voor R&D-intensiteit. Conform de wens van Nederland zal deze indicator outputgeoriënteerd zijn en nagenoeg alle economische sectoren beslaan. In combinatie met het al bestaande innovatiescorebord ontstaat zo een evenwichtig beeld van de diverse dimensies van het innovatiesysteem, zowel in statische als dynamische zin. Nederland zal ook beter scoren met deze nieuwe output indicator, dan met de bestaande input indicator voor R&D-intensiteit.

Toegang tot wetenschappelijke informatie

Oriëntatiedebat

De Raad zal een debat voeren naar aanleiding van een in juli 2012 verschenen mededeling van de Commissie over verbeterde toegang tot wetenschappelijke informatie, en de bijbehorende aanbeveling die ook ingaat op verbeterde bewaring van deze informatie.

Doel van die verbeterde toegang en bewaring is meer profijt te hebben van publieke investeringen in onderzoek. De mededeling van de Commissie bevat voorstellen over maatregelen op Europees niveau. De aanbeveling gaat in op maatregelen die de lidstaten zelf kunnen nemen om toegang en bewaring te verbeteren. Uw Kamer is al eerder over de mededeling en de aanbeveling van de Commissie geïnformeerd door middel van een BNC-fiche (TK 22 112, nr. 1458).

Nederland onderschrijft het grote belang van een betere toegang tot wetenschappelijke informatie en steunt de mededeling. Nederland acht het daarbij van belang dat voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van het bedrijfsleven. Evenals de Commissie is Nederland van mening dat open toegang tot de laatste wetenschappelijke publicaties en onderliggende data van het grootste belang is. Het draagt bij aan de versnelling van innovatie, de bevordering van wetenschappelijke samenwerking zonder overbodige duplicatie van onderzoek en het betrekken van burgers en de maatschappij bij onderzoek (transparantie van het onderzoeksproces). Daarom kan Nederland zich vinden in het voorgestelde principe dat vanaf 2014 de publicaties die het resultaat zijn van onderzoeksprojecten in het kader van Horizon 2020, het nieuwe Europese programma voor onderzoek en innovatie, open toegankelijk zullen zijn. Hetzij direct open toegankelijk, hetzij na een bepaalde embargoperiode. Nederland steunt hierbij het streven van de Commissie om de mogelijkheid tot vergoeding van de kosten van publiceren onder open access te continueren. Nederland is van mening dat onder open access publiceren niet ten koste mag gaan van de samenwerking tussen publieke instellingen en bedrijven en dat bij publiek-private samenwerking de belangen van betrokken partijen gerespecteerd moeten worden.


X Noot
1

In 2010 moesten stoffen met een volume > 1000 ton/jaar geregistreerd zijn plus de carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen. In 2013 volgen de stoffen > 100 ton/jaar en in 2018 de stoffen > 1 ton/jaar.

Naar boven