21 501-20
Europese Raad

nr. 328
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2006

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan van de Europese Raad die op 14 en 15 december a.s. plaatsvindt1.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE EUROPESE RAAD VAN 14 EN 15 DECEMBER 2006

De ontwerpconclusies van de Europese Raad zijn opgebouwd uit vier overkoepelende hoofdstukken: uitbreiding; de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht; innovatie, energie en klimaat; en externe betrekkingen.

Uitbreiding

De Europese Raad zal, conform zijn besluit van december 2005, een debat voeren over hoe de EU in de toekomst om zal gaan met verdere uitbreiding. Dit debat zal gevoerd worden aan de hand van het «Enlargement Strategy Paper 2005» en de recente mededeling «Enlargement Strategy and Main Challenges 2006–2007». Beide mededelingen en de appreciatie van de regering ervan gingen u eerder toe (Kamerstuk 23 987, nr. 57 en 58 d.d. 15 november 2005, Kamerstuk 23 987, nr. 61 d.d. 6 december 2005, Kamerstuk 23 987, nr. 68 d.d. 8 november 2006 en Kamerstuk 23 987, nr. 69 d.d. 28 november 2006).

Nederland onderschrijft in algemene zin de conclusies en aanbevelingen die de Commissie in de mededeling «The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006–2007» doet. Nederland zal zich dan ook inzetten op het bekrachtigen van deze aanbevelingen en conclusies als raamwerk voor verdere uitbreiding. Nederland zal er voorts op inzetten dat de belangrijkste elementen uit beide documenten zullen worden opgenomen in de conclusies van de Europese Raad, zodat deze duidelijk gemarkeerd en helder gecommuniceerd worden. Op die manier kunnen de burgers van de lidstaten van de EU daarvan expliciet kennis nemen en kunnen zich zo informeren over de voornemens van de EU op het gebied van de uitbreiding.

Nederland zal zich in de inhoudelijke discussie over toekomstige uitbreiding van de EU, in lijn met de Kamerbrief van 10 april 2006 (Kamerstuk 29 803, nr. 19), sterk maken voor verdere verbetering van de kwaliteit van het uitbreidingsproces en voor strikte naleving van de voorwaarden die in dit kader gesteld zijn aan de kandidaatlidstaten en landen met toetredingsperspectief.

Voor Nederland is het van belang dat de volgende elementen in de conclusies van de Europese Raad terugkomen:

– De EU zal zich houden aan bestaande afspraken, ook aan de afspraken met derde landen over toetredingsperspectief.

– De EU zal zich wat betreft toekomstige uitbreiding laten leiden door de beginselen van consolidatie, conditionaliteit en communicatie, die door de Commissie centraal zijn gesteld in de voorgestelde uitbreidingsstrategie van de EU.

– De EU zal er strikt op toezien dat kandidaatlidstaten volledig voldoen aan de Kopenhagen-criteria voordat zij in aanmerking komen voor toetreding.

– De absorptiecapaciteit van de EU zal bij een besluit over toetreding van een kandidaatlidstaat een belangrijke rol spelen.

– De EU zal pas vlak voor het einde van de onderhandelingen, als een kandidaat-lidstaat bijna volledig aan de criteria voldoet, een toetredingsdatum vaststellen en niet lang van tevoren.

– Kandidaatlidstaten moeten op individuele mérites worden beoordeeld, dus geen vooraf aangekondigde groepsgewijze toetredingen.

– Besluitvorming van de EU over uitbreiding zal helder moeten worden gemarkeerd en gecommuniceerd. Voor verdere uitbreiding is publiek draagvlak van groot belang.

– De EU dient ten slotte voorlopig geen toetredingsperspectief aan te bieden aan buurlanden van de EU die dat thans niet hebben en waarmee de relatie wordt vormgegeven in het nabuurschapbeleid van de EU.

Het is mogelijk dat de Europese Raad zal spreken over de aanbeveling van de Europese Commissie voor een reactie van de EU op de weigering van Turkije om aan zijn verplichtingen in het kader van het Ankara Protocol te voldoen. In dat geval zal Nederland zich opstellen langs de lijn van de Kamerbrief van 4 december jl. (kenmerk DIE-1692/06).

Ik heb in het Algemeen Overleg van 6 december jl. met de vaste commissie voor Europese Zaken over de RAZEB bovendien toegezegd dat Nederland zich zal inzetten voor aanscherping van de aanbeveling van de Commissie, onder meer door de Commissie te verzoeken te bezien welke additionele onderhandelingshoofdstukken nog meer niet geopend zouden kunnen worden en door vast te leggen dat een besluit tot hervatting van de onderhandelingen genomen zal moeten worden door de Raad. Nederland zal in de discussie over de aanbeveling van de Commissie aansluiting zoeken bij de groep van lidstaten die de toetredingsonderhandelingen van de EU met Turkije kritisch volgen.

In het plenair debat naar aanleiding van het Algemeen Overleg op 7 december jl., heb ik Uw Kamer voorts toegezegd dat ik mij maximaal zal inspannen om de EU een positie in te laten nemen die materieel zoveel mogelijk overeenkomt met wat de Kamer wenst. Daarbij heb ik echter aangegeven dat het opschorten van de onderhandelingen als geheel onwenselijk is en dat voorkomen moet worden dat Nederland in een geïsoleerde positie komt, of in een positie die anderszins de Nederlandse belangen zou kunnen schaden.

Voorts heb ik de aangenomen motie van de leden Peters en Van der Ham omarmd, hetgeen betekent dat er bij Cyprus op aangedrongen zal worden om zich constructief op te stellen in het proces van het vinden van een allesomvattende oplossing voor de Cypriotische kwestie in het kader van de Verenigde Naties.

Migratie

In vervolg op de informele Europese top in Lahti (Finland) op 20 oktober jl. zal ook tijdens de Europese Raad worden gesproken over migratie. Mede in het licht van de grote groepen migranten aan de zuidelijke buitengrenzen van de EU, zal de Europese Raad zich buigen over de benodigde maatregelen voor verbetering van de samenwerking tussen lidstaten en met landen van herkomst en transitlanden.

De Europese Raad kwam in december 2005 overeen dat korte termijn prioritaire acties gericht op Afrika en de landen van het Middellandse-Zeegebied noodzakelijk waren en verzocht de Commissie uiterlijk eind 2006 over de voortgang te rapporteren. Deze acties behelsden voorstellen om de samenwerking op het gebied van migratie te verbeteren tussen de lidstaten, met de belangrijkste landen van herkomst in Afrika en met de buurlanden waarbij zowel de veiligheids- als de ontwikkelingsaspecten van migratie werden behandeld. De Commissie heeft in de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken van 4–5 december jl. een mededeling gepresenteerd waarin een inventarisatie is opgenomen van de ondernomen activiteiten van zowel de Commissie zelf als de lidstaten alsook een aantal nieuwe voorstellen.

Nederland staat een alomvattende aanpak van migratie voor met aandacht voor zowel grensbewaking en terugkeerbeleid als voor het aanpakken van de zogenaamde root causes – de achterliggende oorzaken die maken dat mensen gaan migreren – met de landen van herkomst. Nederland is van mening dat ook gekeken moet worden naar het beter benutten van de positieve aspecten aan migratie, zowel voor landen van bestemming als landen van herkomst.

Innovatie

Op het gebied van innovatie staan drie thema’s op de agenda van de Europese Raad: het European Institute of Technology (EIT), intellectueel eigendom en Joint Technology Initiatives (JTIs).

Nederland steunt het idee van de Commissie om een EIT op te richten om hiermee hoogwaardig onderwijs, onderzoek en innovatie in Europa te stimuleren. Nederland is verheugd dat een aantal van zijn wensen is overgenomen door de Commissie. Zo zal het EIT worden opgezet als netwerkorganisatie. Toch zijn er momenteel nog enige punten waarover Nederland meer duidelijkheid wil van de Commissie, zoals over de financiering van het EIT.

Wat intellectueel eigendom betreft ondersteunt Nederland de totstandkoming van een Gemeenschapsoctrooi, maar beseft het ook dat dit een doel voor de langere termijn is. Om ook op de kortere termijn voortgang te boeken is Nederland voorstander van een zo spoedig mogelijke implementatie van het European Patent Litigation Agreement (EPLA), dat als kern heeft dat er een Europese rechter voor octrooigeschillen wordt ingesteld.

JTIs zijn publiek-private samenwerkingsvormen die de uitvoering van een strategisch onderzoeksprogramma van de industrie op een bepaald technologiegebied ondersteunen. Nederland zou willen zien dat sneller vooruitgang wordt geboekt met de JTIs. Te veel vertraging zou de betrokkenheid van de industrie en daarmee de Europese concurrentiekracht kunnen schaden. Dit voorjaar al heeft Nederland aangedrongen op een «routekaart» voor de JTIs. Nederland heeft de Commissie opgeroepen om begin volgend jaar de voorstellen voor JTIs naar Raad en Europees Parlement te sturen en heeft hierbij benadrukt met name een snelle start van de JTIs op terrein van nano-elektronica en zogeheten «embedded systems» belangrijk te vinden («embedded systems» zijn te beschouwen als ingebouwde intelligentie in producten en systemen en vormen de basis voor innovatieve en geavanceerde terreinen als «automotive»- en luchtvaartelektronica, industriële automatisering, telecom, medische systemen en energiebeheersing).

Energie en klimaat

De Europese Raad zal een discussie voeren over innovatie, energie en klimaatverandering. Deze drie onderwerpen hebben reeds de volle aandacht van de EU op raadsniveau. De minister-president heeft er op de informele Top in Lahti (Finland), op 20 oktober jl., voor gepleit dat ook de Europese Raad dit grote vraagstuk hoog op de eigen agenda zet. Duitsland heeft inmiddels laten weten het klimaatbeleid te agenderen op de komende Voorjaarsraad. Teneinde deze wens tot politieke «emancipatie» van het klimaatbeleid te onderstrepen, hecht Nederland eraan dat het thema klimaatbeleid een zelfstandige plaats houdt in de conclusies van de komende Europese Raad.

Energie

De discussie in de Europese Raad biedt een goede basis voor het traject tot aan de Voorjaarsraad. De inzet van Nederland is te komen tot een daadwerkelijk effectief Europees energiebeleid. Nederland zal in de Raad de nadruk leggen op het belang van technologische ontwikkeling en innovatie ter bevordering van «low carbon technologies» en op het belang van intensieve samenwerking met derde landen.

Eén van de concrete uitkomsten van de Raad wat betreft het externe energiebeleid is naar verwachting de instelling van een informatienetwerk van energiecorrespondenten uit de lidstaten. Nederland ondersteunt het streven van het voorzitterschap om te zorgen voor een betere informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de verschillende EU-instituties over de interne vraag naar en het externe aanbod van energie. Nederland heeft in een schriftelijke reactie benadrukt het van groot belang te achten dat het voorstel voor een netwerk van energiecorrespondenten wordt uitgewerkt in samenhang met andere interne en externe aspecten van de nog te verschijnen Strategic Energy Review, in het bijzonder het energievoorzieningszekerheidsbeleid en het externe energiebeleid. Ook heeft Nederland opgeroepen te waken voor overlap met bestaande initiatieven en instellingen zoals het crisismechanisme van het Internationaal Energie Agentschap.

Recentelijk (20 oktober jl.) heeft de Commissie het Energie Efficiëntie Actieplan gepresenteerd. Dit is door de lidstaten met instemming ontvangen. De brief van de minister-president en de Britse premier Blair voorafgaand aan de informele top van Lahti steunt dit actieplan nadrukkelijk.

Klimaat

In vervolg op bovengenoemde brief van de minister-president en de Britse premier Blair over het klimaatbeleid acht Nederland het van groot belang dat de Europese Raad sturing geeft aan het Europese beleid op dit terrein. Nederland ondersteunt derhalve het Duitse voornemen om tijdens de Voorjaarsraad 2007 nadrukkelijk aandacht te besteden aan het post-2012 klimaatbeleid en hecht er in dit verband aan dat het thema klimaatbeleid uitdrukkelijk wordt geagenderd op de Voorjaarsraad. Daarnaast ondersteunt Nederland het Duitse voornemen om toekomstig beleid ten aanzien van energie, klimaat en innovatie tijdens de Voorjaarsraad 2007 eveneens in onderlinge samenhang te bespreken. Verder is het van belang dat Nederland nauw samen optrekt met het Verenigd Koninkrijk als vervolg op de hierboven genoemde brief.

Verdragswijziging

Tijdens het werkdiner zal premier Vanhanen mondeling verslag doen van de bilaterale consultaties die het Fins voorzitterschap heeft gehouden over de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag. De consultaties zullen door het inkomend Duits voorzitterschap worden voortgezet overeenkomstig het besluit dat de Europese Raad in juni 2006 daartoe heeft genomen. Dit proces moet er uiteindelijk op de Europese Raad van juni 2007 toe leiden dat verdere beslissingen genomen kunnen worden over de wijze waarop het hervormingsproces van de EU kan worden voortgezet.

Externe betrekkingen

Op het moment van opstelling van deze brief was over de inhoud van deze onderwerpen nog weinig bekend. Naar verwachting zal de Europese Raad verklaringen aannemen over het Midden-Oosten en Afrika. Daarnaast zal in de conclusies waarschijnlijk aandacht worden besteed aan implementatie van de EU-Afrika strategie; Kosovo; het Europees Nabuurschapsbeleid; en verbetering van de doelmatigheid, samenhang en zichtbaarheid van het externe beleid van de Unie. Mogelijk zal ook Afghanistan aan de orde komen.


XNoot
1

Het document «European Council (14 and 15 december 2006); Draft conclusions», is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven