21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 291 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2012

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer om geïnformeerd te worden over de kwekersbelangen in het unitair octrooi, na het akkoord over het octrooipakket in de Europese Raad, bericht ik u, onder verwijzing naar het verslag van de Europese Raad dat door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken wordt uitgebracht als volgt.

Op 29 juni jongstleden bereikte de Europese Raad een akkoord over de zetelverdeling van het octrooigerecht. Daarnaast besloot de Europese Raad om ook veranderingen aan te brengen in de materiële bepalingen van het octrooipakket. Dat betreft in het bijzonder de aanbeveling van de Europese Raad om de artikelen 6–8 van de verordening met betrekking tot het unitair octrooi te schrappen. Naar aanleiding daarvan heeft het Europees Parlement besloten het plenaire debat en de stemming over de octrooiverordening uit te stellen. Voor een beschrijving van het totale octrooipakket verwijs ik u naar mijn brief van 15 mei 2012, TK 21 501-30, nr. 284.

Ik wil vooropstellen dat ik verheugd ben dat nu eindelijk een besluit is genomen over de zetel van het unitair octrooigerecht. Deze kwestie hield te lang de besluitvorming over het hele octrooipakket op. De aanbeveling van de Europese Raad om de artikelen 6–8 uit de verordening te verwijderen steun ik inhoudelijk. Met deze aanbeveling wordt tegemoetgekomen aan de wensen van het bedrijfsleven en de rechtspraktijk, die bevreesd zijn voor langdurige procedures voor het Hof van Justitie met onzekere uitkomst. Daar is niemand bij gebaat.

Ik wijs erop dat het verwijderen van deze bepalingen uit de verordening, niet betekent dat deze bepalingen van materieel octrooirecht helemaal verdwijnen. In het verdrag met betrekking tot de unitaire octrooirechtspraak zijn parallelle bepalingen opgenomen, die inhoudelijk overeenstemmen met de betreffende bepalingen uit de verordening.

Voor wat betreft de kwekersvrijstelling betekent dit dat de vrijstelling die was voorzien in een amendement met betrekking tot de verordening, nu zal moeten worden vervat in het octrooirechtspraakverdrag. Het rechtspraakverdrag is gekoppeld aan de verordening met betrekking tot het unitair octrooi, doordat het een octrooi slechts unitair effect kan hebben in die landen die het octrooirechtspraakverdrag hebben geratificeerd.

Nederland is er voorstander van dat een kwekersvrijstelling met unitair effect (dat wil zeggen: eenzelfde juridisch effect in alle aan de versterkte samenwerking deelnemende lidstaten)wordt geïntroduceerd en zet zich daar actief voor in. Nu dat niet kan worden gerealiseerd door een aanpassing van de verordening, zal ik mij ervoor inzetten dat dit in het octrooirechtspraakverdrag zal worden opgenomen. Daarmee wordt eenzelfde effect gegarandeerd.

Tot slot, ik heb er begrip voor dat het Europees Parlement heeft besloten de stemming met betrekking tot de verordening unitair octrooi uit te stellen. Dat biedt tijd om, in samenwerking tussen Raad, Commissie en Europees Parlement, nu een goede oplossing voor de ontstane problematiek te vinden, die recht doet aan alle belangen, zowel die van de industrie als van de kwekers. Uiteraard zal ik uw Kamer hieromtrent op de gebruikelijke weg op de hoogte houden.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Naar boven