21 501-20 Europese Raad

Nr. 1557 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, het verslag van de videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 19 juni 2020 en de Oostelijke Partnerschapstop en -ministeriële van 18 en 11 juni 2020 aan.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

VERSLAG VIDEOCONFERENTIE(S) VAN DE LEDEN VAN DE EUROPESE RAAD VAN 19 JUNI 2020 EN DE OOSTELIJKE PARTNERSCHAPSTOP EN -MINISTERIËLE VAN 18 EN 11 JUNI 2020

Op 19 juni jl. spraken de leden van de Europese Raad elkaar via een videoverbinding. Er werd met name gesproken over het Meerjarig Financieel Kader, het (economisch) herstelplan, de toekomstige relatie met het VK en het extern beleid van de Europese Unie. Op 18 juni jl. vond de Oostelijke Partnerschapstop plaats, waar de Minister-President aan deelnam. Ter voorbereiding van deze top nam de Minister van Buitenlandse Zaken op 11 juni jl. deel aan een ministeriële bijeenkomst van het Oostelijk Partnerschap. Van beide videoconferenties is tevens een verslag opgenomen.

Meerjarig Financieel Kader / Herstelplan

De leden van de Europese Raad bespraken de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en de COVID-19-herstelstrategie die de Europese Commissie op 27 mei jl. presenteerde. Uw Kamer ontving daarvan op 9 juni jl. een kabinetsappreciatie.1 Zoals verwacht bleef de discussie beperkt tot een eerste gedachtewisseling.

De voorzitter van het Europees parlement, de heer Sassoli, benadrukte in zijn bijdrage de urgentie van een gezamenlijke aanpak en gaf aan de Commissievoorstellen als startpunt te beschouwen waarop verder dient te worden voortgebouwd. Ook de President van de Europese Centrale Bank, mevrouw Lagarde, onderstreepte het belang van snelle besluitvorming en waarschuwde voor een asymmetrisch economisch herstel tussen lidstaten. Zij markeerde het belang van structurele economische hervormingen om het herstel te stutten. De voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, gaf een korte toelichting op de voorstellen en benadrukte eveneens de noodzaak van een snel akkoord.

Ter inleiding schetste de voorzitter van de Europese Raad, de heer Michel, de elementen uit de voorstellen waarop hij in de Raad een consensus zag ontstaan. Hij noemde hierbij de noodzaak om uitzonderlijke maatregelen te nemen die in verhouding staan tot de omvang van de crisissituatie. Hij stelde dat er een groeiend draagvlak is voor het Commissievoorstel om de steunmaatregelen via leningen op de kapitaalmarkt te financieren, waartoe het eigen middelen-plafond moet worden verhoogd. De inspanningen moeten worden gericht op de meest getroffen regio’s en sectoren en zouden tevens moeten bijdragen aan economische hervormingen en de groene en digitale transities. Tot slot dienen het MFK en het herstelplan in samenhang te worden bezien.

Onderdelen van het herstelpakket waarop de voorzitter van de Europese Raad uiteenlopende standpunten zag, zijn de omvang en looptijd van de herstelmaatregelen, de allocatiemethode, de uitkering via leningen en/of subsidies, de voorwaarden waaronder steun wordt verleend en de besluitvormingsprocedure. Daarnaast memoreerde hij de openstaande discussiepunten ten aanzien van het MFK, in het bijzonder de omvang, de verdeling tussen prioriteiten en de financiering, inclusief afdrachtenkortingen en de voorstellen voor nieuwe eigen middelen.

Dit beeld werd in de daarop volgende tafelronde bevestigd. Een substantiële groep lidstaten sprak zich op hoofdlijnen positief uit over de voorstellen van de Commissie en gaf aan bereid te zijn toe te werken naar spoedige besluitvorming. Daarbij werd niet alleen gewezen op de benodigde economische impuls, maar ook op het geopolitieke belang van een sterke Unie. Er is breed draagvlak voor het voorstel om met de herstelmaatregelen tevens de transitie naar een groene en digitale economie te ondersteunen. Verscheidene lidstaten spraken steun uit voor het voorstel om via de herstelfaciliteit subsidies aan lidstaten beschikbaar te stellen die de Commissie met leningen op de kapitaalmarkt voorfinanciert. Door diverse lidstaten werd gewezen op de noodzaak om het herstel te verbinden aan structurele economische hervormingen om zo de weerbaarheid van lidstaten te vergroten. Over de manier waarop die koppeling moet worden vormgegeven verschillen lidstaten van inzicht.

In de discussie was ook kritiek te horen op de Commissievoorstellen, met name over de voorgestelde verdeelsleutel die volgens diverse lidstaten onvoldoende rekening houdt met de directe economische impact van de COVID-19-uitbraak. Ook gaf een aantal lidstaten aan de beoogde looptijd van het herstelpakket te lang te vinden, zowel wat betreft uitgaven als de afbetaling. Er waren eveneens kritische vragen over de totaalomvang en financiering van het herstelpakket.

In een gezamenlijke interventie toonden ook Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden bereidheid zich in te spannen voor een sterk, snel en duurzaam herstel. Daarbij formuleerden zij een aantal uitgangspunten voor de herstelmaatregelen. Het is van belang dat de inspanningen gericht zijn op sectoren en regio’s die het zwaarst door de COVID-19-pandemie zijn getroffen. De noodmaatregelen moeten zowel in omvang als in looptijd proportioneel zijn en niet verder strekken dan de huidige crisis. Zij gaven aan het onwenselijk te vinden om hersteluitgaven in de vorm van subsidies te financieren met leningen door de Europese Commissie. Als alternatief pleitten deze landen ervoor middelen in te zetten voor het verstrekken van leningen aan lidstaten. In dit verband benadrukte de Minister-President dat voor Nederland gezamenlijke solidariteit met zwaar getroffen lidstaten tevens betekent dat die lidstaten er individueel alles aan doen om economisch sterker en weerbaarder uit de crisis te komen. Om dit te bereiken is nodig dat aan de herstelsteun duidelijke voorwaarden voor structurele hervormingen verbonden worden en dat de herstelfaciliteit gepaard gaat met een stevige governance-structuur waarin lidstaten een doorslaggevend oordeel kunnen geven over de toekenning van de herstelsteun.

Met verwijzing naar de kritische vragen over de voorgestelde verdeelsleutel riep de Minister-President de Commissie op om de needs assessment te actualiseren en toe te spitsen op de impact per lidstaat en op basis van deze analyse de allocatiecriteria aan te passen. Ook de voorgestelde omvang van de herstelmaatregelen en de onderbouwing daarvan dienen nader onderzocht te worden bij deze actualisatie. In haar reactie erkende de voorzitter van de Europese Commissie dat de impact van de COVID-19-uitbraak relevant is voor de verdeling van de middelen, maar dat andere factoren zoals hoge werkloosheidscijfers tevens meegewogen moeten worden om tot een effectieve inzet van middelen te komen. De Commissie gaf aan bereid te zijn hierover de dialoog met lidstaten voort te zetten.

De leden van de ER gingen in hun interventies ook kort in op de (aangepaste) voorstellen voor het MFK voor de periode 2021–2027. Waar Nederland en gelijkgezinden pleitten voor verdere besparingen, herprioritering en modernisering, bleven meerdere lidstaten bij hun standpunt dat de budgetten voor het cohesiebeleid en het landbouwbeleid minimaal behouden moeten worden. Diverse lidstaten stelden dat het nieuwe MFK moet worden versterkt met een effectief rechtsstatelijkheidsmechanisme. Een aantal lidstaten was daar terughoudend over. Over de voorstellen voor nieuwe eigen middelen is het krachtenveld eveneens verdeeld, met voor- en tegenstanders voor grondslagen gebaseerd op niet-gerecycled plasticafval en/of ETS-opbrengsten. Nederland en andere lidstaten die nu een afdrachtenkorting ontvangen onderstreepten dat voorzetting ervan essentieel is om een akkoord tot stand te brengen. Dat werd door een aantal andere lidstaten en de Europese Commissie erkend, hoewel diverse lidstaten ook principiële bezwaren bleven uiten.

Ter afsluiting van de tafelronde stelde de voorzitter van de ER dat hij een brede bereidheid had opgetekend tot intensivering van de besprekingen. Hij gaf aan de intentie te hebben medio juli een fysieke bijeenkomst van de Europese Raad te organiseren. Ter voorbereiding daarop zal hij een nieuw onderhandelingsdocument presenteren. Het kabinet zal uw Kamer daarvan een schriftelijke appreciatie sturen zodra dat document beschikbaar is gesteld.

Toekomstige relatie EU-VK

Tijdens de videoconferentie stonden de leden van de Europese Raad kort stil bij de stand van zaken in de onderhandelingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk over het toekomstig partnerschap. Ondanks de constructieve sfeer waarin de onderhandelingen plaatsvinden, zijn er duidelijk grote verschillen tussen de standpunten van de EU en die van het VK. Daardoor valt er slechts beperkte voortgang in de onderhandelingen te constateren. Om die reden is tijdens de conferentie op hoog niveau op 15 juni jl. overeengekomen de onderhandelingen tijdens de zomermaanden te intensiveren. De relatie tussen de EU en het VK zal na afloop van de overgangsperiode, ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen, in diepte en intensiteit afnemen. In dat licht worden de readiness-voorbereidingen op EU-niveau vanaf 1 juli geïntensiveerd.

Uitvoering van de Minsk-akkoorden / verlenging Rusland sancties

De leden van de Europese Raad stemden na een korte terugkoppeling van de Duitse bondskanselier Merkel over de implementatie van de Minsk-akkoorden in met een technische roll-over van de economische en financiële sancties tegen Rusland tot en met januari 2021.

Toezeggingen

Toezegging inzake mogelijkheden van doorrekening Commissiemodellen door het CPB

Tijdens het debat over de Europese top is door de Minister-President toegezegd om een update te geven over de mogelijkheden om door het Centraal Planbureau (CPB) de Commissiemodellen in het kader van de needs assessment te laten toetsen (Handelingen II 2019/20, nr. 84, debat over de Europese top van 19 juni 2020). Naar aanleiding van deze toezegging is contact gezocht met het CPB. Het CPB heeft aangegeven zich hierop te beraden. Het kabinet zal hier op terugkomen in de context van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader.

Toezegging inzake stand van zaken met betrekking tot de needs assessment

Tijdens het debat over de Europese top is door de Minister-President toegezegd om terug te komen op de stand van zaken met betrekking tot de needs assessment van de Europese Commissie. Met het hierboven weergegeven verslag van de Europese Raad heeft het kabinet de Kamer over de actuele stand van zaken geïnformeerd.

Toezegging inzake mogelijke plannen van de ECB voor oprichting van een «bad bank»

Tijdens het debat over de Europese top is door de Minister-President toegezegd om terug te komen op mogelijke plannen van de ECB om een Europese asset management company (AMCs) op te zetten.

Er zijn op dit moment geen officiële plannen bekend voor het opzetten van een dergelijk vehikel. In een reactie op vragen van de Duitse Bundestag heeft Andrea Enria, de voorzitter van het Single Supervisory Mechanism (SSM) op 25 mei jl. aangegeven dat het SSM geen positie heeft over het creëren van een Europese AMC, en dergelijke voorstellen ook niet heeft gedaan. Volgens Enria moet nog worden bezien wat de exacte impact van COVID-19 op de Europese bankensector is en welke beleidsopties daarbij al dan niet wenselijk zijn.2 Daarnaast is op 14 juni jl. door de vicepresident van de ECB, Luis de Guindos, aangegeven dat het nog te prematuur is voor een dergelijke discussie.3 Mochten voorstellen voor AMCs daadwerkelijk gepresenteerd worden, dan zal uw Kamer hier uiteraard over geïnformeerd worden.

Toezegging inzake het Belgisch-Ierse voorstel om een koppeling te leggen tussen de Brexit-kosten en het MFK/herstelpakket

Tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Algemene Zaken d.d. 17 juni jl. is door de Minister van Buitenlandse Zaken toegezegd een appreciatie te sturen van het Belgisch-Ierse voorstel om een koppeling te leggen tussen de Brexit-kosten en het MFK/herstelpakket. Uit navraag blijkt dat er geen sprake is van een dergelijk voorstel. Het kabinet heeft veelvuldig contact met België en Ierland en werkt in de MFK-onderhandelingen actief met hen samen om gezamenlijke belangen te bepleiten.

Oostelijk Partnerschap

Het kabinet maakt graag van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over het verloop van de Oostelijk Partnerschap (OP) Leaders Meeting die op 18 juni plaatsvond per videoconferentie. Namens Nederland nam de Minister-President deel en intervenieerde namens de regeringsleiders van de Benelux. Vrijwel alle deelnemende landen, zowel de lidstaten als de landen van het Oostelijk Partnerschap, waren vertegenwoordigd op het niveau van regeringsleider. De Leaders Meeting werd voorbereid door de Oostelijk Partnerschap ministeriële op 11 juni waar de Minister van Buitenlandse Zaken Nederland vertegenwoordigde. Voor wat betreft de inhoud van de interventies kwamen ministeriële en Leaders Meeting goeddeels overeen.

De bijeenkomst stond voor een belangrijk deel in het teken van de bestrijding de COVID-19-crisis. Voorzitter van de Europese Raad Michel gaf in zijn opening aan dat het Oostelijk Partnerschap juist in deze tijd zijn meerwaarde kan en moet tonen. Veel lidstaten en partnerlanden toonden waardering voor het omvangrijke steunpakket voor de OP-regio dat de Commissie eind maart aankondigde. Verder gaven bijna alle regeringsleiders in hun interventie aan te hopen dat in de eerste helft van 2021 alsnog een fysieke Oostelijk Partnerschapstop kan worden georganiseerd.

De Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken intervenieerden in beide videoconferenties langs de lijnen zoals opgenomen in het BNC-fiche dat uw kamer op 24 april jl. toekwam in reactie op de verschenen gezamenlijke mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie over de toekomst van het Oostelijk Partnerschap na 2020.4 Het is van belang dat ook na 2020 bijzondere aandacht wordt besteed aan rechtsstaatontwikkeling als voorwaarde voor ontwikkeling op andere terreinen. Daarnaast wees het kabinet net als veel andere interveniërende lidstaten op de noodzaak tot vergroening van het OP. Tot slot moet in de samenwerking met de OP-landen het conditionaliteitsprincipe worden geborgd. Dat betekent more for more maar ook less for less.

De meeste interveniërende OP-landen spraken waardering uit voor wat het OP hen de afgelopen jaren heeft gebracht. Voor de toekomst hopen zij vooral op intensievere samenwerking met de EU om de financieel-economische consequenties van de COVID-19-crisis zoveel mogelijk te mitigeren. De drie geassocieerde landen (Georgië, Moldavië en Oekraïne) gaven aan dat binnen het OP voldoende ruimte moet zijn voor de uiteenlopende ambities en interesses van ieder van de OP-partners.

Van EU-zijde pleitten vooral de Centraal-Europese lidstaten voor verdere verdieping van de samenwerking met de OP-landen, zowel op economisch als politiek vlak. Het kabinet benadrukte met enkele gelijkgezinde lidstaten juist dat de samenwerking zoveel mogelijk gericht moet zijn op het boeken van concrete resultaten voor burgers. Alleen op die manier kan het OP bijdragen aan het vergroten van vrede en stabiliteit langs de oostgrens van de EU.

Naar verwachting zullen de Commissie en EDEO op basis van de gezamenlijke mededeling, de aangenomen raadsconclusies en de uitkomsten van de Leaders Meeting de komende maanden de beleidsdoelstellingen voor het OP na 2020 verder uitwerken.

Naar boven