21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 300 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 januari 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, de vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben op 28 november 2012 overleg gevoerd met minister Kamp van Economische Zaken en staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 23 november 2012 met de geannoteerde agenda voor de Concurrentieraad d.d. 10-11 december 2012 (21 501-30, nr. 299);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 2 november 2012 met een verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 10-11 oktober 2012 (21 501-30, nr. 298);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 28 september 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling industriebeleid voor industrie voor veiligheidsproducten (22 112, nr. 1477);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 12 oktober 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de ondernemingen in die sector (22 112, nr. 1490);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 26 oktober 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie (22 112, nr. 1496);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 2 november 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling aanboren van het potentieel van cloud computing in Europa (22 112, nr. 1500);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 november 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling Akte voor de Interne Markt II (22 112, nr. 1507);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 2 november 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling steun aan de culturele en creatieve sector (22 112, nr. 1501);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 november 2012 ter aanbieding van het fiche Mededeling Europees industriebeleid (22 112, nr. 1512).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Liefde

Griffier: Van de Wiel

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: De Liefde, Lucas, Agnes Mulder, Verhoeven en Jan Vos,

en minister Kamp van Economische Zaken en staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

Aanvang 14.00 uur

De voorzitter: Goedemiddag allen. Ik heet de minister en staatssecretaris van harte welkom. Het is al even over tweeën, dus we gaan gewoon beginnen. Ook aan de collega's een warm welkom. Wij hebben anderhalf uur staan voor dit algemeen overleg. Gezien de beperkte hoeveelheid collega's ga ik op dit moment iets ruimer met de spreektijd om. In principe hebben wij ongeveer drie minuten. Als u iets uitloopt, boft u dat u op tijd was. Dan hebben de andere collega's wat minder geluk. Ik wil het aantal interrupties in principe vrijlaten, maar als de klok het eindtijdstip nadert, zal ik wellicht wat strenger worden. Dat hang echter geheel af van u en de beantwoording van de minister en de staatssecretaris.

Mevrouw Lucas (VVD): Voorzitter. Jammer dat er zo weinig collega's zijn, want het concurrentievermogen van Europa lijkt mij een heel belangrijk thema om sterker uit de crisis te komen en ervoor te zorgen dat ons verdienvermogen gaat stijgen. Wat de VVD betreft, zijn de absolute speerpunten daarbij het versterken van de interne markt en het versterken van onderzoek en innovatie via Horizon 2020. Daar zal ik mij in mijn bijdrage toe beperken.

Wij sluiten ons aan bij het oordeel van het kabinet over de Akte voor de Interne Markt II, namelijk dat de voorstellen die hierin aangekondigd worden, straks op hun merites moeten worden beoordeeld. De VVD zal daarbij scherp letten op het subsidiariteitsbeginsel. De twaalf voorstellen die nu in de tweede akte zijn meegenomen, zijn heel divers. Dat roept bij ons de vraag op of er nog voldoende regie zit op het versterken van de interne markt. Doen wij nu de dingen die essentieel zijn en waarmee wij het verschil kunnen maken? Wij hebben het idee dat heel belangrijke zaken, zoals de Dienstenrichtlijn maar ook het unitair octrooi, vertraging oplopen, terwijl er weer nieuwe voorstellen van de Europese Commissie aankomen, waarbij wij ons van sommige afvragen hoe belangrijk die zijn. Vindt de minister dat de twaalf voorstellen die wij hebben gekregen, ook echt prioriteit hebben voor de komende jaren? Wil hij bij de Raad aandacht vragen voor het bewaken van het hogere doel? Wij krijgen graag een update over het unitair octrooi. Hoe staat het daarmee? Gaan wij daar nu eindelijk voortvarend mee aan de slag? Wil de minister daar opnieuw aandacht voor vragen bij de Raad?

In het verslag van de vorige Raad hebben wij kunnen lezen dat Nederland stevig heeft vastgehouden aan de full-costfinanciering vanuit Horizon 2020. Mijn complimenten daarvoor. Gelukkig stonden wij daarin niet alleen. Ook andere landen steunen ons in die aanpak, maar helaas niet met het gewenste resultaat. Graag hoor ik van de staatssecretaris welke gevolgen het bereikte compromisvoorstel heeft voor de kansen van Nederland en Nederlandse onderzoekers om in de toekomst voldoende middelen uit Horizon 2020 te kunnen halen. Op welke wijze kunnen wij ons voorbereiden, zodat wij indirecte kosten van onderzoek toch vergoed kunnen krijgen? Ook het in de komende Raad voorliggende voorstel over internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie en het integreren van het buitenlandse beleid in Horizon 2020 baart de VVD grote zorgen. Natuurlijk is onderzoek per definitie internationaal en moet internationale samenwerking gestimuleerd worden, maar met het nu voorliggende voorstel lijkt Horizon 2020 aan ontwikkelingssamenwerking te gaan doen voor derde landen buiten de Europese Unie. De VVD vindt dat het bruto nationaal product van derde landen niet het juiste criterium is om op te sturen bij het vragen van een bijdrage van derde landen aan het gezamenlijk onderzoek. De kwaliteit van het onderzoek is wat de VVD betreft de enige maatstaf. Deelt de staatssecretaris die mening? Zal hij daar opnieuw een punt van maken in de Raad?

De VVD kan instemmen met de lijn van het kabinet ten aanzien van de andere voorliggende fiches. Wel vragen wij aandacht voor de Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de ondernemingen in die sector. Hier lijkt de Europese Commissie zich ietwat te breed te maken. Het harmoniseren van de markt is prima, maar de voorstellen voor energie-efficiëntie van gebouwen of bijvoorbeeld de fiscale maatregel zijn voor de VVD een brug te ver. Deze behoren tot onze nationale bevoegdheid. Zal de minister hierover een stevig geluid laten horen in Brussel?

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Het voorzitterschap heeft conceptconclusies voorbereid, die in de Raad zullen worden besproken. Op welke manier zal er bij de single market aandacht worden besteed aan het creëren van banen in de Europese Unie? Bij het creëren van de interne markt gaat het niet alleen om de versterking van het concurrentievermogen, maar ook om wat het oplevert voor ons land. Gelet op de oplopende werkloosheid, niet alleen in Nederland maar in de hele Europese Unie, vinden wij dat een belangrijk onderwerp. Is het creëren van economische groei en banen in de Europese Unie een prioriteit van dit kabinet? Wij vinden dat de verschillende voorstellen daaraan moeten bijdragen. Wij willen graag dat de minister concreet aangeeft wat de verwachtingen waren van de voorgaande voorstellen en wat de beoogde resultaten zijn.

Ten aanzien van de richtlijn beroepskwalificaties vinden wij het net als de regering goed dat de Commissie een evaluatie uitvoert van alle gereglementeerde beroepen in de Unie. Dit betekent echter niet dat wij het zonder meer eens zullen zijn met de resultaten van de evaluatie en de voorstellen van de Commissie naar aanleiding hiervan. Wat is de inzet van de Nederlandse regering? Welke uitgangspunten heeft zij bij deze evaluatie? Kan de Kamer worden geïnformeerd alvorens er Europese besluitvorming plaatsvindt?

De lijst van gereglementeerde beroepen in Nederland beslaat niet de drie beroepen die in de brief worden genoemd, maar beslaat in totaal vier pagina's. Het gaat niet alleen om artsen, advocaten en financiële adviseurs, maar ook om beveiligingsmedewerkers, installateurs van alarmapparatuur, leraren, machinisten en matrozen. Heeft het gevolgen als de regering het aantal gereglementeerde beroepen verkleint? Dit betekent immers dat er concurrentie uit andere landen komt. Voor deze beroepsgroepen zou dat weleens vervelend kunnen uitpakken. Is dat wel gewenst? Wil de minister per beroepsgroep bekijken hoe hiermee om te gaan en daarbij de aard van de sector meewegen? Wil hij in overleg treden met sociale partners over dit onderwerp?

Als gevolg van de herziening van de Richtlijn jaarlijkse financiële rapportage ondernemingen wordt een nieuwe richtlijn voorgesteld. Net als de regering pleit de Partij van de Arbeid krachtig voor meer transparantie over betalingen aan overheden in de grondstoffenindustrie. Gelet op het gelijke internationale speelveld alsmede de effectiviteit van de wetgeving, benadrukt de Partij van de Arbeid dat de Europese rapportageplicht zo veel mogelijk in lijn moet liggen met de regels voor de reeds volledig aangenomen Dodd-Frank act en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Vindt de minister dat er geen uitzonderingsclausules voor rapportageverplichtingen in de wet moeten worden opgenomen, net als in de Amerikaanse wetgeving op dit punt? Zo ja, heeft Nederland daar ook consequent voor gepleit tijdens de onderhandelingen? Zo nee, waarom wil de minister dat Europa afwijkt van Amerikaanse regelgeving, waar de meeste multinationals toch al aan moeten voldoen in de VS? Waarom een ongelijk speelveld creëren? Zo nee, waarom wil de minister pleiten voor uitzonderingen, terwijl wij allemaal weten dat juist schurkenstaten dit soort uitzonderingen opneemt in de wet? Dat zou betekenen dat de Europese wet niet meer effectief is juist met betrekking tot de landen waar de wet in beginsel voor opgesteld wordt. Die zou er namelijk komen om ervoor te zorgen dat corrupte overheidsfunctionarissen en dictators zichzelf niet meer kunnen verrijken met de opbrengsten van natuurlijke rijkdommen, maar de opbrengsten in plaats daarvan gaan gebruiken om de schrijnende armoede in die landen aan te pakken. Pleit Nederland tijdens de onderhandelingen voor de definitie van «project» zoals voorgesteld door het Europees Parlement? Deze definitie biedt namelijk genoeg duidelijkheid over waarover te rapporteren en flexibiliteit voor bedrijven om hun rapportage aan te passen aan bijvoorbeeld een joint venture waarin zij opereren.

Ten aanzien van Horizon 2020 wil de Partij van de Arbeid in navolging van de VVD-fractie weten welke kansen het Nederlandse standpunt over de kostenvergoeding op dit moment maakt. Ik heb ook begrepen dat daar vandaag een stemming over is in het Europees Parlement. Wellicht kan de minister ons nog informeren over de actualiteit.

De heer Verhoeven (D66): Maandag heeft uw collega Servaes in een opiniestuk in NRC Handelsblad gepleit voor meer innovatie. Hij zei daar zelf over: deal or no deal. Betekent dat dat de PvdA de begroting wil afwijzen en Nederland een veto wil laten uitspreken als het geld voor extra innovatie er niet komt?

De heer Jan Vos (PvdA): Nee, dat betekent niet dat wij een veto zullen uitspreken en de begroting zullen afwijzen. Wat dat betreft, zitten mijn collega Servaes en ik geheel op één lijn.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Wat wij vandaag op de agenda hebben staan, is ontzettend belangrijk voor de toekomst van Europa, dus ook voor Nederland en de banen hier. Omdat er zo veel op staat, ga ik heel kort de punten langs zonder uitgebreide beschouwingen. Daarvoor is de tijd te kort.

Bij hefboom 9 van de Akte voor de Interne Markt II heeft mijn fractie een vraag, meer specifiek over de ontwikkeling van breedbandnetwerken. In het regeerakkoord staat dat Nederland de Europese Commissie wil vragen om op basis van het subsidiariteitbeginsel te inventariseren welke beleidsterreinen kunnen worden overgedragen aan de nationale overheden. Dat was ook een punt voor mijn VVD-collega. Hoe kijkt de minister aan tegen de rechtsgrondslag en subsidiariteit van hefboom 9?

Ik heb nog een aantal vragen over de voorloper van het nieuwe pakket, de Akte voor de Interne Markt I. De Europese Commissie heeft in juni aangegeven dat landen vaart moeten maken met de implementatie van de 41 richtlijnen uit dit pakket. Zij dreigt zelfs met strenger beleid en hardere sancties. Zijn deze 41 wetten tijdig en correct geïmplementeerd en uitgevoerd in Nederland? Als dat niet zo is, welke sancties hangen ons dan boven het hoofd?

Minister Kamp: Sorry voorzitter, ik was nog bezig het eerste punt van mevrouw Mulder op te schrijven. Zou zij het tweede punt nog even kort kunnen samenvatten?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ja hoor. Dat ging over de Akte voor de Interne Markt I. Die bevat in totaal 41 richtlijnen. Als wij die niet tijdig en correct implementeren, hangen ons kennelijk sancties boven het hoofd. Denkt de minister dat alles op tijd geïmplementeerd is? Zo niet, welke sancties zijn het dan en zijn die heel ernstig?

Wij hebben de aanbestedingsrichtlijnen gelezen. Die zijn erg belangrijk, ook voor ons bedrijfsleven. Wij lezen tussen de regels door dat de minister tevreden is, hoewel, op een aantal punten niet. Hoe oordeelt hij over het totale pakket? Kunnen wij daar goed mee uit de voeten of zitten daar nog moeilijkheden in?

De Nederlandse dienstensector is belangrijk voor Nederland. Die dreigt buiten de boot te vallen. In hoeverre kan de minister zich daar nog extra voor inzetten?

Een van de pijlers van de voorstellen van de Europese Commissie is het verbeteren van de toegang tot financiering en kapitaal voor bedrijven. Wij lezen dat de Europese investeringsbank een geschatte 60 miljard aan extra leningen zou kunnen genereren, met name voor het mkb, innovatie en groene groei. Dat vinden wij heel mooi klinken, maar wat betekent dat nou concreet als een bedrijf in Assen daar gebruik van wil maken? Wat gebeurt er dan? Kan zo'n bedrijf daar makkelijk toegang toe krijgen? Hoe krijgt zo'n gewone ondernemer toegang tot die financieringsbronnen?

Vallen de voorstellen van de Europese Commissie over de bouwsector samen met de Nederlandse innovatie- en investeringsagenda? Wil de minister pleiten om die meer in lijn daarmee te krijgen waar die afwijken?

Het unitair octrooi. Een tijdje geleden heeft de CDA-fractie een motie (32 627, nr. 5) ingediend over de glastuinbouw, de kwekers. Is daar inmiddels meer helderheid over? Kan de minister daar wat over vertellen? Ik heb de motie bij mij. Ik wil die straks best aan hem geven.

Horizon 2020. Komt de gewenste mate van autonomie van de lidstaten voldoende tot uiting tijdens de onderhandelingen over de regels van Horizon 2020? Wij hechten daar best wel aan. Krijgt dat ook de steun van het Europees Parlement? Misschien wordt er op dit moment over gesproken. Wat is dan de inschatting van de minister of de staatssecretaris hiervan? Draagt de door de Europese Commissie voorgestelde aanpak van internationale samenwerking in voldoende mate bij aan het naar Europa dan wel Nederland halen van excellente wetenschappers van buiten de EU? Dat moet geen verkapte ontwikkelingssamenwerking zijn, want wij willen excellentie. Die staat voor ons bovenaan samen met de kwaliteit, die de VVD ook zo belangrijk vindt.

Wij zagen ook de ruimtevaart op de agenda staan. Samen met mijn collega van D66, die hier naast mij zit, heb ik gepleit voor extra geld de komende jaren, met name om daar weer rendement van te krijgen naar Nederland. Daar is al een bijeenkomst over geweest. Daar kon de minister zelf niet bij zijn, maar een van zijn mensen wel. Zijn daar nog bijzonderheden uit gekomen die de minister hier met ons wil delen?

Er zijn heel veel stukken aan de orde. Kunnen die een volgende keer een week van tevoren aanwezig zijn? Dat helpt ons enorm bij de voorbereiding. Daar wil ik nog voor pleiten bij de minister.

De heer Jan Vos (PvdA): Dat verzoek van de oppositie willen wij wel steunen.

De voorzitter: Of dat nou van de oppositie of coalitie is, maakt niet uit, mijnheer Vos. Het verzoek is helder.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Als de ongekend lange agenda ook betekent dat er heel veel besloten gaat worden de komende Raad, dan is dat goed voor het concurrentievermogen van Europa. Dan krijgt dat een positieve impuls. Ik licht ook maar een paar punten uit de vele stukken.

Eerst het unitair octrooi. Neemt de minister de resultaten van de recente CPB-studie op dit gebied mee? Met name het overnemen van de best practices op het gebied van octrooirechtspraak biedt heel goede mogelijkheden. Dat blijkt ook in Duitsland. Sluit het huidige compromis goed aan bij de optimale situatie die in het CPB-rapport wordt geschetst?

Over de aanbestedingsrichtlijn hadden mijn collega's het ook al. Er zijn nieuwe richtlijnvoorstellen in ontwikkeling. De minister is tevreden over de tot nu toe behaalde resultaten. Ik heb hierbij een paar vragen. Waarom zou een nationaal toezichtsorgaan te ver gaan? D66 ziet hierin best een toegevoegde waarde. Wij hebben ook voor zoiets gepleit bij de nationale Aanbestedingswet. Dat krijg ik graag toegelicht.

Ik kom op het verhogen van de drempelwaarde. Het is bekend dat D66 de drempelwaarde best wat lager zou willen, maar dat kan niet vanwege de verdragen. Wij hebben als het ware niet onze zin gekregen. Dat gebeurt nu eenmaal weleens. Maar bij opdrachten aan de ondergrens kun je soms procedurekosten hebben tot 30% van de opdrachtsom. Dat is zorgelijk. Wij willen graag bekijken of het verlagen van de procedurele last wel een knop is waaraan gedraaid kan worden, want wij zien de drempelwaarde en de procedurele last als de twee knoppen waar je aan kunt draaien. Als je niet aan de ene knop wilt draaien, wil de minister dan antwoord geven op de vraag of het mogelijk is om aan de andere knop te draaien?

Er is een verlicht regime voor sociale diensten boven € 750.000. Wat is hier precies de bedoeling van? Het lijkt er immers op dat de markt daarmee wordt weggehaald. Of is het juist de bedoeling dat de markt meer ruimte krijgt? Zo ja, dan hoor ik graag de gedachte of het mechanisme daarachter, want dat snap ik niet precies.

Tot slot heb ik een verhelderende vraag over de aanbestedingsrichtlijn voor het gunnen van concessieopdrachten. Voor welke situatie gaat deze richtlijn precies op? En wat is het effect op de Nederlandse situatie? In het kader van die tevredenheid ben ik ook benieuwd welke gevaren voor de Nederlandse positie dan in de onderhandelingen zijn afgewend.

De richtlijn voor financiële ondernemingen. De D66-fractie is voorstander van het expliciet vermelden van betalingen aan overheden. Dat is ook conform transparantiewetgeving, maar wat is precies het effect voor partijen die een joint venture hebben met de overheid? Komen de financiële transacties dan ook goed aan het licht?

Het EU-industriebeleid. Hoe sluiten de prioritaire gebieden van de Europese Commissie aan op de Nederlandse topsectoren? Is het mogelijk om dat in een soort tabel op een rijtje te zetten, zodat wij zien waar de raakvlakken zitten? Kunnen wij een update krijgen over het budget voor innovatie in het Meerjarig Financieel Kader? Ik hoorde namelijk dat innovatie weleens het kind van de rekening kan worden, omdat Nederland heel erg aandringt op een korting. Als je die korting wilt, gaat dat misschien ten koste van innovatie. Dat vinden wij zorgelijk. Waar zit de ondergrens voor Horizon 2020, vraag ik eigenlijk concreet aan de minister.

Mevrouw Lucas (VVD): Ik hoor de heer Verhoeven niks zeggen over Horizon 2020. Hoe kijkt D66 aan tegen de ontwikkelingen rond Horizon 2020? Budget dat bedoeld was voor onderzoek en innovatie, lijkt steeds breder te worden ingezet voor het wegwerken van achterstanden in derde landen. Ook nu wordt derde landen weer toegang gegeven tot deze onderzoeksmiddelen. Kunnen wij samen optrekken om ervoor te zorgen dat Horizon 2020 ook echt aan kwalitatief goed onderzoek besteed gaat worden?

De heer Verhoeven (D66): Hierbij speelt een beetje de spanning tussen cohesie en concurrentie. Laten wij andere landen een poot bijzetten of gaan wij als Nederland echt inzetten op excellentie door die innovatie- en onderzoekskant te benadrukken? D66 is altijd heel helder geweest: wij vinden het prima dat er ook voor andere landen heel veel mogelijkheden komen in de budgetten, maar wij moeten wel blijven inzetten op de kwaliteit van die onderzoeksprogramma's en de kansen voor Nederland daarbij. De vraag die mijn collega stelt over het samen optrekken, wil ik dus positief beantwoorden.

Ik wilde ook nog zeggen dat ik heel erg benieuwd ben naar de antwoorden van de minister op de vragen van mevrouw Mulder over de ruimtevaart.

De voorzitter: Wie niet?

De minister kan direct antwoorden.

De heer Verhoeven (D66): Excuus, voorzitter. Het is voor mij een lastige keuze, maar ik zal om 15.00 uur dit overleg moeten verlaten vanwege een algemeen overleg over de woningcorporaties.

De voorzitter: Mochten de minister en de staatssecretaris heel helder antwoorden, dan kunnen wij wellicht voor drieën al klaar zijn. Ik sluit dat niet helemaal uit gezien het tempo.

Ik geef het woord aan de minister in eerste termijn.

Minister Kamp: Voorzitter, mag ik nog even een paar velletjes invoegen? Ik ben met een halve minuut zo ver.

De voorzitter: Uitstekend. Wij schorsen een halve minuut.

De vergadering wordt van 14.22 uur tot 14.24 uur geschorst.

Minister Kamp: Voorzitter. Wij hebben vandaag een grote agenda te bespreken, zoals de heer Verhoeven opmerkte, die al langer met dit bijltje hakt. De vergadering maandag over een week in Brussel duurt ook twee dagen. Dat betekent dat wij nog tijd hebben om de zaken voor te bereiden. Sommige woordvoerders hebben een paar punten aan de orde gesteld waar ik nog niet afdoende op kan reageren. Ik zal daar de komende week bij de voorbereiding op de Europese Raad verder aan werken.

Een voorbeeld daarvan is wat de heer Vos zei over de jaarrekeningen. Bij de betalingen door overheden gaat het natuurlijk met name om landen waar problemen zijn, waar ze geen systeem hebben zoals wij dat hebben of zoals dat van de Verenigde Staten, waar heel scherp wordt toegezien op corruptie en alles wat daaraan is gerelateerd. Het gaat om landen waar men het niet nalaat om zich te verrijken als men in die positie is, waar dus de echte problemen in de wereld zijn. Vanuit de invalshoek van de heer Vos zal ik dat dossier nog een keer doorlopen om te kijken of de zaken die hij aansnijdt, voldoende zijn geregeld. Ik ga daar nu in zijn ogen mogelijk onvoldoende op in, maar dat betekent niet dat ik het belang van het onderwerp niet inzie. Ik zal het de komende weken de aandacht geven die het verdient.

Ik loop de verschillende onderwerpen door. Misschien kan ik daarbij meteen op alle vragen reageren. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik zien welke aantekeningen ik heb gemaakt. Anders kunnen wij daar in tweede termijn nog op terugkomen.

De interne markt is het belangrijkste deel van de Europese groeiagenda. De heer Vos vroeg hoe het zit met de groei in Europa en de banen. Hoe kijkt het kabinet daartegen aan? Nou, wij moeten het in Europa vooral hebben van de interne markt. Dat hebben wij ook gezien, omdat er tot dusver, als gevolg van het wegnemen van allerlei belemmeringen voor de interne markt, een forse groei is geweest van het bruto nationaal product, bruto binnenlands product in Europa en van de werkgelegenheid. Een voorbeeld is de implementatie van de Dienstenrichtlijn. Die ging over het afschaffen van de vele belemmeringen in nationale regelgeving om diensten te leveren. Die zijn voor een groot deel weggenomen. Dat heeft geleid tot een stijging van 0,8% van het bruto nationaal product in Europa. Die is voor het grootste deel in de afgelopen vier jaar gerealiseerd. Het restant daarvan zal de komende jaren worden gerealiseerd. Gelet op de 96 miljard euro extra bruto nationaal product die je daardoor realiseert, is dat een grote winst die geboekt wordt. Daar komen de banen vandaan. Wij geloven niet dat je banen creëert met banenplannen, Europa ook niet. Banen creëer je met economische groei. En economische groei kun je in Europa vooral stimuleren door de interne markt te bevorderen. Het afschaffen van de vele belemmeringen in nationale regelgeving dat met de Dienstenrichtlijn is bereikt, is daar een heel belangrijk onderdeel van.

De Europese groeiagenda is gericht op de versterking van de interne markt, maar daarnaast ook op het concurrentievermogen in Europa. Dat doen wij in Europa door innovatie te stimuleren. Daar komt mijn collega op terug bij Horizon 2020. Dat doen wij door de administratieve lasten te verlagen. Daar hebben wij in Nederland al veel aan gedaan en daar doen wij nog meer aan. Daar kan in Europa nog een heleboel meer aan gedaan worden. Dat doen wij ook door betere toegang te verschaffen tot kapitaal voor het bedrijfsleven. Wij doen dat in Nederland. Mevrouw Mulder noemde het voorbeeld van een bedrijf in Assen: hoe kan een bedrijf in Assen beter gebruikmaken van de Europese voorziening die daar gecreëerd wordt? Ook dat punt zal ik de komende week nader bekijken. Zij heeft gelijk dat het ons gaat om de vraag: als je een Europese faciliteit creëert, wat heeft die ondernemer in Assen daar dan precies aan? Ik ga het op die manier nader bekijken. Mocht daar iets bijzonders uit komen, dan laat ik het de Kamer weten voor de Raad. Anders zal ik dat bij mijn werk in Brussel de aandacht geven die het verdient.

Een beter functionerende Europese interne markt. Ik heb het voorbeeld genoemd van de Dienstenrichtlijn, die goed was voor 0,8% groei. Als wij de hele interne markt op orde krijgen voor 2020, waar wij nu mee bezig zijn en zoals wij het ons in Europa hebben voorgenomen, dan kan dat volgens de Europese Unie een groei van het bruto binnenlands product opleveren van 4%. Daar praten wij over. Dat zijn de banen, dat is de omzetgroei waar het ons allemaal om te doen is. Bij de komende Europese Raad zullen een paar belangrijke beslissingen genomen worden om de interne markt beter te laten functioneren. Dat gaat over het unitaire octrooi en de modernisering van de aanbestedingsrichtlijnen, waar ik zo op terugkom.

Behalve deze twee dingen is er in Europa natuurlijk meer nodig. Het gaat om een breed pakket. Wij hebben de Single Market Act I en de Single Market Act II. Wij zijn nu bezig met dat tweede pakket, het tweede actieprogramma met een twaalftal onderdelen waar richtlijnen voor komen en die dus verder in de nationale wetgeving moeten worden uitgewerkt. Die gaan bijvoorbeeld over de digitale interne markt, energie en transport. Het is heel goed dat Europa daar op deze manier gestructureerd aan werkt. Ik ben niet iemand die altijd zomaar achter Europa aanloopt, alsof het allemaal goed is wat ze daar doen, maar aan de interne markt wordt echt gestructureerd gewerkt. De mogelijkheden die er zijn, worden opgespoord en benut. Daar worden concrete voorstellen voor gemaakt. De Single Market Act I was goed. Die is uitgevoerd. Nu zijn wij met de tweede bezig. Ik ben echt van mening dat dit de manier is waarop wij het moeten doen. Natuurlijk hebben wij kritiek op allerlei onderdelen en zijn wij het niet altijd met elkaar eens, maar wij komen toch een heel eind. Dat is een goede zaak.

Wij willen als Nederland niet in de Europese lijn meelopen. Wij zijn een van de sterke economieën van de wereld. Wij horen wat betreft export, import en investeringen bij de top tien van de wereld. Wij hebben de ambitie om het beste vestigingsklimaat van de wereld te hebben, dus ook van Europa. Dat betekent dat wij doen wat in Europa is afgesproken, maar daar ook weer op vooruit proberen te lopen. Een voorbeeld daarvan is dat wij van plan zijn in 2017 alle procedures die ondernemers moeten doorlopen voor hun activiteiten, digitaal aan te bieden. Daar kunnen ondernemers in Nederland van profiteren, maar ook ondernemers in andere delen van Europa krijgen op die manier gemakkelijk toegang tot Nederland. Wij denken niet dat dat een bedreiging is voor de situatie in Nederland. Wij zijn juist de poort van Europa. Wij zijn het handelsland van Europa. Wij zijn het doorvoerland. Wij zijn de grote dienstverlener. Wij zijn de transporteur. Dat betekent dat bedrijven, naarmate Europa meer open is, er meer van kunnen profiteren. Wij zullen het ondernemers een stuk gemakkelijker maken door alles vanaf 2017 digitaal te doen. Daar lopen wij in Europa mee vooruit.

Hetzelfde geldt voor de regeldruk. Wij zijn daar al een heel eind mee gekomen onder het vorige kabinet, het kabinet daarvoor en het kabinet daarvoor. Door de jaren heen hebben wij daar veel aandacht aan besteed. Wij gaan daarmee door. Voor deze kabinetsperiode hebben wij de ambitie om de regeldruk met 2,5 miljard euro per jaar te verlichten. Wij gaan vijftien regeldichte sectoren doorlichten om daarin maatwerkoplossingen te leveren. Wij gaan ook met tien sectoren bekijken wat er allemaal gedaan kan worden door een betere inzet van ICT-mogelijkheden om op dit punt verbeteringen te bereiken. Wij hebben dus een positieve opstelling jegens de Europese markt. Wij hebben de ambitie om binnen Europa en binnen de wereld voorop te lopen.

Ik kom op het aantal banen. Ik heb al gezegd dat wij nog een groei van 4% in het bruto binnenlands product willen realiseren. Als je kijkt naar wat op het punt van de interne markt al gerealiseerd is sinds 1992 – ik ga dus een periode van twintig jaar terug – dan zie je dat er in die twintig jaar, dankzij de interne markt in Europa, 2,75 miljoen banen bij zijn gekomen in Europa, 2.750.000 banen. Het is heel goed dat degenen die kritiek hebben op Europa, zich ook realiseren dat er veel winst in Europa is te bereiken op het gebied van welvaartsgroei, groei van het bruto nationaal product, mogelijkheden voor ondernemers in Europa en banen in Europa en Nederland.

Er is gevraagd naar het octrooirecht. Europese innovatieve bedrijven stonden in de wereld op forse achterstand als het ging om het octrooirecht. De Verenigde Staten hebben een heel grote economie waarin alles in één keer is geregeld. Japan heeft ook een economie waarin heel veel octrooien spelen. Die hebben het allemaal heel goed geregeld tegen lage kosten, terwijl wij in Europa de zaak per land geregeld hadden. Daardoor moest je in Europa ik-weet-niet-wat-allemaal doen om een octrooi beschermd te krijgen. Daardoor vielen de kosten in Europa in totaliteit zo'n tien keer hoger uit dan in Japan en Amerika. Daarmee komen onze bedrijven in de wereld op forse achterstand te staan. Dat weten wij allang. Wij hebben daar 30 jaar aan gewerkt. Wij zijn nu zeven jaar bezig in Europa om heel concreet tot een oplossing te komen. Die is er nu. Het is heel prettig dat wij nu eindelijk zo ver zijn.

In de Raad is vorig jaar december een akkoord bereikt over de octrooiverordening en het rechtspraakverdrag. Met name dat laatste is belangrijk, omdat dat gaat om de kwekers, waar mevrouw Mulder naar gevraagd heeft, concreet om de kwekervrijstelling. Wij zijn van mening dat over de kwekervrijstelling in de octrooiverordening geen misverstand mag bestaan. Die zou goed geregeld moeten worden. Wij hebben daar ook hard voor gepleit. De kwekervrijstelling wordt apart opgenomen in het rechtspraakverdrag. Dat verdrag is erop gericht om een octrooigerecht tot stand te laten komen in Europa. Alleen in dat verdrag wordt die kwekervrijstelling geregeld, waardoor daar volledige duidelijkheid over is en het Hof van Justitie op dat terrein dus niet bevoegd is, maar alleen dat nieuwe octrooigerecht. Dat betekent dat, als iemand een octrooi heeft op een kwekersproduct, andere kwekers wel weer hun eigen werk mogen gaan doen, uitgaande van dat product. Dat is van het grootste belang voor dit deel van de markt, want als je de hele verdere ontwikkeling af kunt sluiten met je octrooi, dan wordt de samenleving daar in haar geheel slechter van. Maar als je iemand het profijt laat hebben van het octrooi op een plant en vervolgens anderen de gelegenheid geeft om daar verder op voort te borduren, dan is dat een heel goede zaak. Dat is nu bereikt. Wij zijn nu dicht bij een akkoord. Het bedrijfsleven kan daar goed mee uit de voeten, heeft het ons laten weten. Wij creëren een goed werkbaar en kosteneffectief octrooisysteem. Wij mogen daarmee onze handen dichtknijpen en proberen dit zo snel mogelijk naar de eindstreep te brengen.

Mevrouw Lucas (VVD): Ik ben het met de minister eens dat wij moeten proberen dit zo snel mogelijk naar de eindstreep te brengen, maar ik wil hem wel vragen om daar in de Raad nog aandacht voor te vragen, omdat wij signalen krijgen dat het opnieuw vertraging lijkt op te lopen. Dit is een van de dingen van die interne markt waar wij echt winst op kunnen halen. Het lijkt mij goed dat Nederland daarop blijft hameren.

Minister Kamp: Ik ben het helemaal eens met mevrouw Lucas. Ik zal dat ook zo doen.

Onderdeel van die Single Market Act I was de herziening van de richtlijn beroepskwalificaties. Met name de heer Vos was daar bezorgd over. Hij zei dat die weleens ten koste van de werkgelegenheid in Nederland zou kunnen gaan. Hierbij zie je dat landen in Europa allerlei dingen gaan regelen voor bepaalde beroepen, waardoor ze bereiken dat mensen uit andere landen van Europa niet de gelegenheid krijgen om dat werk te gaan doen. Als je een werknemer uit Italië bent, dan mag je gewoon naar Nederland komen en hier gaan werken. Een Nederlander mag naar Italië gaan om te gaan werken. Het is ook heel logisch dat een notaris of accountant uit Italië naar Nederland kan komen om hier te gaan werken en andersom. Maar Italië kan dat natuurlijk afschermen door allerlei bijzondere voorwaarden aan die beroepen te verbinden en die heel strak te reglementeren. Dan kan iemand uit het buitenland daar nooit aan voldoen.

Je ziet op grote schaal in Europa gebeuren dat markten op een oneigenlijke manier worden afgeschermd. Uiteindelijk hebben ze daar heel veel last van in Italië, Spanje en andere landen, want de dynamiek blijft achter en de economische hervormingen worden niet doorgevoerd, waardoor de financiële positie van die landen uiteindelijk ook steeds slechter wordt. Het is dus van groot belang voor die landen, maar ook voor Nederland. Wij zijn immers een echte dienstenleverancier in Europa. Onze mensen willen graag hun diensten in Europa leveren. Wij zijn er dus erg voor om die 4 700 – zo veel zijn het er – gereglementeerde beroepen in Europa aan te pakken: Nederlandse ondernemers worden daarmee geconfronteerd. Die vragen of wij ons willen inzetten om daar wat aan te doen.

Sommige Europese lidstaten zijn daar inmiddels mee begonnen. Dat is heel positief. Polen zal een en ander het komende jaar drastisch vereenvoudigen voor 170 beroepen. Dat is prima. Portugal heeft er al 150 helemaal afgeschaft. Heel mooi. Wij gaan druk zetten op andere landen. Wij gaan ook ons eigen ding doen. Wij gaan onze eigen lijsten door om te kijken wat minder kan en misschien helemaal weg kan. Zo proberen we ervoor te zorgen dat er in Europa ook voor deze beroepen dynamiek zal zijn.

De richtlijn die er moet komen, zal naar verwachting volgend jaar in de zomer in werking treden. De lidstaten zal dan worden gevraagd om op grond van die richtlijn met een overzicht te komen van alle beroepen waarvan zij nog steeds vinden dat het noodzakelijk en proportioneel is om die in hun land te reglementeren. Vervolgens gaan alle Europese lidstaten de lijsten met elkaar doornemen. Nederland kan dan bijvoorbeeld aan Italië vragen waarom een bepaald beroep nog beschermd moet worden, terwijl dat in alle andere landen niet het geval is. Italië moet dan met een verhaal komen om dit te onderbouwen. Om bij die zogenaamde peerreview een goede positie te hebben, zullen wij ervoor zorgen dat wij ons werk goed doen. Dat geeft ons een goede uitgangspositie om hierover kritisch de discussie aan te gaan met de andere landen. Wij zullen hier met de mensen in het veld over spreken. De heer Vos zei dat het ook nuttig is om hierover met de sociale partners te spreken. Dat lijkt mij zeker nuttig. Ik zal de Kamer laten weten op welke wijze ik op de suggestie van de heer Vos ben ingegaan.

De heer Verhoeven heeft gevraagd naar de studie die het CPB heeft gepubliceerd over het unitair octrooi. Dat is een interessante studie, hoewel die niet op alle onderdelen even helder in de conclusies is. Het CPB stelt bijvoorbeeld dat het Duitse systeem onvoldoende wordt gevolgd. Het Duitse systeem voor het unitair octrooi is een goed systeem en zal flink zijn weerklank in het Europese systeem moeten vinden. In het CPB-rapport wordt niet duidelijk gemaakt welke elementen van het Duitse systeem niet in het Europese systeem zitten. Ik denk dat het CPB dit ook niet goed hard kan maken, omdat de Duitsers tevreden zijn met het resultaat dat er nu uit komt. Veel elementen uit het Europese systeem komen rechtstreeks uit het Duitse systeem. De Duitse rechters zijn ook nauw betrokken bij de inrichting van het geheel. Wat in het rapport nastrevenswaardig wordt genoemd, is dat inderdaad, maar is ook al in de praktijk gerealiseerd. Wij zullen daar met elkaar van profiteren.

Ik ga nu in op de aanbestedingen. Zoals de woordvoerders weten, zijn er drie aanbestedingsrichtlijnen: een voor de klassieke overheidsopdrachten, een voor speciale sectoren als energie en water en een voor de concessies. In de richtlijn die er uiteindelijk uit komt, is een aantal belangrijke wensen overgenomen. Niet alles is naar onze zin, maar er zitten een paar goede dingen in. De heer Verhoeven zei al dat de drempels omhoog moeten en ik ben dat helemaal met hem eens, maar laten wij onze zegeningen ook tellen. Voor de klassieke overheidsopdrachten geldt nu een drempel van € 125.000. Deze drempel is breed ingebed. Het is ook conform de WTO-afspraak. Als je het bedrag daaruit omrekent, kom je ook uit op ongeveer € 125.000. In Europa is hierover een afspraak gemaakt. Ik vind dat de drempel omhoog moet omdat de transactiekosten nu te hoog zijn, zeker bij aanbestedingen voor relatief lage bedragen, maar dat kan niet op korte termijn. Laten wij eerst werken met wat er nu ligt. Het is nogal wat om dit in de hele wereld voor elkaar te krijgen, zoals op dit moment gebeurt. De WTO en Europa spelen hierin een heel goede rol. De WTO zal hierover in 2017 opnieuw onderhandelen. Europa zal de zaak in 2018 evalueren. Wij zullen dit proces ondersteunen, ervoor zorgen dat de voorbereidingen goed lopen en onze inbreng leveren.

De heer Verhoeven suggereerde dat wij intussen kunnen zoeken naar andere mogelijkheden om de transactiekosten te drukken. Ik denk dat hij ook mogelijkheden in gedachten heeft om hiermee het midden- en kleinbedrijf meer kansen te geven bij de aanbestedingen. Mevrouw Lucas doelde daar ook op. Het lijkt mij goed om het zo te doen. Wij zullen bekijken hoe wij de lasten voor de procedure kunnen drukken. Dat is nodig en ik denk dat het ook mogelijk is. We zullen tegelijk bekijken hoe wij toch kunnen bereiken dat kleinere bedrijven ondanks de drempel van € 125.000 toch in aanmerking kunnen komen voor opdrachten, bijvoorbeeld door opdrachten op te knippen en een deel van de aanbesteding te gunnen.

Een ander punt dat wij in Europa hebben ingebracht, is dat wij vinden dat je niet alleen maar naar de cijfers moet kijken. Wij zijn tevreden dat dit eruit is gekomen. Het moet niet zo zijn dat je iets in de markt zet en afwacht met welke prijzen men komt, en dat is het dan. In de wisselwerking tussen bedrijven en een overheid die wat te vergeven heeft, kan het heel goed zijn dat je met elkaar overlegt en dat bedrijven je kunnen overtuigen dat zij op een andere manier kunnen werken en innovatie kunnen doorvoeren, waardoor zij voor de opdrachtgever een beter resultaat kunnen bereiken. De samenleving als geheel kan daarvan profiteren omdat dit later in andere zaken kan worden voortgezet. Wij willen daar ruimte voor hebben. Die ruimte wordt nu geboden en daar zijn wij positief over.

De invulling van het toezicht op de aanbestedingen moet volgens ons aan de lidstaten worden overgelaten. Die ruimte wordt ons nu ook geboden. Onze inzet op dit punt is gehonoreerd.

De heer Verhoeven (D66): De minister sprak over opknippen. Dat is in aanbestedingsland een heel gevaarlijke term omdat je soms te maken krijgt met mensen die zeggen dat dit niet mag. Wij hebben altijd gepleit voor ontclusteren, dus «de zaken niet op een hoop gooien» in plaats van «uit elkaar halen wat aan elkaar vastzit». Bedoelt de minster dat ook of wil hij nog een stap verdergaan en echt over opknippen gaan nadenken?

Minister Kamp: Het gevolg van een drempel van € 125.000 kan zijn dat kleine bedrijven niet in aanmerking komen voor een opdracht als wij bijvoorbeeld iets op het gebied van catering aanbesteden in Den Haag. Stel dat het over drie ministeries gaat en je de opdracht op een bepaalde manier opknipt, dan zouden meerderen mee kunnen doen in het kader van zo'n totale opdracht. Er zijn mogelijkheden om dit op een verantwoorde manier te doen. De heer Verhoeven maakt een verschil tussen ontclusteren en opknippen. Ik beken dat ik het verschil niet goed kan bevatten, maar ik zal er nog eens in duiken om te bekijken of ons voornemen in dezen nog nader gespecificeerd moet worden.

De heer Verhoeven (D66): Volgens mij bedoelt de minister hetzelfde als ik en gaat het hier slechts om een woord. Het voornaamste is dat je niet kunstmatig drie ministeries één grote opdracht laat maken, maar dat je ze alle drie een opdracht laat maken. Dan kies je van begin af aan voor de natuurlijke omvang van een opdracht en dat is prima om de kansen voor het mkb te vergroten. Ik ben dus blij met dit antwoord.

Minister Kamp: Dat is mijn bedoeling inderdaad. Ik ben blij dat het ook de bedoeling van de heer Verhoeven is.

Ik heb al gereageerd op het punt van de heer Vos over het jaarrekeningenrecht en de landen waarvoor dat echt bedoeld is. Ik ga mij hier verder in verdiepen. Het gaat met name om vereenvoudiging voor grensoverschrijdende activiteiten. Dat betekent dat er meer duidelijkheid moet zijn over de vergelijkbaarheid van jaarrekeningen. Je kunt de administratieve lasten voor bedrijven verlichten door de regels op dit gebied te vereenvoudigen. De uiteindelijke bedoeling van het voorstel is dat er transparantie komt over betalingen die door grote bedrijven in de olie-, gas-, mijnbouw- en houtkapindustrie aan overheden worden gedaan. Daar doelde de heer Vos ook op. Als je regels maakt voor bedrijven, kun je bereiken dat ze hierover verantwoording moeten afleggen. Daardoor komen eventuele misstanden aan het licht en kan daartegen worden opgetreden. Als er duidelijkheid over de regels is, weten bedrijven waaraan zij zich dienen te houden. Belemmeringen die bedrijven waar corruptie helemaal niet aan de orde is, op dit moment ervaren, kunnen weggenomen worden. De informatie die nodig is om misstanden te bestrijden, komt hierdoor aan het licht. De regels moeten wel hetzelfde zijn voor iedereen. Er moet een internationaal level playing field zijn. In de VS is men hier iets verder mee dan in Europa. Door wat wij nu in Europa aan het doen zijn, wordt op dit punt flink vooruitgang geboekt. Het gemak voor goedwillende bedrijven die belemmeringen ervaren, zullen wij goed in beeld houden, maar wij letten er ook op dat wij kunnen optreden tegen misstanden.

De woorden van mevrouw Mulder over het breedbandnetwerk kon ik niet helemaal overzien. Dat spijt me, mevrouw Mulder. Uw opmerkingen zijn bij onze mensen duidelijk overgekomen. Ik zal mij hier wat nader in verdiepen en ervoor zorgen dat ik dit punt voldoende in beeld heb voor ik naar Brussel ga.

Ik kon niet aanwezig zijn bij de ESA-bijeenkomst doordat ik verplichtingen had in de Kamer. Ik heb al gemerkt dat je als minister van Economische Zaken vaak in de Tweede Kamer en Eerste Kamer aanwezig bent en bij Europese raden zit. Dat betekent dat je voor andere bijeenkomsten regelmatig moet vertrouwen op de ambtelijke medewerkers die je waarnemen. Gelukkig is hun werk van hoge kwaliteit. Ook bij de ESA-bijeenkomst is dit prima geregeld. Ik maak hiervan een terugkoppeling die naar de Kamer gaat. Dan kan mevrouw Mulder die beoordelen en kunnen wij daarover spreken.

De heer Verhoeven heeft gesproken over een lichter regime voor sociale diensten. Ook dat kan ik op dit moment niet overzien. Ik duik hier eveneens nader in. Mocht mij nog iets onduidelijk zijn, dan zal ik daarover apart contact opnemen met de heer Verhoeven om te bekijken wat wij hieraan zouden moeten gaan doen.

De heer Verhoeven heeft er ook op gewezen dat Nederland mogelijk op bepaalde onderdelen zal moeten inleveren als wij willen bewerkstelligen dat wij 1 miljard minder gaan betalen in het Meerjarig Financieel Kader. Dat zegt de heer Verhoeven heel terecht. Zo werkt dat in Europa. Als wij heel sterk inzetten op een afdrachtkorting van 1,2 miljard, lopen wij het risico dat wij dit weliswaar voor elkaar krijgen, maar op andere onderdelen geld moeten inleveren. Wij bekijken heel goed om welke onderdelen het gaat. Stel dat het op de ene plek om 17 miljoen per jaar gaat en op de andere plek om 23 miljoen per jaar, dan kunnen wij ons wel heel erg in die twee bedragen vastbijten, maar als wij vervolgens de korting van 1,2 miljard niet voor elkaar krijgen, bijten wij in onze eigen staart. Wij houden dus heel scherp in beeld wat de communicerende vaten zijn. Als wij op het ene punt wat binnenhalen, waar verliezen wij dan en hoeveel? Waar leggen wij de grens? Dit is onderdeel van het proces dat van uur tot uur plaatsvindt tijdens de onderhandelingen in Brussel. Daarbij wordt ook met mij contact onderhouden en heb ik weer contact met de premier als dat nodig is. De heer Verhoeven heeft terecht aandacht besteed aan dit punt. Dit wordt door ons bewaakt.

Tot zover mijn antwoorden.

Mevrouw Lucas (VVD): Er is nog een vraag van mij blijven liggen. Die ging over het concurrentievermogen van de bouwsector. Op dit gebied lijkt men af en toe wat verder te gaan dan wat Europa strikt noodzakelijk zou moeten doen. Is de minister bereid om zich hierover kritisch uit te laten?

Minister Kamp: Ook hierop zal ik mij iets nader bezinnen. Ik zal uitzoeken hoe het zit. Ik heb mij niet gerealiseerd dat dit in het bijzonder speelde, maar dit is voor Nederland uiteraard van het grootste belang. De bouwsector is momenteel een van de zwakke punten van de Nederlandse economie. Ik duik hierin, zo nodig in overleg met mevrouw Lucas. Op grond van het inzicht dat ik mede dankzij haar verwerf, zal ik mijn werk doen in Brussel.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb de minister ook gevraagd of de Akte voor de Interne Markt I en de richtlijnen die daaruit zijn voortgekomen, allemaal geïmplementeerd en in uitvoering zijn.

Ik ben erg blij met het antwoord over de bouw. De vraag daarover had ik ook nog openstaan.

Minister Kamp: Wij zijn bij met Single Market Act I. Nederland is in algemene zin een van de landen die hieraan steeds goed invulling geven. Ik kan het nu niet direct zeggen, maar ik zal nagaan of alle 41 richtlijnen die mevrouw Mulder noemde, goed zijn geïmplementeerd. Ik zal mevrouw Mulder laten weten wat nog moet gebeuren en wanneer dat gaat gebeuren.

Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Verschillende leden hebben vragen gesteld over het Europese onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020. Dit is een belangrijk programma dat ook gaat over de Nederlandse innovatie- en concurrentiekracht in Europa. Het is een van de weinige programma's waarbij Nederland geen nettobetaler is, maar netto-ontvanger. Dat is niet alleen mooi in reële cijfers, maar zegt ook iets over het onderzoeksklimaat. Het leidende principe bij dit onderzoeksprogramma is namelijk excellentie. Kennelijk hebben wij veel excellente onderzoekers in huis.

Mevrouw Lucas zei al dat wij het afgelopen jaar al enkele malen stevig hebben gesproken over de invulling van het programma en over de spelregels op hoofdlijnen. De Kamer kent de inzet die mijn voorganger in dezen had, bijvoorbeeld op het gebied van de bekostiging en de vergoeding van indirecte kosten. Wij hebben hier niet helemaal uit weten te halen wat wij wilden. Sterker nog, mijn voorganger heeft uiteindelijk ook niet ingestemd met het compromis dat op tafel lag, maar er was wel de benodigde gekwalificeerde meerderheid voor dit voorstel. Door de stevige onderhandelingspositie die wij hebben ingenomen, zijn wij wel een heel eind gekomen. De eerdere compromissen die op tafel lagen, die voor ons nog minder acceptabel waren, hebben wij een eind de goede kant op weten te brengen.

Terecht is gevraagd wat de exacte consequenties zijn van het compromis dat uiteindelijk is aangenomen. Onze inzet ten aanzien van vergoeding van indirecte kosten was om het zogenaamde full-costprincipe te blijven hanteren. Daarvan is nu afgeweken. Er wordt nu een zogeheten flatrate toegepast. Die was aanvankelijk 20% van het totaal aan directe onderzoekskosten. Wij hebben die uiteindelijk naar boven weten te brengen tot 25%. De vraag of dit afdoende dekkend is voor de onderzoekskosten, zal afhangen van het soort onderzoeksprojecten en -instituten dat meedoet. Wij hebben de indruk dat dit niet geval is waar sprake is van dure apparatuur en dure onderzoeksinstrumenten. Daarvoor is in het compromis een aanvullende afspraak gemaakt. De Europese Commissie gaat richtlijnen opstellen om te bekijken of de kosten voor duur onderzoeksinstrumentarium niet deels kunnen worden ondergebracht in de financiering van directe kosten. Nederland zal dit zeer nauwlettend in de gaten houden. Wij willen betrokken blijven bij de verdere uitwerking van de richtlijnen.

Tot zover mijn reactie op de vragen over het voorstel omtrent de bekostiging van indirecte kosten dat op tafel ligt. Dit is nog niet in beton gegoten. Vandaag vindt een stemming plaats in de desbetreffende commissie van het Europees Parlement, die een parallel traject voert. Zoals de Kamer weet, is er ook in het Europees Parlement een meerderheid voor onze voorkeursvariant, namelijk vergoeding volgens het full-costprincipe. Het is interessant om te blijven volgen hoe dit gaat. Volgende maand vindt de plenaire behandeling plaats. Uiteindelijk zal dit in de triloog tot een eindconclusie leiden. In ieder geval is dit punt in onze Raad afgerond. Wij zullen nauwlettend blijven volgen wat het parallelle traject in het Europees Parlement oplevert.

Wij gaan volgende week nog wel praten over de uitwerking van een aantal regels, onder andere de regels met betrekking tot internationale samenwerking. Mij is onder andere gevraagd hoe dat in de praktijk gaat en of dit niet leidt tot een verkapte vorm van ontwikkelingssamenwerking. Dat laatste is absoluut niet het geval. Het leidende principe is het principe van excellentie. Dat staat overeind bij Horizon 2020. Het gaat niet om versterking in bepaalde landen, zoals bij structuurfondsen het geval is. Het gaat om financiering van de beste en meest excellente onderzoeksprogramma's. Ik zal erover waken dat dit principe overeind blijft. Wij moeten ons wel realiseren dat het onderzoeksveld, zoals wetenschappelijke instituten, universiteiten en bedrijven die bezig zijn met innovatie, niet ophoudt bij de grenzen van Europa. Als je echt excellent onderzoek en excellente projecten wilt doen, moet je ook derde landen de mogelijkheid bieden om hieraan mee te doen. Er zijn afspraken gemaakt met de geassocieerde geïndustrialiseerde landen – Noorwegen, Zwitserland, Israël – om een bijdrage te leveren aan Horizon 2020 op basis van het bbp. Dat komt er in feite op neer dat zij een bijdrage leveren die in feite evenredig is aan die van de andere West-Europese landen. Daarnaast kunnen veel opkomende economieën meedingen in onderzoeksprojecten, maar zij moeten voor hun deel wel bekostiging meenemen. Dit wordt niet een-op-een vergoed vanuit Horizon 2020.

Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor de ontwikkelingslanden. Dat gebeurt overigens niet zo vaak, maar het kan bijvoorbeeld zo zijn dat voor bepaald klimaatonderzoek veldonderzoek in dergelijke landen nodig is. Dan geldt het principe van wederzijds voordeel en moet heel duidelijk zijn wat het voordeel voor ons en Europese landen is om onderzoekers uit die landen erbij te betrekken. Met andere woorden, ik zal er scherp op letten dat bij de uitwerking van de voorwaarden waaronder landen mee mogen dingen, het principe van wederzijds voordeel ook betekent dat je waar mogelijk, wederzijds bijdraagt aan het geheel. Deze landen mogen niet voor een dubbeltje op de eerste rang zitten.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd hoe het met de Nederlandse autonomie zit bij deze vergaande deelname aan Europese samenwerking. Dit is een omvangrijk programma, maar het is niet het enige onderzoeksgeld waarmee Nederlandse universiteiten en wetenschappelijke instituten worden betaald. Er is ook een reguliere eerste geldstroom en er is een zogeheten tweede geldstroom via de NWO. Dit is de derde stroom waarlangs onderzoek wordt gefinancierd. Het is heel wel mogelijk om ook vanuit die andere potten geld internationale projecten aan te gaan. Laat ik een voorbeeld geven. Ik was afgelopen week mee met de handelsmissie naar Brazilië. Deze missie was uniek omdat er niet alleen bedrijven, maar ook wetenschappelijke instituten bij betrokken waren. De NWO heeft daar bijvoorbeeld samen met haar Braziliaanse tegenhanger een call op uitgeschreven om gezamenlijk onderzoek te financieren op het gebied van bio-based economy, omdat er in Brazilië veel gedaan wordt op het vlak van biobrandstof. Daarom is het interessant om de beste Braziliaanse en Nederlandse onderzoekers gezamenlijk dingen te laten ondernemen. Dit gaat volledig buiten Europa om en is een mooi voorbeeld van de manier waarop wij onze autonomie vormgeven.

Als ik iets vergeten ben, krijg ik vast een seintje van de leden, maar ik geloof dat ik alle vragen heb beantwoord.

Mevrouw Lucas (VVD): Voorzitter. Ik bedank beide bewindspersonen voor de heldere beantwoording. Over de interne markt merk ik alleen nog op dat het wat ons betreft sneller kan en ook zou moeten. Een aantal dossiers loopt al erg lang. Wij vragen hier aandacht voor. Omdat je door de interne markt groei creëert en daarmee banen, zoals de minister al zei, moet je daar juist nu fors op inzetten. De minister kennende neem ik aan dat hij dit ook zeker zal doen.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Dank aan beide bewindspersonen voor de toelichting en de uitgebreide uitleg. Het is heel plezierig om met hen in overleg te treden. Dit is mijn tweede AO. Het eerste was gisteren met minister Ploumen. Ik vind het buitengewoon prettig om te merken hoe dat hier werkt. Dank daarvoor.

Ten eerste nog iets over werkgelegenheid in Europa. Als je economische groei hebt, creëer je automatisch banen. Daar zijn wel kanttekeningen bij te plaatsen. Een eerste is de inkomensverdeling. Een tweede punt, waar ik iets meer over wil zeggen, is de werkgelegenheid. In Spanje en Griekenland is de jeugdwerkloosheid op dit moment opgelopen tot boven de 50%; ik geloof dat die in Griekenland 53% is. In andere Europese landen ligt de jeugdwerkloosheid veel lager. In Nederland hebben we gelukkig een van de laagste percentages jeugdwerkloosheid in Europa, maar als je in Griekenland en Spanje over straat loopt, is een van de twee jongeren die je ziet werkloos. Voor jonge mensen die in deze periode van economische crisis werkloos worden, is het heel moeilijk om in een later stadium van hun carrière weer een baan te vinden. Dat weten wij uit eerdere economisch barre tijden. Dit betekent dat je generaties verliest. Ik vind dat heel ernstig. Ik verzoek de bewindspersonen om dit niet uit het oog te verliezen als wij praten over Europa en economische ontwikkeling in Europa. Ik deel de analyse van de minister, maar slechts ten dele, omdat er gewoon generaties buiten de boot vallen. Daar vraagt mijn fractie aandacht voor.

Ten tweede bedank ik de minister voor de toezegging dat hij mijn specifieke punt over de boekhoudregels nader gaat bestuderen, met name voor de landen die ik zelf schurkenstaten noemde. Zou de minister zo vriendelijk willen zijn om de bevindingen die hij naar aanleiding van het bestuderen van stukken naar boven weet te halen, in een brief aan de Kamer mee te delen? Ik zou graag zien dat hij dit in overleg met minister Ploumen doet. Ik heb gisteren van haar begrepen dat zij zeer regelmatig met deze minister spreekt. Zij heeft deze landen in de portefeuille op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse handel. Ik zou het op prijs stellen als zij de brief mede zou ondertekenen.

De voorzitter: Op welke termijn wilt u die brief ontvangen?

De heer Jan Vos (PvdA): De minister sprak over volgende week maandag en zei dat hij een termijn van een week nodig zou hebben. Dat lijkt mij alleszins redelijk.

De voorzitter: In dat geval gaat u ermee akkoord dat deze informatie ons wellicht niet tijdig bereikt om eventueel nog een VAO aan te vragen. Ik stel het even expliciet, zodat u zich daarvan bewust bent.

De heer Jan Vos (PvdA): Hier doet mijn status als nieuw Kamerlid zich duidelijk gelden. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat de minister dit onderwerp op een adequate manier aan de orde stelt. Ik heb geen behoefte om die brief nog voor het overleg in Europa te ontvangen, maar ik hecht er wel aan om de brief alsnog te ontvangen.

De voorzitter: Dat is een helder verzoek.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik zal heel kort zijn. Dank voor de heldere beantwoording en de toezeggingen, met name over financieringsbronnen voor Nederlandse bedrijven van de EIB. Eveneens dank voor het oppakken van de motie-Koopmans c.s., die ook door veel andere Kamerleden is ondertekend. Ik denk dus dat iedereen er erg blij mee is. Wij krijgen nog een brief over de ruimtevaart. Daarnaast heeft de minister toegezegd dat hij een brief stuurt waarin staat hoe het zit met de implementatie van de richtlijnen die volgen uit de Akte voor de Interne Markt I. Ook zal hij specifiek ingaan op hefboom 9 in de Akte voor de Interne Markt II.

Minister Kamp: Voorzitter. Mevrouw Lucas is ongeduldig ten aanzien van de interne markt. Ik denk dat wij dat moeten koesteren. Het is heel verstandig om ongeduldig te zijn. Hier ligt de winst die wij in Europa kunnen halen. Met hetzelfde ongeduld treed ik in Europa op.

De heer Vos zegt dat de jeugdwerkloosheid hem in het bijzonder zorgen baart omdat er met name in de Zuid-Europese landen een verloren generatie dreigt te ontstaan. Dat is een zeer terechte opmerking. In Zuid-Italië, Spanje en Griekenland ligt de jeugdwerkloosheid boven de 50%. De crisis zal daar nog een aantal jaren duren. Op een gegeven moment trekt de zaak weer aan. Degenen die daarvan profiteren, zijn degenen die ervaring op de arbeidsmarkt hebben en degenen die net van school komen, aangezien zij de meest actuele kennis hebben. De groep waarop de heer Vos doelt, dreigt tussen wal en schip te komen. Dat is een groot probleem. Ik ben het helemaal met de heer Vos eens. Ik vind dan ook dat deze groep de meeste aandacht verdient, als wij iets doen in de sfeer van banen creëren. Daarom is het heel goed dat besloten is om een soort pact voor groei en banen in Europa tot stand te laten komen. Er zit voor zo'n 55 miljard euro aan ongebruikte middelen in de structuurfondsen. Dat bedrag wordt nu omgezet in projecten om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Dat sluit hier dus heel goed bij aan.

Het tweede punt van de heer Vos ging over de landen waar de corruptieproblemen volgens hem het meest reëel zijn en de meeste aandacht verdienen. De haast die er is om dit allemaal binnen een week aan de brief te melden, waarna er misschien een VAO zou moeten volgen, is misschien wat overdreven door ongelukkige formulering mijnerzijds. De voorzitter gaat ons een mededeling doen over waar men op dit punt mee bezig is in Europa. Vervolgens kunnen wij daarop reageren. Over het uiteindelijke voorstel wordt pas in maart volgend jaar gestemd. Veiligheid en Justitie heeft eigenlijk de lead in dezen. Ik zeg de heer Vos graag toe dat ik ook collega Ploumen hierbij betrek. Wij hebben nu een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en een minister van Economische Zaken. Ik denk dat zij en ik heel nauw samen moeten werken. Dit is een van de punten waarop dat kan. Zij heeft in dezen ook expertise, wat voor mij een extra aansporing is om de samenwerking met haar te zoeken. Ik zal dit zeker doen. Ik zal op dit punt zorgen voor een integrale benadering door Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken in onze opstelling tegenover Europa. Maandag over een week zal ik met belangstelling de inbreng van de voorzitter aanhoren. De Kamer weet vanuit welke achtergrond ik dat doe. In de periode tot maart zal ik mij met mijn collega's tot de Kamer wenden om te zeggen hoe wij ertegen aankijken en hoe wij dit willen aanpakken.

Mevrouw Mulder heeft gezegd dat zij instemt met hetgeen ik op de door haar aangesneden punten naar voren heb gebracht. Daar ben ik blij mee. Als er een motie van het CDA is uitgevoerd, is dat extra winst van deze middag.

De voorzitter: Dank u. Er zijn in tweede termijn geen vragen aan de staatssecretaris gesteld. De minister heeft toegezegd dat hij zich voor aanstaande maandag nog in een aantal dossiers gaat verdiepen naar aanleiding van de suggesties van de collega's. Daarnaast heb ik nog twee toezeggingen geformuleerd.

  • 1. De minister zal het verslag van de ESA-conferentie en de bevindingen daarvan naar Kamer sturen.

  • 2. De Kamer ontvangt een overzicht van de stand van zaken van de implementatie van de richtlijnen uit Single Market Act I.

Minister Kamp: Normaal komen wij een keer per kwartaal met een overzicht waarin staat hoe het met de implementatie gaat. In dit geval zal ik naar aanleiding van de gerichte vraag met extra tussentijdse informatie komen.

De voorzitter: Dank u voor deze aanvulling. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden en allen voor hun aanwezigheid.

Sluiting 15.15 uur.

Naar boven