21 501-18
Sociale Raad

nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 31 mei 1999

Tijdens het Algemene Overleg van 19 november 1998 (21 501-18, nr. 93) heb ik u toegezegd een notitie op te stellen met daarin een overzicht van de methodische resultaten van het werkgelegenheidsrichtsnoer met betrekking tot een «Leven Lang Leren», op basis van een definitiestudie van het Europees Werkgelegenheids- en Arbeidsmarktcomité (Employment and Labour Committee).

Op 22 april jl. heeft in het ELC, op basis van een document van de Europese Commissie, een eerste discussie plaatsgevonden over de definitie van een Leven Lang Leren.

Op basis hiervan, en rekening houdend met de nationale omstandigheden, zullen tevens doelstellingen worden geformuleerd ten aanzien van het aantal personen dat van mogelijkheden in het kader van een Leven Lang Leren gebruik kan maken. Hierbij dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan oudere werknemers. Een Leven Lang Leren is overigens niet alleen gericht op het vergroten van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, maar ook in bredere zin op het waarborgen van volwaardige deelname van burgers aan de samenleving.

Naar aanleiding van de discussie in het ELC is de volgende gezamenlijke definitie van een Leven Lang Leren afgesproken:

«encompassing all purposeful learning activity, whether formal or informal, undertaken on an ongoing basis with the aim of improving knowledge, skills and competence».

Voor wat betreft eventuele indicatoren inzake een Leven Lang Leren zal de huidige voorzitter van de Raad een rapport van het ELC agenderen voor de Top van Keulen in juni 1999, waarin indicatoren worden gepresenteerd voor de richtsnoeren.

Voor wat betreft het hier aangaande richtsnoer zijn dat de volgende indicatoren:

Indicators

1. Educational attainment level of work force aged 25–59, by gender and by employment status

2. Young people aged 15–24 by gender in education and training

Source

Labour Force Survey

Hierbij wordt aangetekend dat om de vergelijkbaarheid tussen lidstaten te bevorderen overeenstemming moet worden bereikt over een gezamenlijke vragenlijst ten aanzien van de «Labour Force Survey».

Ik zal, na het verschijnen van de Nationale Actieplannen Werkgelegenheid 1999 inventariseren hoe andere lidstaten omgaan met en vormgeven aan het concept van een Leven Lang Leren. Bezien zal worden of hieruit lessen zijn te trekken («best practices»).

Ook het ELC zal, in het kader van zogenaamde peer reviews, bezien of van andere lidstaten op onder meer het terrein van een Leven Lang Leren lessen zijn te trekken.

Ik zal bezien of een dergelijke inventarisatie kan worden opgenomen in de Sociale Nota 2000.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Naar boven