21 501-20 Europese Raad

Nr. 508 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2011

Graag bieden wij u hierbij aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de speciale Europese Raad gewijd aan de situatie in de Arabische regio, met name Libië, alsook de geannoteerde agenda van de Eurozone Top. Beide bijeenkomsten vinden plaats op 11 maart 2011 te Brussel.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Geannoteerde agenda extra Europese Raad d.d. 11 maart 2011

Situatie in de Arabische wereld

De Europese Raad (ER) komt op 11 maart 2011 bijeen voor een extra ingelaste vergadering gewijd aan de situatie in de Arabische wereld. Op 10 maart vindt ter voorbereiding op de ER een extra ingelaste Raad Buitenlandse Zaken plaats. Aansluitend zullen de Ministers van Buitenlandse Zaken eveneens op 11 maart in Hongarije samenkomen voor een informele bijeenkomst («Gymnich»), waar ook over de Arabische wereld zal worden gesproken.

De ER zal spreken over de actuele situatie in de regio en in Libië in het bijzonder. De Commissie en Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton zullen voorstellen doen over de herijking van het betreffende Europees Nabuurschapsbeleid. HV Ashton zal naar verwachting een samenhangend pakket presenteren met maatregelen die de Unie kan nemen om Tunesië, Egypte en andere landen in de regio te steunen bij het ontwikkelen van een pluriform democratisch staatsbestel waarin burgerlijke vrijheden en mensenrechten worden gerespecteerd.

Het kabinet meent dat de maatregelen moeten inspelen op zowel de kansen die de transitie biedt als op de uitdagingen, zoals democratisering, verbeterde rechtsstatelijkheid en economische groei, maar ook op het versterken van de vluchtelingenbescherming en het tegengaan van illegale migratiestromen en instabiliteit.

Uiteraard berust de eerste verantwoordelijkheid bij de landen in de regio zelf. Zij zullen geloofwaardige en beslissende maatregelen moeten nemen om noodzakelijke politieke, sociale en economische hervormingen in gang te zetten en verbetering van de mensenrechtensituatie te bewerkstelligen. Het garanderen van de vrijheid van meningsuiting en van vrije toegang tot het internet is daarbij van bijzonder belang.

Nederland is van oordeel dat voor de zeer korte termijn de EU een «quick start» pakket moet ontwikkelen dat direct bijdraagt aan het welslagen van het politieke transitieproces. De EU moet technische assistentie leveren ten behoeve van democratiseringsprocessen, helpen de politieke dialoog te intensiveren en de verkiezingsprocessen ondersteunen.

Maar er zijn ook meer structurele inspanningen van de EU nodig, met name op economisch gebied. De bevolking in de regio komt niet alleen in opstand tegen onderdrukking, maar ook tegen sociale en economische uitzichtloosheid. De steun moet doeltreffender worden ingezet en verbonden aan heldere voorwaarden ten aanzien van mensenrechten en democratie, in lijn met de motie van den Berge/Albayrak. Daarnaast moeten handelsmaatregelen onderdeel uitmaken van de steun, onder andere door de markttoegang voor bepaalde landenbouwproducten uit Noord Afrika te verbeteren.

Europa heeft in de jaren negentig belangrijke lessen geleerd bij de politieke en economische transitie van de landen uit Midden- en Oost-Europa. Een aantal van die ervaringen kan de EU nu toepassen in de Arabische wereld. Nederland is er sterk voorstander van dat Europese deskundigen nauwer gaan samenwerken met hun partners in de Arabische wereld via zogeheten «twinning» programma’s.

Nederland is er tevens voorstander van om via Internationale Financiële Instellingen extra steun aan landen in de regio te geven. De Wereldbank en de Afrikaanse ontwikkelingsbank (AfDB) zijn al in de regio actief en Nederland denkt constructief mee over mogelijkheden om activiteiten van de Europese Investeringsbank (EIB) te versnellen. Op de wat langere termijn zou de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) een rol kunnen gaan spelen.

Nederland hecht eraan dat de EU zichtbaar en snel steun verleent aan de regio. Deze steun is mogelijk binnen de bestaande meerjarige financiële kaders van de EU-begroting. Het is dus zaak de reeds beschikbare Europese middelen beter en effectiever in te zetten en bestaande middelen binnen de EU-begroting te herschikken.

Nederland is voorstander van maatregelen in EU- en/of VN-verband tegen personen en/of entiteiten die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen, andere schendingen van internationaal recht en/of verduistering van publieke middelen. Wanneer nodig zal Nederland aandringen op uitbreiding van reeds getroffen maatregelen.

Met zorg heeft het kabinet grote evacuatiestromen zien ontstaan als gevolg van de onrusten in Libië. De situatie is verontrustend. Om de escalatie van de humanitaire situatie te voorkomen, is het van belang de terugkeer van deze mensen richting hun landen van oorsprong in goede banen te leiden en noodhulp te bieden aan de grenzen. Diverse lidstaten hebben materieel en financieel bijgedragen aan de operaties van hulporganisaties. Nederland draagt een half miljoen euro bij aan het hulpverzoek van de Internationale Federatie van het Rode Kruis voor voedsel, onderdak en medicijnen. Tevens beraadt Nederland zich over de hulpverzoeken van de VN en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).

Daarnaast is het van belang in te spelen op eventueel toenemende migratie vanuit de Noord Afrikaanse landen naar Europa. Nederland ziet hierin een rol voor het EU-grensbewakingsagentschap Frontex en voor het European Asylum Support Office (EASO), het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken. Dit nieuwe agentschap zou bijvoorbeeld de inzet in de regio van lidstaten kunnen coördineren, kennis en expertise kunnen delen met de zuidelijke lidstaten en specialistische teams inzetten.

Geannoteerde agenda Eurozone Top d.d. 11 maart 2011

Op 11 maart 2011 zal er in Brussel een bijeenkomst plaatsvinden van de staatshoofden en regeringsleiders van de landen van de Eurozone – een Eurozone Top. De staatshoofden en regeringsleiders zullen van gedachten wisselen over «een nieuwe vorm van coördinatie van het economische beleid in de Eurozone ter verbetering van het concurrentievermogen» (zie bijlage I van de ER-conclusies van 4 februari jl., uw Kamer toegegaan met het verslag van deze ER, kenmerk DIE-169/11). Concreet zal dit neerkomen op het zogenaamde «concurrentiepact».

Naar verwachting zullen ook onderwerpen worden besproken tijdens de Eurozone Top als de verdere uitvoering van de bestaande programma’s voor Ierland en Griekenland, het EFSF/ESM en de wetgevingsvoorstellen van Commissaris Rehn, hoewel deze onderwerpen niet formeel zijn geagendeerd. Samen vormen zij met het concurrentiepact het totaalpakket aan maatregelen waarover de ER van 24–25 maart a.s. zal besluiten ter borging van de financieel-economische stabiliteit in de EU.

Concurrentiepact

Ondanks het feit dat de economische vooruitzichten verbeteren en er hard gewerkt wordt aan structurele hervormingen in alle lidstaten van de Eurozone, blijft er sprake van turbulentie op de financiële markten. De landen die nu kampen met grote schulden moeten hieruit zien te groeien. Naast de genoemde elementen van het totaalpakket moet het concurrentiepact bijdragen aan de stabiliteit in de Eurozone. Achterblijvende concurrentieposities vormden immers een belangrijke oorzaak van de crisis.

Dat betekent niet dat alle aandacht binnen de Eurozone moet verschuiven naar het concurrentiepact. De lopende processen ter versterking van de euro moeten ook hoge prioriteit houden.

Naar aanleiding van de motie van Tweede Kamerlid lid Slob van 17 februari jl. merkt het kabinet op dat de beleidsterreinen waarover in het kader van het concurrentiepact gesproken zal worden, behoren tot de nationale bevoegdheden van de lidstaten en dat dat zo zal blijven. Er zal geen sprake zijn van een overdracht van bevoegdheden. Peer review en het elkaar de maat nemen zijn immers vormen van beleidsafstemming die op grote afstand staan van harmonisering en overdracht van bevoegdheden. Anders gezegd, we nemen elkaar wel de maat, maar schrijven elkaar niet de wet voor.

Ter voorbereiding van de Eurozone Top en naar aanleiding van het verzoek van Tweede Kamerlid Slob van 1 maart jl. volgt hierbij de visie van het kabinet inzake het concurrentiepact.

De grondhouding van het kabinet jegens het pact is positief. Nederland was geen demandeur voor het pact, maar ziet het als een nuttig aanvullend instrument waarmee politieke druk kan worden ontwikkeld op lidstaten die achterblijven qua concurrentievermogen.

Met het concurrentiepact wordt naar de mening van het kabinet de Economische en Monetaire Unie verder vervolmaakt. Dat betekent: meer aandacht dan voorheen voor zaken als concurrentievermogen, begrotingsdiscipline en «het elkaar de maat nemen». Vorige week stuurden wij de Tweede Kamer een afschrift van een brief aan de Eerste Kamer met een eerste Nederlandse inzet betreffende een concurrentiepact.

De afgelopen weken heeft de voorzitter van de ER overleg gevoerd met de lidstaten van de Eurozone over concrete invulling van het concurrentiepact. Nederland heeft daarbij aangegeven dat in het geval van nauwere economische samenwerking tussen de landen van de Eurozone, deze landen zich moeten oriënteren op de best presterende landen daaruit. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat het pact een nuttig aanvullend instrument kan zijn ter stabilisering van de financieel-economische situatie in de Eurozone. Maar het pact mag de bestaande of onlangs in gang gezette processen zoals de Europa 2020-strategie, het Europese semester, de door de Commissie voorgestelde procedure ter vermindering van schadelijke macro-economische onevenwichtigheden en de versterking van de interne markt niet doorkruisen en niet raken aan nationale bevoegdheden.

Tijdens de consultatieronde werd duidelijk dat het pact in drie sporen uiteen zal vallen: (1) coördinatie ter versterking van het concurrentievermogen; (2) bevorderen van de werkgelegenheid en; (3) versterking van de stabiliteit van de overheidsfinanciën.

Uitgangspositie van het kabinet bij de verbetering van het concurrentievermogen van de Eurozone (1) is dat er al diverse instrumenten bestaan om dit te bewerkstelligen. Het openstellen van beschermde sectoren (in bijvoorbeeld Zuid-Europa) en het verminderen van administratieve lasten en regeldruk ziet het kabinet als nuttige aanvullingen. Het kabinet zal hiervoor tijdens de Eurozone Top dan ook pleiten. Het kabinet zal daarnaast waakzaam zijn als het gaat om de wijze van loononderhandelingen. Het pact mag hier geen grotere rol aan Europa toebedelen dan dat het nu heeft. Loononderhandelingen zijn een nationale aangelegenheid en de bevoegdheid van sociale partners.

Als het gaat om het bevorderen van werkgelegenheid (2) zet het kabinet in op het verhogen van de arbeidsparticipatie. Het elkaar de maat nemen op dit terrein ziet het kabinet als geen bezwaar. Uitgangspunt moet blijven dat de landen van de Eurozone zich richten op het best presenterende land daaruit.

De versterking van de stabiliteit van de overheidsfinanciën (3) is altijd een belangrijk speerpunt van het kabinet geweest ter stabilisering van de financieel-economische situatie. Ook bij de bespreking van het pact zal dat weer het geval zijn. Dat betekent dat het kabinet zal inzetten op een versterking van de houdbaarheid van pensioen- en uitkeringsstelsels. Peer review acht het kabinet een optie.

EFSF/ESM, programma Ierland/Griekenland, voorstellen Commissaris Rehn

Zoals hierboven al aangegeven, komen in de aanloop naar de ER van 24–25 maart op verschillende momenten, in verschillende gremia, verschillende (soms technische) elementen van het pakket om de financieel-economische stabiliteit in de EU te waarborgen aan de orde. De voortgang van de bestaande programma’s voor Ierland en Griekenland en het European Financial Stability Facility (EFSF) / European Stability Mechanism (ESM) zullen waarschijnlijk tijdens de Eurozone Top naast het concurrentiepact aan de orde komen. Het kabinet zal tijdens de top duidelijk aangeven dat deelelementen van het totaalpakket door Nederland slechts beoordeeld kunnen worden in het licht van de uiteindelijke gehele inhoud van het totaalpakket.

Zo kan Nederland pas akkoord gaan met het veelomvattende totaalpakket wanneer ook de preventie van slecht budgettair beleid goed is geadresseerd. Dat betekent dat er ambitieuze afspraken gemaakt moeten worden over de voorstellen van Commissaris Rehn en de werkgroep-Van Rompuy over economic governance. Het kabinet ziet met name graag concrete invulling van de benchmark voor schuldafname, een richtlijn met minimumeisen voor nationale begrotingsraamwerken en verscherpte afspraken in de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Voor verdere succesvolle implementatie van de programma’s in Griekenland en Ierland is het in de ogen van het kabinet noodzakelijk dat beide landen het ingeslagen pad van structurele hervormingen verder bewandelen.

Het kabinet ziet tot slot graag een sterk EFSF en een robuust ESM en zal zich sterk maken voor betrokkenheid van het IMF conform de afspraken van december 2010, wat betreft zowel expertise als financiële bijdrage, met medeneming van de gebruikelijke IMF-conditionaliteiten.

Daarnaast blijft Nederland sterk hechten aan een forse prijsopslag, die in lijn is met het beprijzingsbeleid van het IMF. Op alle leningenprogramma’s van het EFSF moet uiteraard, zoals ook bij Griekenland en Ierland het geval was, een strikt en veelomvattend pakket beleidscondities van toepassing zijn. Zoals bekend is een voorwaarde voor Nederland om in te stemmen met het herstellen van de effectieve leencapaciteit van het EFSF van 440 miljard euro, dat er voldoende overtuigende afspraken worden gemaakt op het terrein van versterking van de economic governance en de budgettaire discipline. Nederland ziet oprichting van het ESM als sluitstuk van de versterkte economische beleidscoördinatie in het Eurogebied. Ook hiervoor geldt de voorwaarde dat er op het voor Nederland zo belangrijke onderdeel van het totaalpakket – de versterking van de economic governance – voldoende voortgang wordt bereikt, zodat de kans dat landen daadwerkelijk een beroep doen op ESM zo veel mogelijk wordt beperkt.

Over de Nederlandse inzet tijdens de Eurogroep van 14 maart, de Ecofin Raad van 15 maart, de Raad Algemene Zaken van 21 maart en de ER van 24–25 maart a.s. zal uw Kamer op de gebruikelijke wijze geïnformeerd worden.

Naar boven