21 501-17
Visserijraad

26 737
Gemeenschappelijk Visserijbeleid 2002

nr. 1211
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 juni 2002

Hierbij doe ik u de voorstellen van de Europese Commissie inzake de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid toekomen.2 Deze voorstellen zijn door de Europese Commissie dinsdag 28 mei aangenomen en zullen door Commissaris Fischler worden gepresenteerd tijdens de Visserijraad te Luxemburg op 11 juni a.s. Hoewel de voorstellen nog verder inhoudelijk bestudeerd moeten worden, wil ik u vanwege de actualiteit een eerste reactie op de voorstellen geven. Spoedheidshalve is de Engelstalige versie van de mededeling van de EU over de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid bijgevoegd. De Nederlandse vertaling is nog niet beschikbaar.

Zoals reeds meegedeeld in de u toegezonden geannoteerde agenda van de Visserijraad (kamerstuk 21 501-17, nr. 120) zal Commissaris Fischler zijn plannen presenteren en toelichten en is een oriënterend debat in de Visserijraad niet voorzien. Naar verwachting zal een aantal lidstaten een eerste reactie geven op de voorstellen. Ik zal in dat geval reageren in overeenstemming met het aan de Tweede Kamer in september 2001 toegezonden Nederlandse memorandum over het eerder door de Europese Commissie gepresenteerde Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid (21 501-17 nr. 114). In oktober zal in de Visserijraad het inhoudelijke politieke debat voor de eerste maal worden gevoerd.

Op hoofdlijnen beantwoorden de voorstellen aan de opvattingen in voornoemd memorandum. Het betreft met name de nadruk die gelegd wordt op:

• het duurzame meerjarig beheer van visbestanden;

• een nieuwe aanpak van het vlootbeleid;

• de aandacht voor controle en handhaving;

• de aanpassing van het steuninstrumentarium;

• het vergroten van de betrokkenheid van belanghebbenden bij de ontwikkeling en uitvoering van het visserijbeleid;

• het versterken van de wetenschappelijke basis van het visserijbeleid;

• het aanbrengen van meer economische prikkels in het visstandbeheer en vlootbeleid;

• het in het externe beleid van de EU versterken van de wetenschappelijke onderbouwing van visserijovereenkomsten met derde landen en het opbouwen van een duurzame ontwikkelingsrelatie op visserijgebied.

Het door de Commissie voorgestane vlootbeleid komt in essentie tegemoet aan de wensen van Nederland. Niet langer worden jaarlijks verplichte reductiepercentages voor de vloot vastgesteld. Sturend wordt de toegelaten visserij-inspanning, die afhankelijk is van de bestandssituatie. Daar waar de toegelaten visserij-inspanning voor ondernemers economisch niet langer aantrekkelijk is bieden de voorstellen een kader voor vrijwillige sanering. Voor Nederland is het derhalve ook van groot belang de uitwerking van herstelplannen en technische maatregelen waarin de visserij-inspanning wordt gereguleerd, nauwlettend in de gaten te houden. De maatregelen zullen uiteindelijk de feitelijke omvang van de vloot beperken. Nederland heeft altijd voor gepleit voor een grotere rol van het instrument visserij-inspanning en een minder rigide vlootbeleid.

Een aantal aspecten van de voorstellen verdienen een kritische benadering. Dit betreft onder meer:

• een aantal bevoegdheden die de Europese Commissie op het terrein van bijvoorbeeld het visstandbeheer en de controle, inspectie en handhaving naar zich toetrekt;

• het ontbreken van een multisoortenbenadering in het visstandbeheer;

• de regulering van de toegang tot de Noordzee. Op basis van de toetredingsverdragen krijgen Spanje en Portugal per 1 januari 2003 vrije toegang tot de Noordzee. Dit wordt in de Commissievoorstellen nog eens benadrukt. Vanaf die datum kunnen Spanje en Portugal vrij op ongequoteerde soorten vissen. Ik mis in het voorstel waarborgen voor een zorgvuldige inpassing van deze visserij, waarbij rekening gehouden wordt met bijvangst van gequoteerde soorten en het uitgangspunt van relatieve stabiliteit;

• de verruiming van de bevoegdheden voor lidstaten tot het nemen van noodmaatregelen;

• de uitwerking van de regionale adviesorganen.

De visserijsector en maatschappelijke organisaties zullen in verband met de verdere voorbereiding van het Nederlands standpunt op korte termijn worden uitgenodigd hun opvattingen over de hervormingsvoorstellen kenbaar te maken. U zult voorafgaand aan de Visserijraad van oktober worden geïnformeerd over het Nederlands standpunt.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber


XNoot
1

I.v.m. wijziging in de aanhef.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven