21 501-18
Sociale Raad

nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 1999

Bijgaand doe ik u, mede namens Staatssecretaris mr. A.E. Verstand-Bogaert, de geannoteerde agenda toekomen van de Sociale Raad op 22 oktober a.s. in Luxemburg. Dit ten behoeve van het Algemeen Overleg op 14 oktober a.s.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Geannoteerde agenda van de Sociale Raad d.d. 22 oktober 1999 Luxemburg

1. Werkgelegenheidspakket

Titel voorstel: Voorstel voor werkgelegenheidsrichtsnoeren 2000 Ontwerp-Gezamenlijk rapport inzake de werkgelegenheid Aanbeveling van de Commissie voor aanbevelingen van de Raad betreffende implementatie door Lidstaten van hun werkgelegenheidsbeleid.

Document: SOC 302 & SOC 303

Aard van de bespreking: Oriënterend debat

Een eerste onderdeel van het zogenaamde najaarspakket voor de werkgelegenheid betreft het Concept-Gezamenlijk rapport inzake de werkgelegenheid. In dit rapport wordt voor zowel de hele EU als voor de individuele Lidstaten een beschrijving gegeven van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt aan de hand van de vier pijlers van de werkgelegenheidsrichtsnoeren (inzetbaarheid, ondernemerschap, flexibiliteit ondernemingen en werknemers, gelijke kansen). De Commissie deelt de Lidstaten bij de eerste twee richtsnoeren (=sluitende aanpak voor jongeren respectievelijk volwassenen) in vier groepen in, waarbij Nederland in de één na minst presterende groep wordt geplaatst.

De Commissie stelt geen nieuwe werkgelegenheidsrichtsnoeren voor maar aanvullingen en verheldering van de bestaande richtsnoeren.

In het ontwerp van de landenspecifieke aanbevelingen staan drie aanbevelingen voor Nederland met betrekking tot:

1. de sluitende aanpak;

2. de prikkels m.b.t. arbeidsparticpatie vanuit het belasting- en premiesysteem;

3. verbetering van het statistische systeem van monitoring.

Nederland is in zijn algemeenheid positief gestemd over het feit dat de Commissie met de voorliggende stukken de peer pressure wil vergroten, teneinde de effectiviteit van de Europese werkgelegenheidsstrategie te bevorderen. Wel heeft Nederland vragen bij de wijze waarop de Commissie tot het oordeel komt dat Nederland op onderdelen tekort schiet. Nederland maakt in algemene zin bezwaar tegen de sterke nadruk die de Commissie momenteel legt op nieuwe beleidsinitiatieven, waarbij tegelijkertijd minder aandacht is voor de effecten van beleid. Lidstaten zouden niet alleen beoordeeld moeten worden op de omvang en het aantal beleidsinstrumenten maar ook op resultaten van beleid in termen van werkgelegenheidsgroei.

Als gevolg van het ontbreken van eenduidige en onderling vergelijkbare criteria, alsmede het grote aantal ontwerp-aanbevelingen (55 in totaal voor alle Lidstaten), kan men zich afvragen of het op zich zeer nuttige instrument van aanbevelingen op deze manier wel effectief genoeg wordt ingezet, temeer daar is gebleken dat de kritiek op de structurele aanpak was gebaseerd op mis-interpretaties van de Nederlandse bestandsindeling in vier fasen voor werklozen.

Nederland heeft de bezwaren inzake de classificatie onlangs in een gesprek met ambtenaren van de Commissie kenbaar gemaakt. De Commissie heeft toegezegd aan de Nederlandse bezwaren tegemoet te zullen komen.

Het merendeel van de Lidstaten heeft overigens soortgelijke kritiek geuit.

Nederland gaat er dan ook vanuit dat in de herziene versie van het Joint Employment Report, die eind oktober wordt verwacht, aan de bezwaren tegemoet zal zijn gekomen.

Nederland is verheugd dat de Commissie met betrekking tot de werkgelegenheidsrichtsnoeren het huidige aantal wenst te handhaven. De door de Commissie voorgestelde wijzigingen in de richtsnoeren worden niet in alle gevallen als wenselijk beschouwd. Hierover zal in verschillende comité's (Employment and Labour Market Committee en Economic Policy Committee) nog nader gesproken moeten worden.

Ter voorbereiding van onder meer de Sociale Raad van 12 november (die geheel aan werkgelegenheid zal zijn gewijd) zal een Kabinetsstandpunt inzake het totale najaarspakket worden opgesteld. Hierbij wordt uiteraard de mening van de sociale partners betrokken.

2. Comité voor de Werkgelegenheid

Titel voorstel: Ontwerp-besluit van de Raad inzake de instelling van een Werkgelegenheidscomité

Document: 10 995/99 SOC 305 – COM (99) 440 final

Aard van de bespreking: Informatie door het Voorzitterschap

De Europese Commissie heeft op grond van artikel 130 van het Verdrag een ontwerpbesluit voorgelegd voor de instelling van een Comité voor de Werkgelegenheid. Het Comité ziet toe op de werkgelegenheidssituatie en het werkgelegenheidsbeleid in de Lidstaten en adviseert de Raad onder meer met betrekking tot de formulering en tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren.

Met de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam is de instelling van dit comité thans aan de orde.

Het comité (voorheen Comité voor de Werkgelegenheid en Arbeidsmarktvraagstukken) zal met de formele instelling een verdragsbasis krijgen. Bij deze formalisering verdient aandacht dat het nieuwe comité (evenals het huidige) wordt gestuurd door de lidstaten («Raadscomité», voorportaal voor de Sociale Raad voor werkgelegenheidsvraagstukken) en dat goede afstemming plaatsvindt met de het zuster-comité dat adviseert over het algemeen economisch beleid.

Raadpleging van het Europees Parlement is voorzien.

Op de Sociale Raad zal een eerste gedachtewisseling plaatsvinden.

3. Actieprogramma ter bevordering van de integratie van vluchtelingen

Titel voorstel: Voorstel tot een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van de integratie van vluchtelingen.

Document: SOC 5303/99

Aard van de bespreking: Voortgangsverslag

Het voorstel bevat een actieprogramma met een looptijd van twee jaar, waarmee projecten gericht op de integratie van vluchtelingen gerealiseerd kunnen worden. Het programma stimuleert de samenwerking tussen verschillende instanties en organisaties bij het opzetten van projecten en de uitwisseling van ervaringen.

Bij de uitvoering van het programma gelden de volgende criteria:

• de projecten dienen innovatief en multidimensionaal te zijn, waarbij actieve betrokkenheid van vluchtelingen verzekerd is;

• de projecten moeten streven naar overdraagbare resultaten, uitwisseling van goede praktijken en moeten transnationaal van opzet zijn, zodat een Europese meerwaarde bereikt kan worden.

De Commissie zal zorgen voor verzameling van gegevens en statistieken op Europees niveau.

Nederland staat positief ten opzichte van het voorstel van een actieprogramma, met dien verstande dat de omschrijving van de doelgroep flexibel moet zijn. Zodat iedere Lidstaat zelf de beslissing tot participatie in of mede-subsidiëring van concrete projecten kan laten afhangen van nationale prioriteitstelling. Zo ligt het voor de huidige Nederlandse situatie in de rede dat aangesloten wordt bij de categorie van personen die na de asielprocedures zijn toegelaten tot het inburgeringsbeleid.

4. Actieprogramma gelijke kansen

Titel voorstel: Ontwerp-Raadsconclusies inzake een communautair actieprogramma inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen.

Document: SOC 312

Aard van de bespreking: Voortgangsverslag

Uit het interim-rapport van de Commissie over de uitvoering van het Actieprogramma Gelijke Kansen tussen Mannen en Vrouwen (1996 – 2000) blijkt dat het in gang gezette tweesporenbeleid (enerzijds emancipatiebeleid moderniseren en anderzijds emancipatie-aspecten integreren/mainstreamen in beleid) zijn tijd nodig heeft.

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is het bevorderen van de gelijkheid van tussen vrouwen en mannen, en het opheffen van ongelijkheden, een horizontale communaire doelstelling geworden. Hiermee bevat het Verdrag van Amsterdam een definitieve basis voor de integratie van de gelijke kansen dimensie in alle communautaire beleidsvormen en acties in brede zin. Via mainstreaming begint het emancipatieproces nu verbindingen te krijgen met hoofdterreinen van beleid, maar de verbindingslijnen zijn nog nieuw. Daarom blijft het tweede spoor (van emancipatiebeleid als aanjager) voorlopig nodig.

Tijdens de Informele Raad van ministers van gelijke kansen in Berlijn onder Duits voorzitterschap trok de Duitse voorzitter de conclusie dat het steeds beter werkende tweesporenbeleid nog een vijfde actieprogramma gelijke kansen tussen mannen en vrouwen (2001 – 2005) vereist. Het Raadgevend Comité Gelijke Kansen heeft dit in een opinie over het Verdrag van Amsterdam en de gevolgen voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen nader uitgewerkt. Commissaris Diamantopoulou heeft een en ander ter harte genomen en in haar hoorzitting met het Europees Parlement inmiddels aangegeven dat er wat haar betreft een Actieprogramma Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen (2001 – 2005) komt. De Sociale Raad zal op basis van de tussentijdse evaluatie van het vierde actieprogramma (1996 – 2000) hierover een besluit moeten nemen.

5. Beijing Platform for Action

Titel voorstel: Ontwerp-Raadsconclusies inzake de evaluatie van de implementatie door lidstaten en EU-instellingen van het Beijing Platform for Action.

Document: SOC 331

Aard van de bespreking: Voortgangsverslag en Raadsconclusies

De Sociale Raad van 2 december 1998 heeft besloten tot het jaarlijks in kaart brengen van de uitvoering van een deelterrein van het Beijing Platform for Action. Het Finse Voorzitterschap heeft in dit kader een rapport opgesteld met informatie over «vrouwen in besluitvorming» en een voorstel gedaan voor negen indicatoren om de participatie van vrouwen verder te stimuleren. Voorts heeft het Voorzitterschap «geweld tegen vrouwen» of «arbeid en zorg» voorgesteld als volgende terreinen voor het verder ontwikkelen van indicatoren en benchmarks in het kader van de uitvoering van het Platform for Action.

6. Modernisering sociale bescherming

Titel voorstel: Mededeling van de Commissie inzake een gemeenschappelijke strategie voor modernisering van sociale bescherming

Document: COM (1999) 347 def.

Aard van de bespreking: Presentatie door de Commissie en debat

De mededeling is bedoeld om het politiek debat over de situatie van de sociale bescherming in de Europese Unie, de doelstellingen en de uitdagingen in de toekomst voort te zetten en te verdiepen.

De mededeling wil de basis leggen voor een nauwere samenwerking, gebaseerd op vier sleuteldoelstellingen:

1. werk lonend maken en een vast inkomen bieden;

2. pensioenen veilig stellen en pensioenstelsels betaalbaar maken;

3. sociale integratie bevorderen;

4. betaalbare en kwalitatief hoogwaardige gezondheidsbescherming garanderen.

Deze gemeenschappelijke strategie beoogt een Europa-brede visie te ontwikkelen ten aanzien van sociale bescherming. Het is de vraag of deze breedte wordt bereikt met de formulering van de vier strategische doelstellingen of dat er een breder verband gelegd zou moeten worden met discussies en gremia die elders actief zijn op voor de stelsels van sociale bescherming relevante terreinen, zoals de integratie van vluchtelingen.

Nederland onderschrijft het belang van modernisering van de stelsels van sociale bescherming in de verschillende Lidstaten. Een behoorlijk niveau van sociale bescherming draagt bij aan economische en politieke stabiliteit en past in het proces naar een economisch sterke èn sociale Europese Unie. Het Verdrag van Amsterdam schept de ruimte voor meer afstemming op sociaal terrein. Nederland is dan ook content met het feit dat de Europese Commissie een verdergaande aanzet heeft gegeven tot de ontwikkeling van een meer gemeenschappelijke visie op de sociale bescherming in de Unie.

De recente en aanstaande ontwikkelingen, zoals de EMU en de op handen zijnde uitbreiding van de EU, maken duidelijk dat sociale bescherming een gemeenschappelijke zorg is voor de Lidstaten en de kandidaat-lidstaten en dat er een gemeenschappelijke politieke visie nodig is om modernisering van de sociale bescherming te realiseren.

Lunchpunt

Tijdens de lunch van de Sociale Raad zal de directeur-generaal van de International Labour Organisation (ILO), Juan Somavia, aanwezig zijn. De Sociale Raad zal met de DG ILO informeel van gedachten wisselen over de volgende onderwerpen:

* (versterking van) de samenwerking tussen de EU en de ILO;

* het onlangs tot stand gekomen ILO-verdrag ter bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid;

* de follow-up van de ILO-verklaring inzake fundamentele arbeidsnormen; en

* de relatie tussen de ILO en de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

Nederland is een sterk voorstander van versterking van de samenwerking tussen de EU en de ILO. De komst van DG Somavia en het door hem opgestelde werkprogramma «Decent work» bieden een goede basis om die samenwerking te intensiveren.

Met betrekking tot het kinderarbeid-verdrag wordt door Nederland thans met voortvarendheid gewerkt aan het ratificatie-proces. Binnenkort zullen de sociale partners worden geconsulteerd over dit verdrag. Het streven is dat Nederland nog dit parlementaire jaar het verdrag kan ratificeren. Hoe de stand van zaken is met betrekking tot de ratificatie in andere EU-lidstaten is niet bekend.

De follow-up van de verklaring inzake fundamentele arbeidsnormen zal aan de orde komen op de ILO-Governing Body in november.

Met betrekking tot de relatie WTO-ILO en de centrale rol die de fundamentele arbeidsnormen hierbij spelen, heeft staatssecretaris Ybema uw Kamer onlangs uitvoerig geïnformeerd in het kader van de WTO-Millenniumronde in Seattle.

Aangezien Nederland thans (plaatsvervangend) lid is van de Governing Body van de ILO zal Nederland aan hiervoor genoemde zaken zeer actief bijdragen. De Nederlandse regering zal ernaar streven dat het onderwerp van handel en fundamentele arbeidsnormen bespreekbaar wordt gemaakt zonder de toekomst van de Millenniumronde in gevaar te brengen.

Naar boven