21 501-18
Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

21 501-10
Telecommunicatie- en Postraad

nr. 141
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 februari 2001

Bijgaand zend ik u mede namens staatssecretaris De Vries van Verkeer en Waterstaat de geannoteerde agenda ten behoeve van de Informele Raad van 15, 16 en 17 februari aanstaande. Deze agenda zal tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op donderdag 8 februari a.s. worden besproken.

Deze informele Raad heeft als hoofdthema Telecommunicatie en Werkgelegenheid en dient tevens ter voorbereiding van de Europese Raad van Stockholm (23/24 maart a.s.)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Geannoteerde Agenda

Op 15–17 februari wordt in Luleå een informele gecombineerde Raad Telecommunicatie en Werkgelegenheid gehouden. Het Zweedse voorzitterschap beoogt in deze Informele Raad een discussie over ICT en werkgelegenheid te voeren. Nederland verwelkomt dit initiatief in het kader van de follow-up van Lissabon.

Het discussiedocument van het voorzitterschap spitst zich toe op de zogeheten skills gap: het gegeven dat de vaardigheden van de beroepsbevolking geen gelijke tred houden met de vraag vanuit het bedrijfsleven. In het bijzonder op het terrein van ICT-vaardigheden blijkt er sprake van een skills gap. Op basis van onderzoek wordt verwacht dat de EU in 2003 te kampen heeft met een tekort aan ICT-arbeidskrachten van 4 miljoen. Dit betekent een serieuze bedreiging van de doelstelling van de Lissabonstrategie: Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. In het Actieplan e-Europe 2002 is daarom reeds een aantal acties opgenomen op het terrein van «werk in de kenniseconomie». Ook in de Sociale Agenda wordt aan deze problematiek aandacht besteedt.

Het voorzitterschap besluit haar discussiedocument met de volgende vragen aan de Raad.

1a) welke zijn de meest urgente beleidsmaatregelen die genomen moeten worden om de groeiende skills gap aan te pakken?

Naar Nederlands oordeel zou de aandacht tijdens de Informele Raad gericht moeten worden op twee vragen: (1) hoe kan het algemene kennis- en interesseniveau van de bevolking als geheel – met specifieke aandacht voor achterstandsgroepen – naar een hoger plan getild worden, en (2) hoe kan het tekort aan ICT'ers verminderd worden. De huidige arbeidsmarkt in Nederland kenmerkt zich door een dubbel gezicht; er zijn tekorten in bepaalde sectoren terwijl er nog veel mensen aan de zijlijn staan. Dit is met name het gevolg van de trend tot snelle verhoging van kennis- en vaardigheidseisen die worden gesteld aan de beroepsbevolking, hetgeen leidt tot een skills gap.

Voorkomen van digitale achterstanden

De ontwikkelingen rondom ICT hebben grote gevolgen voor het leven en werken van burgers. Meer en nieuwe vaardigheden zijn vereist om te werken en te leven in de informatiemaatschappij. Niet iedereen beschikt over deze vaardigheden of verkeert in de omstandigheden om zich deze vaardigheden eigen te maken. Dit geldt vooral voor achterstandsgroepen. Het risico is aanwezig dat sociale ongelijkheden langs bestaande lijnen worden versterkt. Het Nederlandse kabinet is al bezig extra aandacht te richten op groepen die niet door opleiding of werk reeds in staat zijn deze kennis en vaardigheden te verwerven. Dit gebeurt o.a. door in open voorzieningen zoals bibliotheken een zo groot mogelijk bereik te realiseren, zoveel mogelijk scholing in ICT-vaardigheden op te nemen in reïntegratietrajecten, en het bevorderen van ICT-gebruik.

In Nederland zijn reeds maatregelen in gang gezet om de aansluiting met arbeidsmarkt, ook op de lange termijn, te bevorderen. Deze maatregelen zijn met name gericht op de ontwikkeling van een goede basiskennis over ICT in het regulier onderwijs, een garantie voor Levenslang Leren, en het stimuleren van meer mensen om te kiezen voor een ICT-opleiding.

Scholing en ICT

Het Nederlandse beleid sluit aan bij de Europese Raad van Lissabon, die het verwerven van ICT-vaardigheden door middel van scholing tot speerpunt heeft verklaard. De initiële scholing moet zodanig worden veranderd dat iedereen de basisvaardigheden leert (w.o. ICT vaardigheden) en dat er meer mensen de ICT sector ingaan om ook langere termijn de tekorten op te lossen. Technologische ontwikkelingen gaan zo snel dat alleen initiële scholing alleen niet meer voldoet, mensen moeten hun leven lang blijven leren om hun vaardigheden op peil te houden. Verwacht wordt dat de behoefte aan korte praktijkgerichte leermodules, die «just-on-time» via internet geleverd worden, zal groeien. Daarnaast kunnen leertrajecten worden verkort door Erkenning van Verworven Competenties (EVC), waardoor opleidingen minder kostbaar en tijdrovend voor werkgevers zijn. De overheid kan de ontwikkeling van korte leermodules en EVC stimuleren door in samenwerking met de sociale partners een voldoende mate van standaardisering door te voeren, heldere certificeringsprocedures in te stellen en on-line dienstverlening op het gebied van EVC te ondersteunen. In navolging van goede ervaringen in het Verenigd Koninkrijk worden in Nederland experimenten gedaan op het gebied van persoonsgebonden scholingsbudgetten, mede om de verantwoordelijkheid en de mogelijkheden tot scholing in de handen van de werknemer zelf te leggen.

Dit voorjaar zullen de lidstaten Nationale Actieplannen opstellen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Het zou zinvol zijn als in deze actieplannen nadrukkelijk aandacht besteed wordt aan het aanleren van ICT-basisvaardigheden en het toegankelijker maken van ICT voor iedereen.

Het tekort aan hoogopgeleide ICT'ers kan door een aantal maatregelen aan de aanbodzijde en aan de vraagzijde worden verminderd. Aan de aanbodzijde valt te denken aan: aantrekkelijk maken van ICT carrières met name voor vrouwen, bevorderen van ICT vaardigheden in het secundaire onderwijs, informatieverschaffing aan studenten, aanbieden van trainingen. Aan de vraagzijde kunnen werkgevers beter gebruik maken van werknemers en hun vaardigheden bijv door het inzetten van omscholingsprogramma's en door beter informatie te geven over de benodigde vaardigheden en de mogelijkheden die deze bieden.

1b) Hoe kunnen meer vrouwen gemotiveerd worden voor een opleiding of een baan in de ICT en wat zijn hierbij de verantwoordelijkheden van de publieke sector op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau, sociale partners en het individu?

Uitgangspunt voor Nederland zal zijn het beleid zoals uiteengezet in de Meerjarenbeleidsplan Emancipatie (november 2000). De Task Force «Werken aan ICT» probeert onder meer vrouwen te stimuleren tot een carrière in de ICT. Dit project houdt rekening met verschillen in omgang en gebruik van ICT. De doelstellingen zijn:

– uitbreiding van (om)scholingstrajecten voor vrouwen in ICT-beroepen,

– ICT-opleidingen aantrekkelijker maken voor meisjes op wo- of hbo-niveau,

– de arbeidsvoorwaarden in de ICT te veranderen zodat meer vrouwen kiezen voor een ICT-beroep.

In Europees verband verdient een uitwisseling van ervaringen met dergelijke projecten aanbeveling. Daarnaast schenken de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid aandacht aan de noodzaak, de voorwaarden voor toegang van vrouwen tot ICT-opleidingen te verbeteren. De lidstaten zullen dit punt in hun Nationaal Actieplan Werkgelegenheid moeten oppakken.

2) Is er behoefte aan een task force om het tekort aan gekwalificeerd personeel aan te pakken?

Coördinatie van deze vraagstukken zal in de lidstaten zelf ter hand genomen moeten worden. De Nederlandse regering heeft hiertoe o.m. recentelijk in overleg met sociale partners een scholingspact gesloten. Een stuurgroep bestaande uit overheid, sociale partners en instellingen uit het onderwijs zal de verder invulling van dit pact ter hand nemen. In het NAP 2001 zullen we over de voortgang hiervan rapporteren. In Europees verband staat voor Nederland voorop een goede implementatie van de acties zoals overeengekomen in het kader van Lissabon en de Sociale Agenda van Nice binnen het bestaande Europese instrumentarium van open coördinatie. Vanwege de uiteenlopende problematiek op dit gebied tussen de verschillende lidstaten, heeft open coördinatie de voorkeur als Europees beleidsinstrument. De wenselijkheid van een task force moet beoordeeld worden tegen het licht van deze reeds bestaande instrumenten.

Kwaliteit van de arbeid in de ICT

Het voorzitterschap heeft een separaat document voor de Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid vervaardigd. Daarin vraagt zij aandacht voor de relatie tussen ICT en kwaliteit van de arbeid. De opkomst van de kenniseconomie en daarmee gepaard gaande technologische veranderingen vragen veel van het aanpassingsvermogen van arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden en werknemers. Daarbij zal ook rekening moeten worden gehouden met de veranderingen die ICT met zich mee brengt. De introductie van nieuwe technologieën leiden tot een enorme toename van het leef- en werktempo. Inspelen op nieuwe risico's van arbeidsuitval – zoals stress en burn-out – die de nieuwe communicatietechnologie met zich meebrengt is noodzakelijk. In de Sociale Agenda van de EU is afgesproken om in het kader van de werkgelegenheidsstrategie eind 2001 nader aandacht te besteden aan de kwaliteit van de arbeid. Eveneens moet gestreefd worden naar maatwerk in arbeidsverhoudingen en -omstandigheden. In het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie zou het komende jaar meer nadruk kunnen worden gegeven aan het onderling vergelijken van prestaties op dit terrein aan de hand van indicatoren.

Naar boven