Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 21501-19 nr. 57 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 21501-19 nr. 57 |
Vastgesteld 17 december 2002
De algemene commissie voor Europese Zaken1, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3 hebben op 21 november 2002 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tevens minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:
– het verslag van de Gezondheidsraad van 26 juni 2002 (21 501-19, nr. 56);
– het verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 7/8 oktober 2002 (21 501-31, nr. 3);
– de Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van maandag 2 en dinsdag 3 december 2002 (21 501-31, nr. 4).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Smilde (CDA) stemt in met de inzet van het kabinet ten aanzien van de stroomlijning werkgelegenheidsprocessen. Recent is een visie verschenen over de stroomlijning jaarlijkse coördinatiecyclus die hierop aansluit. Zij kan zich vinden in de doelstelling van het fiche, waarin ook wordt vermeld dat de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor drie jaar worden vastgelegd, zij het dat er ruimte moet zijn voor bijstelling ten gevolge van veranderende economische omstandigheden. Goede coördinatiemechanismen zijn van groot belang. Hierbij is essentieel dat de verschillende raden goed op elkaar afstemmen. Zij steunt de Nederlandse inzet om tot een gezamenlijk advies van alle betrokken sociaal-economische raden te komen. Dit mag echter niet leiden tot stroperigheid in het proces. Hoe denkt de minister hierover?
Mevrouw Smilde vindt de constateringen in het ontwerp-Gezamenlijk werkgelegenheidsrapport over de situatie in Nederland herkenbaar. Het is bijzonder te betreuren dat een voortvarende aanpak van de WAO is uitgesteld, zoals bleek in het najaarsoverleg. Kan de minister aangeven welke mogelijkheden er zijn om toch tempo te houden in het hervormingsproces van de WAO? In hoeverre voldoet Nederland niet aan de afspraken over een sluitende aanpak voor volwassen werkzoekenden? Zij deelt de zorgen van Europees commissaris Anna Diamantopolou op dit punt. Wat gaat de minister doen om deze zorgen weg te nemen?
Het is een goede zaak dat de Europese Commissie het voornemen heeft een tripartiete top te beleggen over groei en werkgelegenheid in het kader van de open coördinatie, de werkgelegenheidsstrategieën en de regelmatige bijstelling daarvan. De overheid en sociale partners hebben daarin wel een eigen verantwoordelijkheid. De tripartiete overlegstructuren binnen de lidstaten zijn niet overal identiek geregeld. Welke waarde voegt een topforum toe aan een praatforum? Ook de positionering van de ministers van sociaal beleid en werkgelegenheid is nog niet duidelijk. Belangrijk is helder te krijgen wat de doelstelling is van de top en hoe deze vorm krijgt. Voor Nederland is van belang dat de uitkomsten van deze dialoog doorwerken in afspraken in voor- en najaarsoverleggen en vice versa.
In een aantal Nederlandse bedrijven is sprake van een toenemende belasting voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is een goede trend, vooral omdat het vrijwillig gebeurt. Het is een goede basis voor draagvlak voor duurzame ontwikkeling, bedrijfsinnovatie, bevordering van onderling respect bij medewerkers in het bedrijf, maar ook voor draagvlak in de samenleving. Een actief beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen kan een goed imago helpen versterken. Naast het Multi-Stakeholder Forum kunnen ook Europese stimuleringsmaatregelen een en ander bevorderen, zoals aangegeven in een fiche inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze stimuleringsmaatregelen moeten een toegevoegde waarde krijgen. Het bedrijf zelf blijft verantwoordelijk voor de gekozen weg en de uitkomsten van het proces.
Mevrouw Smilde kan zich vinden in het voorstel voor een richtlijn van de Raad en het Parlement over arbeidsvoorwaarden voor uitzendarbeid. Het past binnen de Nederlandse regelgeving. Is de Stichting van de Arbeid inmiddels al met een advies in dezen gekomen? Kan de minister bevestigen dat de huidige regeling gehandhaafd blijft met deze richtlijn?
Een punt dat ook een rol zal spelen tijdens de raad is een voorstel van de Europese Commissie dat niet op de agenda staat, voor een nieuwe verordening om lidstaten toe te staan steun te verlenen voor het scheppen van nieuwe banen en voor indienstneming van kwetsbare en gehandicapte werknemers, zonder voorafgaande toestemming van de Commissie. Deze verordening past in het beleid om te voorkomen dat subsidies in dit kader concurrentieverstorend werken. Bepaalde vormen van werkgelegenheidssteun vallen onder deze groepsvrijstelling, andere niet. De positie van de meest kwetsbare werknemers is in Nederland geregeld via de WSW (Wet sociale werkvoorziening). Welke consequenties heeft de invoering van een dergelijke verordening voor andere gesubsidieerde arbeid?
Mevrouw Smilde wijst erop dat binnen de EU alleen in Portugal en Nederland contactlenzen vrij te verkrijgen zijn en dat in de andere Europese landen contactlenzen alleen mogen worden verstrekt via oogartsen, contactlensspecialisten en optometristen. In een aantal gevallen heeft het gebruik van in de vrije verkoop verkregen contactlenzen al tot onherstelbare schade aan de ogen geleid. De vorige minister van Volksgezondheid heeft in juli gesteld zich aan te willen sluiten bij Europese regelgeving in dezen. In het Verslag van de Gezondheidsraad is niets terug te vinden van de inbreng van de minister op dit punt. Inmiddels is bekend dat dit onderwerp niet via de herziening van de Richtlijn medische hulpmiddelen kan worden geregeld. Dit onderwerp kon vorig jaar bij de behandeling van de VWS-begroting op een brede steun rekenen in de Kamer. Zij stelt voor de Nederlandse regeling zodanig aan te passen, dat zij past binnen de geldende regelingen in de andere Europese landen. Kan de minister toezeggen dat hij zich ervoor zal inspannen om de verstrekking van contactlenzen via een zogeheten kanalisatieregeling te regelen, zodat verstrekking ook in Nederland alleen via optometristen, oogartsen of contactlensspecialisten mogelijk is?
Hoe staat het met de implementatie van de Europese richtlijn voor het verbod inzake reclame en sponsoring van tabaksproducten? Hoe staat het met de Europese aanpak van het bioterrorisme? Is er bijvoorbeeld een Europese strategische voorraad pokkenvaccin?
Mevrouw Bussemaker (PvdA) merkt op dat de geannoteerde agenda voor de vergadering van 2 en 3 december en het verslag van de vergadering van 26 juni van de Raad voor de werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken haar laat bereikt hebben, zodat zij zich niet goed heeft kunnen voorbereiden. Wat is hier de reden voor? Zij vraagt de minister naar zijn algemene ervaringen in het Europese, in het bijzonder als het gaat om kwesties als de sociale dialoog en overleg tussen werkgevers en werknemers. Hoe vindt de minister het om als oud-vakbondsman, die vroeger ook op het Europese niveau actief is geweest, een stagnerend poldermodel te moeten uitleggen aan zijn buitenlandse collega's?
Mevrouw Bussemaker stelt dat met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over de coördinatie van socialezekerheidsstelsels tegemoetgekomen wordt aan de Nederlandse wensen dat er geen specifieke uitvoeringstechnische problemen mogen ontstaan. Bovendien voorziet het in de mogelijkheid om de gelijkschakeling van rechten op verstrekkingen bij tijdelijk verblijf van alle gezinsleden, inclusief gezinsleden van grensarbeiders, te verzekeren. De Stichting grensarbeid heeft in een brief aan de Dienst vreemdelingenzaken gesteld dat het verblijfsrecht zou vervallen zodra de vergunninghouder is aangewezen op publieke middelen. Wanneer de nieuwe socialezekerheidsregelingen ingaan, die ook voor grensarbeiders moeten gelden, mag dat eigenlijk niet meer voorkomen. Kan de minister daarop ingaan? Nederland heeft met betrekking tot dit voorstel het voorbehoud gemaakt dat er overeenstemming moet worden bereikt over bepalingen in de uitvoeringsverordening waarmee moet worden voorkomen dat Nederland twee keer voor dezelfde zorg moet betalen waar het gepensioneerden betreft. Geldt dit voorbehoud ook voor andere EU-landen?
Mevrouw Bussemaker kan instemmen met punt 2 van de agenda, aanneming van de verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van verordening nr. 1408/71 tot onderdanen van derde landen die uitsluitend vanwege hun nationaliteit niet vallen onder deze verordening. Dat is een belangrijk punt als het gaat om het bevorderen van arbeidsmobiliteit. Is er al enige duidelijkheid over de stemming van het Europees Parlement over het definitieve advies?
Naar aanleiding van punt 4, modernisering van de sociale bescherming, voortgangsverslag van de Commissie, is mevrouw Bussemaker benieuwd naar de terreinen die de Commissie naast de pensioenen zal aanpakken. Wat zijn de resultaten van de bijeenkomst die op 23 en 24 oktober is gehouden waarin landen de plannen op het terrein van de modernisering van de sociale bescherming hebben besproken? Klopt het dat het Nederlandse nationale actieplan pensioenen door Finland is beoordeeld en dat Nederland het actieplan van het Verenigd Koninkrijk heeft beoordeeld? Wat zijn de kritiekpunten van de Finnen op het Nederlandse plan? Hoe heeft de Nederlandse regering daarop gereageerd? Wat zijn de kritiekpunten van Nederland ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk?
Met betrekking tot punt 10, stroomlijning van de jaarlijkse economische en werkgelegenheidsprocessen, merkt mevrouw Bussemaker op dat het goed is dat er steeds meer sprake is van coördinatie tussen het financieel-economisch beleid, het werkgelegenheidsbeleid en het sociaal beleid. Het raamwerk waarbinnen die verschillende richtsnoeren zich tot elkaar verhouden, lijkt nog steeds gedomineerd te worden door de globale richtsnoeren voor economisch beleid. Dat is jammer, want het blijft een strijd om ervoor te zorgen dat werkgelegenheidsbeleid en sociaal beleid een even prominente plek innemen als het economische en het financiële beleid. Die discussie speelt ook ten aanzien van de raden. Graag een reactie van de minister op dit punt.
Agendapunt 16, voorstel voor een richtlijn van de Raad en het Parlement over arbeidsvoorwaarden voor uitzendarbeid is voor Nederland van groot belang. Nederland heeft altijd een voorbeeldfunctie gehad als het gaat om een flexibele arbeidsmarkt en om voldoende sociale bescherming van flexwerkers. Tegen de voorstellen is door verschillende landen bezwaar aangetekend. Het zal niet gemakkelijk zijn om alle landen achter deze richtlijn te krijgen. Er zijn echter een aantal belangrijke argumenten waarom invoering van deze richtlijn niet te lang op zich moet laten wachten. De Nederlandse regering heeft gesteld in beginsel positief te staan tegenover het voorstel. De Nederlandse regering moet er alles aan doen om invoering van de richtlijn op korte termijn te bevorderen. Waarom wordt tijdens deze Raad niet tot besluitvorming gekomen en wordt slechts een oriënterend debat gevoerd?
In het verslag van de Raad voor WSBVC staat kritiek op het Nederlandse beleid. Behalve kritiek op het WAO-beleid, is de kritiek geuit dat de afspraken over de introductie van de sluitende aanpak voor volwassenen nog niet goed zijn uitgevoerd. De fractie van de PvdA heeft er jaren voor gepleit om de sluitende aanpak ook voor volwassenen te laten gelden. Zij verzoekt de minister gedetailleerd op dat artikel in te gaan. Wat is het Nederlandse antwoord op de overige punten van kritiek?
In het verslag staat dat er voortgang is geboekt bij het terugdringen van de wachtlijsten voor kinderopvang. Eerder was er juist veel kritiek op Nederland vanwege het gebrek aan kinderopvangplaatsen. In welke mate haalt Nederland de streefcijfers die in Barcelona zijn afgesproken ten aanzien van kinderopvang, maar ook ten aanzien van de andere punten?
De minister deelt niet de vrees dat stroomlijning van de coördinatieprocessen vanwege de afstemming tussen verschillende departementen tot stroperigheid en starheid zal leiden. Met het oog op de coördinatiedoelstellingen is gekozen voor de middellange termijn. Driejaarlijks worden deze geëvalueerd en daarnaast wordt tussentijds over de gang van zaken gerapporteerd. Het is dus niet zo dat er tussentijds niets gebeurt. Het ligt in de bedoeling om in dit hele proces het sociale element een duidelijke plaats te geven. In deze tijd van toenemende werkloosheid wordt het sociaal beleid in Europa vaak als kostenpost gezien. Juist dan is het van belang om vernieuwing en een goede aanpak van het sociaal beleid overeind te houden. De Nederlandse regering zet zich ervoor in, de posities van de ministers van sociale zaken in het geheel van de coördinatie voldoende te waarborgen. Dat betekent dat er een rechtstreekse lijn is van de onderraad naar de top.
Met betrekking tot het Joint Employment Report merkt de minister op dat door de Europese Commissie kritiek is uitgeoefend op de Nederlandse arbeidsongeschiktheidsituatie. Men begrijpt niet dat Nederland geen onderscheid maakt tussen een «risque social» en een «risque professionnel». Dat heeft als consequentie dat Nederland ten opzichte van vele landen in Europa een hoger arbeidsongeschiktheidsvolume heeft. De minister wil niet toe naar een stelsel dat het «risque social» loslaat. Het feit dat die regeling niet ideaal is, omdat er te veel mensen aan de kant staan, is een punt van discussie. Om goede voortgang te geven aan het traject dat ook vanuit Europa gewenst is, zal er duidelijkheid moeten zijn over wat er in het najaarsoverleg besloten wordt met betrekking tot de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte, die nog is aangehouden. Dit betreft uitbreiding van de verantwoordelijkheid van de werkgever in de eerste twee jaren. Op alle andere elementen op het terrein van de arbeidsongeschiktheid zullen de voorbereidingen doorgaan. Uiteindelijk zal het gehele pakket in samenhang moeten worden bezien.
Nederland loopt achter bij andere landen in Europa als het gaat om de sluitende aanpak voor volwassenen. In de volgende rapportage, die in 2003 is voorzien, zal hierop teruggekomen worden. Op dit moment is hierover niet veel meer te melden dan dat eraan wordt gewerkt om de achterstand terug te brengen.
Om voor de kinderopvang de normering van Barcelona te halen, is het nodig dat er een goede afstemming is van vraag en aanbod en van kanalisering van de vraag. In dit kader is het wetsvoorstel Wbk (Wet basisvoorziening kinderopvang) in voorbereiding, dat in 2004 in zal moeten gaan. Pas dan kan er sprake zijn van een sluitende aanpak.
De minister merkt op dat veel Europese landen geen tripartiete overlegstructuur kennen. Op Europees niveau wordt wel gecoördineerd in de ondernemers-/werkgeverskolom en in de vakbondskolom en is er dus wel sprake van een tripartiete structuur. Dat kan een aanmoediging zijn om hiertoe op nationaal niveau over te gaan waar dat nog niet gebeurt. De waarde die een topforum toevoegt is daarin gelegen, zodat wat er aan coördinatie tussen overheid, werkgevers en werknemers gestalte moet krijgen, geborgd wordt in het Europees beleid. Dat past bij de Nederlandse traditie. De vruchten daarvan kunnen waarschijnlijk nu ook in Europees verband geplukt worden.
De heer Langejan (Directeur-Generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen) vult hierop aan dat er op Europees niveau over een aantal onderwerpen al een sociale dialoog plaatsvindt tussen werkgevers, werknemers en de Commissie, bijvoorbeeld over regelgeving op het punt van de arbeidsrelaties. De doelstelling van deze tripartiete top is breder. Zij betreft de Lissabon-doelstellingen. Het realiseren van deze doelstellingen is onmogelijk zonder een actieve participatie van de sociale partners in de diverse lidstaten.
De minister deelt mee dat het Europees Parlement in meerderheid akkoord is met de regeling voor uitzendarbeid. De Engelsen hebben bezwaren. Nederland voert daarin een actieve diplomatie door met de Engelsen over hun bezwaren te spreken en daarbij te wijzen op de Nederlandse praktijk. De toepassing van de Nederlandse wetgeving op dit gebied heeft tot veel goeds geleid. Die inspanning heeft niet tot het resultaat geleid dat Engeland akkoord gaat. Er moet rekening mee gehouden worden dat de Engelse bezwaren hardnekkig zijn. De vraag op welke manier de zaak geagendeerd zal worden, ligt bij het Deense voorzitterschap. Wat Nederland betreft is de weg vrij om daar een akkoord over te sluiten.
Naar aanleiding van de vraag over een verordening voor werkgelegenheidssteun voor kwetsbare en gehandicapte werknemers, stelt de minister dat de verordening regelt welke vormen van steun vrijgesteld zijn van meldingsplicht voor mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt. Dat is een verbetering ten opzichte van de eerdere regeling. WSW-bedrijven leveren diensten van algemeen belang en zijn derhalve vrijgesteld van het verbod op staatssteun. Voor ID-banen geldt dat die ruimte ten opzichte van voorheen niet kleiner is geworden. De inzet om werkgelegenheid te creëren voor zwakke groepen houdt natuurlijk niet op bij deze twee instrumenten. De verordening, die al is vastgesteld, biedt voldoende ruimte om deze en andere instrumenten te blijven hanteren. Op dit moment loopt Nederland niet tegen belemmeringen aan. Zodra dit wel gebeurt, zal hierover een serieus debat met de Commissie moeten worden aangegaan.
De minister vindt het niet nodig dat er een verbod komt op de verkoop van contactlenzen via de vrije handel. Het risico van oogbeschadiging ligt niet zozeer in een verkeerde advisering bij de verkoop, maar eerder in het gebruik van de lenzen. Het is moeilijk om maatregelen te nemen om risico's bij het gebruik van lenzen uit te bannen.
Wat de tabakswetgeving betreft is Europa op de goede weg. Duitsland is op dit terrein een grote dwarsligger. Onderzocht wordt of via een tweesporenstrategie eensluidendheid kan worden bereikt op Europees niveau. Op Duitsland wordt door verschillende Europese landen, inclusief Nederland, grote druk uitgeoefend om met de wetgeving in te stemmen. Lukt het niet om dit binnen de Europese Unie te bereiken, dan wordt gestreefd naar verdere verbeteringen op hoger internationaal niveau.
Voor de bestrijding van bioterrorisme is samenwerking op Europees niveau nodig. De European Health Committee en de European Social Security Committee hebben een aantal doelstellingen op dit terrein ontwikkeld, onder andere met betrekking tot een internationaal gecoördineerde aanpak bij rampen, maar ook breder wordt gewerkt aan het opzetten van een waarschuwingssysteem, een systeem van informatie-uitwisseling en worden de middelen en vaccinvoorraden geïnventariseerd. Er is niet veel interesse voor het aanleggen van een strategische voorraad pokkenvaccin. Wel is er de intentie om elkaar te helpen in tijden van schaarste. Overigens zijn er niet veel Europese landen die een adequate voorraad pokkenvaccin hebben. De minister zal nagaan of de nationale strategische voorraad voldoende is. Op basis van het vervolgadvies over bioterrorisme van de Gezondheidsraad zal de minister een nader standpunt ontwikkelen, waarin ook wordt aangegeven wat er aan regelgeving en kaders in Europees verband op dit terrein bestaat. Dat zal hij voor 5 december 2002 aan de Kamer toesturen.
De heer Langejan voegt hieraan toe dat tijdens de top in Sevilla in mei een besluit is genomen over een nieuwe structuur voor de raden die leidt tot reductie van het aantal raden en derhalve een samenvoeging van een aantal bestaande raden. In het geval van Nederland zijn dat er drie. Dat betekent dat de voorbereiding van de verschillende raden aan de hand van geannoteerde agenda's in zekere zin samenloopt, zonder dat de politieke verantwoordelijkheden in Nederland van de diverse bewindslieden daardoor veranderen. Het is mogelijk dat deze structuurverandering geleid heeft tot een te laat toezenden van stukken. Bij een volgende vergadering mag dat niet meer het geval zijn. Of deze clustering succesvol is, kan pas beoordeeld worden nadat de raad in deze nieuwe samenstelling heeft vergaderd.
De minister merkt op dat er vanuit Europa nog steeds met bewondering gekeken wordt naar de Nederlandse inrichting van sociaal beleid in brede zin. Op pensioengebied worstelt de Nederlandse regering weliswaar met grote problemen die te maken hebben met de economische situatie en voor de WAO gelden weer andere problemen, maar het ziet ernaar uit dat er tot een akkoord wordt gekomen met de sociale partners over een gecoördineerde trendbreuk in de lonen. Dat is vrij uniek. De minister zal rapporteren wat de reacties van de raad zijn op het geworstel met het poldermodel.
De minister stelt dat nog niet bekend is wat de uitslag is van de stemming in het Europees Parlement over de verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van verordening nr. 1408/71 tot onderdanen van derde landen die uitsluitend vanwege hun nationaliteit niet vallen onder deze verordening.
Naar aanleiding van agendapunt 4 deelt de minister mee dat na de pensioenen het terrein van de gezondheidszorg zal worden aangepakt.
De heer Langejan vult naar aanleiding van agendapunt 4 aan dat de vergaderingen waarin de gezamenlijke beoordelingen plaatsvonden al zijn gehouden. Er is nog geen gezamenlijk eindrapport van commissie en raad verschenen. Tijdens de vergaderingen zijn de landen getoetst op de uitgangspunten uit de stukken: zijn de pensioenen adequaat als sociale bescherming, zijn zij financieel houdbaar en zijn zij opgewassen tegen veranderingen in de toekomst? De toetsingsvergadering was een gemeenschappelijke vergadering van het Sociaal beschermingscomité en het Comité economische politiek. De kritiek van de Finnen op het Nederlandse pensioenrapport betrof twee hoofdthema's. Ten eerste: hoe denkt de Nederlandse regering in de toekomst de AOW-financiering veilig te stellen? Ten tweede: de positie van vrouwen in de tweedepijlerpensioenen. Het antwoord op het eerste is dat die financieringsbereidheid vooral moet bestaan uit het realiseren van de staatsschuld, gericht op 2025. De positie van vrouwen kwam bij de Finnen aan de orde omdat, anders dan in veel andere Europese landen, Nederland een relatief laag niveau heeft voor de eerste pijler en dus veel mensen afhankelijk zijn van een pensioen in de tweede pijler. In principe bouw je alleen een tweedepijlerpensioen op als je werkt. Dus mensen die niet werken, in het verleden veelal vrouwen, hebben geen tweedepijlerpensioen. In de huidige situatie zijn er wijzigingen opgetreden, onder andere door de toenemende participatiegraad van vrouwen aan het arbeidsproces en het bieden van pensioenverzekeringen aan parttimers. Daarnaast is inmiddels regelgeving tot stand gebracht om in geval van een echtscheiding het opgebouwde ouderdomspensioen te splitsen. De Nederlandse beoordeling van het Engelse systeem richtte zich op het ambitieniveau van het collectieve pensioen in Engeland, dat anders is dan in praktisch alle andere Europese landen, in die zin dat een staatspensioen in Engeland «means tested» is. Dat betekent dat alle neveninkomsten en bezit weggetoetst wordt tegen het te verstrekken staatspensioen, waardoor er voor de groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt weinig incentive is om een tweedepijlerpensioen bij elkaar te sparen. De andere kant van de medaille is dat de financierbaarheid van dit staatspensioen op de lange termijn aanzienlijk minder problemen oplevert dan in andere Europese landen. Wat het tweede- en derdepijlerpensioen in Engeland betreft, verkeert het toezicht nog in rudimentaire staat. Dat leidt tot zeer lage dekkingsgraden in pensioenfondsen, met alle risico's van dien. Op het eerste punt heeft de Engelse regering aangegeven bijzondere toeslagen te introduceren. Zij ziet echter geen mogelijkheden om het fundamentele bijstandskarakter van dat pensioen af te schaffen. Op het tweede punt is door de Engelse regering een groenboek aangekondigd dat gaat over de toekomst van het tweede- en derdepijlerpensioen in Engeland.
Mevrouw Smilde (CDA) wijst erop dat niet goed controleerbaar is of contactlenzen in de vrije verkoop aan alle kwaliteitseisen voldoen. Het verstrekken van contactlenzen door gekwalificeerde mensen is een kwaliteitseis. Zij hecht eraan dat de Nederlandse regeling op dit punt wordt aangepast, omdat bekend is dat in een aantal gevallen schade is ontstaan na het gebruik van contactlenzen uit de vrije verkoop. Is de minister bereid zich hiervoor in te zetten?
Mevrouw Bussemaker (PvdA) heeft nog geen antwoord gekregen op haar vraag over het voorstel voor de verordening over de coördinatie van socialezekerheidsstelsels. Het is niet de bedoeling dat Nederland twee keer de zorg voor groepen gepensioneerden moet betalen, maar dat zou ook niet moet gelden voor andere landen. De minister is ook niet ingegaan op haar vraag over de positie van in Nederland wonende Belgen die als grensarbeider economisch actief zijn in België. Volgens de tekst op de verblijfsvergunning zou het verblijfsrecht vervallen zodra de vergunninghouder is aangewezen op publieke middelen. Dat is een onwenselijke situatie in het kader van regulering van grensarbeid en ook in het bredere kader van afstemming van socialezekerheidsregelingen in Europa. Kan de minister dat bevestigen?
De minister meldt naar aanleiding van de vraag over de contactlenzen dat dit geen thema is dat op dit moment speelt in de Gezondheidsraad. Op 12 oktober 2001 is in de Tweede Kamer gesproken over het Advies gezondheidsrisico's en contactlenzen van de Gezondheidsraad. In dat debat is het punt van het gebruik aan de orde geweest. De minister stelt voor om hierover een vervolgdebat ge houden op basis van het advies van de Gezondheidsraad.
De minister stelt vervolgens dat in de sfeer van de publieke middelen het risico van dubbel «nee» ook geldt voor andere landen. De complicatie van het verblijfsrecht voor mensen die in Nederland wonen en in België werken is de minister niet bekend. Nederland kent wel een jarenlange traditie als het gaat om premies en belastingen. Hij zal deze vraag doorgeleiden naar de minister van Justitie en daarop later schriftelijk terugkomen.
De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken,
Terpstra
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Netelenbos
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Nava
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Blaauw (VVD), De Graaf (D66), Van Oven (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Monique de Vries (VVD), Karimi (GroenLinks), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Geluk (VVD), Janssen van Raay (LPF), Zvonar (LPF), Van Winsen (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Teeven (Leefbaar Nederland), Schonewille (LPF), De Jong (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Smilde (CDA), Eski (CDA) en Van Dijk (CDA).
Plv. leden: Van den Doel (VVD), Van Aartsen (VVD), Dittrich (D66), Netelenbos (PvdA), Bruls (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Oplaat (VVD), Vos (GroenLinks), Van Haersma Buma (CDA), Bussemaker (PvdA), Van Velzen (SP), Rouvoet (ChristenUnie), Wilders (VVD), Smulders (LPF), Zeroual (LPF), Algra (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Varela (LPF), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Hessels (CDA) en Spies (CDA).
Samenstelling:
Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Jorritsma-Lebbink (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), B. M. de Vries (VVD), De Grave (VVD), Hamer (PvdA), voorzitter, Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Halsema (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Bos (PvdA), Smulders (LPF), ondervoorzitter, Jense (Leefbaar Nederland), Rambocus (CDA), Wiersma (LPF), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Smolders (LPF), Bruls (CDA), Zeroual (LPF), Eski (CDA) en Van Loon-Koomen (CDA).
Plv. leden: Tonkens (GroenLinks), Terpstra (VVD), Adelmund (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Geen (D66), Wilders (VVD), Van Hoof (VVD), Tichelaar (PvdA), Koopmans (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Smilde (CDA), Oplaat (VVD), Verbeet (PvdA), Van Ruiten (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Algra (CDA), Stuger (LPF), De Wit (SP), Vietsch (CDA), De Jong (LPF), Hessels (CDA), Varela (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA) en Van Dijk (CDA).
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), ondervoorzitter, Rijpstra (VVD), Netelenbos (PvdA), voorzitter, Van Blerck-Woerdman (VVD), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Bos (PvdA), Verbeet (PvdA), Van Ruiten (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), De Graaf (LPF), Dekker (LPF), Van Geen (D66), Jense (Leefbaar Nederland), Vietsch (CDA), Jukema (LPF), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA) en Smilde (CDA).
Plv. leden: Blok (VVD), Van der Vlies (SGP), B. M. de Vries (VVD), Kalsbeek (PvdA), Van Beek (VVD), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Hamer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Vergeer-Mudde (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Van Hoof (VVD), Bussemaker (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Wiersma (LPF), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), De Jong (LPF), Zvonar (LPF), Dittrich (D66), Teeven (Leefbaar Nederland), Ormel (CDA), Bonke (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA) en Mosterd (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-19-57.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.