Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-18 nr. 165 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-18 nr. 165 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2002
Hierbij zend ik u, mede namens Staatssecretaris Verstand en Staatssecretaris Hoogervorst, de Geannoteerde Agenda ten behoeve van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 maart aanstaande in Brussel. Deze agenda zal tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 28 februari aanstaande worden besproken.
Het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 3 december 2001 en van de informele bijeenkomst van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 18 en 19 januari te Burgos heb ik u reeds eerder toegezonden.
Geannoteerde Agenda voor de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 maart 2002 te Brussel
Op 7 maart a.s. wordt onder Spaans voorzitterschap een Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal beleid gehouden. Op de Raad komen de onderstaande onderwerpen aan de orde.
1. Voorbereiding van de Europese Raad van Barcelona
Onder dit agendapunt heeft het Spaanse voorzitterschap een aantal rapporten geagendeerd die zijn opgesteld ten behoeve van de Europese Raad van Barcelona. Het betreft:
a) het synthesedocument van de Europese Commissie: De strategie van Lissabon – De veranderingen verwerkelijken» (COM (2002) 14);
b) het rapport van de Task Force op Hoog Niveau Vaardigheden en Mobiliteit;
c) het actieplan van de Europese Commissie over vaardigheden en mobiliteit (COM (2002) 72 fin);
d) de mededeling van de Europese Commissie: «Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren» (COM (2001) 678 def)
e) het ontwerp gezamenlijke rapport van Raad en Commissie over vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van het actief ouder worden;
f) het voortgangsverslag over gezondheidszorg en ouderenzorg;
Tijdens de Europese Raad van Lissabon (maart 2000) werd voor het sociaal-economisch beleid van de EU en de lidstaten het strategisch doel gesteld, «de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang». De Europese Raad van Barcelona (15 en 16 maart) zal geheel gewijd zijn aan het beoordelen en bevorderen van de voortgang bij het bereiken van deze doelstelling.
Het voorzitterschap is voornemens naar aanleiding van de discussie in de Raad zelf conclusies te trekken. Deze conclusies zullen ter kennis gebracht worden aan de Spaanse Minister-president. De discussie zal gevoerd worden aan de hand van een drietal vragen die bij sluiting van de geannoteerde agenda nog niet waren ontvangen.
Overigens acht Nederland het wenselijk dat de Raad zogenaamde Raadsconclusies ten behoeve van Barcelona opstelt over de onderwerpen die rechtstreeks onder zijn verantwoordelijkheid vallen om zodoende een krachtig signaal ten behoeve van de Europese Raad af te geven. Daarin zou ook ingegaan moeten worden op de toekomst van de werkgelegenheidsstrategie waarover de ministers van werkgelegenheid eerder dit jaar in Burgos informeel van gedachten wisselden.
Ad a. Het Synthesedocument «De strategie van Lissabon – De veranderingen verwezenlijken» van de Europese Commissie
Het zgn. Synthesedocument van de Europese Commissie vormt de belangrijkste input voor de Europese Raad van Barcelona. De Raad zal het Synthesedocument bespreken aan de hand van opinies van het Werkgelegenheidscomité en het Comité voor de Sociale Bescherming.
In het Synthesedocument merkt de Commissie de tot nu toe geboekte resultaten aan als bemoedigend. Voortgang is geboekt op terreinen als openstelling van de telecommunicatiemarkten en samenwerkingen op terreinen als onderwijs, pensioenen en 2 bestrijding van sociale uitsluiting. Helaas is door de huidige economische teruggang voorlopig een einde gekomen aan de stijging van de arbeidsparticipatie. Ook worden terreinen aangemerkt waar de voortgang onvoldoende is, zoals het Gemeenschapsoctrooi, financiële diensten en energie. Er moet volgens de Commissie een einde komen aan het gebrek aan tastbare resultaten op het gebied van structurele economische hervormingen en de inspanningen om in de toekomst veilige en betaalbare pensioenen te garanderen moeten worden voortgezet. De Commissie identificeert drie prioritaire terreinen waar een impuls van de Europese Raad nodig is. Deze zijn: (1) de verdere ontwikkeling van het arbeidsmarktbeleid, waarbij het accent in het bijzonder ligt op activerende arbeidsmarkt-hervormingen, (2) integratie van markten voor netwerkindustrieën en financiële markten en (3) grotere investeringen in kennis en innovatie. Voor elk van deze gebieden doet de Commissie voorstellen voor actiepunten.
Nederland is in hoofdlijnen goed te spreken over het Synthesedocument. Het is aanzienlijk beter dan vorig jaar toen het nog teveel het karakter had van een beleidsnota. Het beschrijft de voortgang op alle onderdelen van de Lissabonstrategie en laat zien waar vertraging optreedt. Het stuk is nog te terughoudend met het bij naam noemen van lidstaten die het op bepaalde punten laten afweten of juist heel goed doen, een onmisbaar element bij «peer pressure». Het Synthesedocument bevat een goede balans tussen economische en sociale dimensies. De milieudimensie krijgt echter onvoldoende aandacht.
Bij het werkgelegenheidsbeleid kan Nederland instemmen met de meeste actiepunten die de Commissie voorstelt. De werkgelegenheidsstrategie na 2002 zal met zichtbaardere resultaten en minder complexe procedures de Lissabondoelstellingen (70 procent arbeidsparticipatie) moeten ondersteunen. Nederland is te spreken over de aandacht die gegeven wordt aan versterken van de stimulans tot arbeidsparticipatie. Werken moet lonend zijn, óók bij lage opleidingsniveaus en óók als voorzieningen nodig zijn om betaalde arbeid en zorgtaken met elkaar te combineren. De actiepunten die aandringen op doelgerichte fiscale maatregelen voor laagopgeleide en hervormingen van sociale stelsels worden gesteund. Nederland had wel graag meer aandacht gezien voor modernisering van de arbeidsmarkten in Europa. De Commissie had voorstellen kunnen doen voor flexibele arbeidsmarkten die rekening houden met veranderende arbeidsmarktpatronen binnen een context die voldoende zekerheid biedt. Nederland zal aandacht blijven vragen voor dit onderwerp.
In het kader van de bestrijding van armoede stelt de Commissie voor, een streefdoel vast te stellen om voor 2010 in de gehele Unie het aantal mensen dat blootstaat aan het risico van armoede tot de helft terug te brengen. Nederland kan deze doelstelling niet ondersteunen. De doelstelling betreft een duidelijke verwijzing naar de zgn. lage-inkomensindicator, die slechts één van de 10 overeengekomen primaire indicatoren op het gebied van armoede is. Armoede is echter een multidimensionaal begrip dat niet in één indicator te vatten is. Nederland blijft evenwel de algemene, in Lissabon afgesproken, doelstelling om de armoede uit te roeien steunen.
Ook roept de Commissie de lidstaten op tot het stellen van ambitieuze maar haalbare nationale doelstellingen voor de vergroting van de arbeidsparticipatie. Dit punt is al herhaaldelijk door de Raad afgewezen. Nederland kiest niet voor het stellen van nationale streefcijfers voor de arbeidsparticipatie als geheel. Voor bijzondere groepen zoals vrouwen en ouderen ligt dit anders omdat streefcijfers bij deze groepen wel een directe bijdrage kunnen leveren aan het beleid. Wel steunt Nederland de gedachte om nationale prognoses ten aanzien van de arbeidsparticipatie op te nemen in de Nationale Actieplannen Werkgelegenheid.
De Commissie beveelt aan, een EU-brede doelstelling te formuleren voor kinderopvang. Kinderopvang moet beschikbaar zijn voor tenminste 90% van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd en tenminste 33% van de kinderen jonger dan 3 jaar. Nederland is voorstander van het stellen van een helder streefdoel. Dit in het kader van de in Lissabon overeengekomen doelstelling om in 2010 een arbeidsparticipatie van vrouwen van 60% te realiseren. De doelstelling zal hieraan ten dienste moeten staan..De doelstelling die gekozen wordt moet aansluiten bij de verschillende financieringssystemen voor kinderopvang in de EU. Nederland bepleit dat als doelstelling van beleid gekozen wordt, ervoor te zorgen dat het aanbod van kinderopvang aansluit op de vraag, in het licht van zowel de Europese doelstelling van 60% als ook de Nederlandse doelstelling van 65% participatie van vrouwen in 2010.
Tenslotte beveelt de Commissie in het kader van het boeken van voortgang bij het actieplan financiële dienstverlening aan, het voorstel voor een richtlijn inzake pensioenfondsen spoedig aan te nemen. Nederland maakt daarbij het voorbehoud dat het niet kan instemmen met een richtlijn die geen bevredigende oplossing biedt op de vier essentiële terreinen: het toepassingsgebied van de richtlijn, de behandeling van technische voorzieningen, de behandeling van de beleggingsrestricties en grensoverschrijdend deelnemerschap (zie ook de brief van staatssecretaris Hoogervorst d.d. 20 juni 2001 aan de Tweede Kamer).
Ad b en c. Het rapport van de Task Force op Hoog Niveau Vaardigheden en Mobiliteit Actieplan van de Commissie inzake Vaardigheden en Mobiliteit
Tijdens de Europese Raad van Lissabon is als doel gesteld volledige werkgelegenheid in Europa te bereiken. De Europese Raad in Stockholm in maart 2001verzocht om de oprichting van een High Level Task Force on Skills and Mobility en vroeg de Commissie om op basis van het rapport van de Task Force een actieplan op te stellen en dit aan de Europese Raad in het voorjaar van 2002 voor te leggen.
De Task Force doet in haar rapport o.a. de volgende aanbevelingen om de arbeidsmobiliteit en het vaardighedenniveau te verhogen:
1. het uitbreiden van arbeidsmobiliteit en de ontwikkeling van vaardigheden door aanpassing van het onderwijs, het bevorderen van een leven lang leren, erkenning van diploma's en het besteden van extra aandacht aan minder ontwikkelde lidstaten/regio's;
2. het bevorderen van geografische mobiliteit door het verwijderen van administratieve en wettelijke belemmeringen, bevordering van de ontwikkeling van taalvaardigheden, betere samenwerking tussen opleidingsinstituten, erkenning van kwalificaties en ontwikkeling van een EU-breed immigratiebeleid;
3. het verbeteren van de informatie en transparantie van het banenpotentieel door opzetten van adequate informatiesystemen om toegang tot de arbeidsmarkt te verzekeren, de oprichting van een Europese Mobiliteitsbank (arbeids-, mobiliteits- en opleidings-mogelijkheden binnen de EU) en het opzetten van een informatiecampagne.
Het Actionplan for Skills and Mobility van de Commissie bouwt voort op het rapport van de Task Force. Om de Europese arbeidsmarkten meer open en toegankelijk te maken stelt de Commissie in haar actieplan 25 verschillende initiatieven voor waaronder de volgende:
1. om de mobiliteit tussen banen en de ontwikkeling van vaardigheden te vergroten moeten de lidstaten systemen van erkenning van diploma's en competenties verbeteren en moeten zij leerlingen de mogelijkheid bieden naast hun moedertaal minimaal twee andere talen te leren.
2. om de geografische mobiliteit binnen en tussen de lidstaten te vergroten moeten bestaande administratieve en juridische barrières weggenomen worden. In verband hiermee stelt de Commissie o.a. voor een gemeenschappelijke gezondheidskaart te introduceren, die onmiddellijke toegang tot gezondheidszorg in een andere lidstaat dan waar men verzekerd is mogelijk maakt (en die verantwoordelijk blijft voor de betaling). De kaart is bedoeld ter vervanging van de relevante Europese documenten (formulier E 111) en zal bijdragen aan administratieve lastenverlichting.
3. het wegens demografische redenen afnemend arbeidspotentieel in de Unie veronderstelt een toenemende afhankelijkheid van het arbeidspotentieel uit derde landen. Er moet een gemeenschappelijk immigratiebeleid worden ontwikkeld, gebaseerd op het uitgangspunt dat derde landen onderdanen die al in de EU werkzaam zijn vergelijkbare rechten moeten hebben als EU onderdanen.
De Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid zal over deze rapporten en de hieronder genoemde mededeling van de Commissie: Een Europese Ruimte voor levenslang leren realiseren spreken aan de hand van een opinie opgesteld door het Werkgelegenheidscomité.
De arbeidsmobiliteit binnen de EU is beperkt. Nederland is van mening dat de belemmeringen voor arbeidsmobiliteit in Europa zoveel mogelijk weggenomen moeten worden, zodat de potentiële arbeidsmobiliteit in de EU kan worden vergroot. De Europese Commissie zal de voorstellen uit het Actieplan de komende tijd nader uitwerken. Nederland ziet de voorstellen met belangstelling tegemoet en zal ze beoordelen mede in het licht van het Kabinetsstandpunt op het SER-advies «Arbeidsmobiliteit in de EU»1
Kabinetsreactie op SER-advies «Arbeidsmobiliteit in de EU» d.d. 16 februari 2001, TK 2000–2001, 27 400 XV, nr. 59.
Ad d. Mededeling van de Commissie: Een Europese Ruimte voor levenslang leren realiseren
Met haar mededeling wil de Commissie een bijdrage leveren aan de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren. Die ruimte moet volgens de Commissie mensen de mogelijkheid bieden zich vrij tussen leersituaties, arbeidsplaatsen en landen te bewegen en hen in staat stellen om zoveel mogelijk gebruik te maken van hun kennis en competenties en deze te vergroten. In de mededeling wordt door de Commissie een aantal bouwstenen aangeleverd om dit doel dichterbij te brengen. Deze zijn 1) het waarderen van leren 2) informatie en begeleiding 3) investeren van tijd en geld in leren 4) burgers en onderwijsmogelijkheden dichter bij elkaar brengen 5) basisvaardigheden en 6) innovatieve leermethoden.
De lidstaten en de Commissie worden, ieder binnen hun bevoegdheden, opgeroepen deze doelstellingen te verwezenlijken. Het is hierbij nadrukkelijk niet de bedoeling om bestaande wet- en regelgeving in de lidstaten te harmoniseren. Transparantie en vertrouwen in elkaars onderwijssystemen staan voorop. De samenwerking zal plaatsvinden volgens de open coördinatie methode. De voortgang zal worden gemeten met een beperkt aantal indicatoren.
Nederland staat positief tegenover de mededeling en kan instemmen met de genoemde bouwstenen in de mededeling. Daarbij kunnen de door de Commissie voorgestelde instrumenten, zoals de open coördinatiemethode en het bevorderen van transparantie, gebruikt worden. Nederland wil in dit kader toewerken naar een stelsel van erkenning van elders verworven competenties. De mededeling past binnen het Nederlands beleid.Voor alle lidstaten en ook voor Nederland is het belangrijk dat er op ten duur een Europese ruimte voor levenslang leren ontstaat. Dit streven past uitstekend in het Lissabonproces om binnen 10 jaar van Europa de meest concurrerende kenniseconomie in de wereld te maken.
Ad e. Ontwerp van een Gezamenlijk Rapport van de Raad en de Commissie: Vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van beroepsactiviteit op oudere leeftijd
De Europese Raad van Stockholm heeft de Commissie en Raad gevraagd om voor de Europese Raad van Barcelona een gezamenlijk rapport over hoe arbeidsparticipatie verhoogd kan worden en actief ouder worden bevorderd kan worden op te stellen. Een rapport is eind januari door de Commissie gepresenteerd. De Commissie is voornemens het rapport als gezamenlijk document met de Raad aan Barcelona te presenteren. De Commissie kiest in het document voor een brede, integrale aanpak gebaseerd op de levensloopbenadering. Deze is niet alleen gericht op ouderen en benoemt de volgende 5 thema's tot hoofddoelstellingen:
• meer en betere banen
• werk moet lonen
• verbetering van het niveau van vaardigheden en competenties in de beroepsbevolking
• gelijke kansen voor allen op de arbeidsmarkt
• goed overleg met sociale partners/regionale actoren
Nederland legt voor het verhogen van de arbeidsparticipatie in Europa de nadruk op het vergroten van de stimulans tot werken (armoedeval) en modernisering van de arbeidsmarkt, gericht op het wegnemen van barrières voor flexibele arbeidsvormen met instandhouding van sociale bescherming. Uiteindelijke uitwerking richting eventueel beleid zal moeten plaatsvinden in de Europese werkgelegenheidsstrategie die dit jaar geëvalueerd wordt. Dit document zal een van de inputs vormen voor deze evaluatie en voor de verdere voortzetting van de werkgelegenheidsstrategie.
Nederland neemt met belangstelling kennis van het rapport. In het rapport wordt echter een goede (kwantitatieve) analyse die aangeeft welke belemmeringen het meest urgent zijn gemist. Nederland benadrukt bovendien dat in de beleidsuitdagingen weinig aandacht uitgaat naar de noodzaak van arbeidsmarkthervormingen en de aanpassingen die nodig zijn om in te spelen op veranderende arbeidspatronen van de bevolking. Het rapport zou aan kracht kunnen winnen indien het uitmondt in concrete beleidsgerichte conclusies die aan de Europese Raad kunnen worden voorgelegd.
Ad f. Gezondheidszorg en ouderenzorg: rapport van de raad
Tijdens de Raad van Lissabon is overeengekomen om de systemen van sociale bescherming aan te passen om hun houdbaarheid op de lange termijn te bevorderen, rekening houdend met de vergrijzing, om sociale insluiting te waarborgen en om in de gezondheidszorg kwaliteitsdiensten te verlenen. Het Comité voor Sociale Bescherming (SPC) heeft de opdracht gekregen een studie te verrichten naar de toekomstige ontwikkeling van sociale bescherming tot 2020. In Stockholm heeft de Raad SPC en het Comité voor Economisch Beleid (EPC) opgedragen een verslag aan de Raad voor te bereiden over de ontwikkeling van de stelsels van gezondheidszorg en ouderenzorg met het oog op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2002. Dit verslag ligt nu voor.
De Europese Raad van Laken heeft vastgesteld dat in het rapport van de Raad speciale aandacht moet worden geschonken aan de invloed van Europese integratie op nationale gezondheidsstelsels.
Tevens heeft de Commissie in het najaar een mededeling over het onderwerp gepubliceerd (COM(2001)723def) met drie lange termijndoelstellingen: toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van zorg. De aandacht in de mededeling gaat met name uit naar een aantal voor de EU gemeenschappelijke uitdagingen zoals de gevolgen van de vergrijzing voor de zorgstelsels en de financiering hiervan, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de verbetering van het welzijn en de levensstandaard.
In het SPC/EPC rapport worden drie doelstellingen voor zorgvoorziening uit het Commissie document (toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van zorg) onderschreven. De principes subsidiariteit, solidariteit en gelijkheid zijn van belang voor alle aspecten van het werk.
In het EPC/SPC rapport wordt als activiteit voor 2002 genoemd: het verzamelen van informatie en het verkennen van de mogelijkheden om van elkaar te leren en met elkaar samen te werken. Nederland stelt voor omwille van de vergelijkbaarheid het werk te concentreren op een beperkt aantal prioriteiten. De Commissie wordt uitgenodigd door SPC/EPC een vragenlijst op te stellen ten behoeve van de informatievergaring.
De vergrijzing van de Europese bevolking heeft gevolgen voor de stelsels van gezondheidszorg in de lidstaten. Uitgavenstijgingen zijn onvermijdelijk en ook de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg kunnen onder druk komen staan. Nederland pleit ervoor dat de lidstaten overgaan tot open coördinatie van deze aspecten van gezondheidszorg, naar analogie van de gezamenlijke strategie voor de houdbaarheid van oudedagsvoorzieningen. Dit is niet alleen nodig vanwege de vergrijzing, maar ook omdat er een wisselwerking is tussen gezondheid en arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie.
Nederland is van mening dat de Europese activiteiten aanvullend moeten zijn op die van de lidstaten en realiseert zich dat de zorgstelsels van de lidstaten zijn moeilijk vergelijkbaar. Naast de gevolgen van de vergrijzing moet de Europese Unie zich richten op grensoverschrijdende aspecten.
Nederland verwelkomt het gezamenlijk voorstel van SPC en EPC, waarin een nadere uitwerking wordt gegeven aan de vraag hoe om te gaan met de uitdagingen van een vergrijzende samenleving en de gevolgen voor het stelsel van gezondheidszorg. Het voorstel geeft in principe de uitdagingen weer die de gezondheidszorg in de toekomst het hoofd zal moeten bieden, wil ze toegankelijk, van een hoog niveau en betaalbaar blijven.
Ter informatie staat het werkprogramma 2002 van het Comité voor de Sociale Bescherming (SPC) op de agenda.
Centraal in het werk van het SPC voor 2002 staat het werken aan het tegengaan van sociale uitsluiting en veilige en duurzame pensioenstelsels. Op pensioenterrein zal de methode van open coördinatie in 2002 verder uitgewerkt en toegepast worden op basis van het gezamenlijke verslag van SPC en EPC dat door de Europese Raad van Laken is verwelkomd. In september zullen de lidstaten hun nationale actieplannen voorleggen. Na een zogenaamde «peer review», zal in het najaar een gezamenlijk verslag over de nationale hervormingsstrategieën worden opgesteld die aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad 2003 zal worden voorgelegd. Tegelijkertijd zal in de werkgroep indicatoren van het SPC gestart worden met de ontwikkeling van indicatoren ten behoeve van de open coördinatie. Op pensioenterrein zal het SPC de nauwe samenwerking met het EPC voortzetten.
Op het terrein van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting zal het Comité in het voorjaar de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen. Ten behoeve van de Nationale Actieplannen Armoedebestrijding 2003 zal in het najaar een pakket met mogelijke verbeteringen van de doelstellingen worden uitgewerkt.
Nieuwe gebieden die worden opgepakt zijn gezondheidszorg en ouderenzorg en de uitbreiding van de dialoog over sociale bescherming naar de pre-accessiestaten. In de loop van 2002 zal de Commissie voorstellen doen met betrekking tot het uitbrengen van het jaarlijkse rapport sociale bescherming zoals opgenomen in het raadsbesluit ter oprichting van het SPC.
3. Werkprogramma voor het Werkgelegenheidscomité voor 2002
Ter informatie staat het werkprogramma 2002 van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) op de agenda. Het EMCO is belast met de ambtelijke uitvoering van de Europese Werkgelegenheids-strategie. Het werkprogramma van het EMCO wordt jaarlijks voorgelegd aan de Raad WSB. Het belangrijkste onderwerp op de agenda voor het komend jaar is de evaluatie van de eerste vijf jaar van de werkgelegenheidsstrategie en het werken aan een voorstel voor de voortzetting en herinrichting van deze strategie tot aan 2010. De werkgelegenheidsstrategie zal in de toekomst naar verwachting nauwer worden aangesloten bij de doelstellingen die in 2000 in Lissabon zijn afgesproken (met name die inzake arbeidsparticipatie), die ook 2010 als einddatum hebben. In het tweede deel van 2002 wordt aandacht besteed aan een meer verdiepende bespreking van specifiek beleid in de lidstaten aan de hand van door de betreffende lidstaten aan te reiken thema's.
Aard van de bespreking: publiek debat
Ook in Europees verband vindt een intensivering van het beleid ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen plaats. Tijdens de ministeriële conferentie over geweld tegen vrouwen op 18 en 19 februari 2002 in Santiago de Compostela hebben de ministers en staatssecretarissen van de lidstaten informeel van gedachten gewisseld over de meest wenselijke acties op Europees niveau. Het Spaanse voorzitterschap heeft eind 2001 een questionnaire over het onderwerp verspreid. Meer in het bijzonder waren de vragen toegespitst op de thema's huiselijk geweld, seksueel geweld en seksuele intimidatie op het werk. Op basis van de ontvangen reacties (o.a. vanuit Nederland) op de questionnaire is een (voorlopige) studie uitgebracht over de maatregelen die de lidstaten hebben getroffen om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Ook is een (voorlopige) gids met goede praktijken opgesteld. Beide documenten zijn tijdens de conferentie gepresenteerd. De voorlopige versies zullen worden aangevuld en komend voorjaar in definitieve versie worden uitgegeven.
De discussie tussen lidstaten vond plaats aan de hand van een discussienotitie. De specifieke vragen betroffen de opzet van Europese bewustwordings- en publiekscampagnes, de meest effectieve maatregelen om kinderen, meisjes en jongens in het onderwijs wederzijds respect bij te brengen, met het oog op het voorkomen van geweld tegen vrouwen, en de vraag in hoeverre pesten op het werk als een vorm van geweld tegen vrouwen kan worden beschouwd.
Nederland heeft de noodzaak benadrukt om het onderwerp op de Europese agenda te houden, en daartoe instrumenten te ontwikkelen. Het uitwisselen van goede praktijken en het ontwikkelen van indicatoren en benchmarks kunnen daartoe bijdragen. Ook de betrokkenheid van Raden van Ministers van Binnenlandse Zaken, Justitie en Volksgezondheid (gender mainstreaming) is noodzakelijk. Daarnaast heeft Nederland gepleit voor het agenderen van het thema genitale verminking van meisjes en vrouwen, dat prioriteit zou moeten krijgen naast huiselijk geweld en seksuele intimidatie op het werk.
De (vele) conclusies van de conferentie worden door de Commissie verwerkt in een document dat wordt voorgelegd aan de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 maart en ook doorgezonden aan de JBZ-raad en Raad voor Volksgezondheid.
5. (eventueel) Gewijzigd voorstel voor een richtlijn ter aanvulling van het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van werknemers
Aard van de bespreking: oriënterend debat
Net als bij de Europese Vennootschap (EV) bestaat dit dossier uit een Verordening betreffende de oprichting van een Europese Coöperatieve Vennootschap (ECV) en een Richtlijn betreffende de rol van werknemers. Het voorzitterschap zal tijdens de Raad verslag doen van de stand van zaken bij de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn over de rol van werknemers in de ECV.
Uitgangspunt voor de richtlijn voor de ECV blijft dat de rol van werknemers bij een ECV het beste kan worden overgelaten aan vrije onderhandelingen tussen het management en een delegatie van werknemers. Het voorstel wijkt slechts af van de bepalingen over de rol van werknemers in EV waar dat noodzakelijk is voor de rechtsvorm van de coöperatie. Die afwijking heeft met name betrekking op coöperaties die worden opgericht door natuurlijke personen en ten hoogste één rechtspersoon.
In november heeft het Belgisch voorzitterschap een voorstel gedaan dat inhield dat voor een nieuwe ECV, opgericht door natuurlijke personen en ten hoogste één rechtspersoon, waarin tenminste 50 werknemers betrokken zijn, een vergelijkbare regeling als bij de EV van toepassing is. Dit houdt globaal gesproken in dat het meest gunstige participatieregime van alle betrokken lidstaten geldt. Voor de oprichting van ECV's door natuurlijke personen en ten hoogste één rechtspersoon waar minder dan 50 werknemers bij betrokken zijn geldt het wettelijk regime van de lidstaat van registratie. Toen was de verwachting dat onder Spaans voorzitterschap een gemeenschappelijk standpunt kon worden bereikt. Inmiddels liggen weer enkele nieuwe punten op tafel, die ons verder weg brengen van het compromis wat bijna was bereikt. Over één van de nieuwe voorstellen moet nog beslist worden. Dit is het voorstel om een algemene drempel in te voeren. Dit houdt in dat de richtlijn niet van toepassing is op een ECV die bij oprichting minder dan 50 werknemers heeft. Nederland is hier samen met een groot aantal andere lidstaten geen voorstander van. Ten tweede ligt nu ook een verzoek van een lidstaat op tafel om het systeem van lidmaatschap van werknemers aan de algemene ledenraad bij vaststelling van het beste medezeggenschapsregime ook in aanmerking te nemen. Dit voorstel wordt op het moment nader bestudeerd.
6. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk
Aard bespreking: oriënterend debat
Bij de sluiting van de geannoteerde agenda kon nog geen duidelijkheid worden gegeven of er een definitief voorstel voor zou liggen ter vergadering van de Raad op 7 maart a.s.
In de ambtelijke consultaties reageerden de delegaties over het algemeen positief op de presentatie van het commissievoorstel. Meer specifieke commentaren en amenderingen waren er van nagenoeg alle lidstaten. Een belangrijk onderwerp voor Nederland is de opname in deze arbeidsbeschermingsrichtlijn van een asbestverbod, in aanvulling op het EU-asbestproductverbod dat betrekking heeft op nieuwe producten, (99/77/EG) en dat uiterlijk per 1 januari 2005 in alle lidstaten van kracht wordt. Zulks wordt noodzakelijk geacht vanwege de hiaten in het asbestproductverbod met betrekking tot het gebruik van tweedehands asbesthoudende producten. Nederland en Duitsland dienden hiertoe eind 2001 voorstellen in waarvan de juridische diensten van de Raad en van de Commissie onlangs hebben vastgesteld dat de rechtsgrond voor een verbodsbepaling daadwerkelijk aanwezig is. De Commissievertegenwoordiger en een aantal lidstaten zijn vooralsnog terughoudend. Een verbod impliceert een nadere discussie over de noodzakelijke uitzonderingen. Dit zal echter extra inspanning en tijd vergen.
Over het voorstel heeft de Kamer in het najaar 2001 een fiche ontvangen.
7. Communautaire strategie inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk
Aard van de bespreking: presentatie van de Europese Commissie
De op de Europese Raad van Nice vastgestelde Europese Sociale Agenda vraagt om de ontwikkeling van een communautaire strategie inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk, mede op basis van een mededeling van de Commissie die in 2002 zal verschijnen.
Als elementen van die strategie zijn daarbij genoemd:
• de bestaande normen codificeren, aanpassen en eventueel vereenvoudigen;
• inspelen op nieuwe risico's, zoals stress op het werk, door normeringsinitiatieven te nemen en goede praktijken uit te wisselen;
• toepassing van de wetgeving in het MKB bevorderen, rekening houdend met de specifieke vereisten waaraan het moet voldoen, met name door middel van een specifiek programma.
Intussen heeft de Commissie van diverse zijden (o.a. van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats) advies ontvangen over het in de komende jaren te voeren beleid terzake. Nu zal de Commissie dan haar mededeling terzake presenteren. Het ligt in de bedoeling dat tijdens de bijeenkomst van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van juni hierover een resolutie zal worden aangenomen.
8. (eventueel) Voorstel voor een richtlijn van het EP en de Raad betreffende een wijziging van richtlijn 83/477/CEE van de Raad inzake de bescherming van uitzendkrachten
Aard van de bespreking: presentatie van de Europese Commissie
De Europese Commissie zal een voorstel presenteren voor een EU-richtlijn om de kwaliteit van uitzendwerk te verbeteren door te verzekeren dat ten aanzien van wezenlijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden het non-discriminatie principe niet wordt overtreden. Voorts dient de richtlijn een passend kader voor uitzendwerk te bewerkstelligen om de arbeidsmarkt effectiever te laten functioneren. Uitgangspunt hierbij zal zijn dat een uitzendkracht niet nadeliger mag worden behandeld dan een werknemer van de inlener die vergelijkbaar werk doet. Na het mislukken van de onderhandelingen tussen sociale partners over een raamovereenkomst met betrekking tot uitzendarbeid in het kader van de Sociale Dialoog dient de Europese Commissie nu dit richtlijn-voorstel in.
Het voorstel completeert een reeks richtlijnen op het gebied van arbeidsrecht (deeltijd en tijdelijke arbeidscontracten). Nederland heeft die richtlijnen gesteund, omdat ze een aanvulling vormden op het Europese sociale model. Voor de Nederlandse wetgeving en praktijk gaven ze niet of nauwelijks aanleiding tot wijzigingen. In Nederland is de kwestie van de vergelijkbare werknemer anders geregeld dan in de richtlijn wordt voorgesteld; de vraag wie de vergelijkbare werknemer is, wordt in hoge mate overgelaten aan CAO-partijen. Het richtlijnvoorstel laat afwijking bij CAO op dit punt toe. Bij verzending van de geannoteerde agenda was het voorstel overigens nog niet door de Commissie vastgesteld.
9. 2e Wereldassemblee VN over Vergrijzing
Aard van de bespreking: Informatie van het voorzitterschap
Van 8 tot 12 april 2002 vindt in Madrid de 2e Wereldassemblee over Vergrijzing van de Verenigde Naties plaats. Doel van de Assemblee is herziening van de uitkomsten van de eerste VN bijeenkomst over vergrijzing die in 1982 in Wenen is gehouden en de adoptie van een nieuw actieplan en lange termijn strategie over vergrijzing.
De VN poogt een mondiale strategie te ontwikkelen om de uitdagingen die een vergrijzende bevolking met zich mee brengt aan te gaan en de solidariteit tussen de generaties te versterken. Hoofdonderwerpen vormen: volksgezondheid, welzijn, houdbaarheid van sociale bescherming en inkomenswaarborg en het waarborgen van gelijke behandeling van ouderen. De consequenties van de demografische ontwikkeling zullen geïntegreerd moeten worden in de mondiale ontwikkelingsagenda De inhoudelijke voorbereiding van de Assemblee vindt plaats in de zogenaamde Preparatory Committee. Zoals gebruikelijk zal de EU gezamenlijk optreden. Het gemeenschappelijk standpunt van de Unie zal door de VN delegaties van de lidstaten worden geformuleerd. Het is de bedoeling om de onderhandelingen over het concept-actieplan tijdens de laatste Preparatory Committee van 25 februari tot en met 1 maart 2002 af te ronden in New York. Vermoedelijk zal het voorzitterschap een toelichting geven op de stand van zaken ten aanzien van de voorbereidingen van de Wereldassemblee.
10. Verslag van de voorzitter over verschillende bijeenkomsten in het kader van het voorzitterschap
Onder dit agendapunt zal de Spaanse voorzitter verslag uit brengen over onder meer de informele Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid in Burgos (zie het Verslag van de Raad aan de Tweede Kamer) en de ministeriële conferentie over geweld tegen vrouwen van 18 en 19 februari jl. in Santiago de Compostella (zie punt 4).
Onder dit agendapunt zal de Europese Commissie een presentatie geven over achtereenvolgens het rapport inzake de Sociale situatie in de Unie, het rapport van de Groep op hoog niveau over industriële herstructurering, en over de voornemens t.a.v. de behandeling derde landers in Verordening 1408.
Kabinetsreactie op SER-advies «Arbeidsmobiliteit in de EU» d.d. 16 februari 2001, TK 2000–2001, 27 400 XV, nr. 59.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-18-165.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.