Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-18 nr. 170 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-18 nr. 170 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2002
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11, 12 en 13 juli aanstaande.
Geannoteerde Agenda voor de Informele Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11–13 juli 2002 in Kolding, Denemarken.
Het motto van het Deense Voorzitterschap is «Sociale Insluiting – door Sociale Dialoog en Partnerschap.» Tijdens de informele Raad in Kolding van 11–13 juli zal een informele en open discussie plaatsvinden over de drie aspecten van dit thema; «de Europese strategie ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting», «de Sociale Dialoog op Europees niveau» en «investeren in human resources.»
De discussie zal als input dienen voor concept voorzitterschapsconclusies voor de Europese Raad van 3 december 2002.
Vooruitgang op de genoemde drie terreinen draagt bij aan het verwezenlijken van de Lissabon-doelstelling om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.
Europese strategie ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
Het Deense Voorzitterschap wil onder andere een discussie voeren over de strategie ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en hoe deze kan worden geïntensiveerd.
Ondanks de grote inspanningen die de laatste tijd zijn verricht lopen 18% van de burgers in de Europese Unie (oftewel 60 miljoen burgers) risico op armoede. Daarom zijn hernieuwde initiatieven nodig om kwetsbare groepen te activeren en de kans op arbeidsparticipatie te vergroten. Bij het bestrijden van sociale uitsluiting gaat het niet alleen om verbetering van sociale inkomensvoorzieningen. Steeds dient de samenhang tussen economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid in het oog te worden gehouden. Het is doelmatiger armoede en sociale uitsluiting te voorkomen dan te bestrijden. Hierbij speelt de EU strategie gericht op het bestrijden van sociale uitsluiting en armoede – zoals gedefinieerd door de Europese Raad van Nice in december 2000 – een grote rol. De EU-strategie is gebaseerd op de methode van open coördinatie en bestaat uit vier doelstellingen:
• Vergroten van arbeidsmarktparticipatie
• Voorkomen van risico op sociale uitsluiting
• Beschermen van meest kwetsbare groepen
• Mobiliseren van alle actoren
De open coördinatiemethode bestaat, naast de in Nice afgesproken doelstellingen, uit een drietal initiatieven:
• Nationale Actieplannen: het Nederlandse beleid om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden staat in het Nationale Actieplan 2001. Hierin beschrijft elke lidstaat het beleid, de methode en de structuur die nodig is om de vier doelstellingen te verwezenlijken. Het gezamenlijk rapport van Raad en Commissie over de Nationale Actieplannen is aangenomen door de Europese Raad van Laken in december 2001. Medio 2003 moeten de nieuwe NAP's gereed zijn. Het gezamenlijk rapport zal worden aangeboden aan de Voorjaars ER in 2004.
• Indicatoren: tijdens de top in Laken is eveneens afgesproken om gemeenschappelijk overeengekomen indicatoren op te stellen. Dit heeft geleid tot een lijst met 17 indicatoren.
• Communautair actieprogramma: de Raad en het Europees Parlement hebben een besluit genomen over het Communautair Actieprogramma ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Dit programma is momenteel in uitvoering.
Aandachtspunten Deens Voorzitterschap
Het Deense Voorzitterschap wil een aantal aspecten van het proces in Kolding bespreken:
• Het belang van de EU strategie voor de lidstaten
• De betrokkenheid van actoren (zoals NGO's en locale overheden) bij het proces
• Een discussie over de aanscherping van de doelstellingen van Nice
• Afstemming tussen economisch-, werkgelegenheids-, en sociaal beleid zoals afgesproken in Nice.
Onder Deens voorzitterschap zal in oktober een ronde tafelconferentie worden gehouden om de eerste Nationale Actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting te evalueren en lessen te trekken voor de volgende Nationale Actieplannen in 2003.
Nederlandse inzet in de discussie
• Voor de vergelijkbaarheid van de toekomstige NAP's is het wenselijk dat de doelstellingen in beperkte mate worden gewijzigd. Daarnaast moet ieder voorstel om de doelstellingen uit te breiden kritisch bekeken worden op de vraag of de doelstellingen op hoofdlijnen blijven en niet te specifiek worden. De open coördinatie strategie werkt het beste met een beperkte set hoofddoelstellingen. Nederland is voorstander van het opnemen in de nationale actieplannen van meer concrete streefdoelen.
Gemeenschappelijke indicatoren kunnen bijdragen aan de formulering van concrete en toetsbare doelstellingen. Belangrijke doelstelling bij het ontwikkelen van indicatoren is dat ze de onderlinge vergelijkbaarheid van de NAP's vergemakkelijken. Nederland is voorstander van een breed scala aan indicatoren omdat armoede een multidimensionaal aspect is dat niet binnen één indicator te vangen is. Voorrang zou gegeven moeten worden aan indicatoren voor langdurige afhankelijkheid van een minimuminkomen, bestedingsmogelijkheden van mensen met een minimuminkomen, de armoedeval, toegankelijkheid tot voorzieningen als huisvesting, onderwijs, zorg etc.
De sociale dialoog op Europees niveau
Het Deense Voorzitterschap wil een gedeelte van de discussie wijden aan de rol van de Europese sociale dialoog bij het bevorderen van de sociale integratie. De bespreking van de Ministers wordt voorafgegaan door een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Troika (het Deense Voorzitterschap en de twee volgende, Griekse en Italiaanse, Voorzitterschappen) en de Commissie met de sociale partners.
Denemarken wil de discussie gebruiken om de vraag te beantwoorden, wat de belangrijkste terreinen zijn waarop de sociale partners in actie kunnen komen bij het bestrijden van sociale uitsluiting. De Denen zien de sociale dialoog als een instrument voor modernisering van de arbeidsorganisaties en versterking van de kenniseconomie. Zij leggen de nadruk op afspraken die worden geïmplementeerd via de nationale organisaties van werkgevers en werknemers.
Belangrijk achtergronddocument voor deze discussie is de gezamenlijke verklaring die de sociale partners op 7 december 2001 vaststelden ter voorbereiding op de Europese Raad van Laken. Daarin werd bepleit om de Europese sociale dialoog te hervormen. De dialoog, die nu verdeeld is over diverse overleggremia, zou moeten worden samengebracht in een tripartiet overlegcomité voor groei en werkgelegenheid dat het gespreksforum moet worden tussen overheid en sociale partners over de Lissabonstrategie als geheel. Jaarlijks, voorafgaande aan de voorjaarsvergadering van de Europese Raad zou dit comité bij elkaar moeten komen. Verwacht wordt dat binnenkort de formele instelling van het Comité voor groei en werkgelegenheid ter hand wordt genomen.
Verder kondigden sociale partners aan, eind 2002 met een werkprogramma te komen voor de sociale dialoog waarin ze, met behoud van hun eigen autonomie, hun bijdrage aan de Lissabonstrategie zullen definiëren.
De Europese Raad van Barcelona verwelkomde al deze voornemens en riep de sociale partners op om jaarlijks verslag te doen van hun nationale en Europese bijdrage aan de Lissabondoelstellingen. Met name zou dit verslag moeten ingaan op bevordering van het aanpassingsvermogen van ondernemingen op gebieden als collectieve onderhandelingen, loonmatiging, productiviteitsverbetering, scholing, nieuwe technologieën en flexibele arbeidsorganisatie.
Inmiddels hebben de sociale partners een gezamenlijke verklaring opgesteld over levenslang leren en werken zij aan een overeenkomst inzake telewerken.
In januari presenteerde de High Level Group on Industrial Relations and Change haar rapport. Deze groep van deskundigen, waarvan namens Nederland prof. dr. J. Visser lid was, beval de sociale partners onder meer aan om het arsenaal aan instrumenten te verbreden. Spitst men zich nu nog sterk toe op het onderhandelen van overeenkomsten die kunnen worden omgezet in Europese wetgeving, in de toekomst moeten sociale partners ook een leerproces gaan ontwikkelen gericht op richtsnoeren, benchmarks en best practices waarmee het handelen van sociale partners in de lidstaten wordt beïnvloed. Met andere woorden: toepassing van de open methode van coördinatie.
De Europese Commissie heeft op 26 juni een mededeling gepubliceerd over de Europese sociale dialoog.
Nederland onderstreept het belang van de sociale dialoog voor modernisering van de arbeidsorganisatie en versterking van de kenniseconomie. Verreweg het belangrijkste daarbij is uiteraard de sociale dialoog in de ondernemingen en sectoren, onder meer via cao's. Het Europese niveau kan hieraan een aanvullende bijdrage leveren, met name via aanbevelingen aan de nationale organisaties. Afspraken op EU-niveau tussen sociale partners en overheden kunnen dit ondersteunen. Uiteraard moeten deze afspraken gedragen worden door de nationale organisaties. Ze moeten uitvoerbaar zijn en de nationale dialoog niet frustreren. Het is, zoals door de Denen aangegeven, belangrijk dat sociale partners een breed scala aan instrumenten inzetten en zich niet alleen toeleggen op aanbevelingen voor wetgeving. Stelregel is wel dat ook de sociale dialoog zichzelf zal moeten bewijzen door de resultaten die ze boekt. Tot dusverre is het effect van de sociale dialoog op EU-niveau nog niet voldoende zichtbaar. Het oplossen van dit probleem is een verantwoordelijkheid van zowel overheden als sociale partners. De rapportages die sociale partners in het vooruitzicht stellen zijn dan ook essentieel.
De prioriteiten van de acties van de sociale partners in het kader van de Lissabonstrategie zouden naar Nederlands inzicht moeten liggen op twee terreinen: scholing en training en modernisering van arbeidsmarkt en arbeidsorganisaties. Hiermee wordt het arbeidsbestel toegankelijker gemaakt voor werkzoekenden en wordt voorkomen dat werknemers vroegtijdig uitvallen, bijvoorbeeld omdat zij bepaalde moderniseringen in de werkomgeving niet kunnen bijbenen. De doelstelling van sociale integratie, door de Denen centraal gesteld, wordt daarmee het beste gediend. Werkgevers en werknemers kunnen, in samenwerking met overheden, een bijdrage leveren om moeilijk bemiddelbare werkzoekenden via bijscholing en training in het arbeidsbestel op te nemen. Door de arbeidsmarkt flexibeler te maken en tegelijkertijd werknemers voldoende zekerheid te bieden wordt het voor werkzoekenden makkelijker gemaakt een plek op de arbeidsmarkt te vinden en zijn ondernemingen ervan verzekerd dat zij zich tijdig kunnen aanpassen bij eventuele veranderingen in de economische omgeving. Het is belangrijk dat sociale partners anticiperend omgaan met reorganisaties als gevolg van moeilijkere economische omstandigheden zodat voorkomen wordt dat grote aantallen werknemers ontslagen moeten worden zonder een reëel uitzicht op reïntegratie. De doelstellingen modernisering van de arbeidsorganisatie en ondersteuning van het aanpassingsvermogen van werknemers zijn opgenomen in de Werkgelegenheidsrichtsnoeren waarin ook wordt aangedrongen op samenwerking met de sociale partners.
Onder de noemer van investment in human resources wil het Deense voorzitterschap een discussie voeren over het investeren in de beroepsbevolking om daarmee de groei en productiviteit te bevorderen. Dit wordt gedaan vanuit drie uitgangspunten: de Europese Werkgelegenheidsstrategie, de Lissabonstrategie en de mogelijkheid om via investeringen in human resources de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren. Tevens wordt het instrument van het Europees Sociaal Fonds (ESF) als financiële basis hierbij betrokken.
In het licht van internationale ontwikkelingen op het gebied van de kenniseconomie wil het Deense voorzitterschap een discussie voeren over de manier waarop de doelstellingen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie en die van de Lissabon agenda een prominentere plaats kunnen innemen in het Europese human resources-beleid en in het raamwerk van het Sociaal Fonds. Hun vraag richt zich op de prioriteiten die gesteld moeten worden in het algehele human resources beleid. Is de focus van het ESF in deze periode voldoende op de Europese Werkgelegenheidsstrategie gericht geweest? En moet er nog verder toegespitst worden op bevordering van de kenniseconomie?
In de discussie in Kolding zal een centrale rol zijn weggelegd voor de prioriteiten van de Europese Werkgelegenheidsstrategie. Met name richtsnoer 4 (onderwijs en vaardigheden), richtsnoer 5 (E-learning voor alle burgers en de overgang naar een ICT-samenleving) en richtsnoer 15 (levenslang leren) zijn hierbij van belang. In maart 2002 heeft de Europese Raad van Barcelona bovendien conclusies getrokken ten aanzien van de versterking van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten en bevordering van de vaardigheden en mobiliteit van de beroepsbevolking.
Een belangrijk achtergronddocument is de Commissiemededeling over de werkgelegenheidsstrategie en het Sociaal Fonds van januari 2001. Hierin wordt aangegeven dat in het kader van de twee belangrijkste steungebieden, Doelstelling 1 (sociale en economische ontwikkeling van arme EU-regio's) en Doelstelling 3 (ontwikkeling van menselijke hulpbronnen in de rest van de EU), het ESF steun zal verlenen aan nationale en regionale beleidsmaatregelen ter bevordering van de vier belangrijkste thema's of pijlers van de werkgelegenheidsstrategie. Het ESF is zo een solide basis voor ondersteuning van zowel de werkgelegenheidsstrategie als de doelstellingen die in Lissabon werden geformuleerd.
Het is expliciet niet de bedoeling van het voorzitterschap een discussie te voeren over de toekomst van de structuurfondsen als zodanig. Deze discussie wordt momenteel gevoerd in relatie tot de uitbreiding. In 2003 is er een midtermreview van het ESF voorzien. Bij de discussie die terzijnertijd zal worden gevoerd, zal Nederland de lijn volgen zoals verwoord in de kabinetsreactie op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek inzake structuurbeleid.
Nederland deelt de inzet van het Deense Voorzitterschap om deze discussie beperkt te houden tot een debat over het human resources beleid van de EU en zal van de nadere ideeën van het Voorzitterschap met belangstelling kennisnemen. Overigens kan geconstateerd worden dat het grootste gedeelte van de ESF-bestedingen plaatsvindt in de sfeer van bevordering van human resources en van versterking van de kenniseconomie. Daarbij staan de doelstellingen van de Werkgelegenheidsstrategie centraal, zoals tot uiting gebracht in de desbetreffende richtsnoeren. De discussie zal zich derhalve met name kunnen toespitsen op beoordeling van de voortgang.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-18-170.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.