21 501-17
Visserijraad

nr. 108
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 mei 2001

De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij2 hebben op 19 april 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:

– het verslag van de Visserijraad van 14 en 15 december 2000 (21 501-17, nr. 96);

– de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 januari 2001 inzake het kabeljauwbestand in de Noordzee (LNV-00-83);

– de agenda van de Visserijraad van 25 april 2001 (21 501–17, nr. 106).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Herrebrugh (PvdA) wil verduidelijking van het Nederlandse standpunt bij de discussie over het groenboek. Zal de staatssecretaris zich positief opstellen ten aanzien van co-management door de sector en het werken met zeedagenregelingen? Uit de mededelingen over het groenboek blijkt dat positief gedacht wordt over regionalisatie van het visserijbeleid. Streeft de staatssecretaris naar het instellen van regionale beheersgroepen of wil zij het beheer over de Noordzee verdelen onder de aangrenzende kuststaten? Met dat laatste zou het tot dusver gevoerde gemeenschappelijke visserijbeleid ingrijpend worden herzien.

De heer Vos (VVD) zegt in de brief van de staatssecretaris over de aanstaande Visserijraad een evaluatie met betrekking tot de gesloten gebieden te missen. Er zijn berichten over verschillen in de schadeberekeningen. Waarom wordt hierover geen overleg gevoerd? De staatssecretaris heeft destijds naar aanleiding van het sluiten van bepaalde visgebieden voorgesteld de ICES om advies te vragen door middel van een soort quick scan. Waarom heeft de ICES nog niet gerapporteerd? Waarom heeft de staatssecretaris over het uitblijven van dat rapport geen overleg gevoerd met haar collega's in Europa? Vindt zij het optreden van de Europese Commissie wel redelijk, mede in het licht van berichten waaruit blijkt dat de maatregel voor het sluiten van bepaalde gebieden overijld lijkt te zijn genomen en alleen is gebaseerd op aanlandgegevens?

Om tot een goed en betrouwbaar nieuw beleid te kunnen komen, zijn betrouwbare gegevens nodig. Uit informatie van het RIVO blijkt dat niet helemaal zeker is of de aanlandgegevens betrouwbaar zijn en of de controle in alle lidstaten even deugdelijk is. Zou de staatssecretaris niet het initiatief tot verbetering op dit punt moeten nemen, zodat inderdaad een meer duurzaam visserijbeleid mogelijk wordt? Zou het niet mogelijk zijn tot een samenwerkingsorgaan op Europees niveau te komen voor de nodige controle?

Wat wil de staatssecretaris doen om de kwaliteit van het biologisch onderzoek te verbeteren? De Europese Commissie is terughoudender geworden met het beschikbaar stellen van middelen voor dit onderzoek. Het is denkbaar dat in de toekomst de sector zijn medebeheer tot uitdrukking brengt door aan de Europese biologen opdracht te geven de visstanden te onderzoeken. Dat onderzoek zou dan zowel door de EU als de sector gefinancierd kunnen worden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) sluit zich aan bij de vragen over de gesloten gebieden en vraagt voorts om een verduidelijking van de opstelling van de staatssecretaris bij de discussie over het groenboek. Heeft de staatssecretaris bepaalde ideeën? Weliswaar wordt de intentie uitgesproken om te komen tot een duurzaam visserijbeleid, maar concrete maatregelen ontbreken. Op welke manier wil de staatssecretaris tot een goed beheer van natuurlijke rijkdommen en het realiseren van een duurzaam visserijbeleid komen? Wil zij een grens stellen aan de bevissing in een bepaalde gebieden en nadrukkelijk het voorzorgsbeginsel handhaven?

Mevrouw Augusteijn wijst er in dit verband op dat de Noordzee tot de ecologische hoofdstructuur behoort en dat niet duidelijk wordt gemaakt voor welke gebieden van de Noordzee extra beschermingsmaatregelen zouden moeten gelden. Voor welke gebieden zou een dusdanig beheer moeten gelden dat het ecosysteem er niet wordt aangetast?

Volgens de brief van de staatssecretaris zou de ICES, de International Council for the Exploration of the Seas, moeten aangeven waar de uiterste biologische grenzen van het paaibestand en de visserijsterfte liggen. Dat doet veronderstellen dat de staatssecretaris geen veiligheidsmarge in acht wil nemen. Voor het handhaven van een goed visserijbestand is dat wel gewenst.

Tot slot verzoekt mevrouw Augusteijn het wetsvoorstel terzake van de ratificering van het VN-verdrag inzake grensoverschrijdende migerende visbestanden spoedig naar de Kamer te sturen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) vraagt wanneer de Kamer in de gelegenheid zal worden gesteld over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid te debatteren. De tijd daarvoor dringt, want eind dit jaar zullen de Raad concrete voorstellen worden voorgelegd. Het debat zal aan de hand van meer informatie omtrent de Nederlandse stellingname moeten worden gevoerd. Is al duidelijk wat de taken en de bevoegdheden van de regionale adviescommissies zullen zijn? Wordt steun verwacht voor het co-managementsysteem? Wil de staatssecretaris aandacht besteden aan de ketenbenadering, waarmee kwaliteit wordt gewaarborgd? Wil zij voorkomen dat opnieuw een discussie over het MOP, het meerjarige oriëntatieprogramma, moet worden gevoerd?

Niet duidelijk is of het systeem voor meerjarige en meersoortige TAC's (total allowable catch) reeds is geaccepteerd en of de voorgestane vlootreductie niet zal gelden voor de kleinschalige, duurzame visserij. Van belang is dat de beperkte middelen in dit verband optimaal worden ingezet. Zijn extra financiën beschikbaar voor de gevolgen van de uitvoering van het herstelplan kabeljauw?

Mevrouw Van Ardenne acht het ten slotte van belang dat de Raad bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid aandacht besteedt aan de positie van ontwikkelingslanden. Met de te sluiten verdragen met die landen zou hun de mogelijkheid geboden moeten worden een eigen visserijbeleid te ontwikkelen. Daarvoor zouden extra middelen beschikbaar kunnen worden gesteld. Wil de staatssecretaris dit punt in de Raad aan de orde stellen?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris zegt bij de presentatie van het groenboek nog geen inhoudelijke discussie te verwachten, maar slechts een toelichting van de Commissie en oriënterende gesprekken. In juni volgt een debat en aan de hand van het resultaat daarvan zal de Commissie in het najaar met concrete voorstellen komen. De Kamer wordt van de ontwikkelingen op de hoogte gehouden en in de gelegenheid gesteld met de regering hierover van gedachten te wisselen.

Eerder is van Nederlandse zijde aangegeven dat het nieuwe visserijbeleid andere instrumenten zal moeten kennen en dat het MOP niet meer voldoet. De keuze voor een nieuw instrumentarium vergt evenwel een nadere afweging en overleg met de sector. De regering meent dat vastgehouden moet worden aan het TAC-systeem. Door de quota steeds duidelijker aan de hand van biologische gegevens vast te stellen, kan een meer duurzaam visserijbeleid ontstaan. Verder zou de controle op de aanlandgegevens verbeterd kunnen worden. De Europese Commissie stelt voor de Europese controleurs meer bevoegdheden te geven en in de verschillende lidstaten dezelfde sancties te laten gelden. Nederland heeft op dit punt bedenkingen vanwege de strafrechtelijke aspecten. De suggestie van een samenwerkingsorgaan op Europees niveau voor de controle wil de staatssecretaris evenwel in overweging nemen.

Positief is het idee van de Commissie de visserijsector meer bij de beleidsvorming te betrekken. Verder wil zij het beleid op enkele onderdelen regionaliseren, waardoor meer per regio of visserijtak geregeld kan worden. Daarnaast wil de commissie de mogelijkheid van meer marktwerking in het visserijbeleid en een systeem van individuele vangstrechten onderzoeken. Dit past bij de Nederlandse opstelling. De staatssecretaris beaamt dat de ketenbenadering van belang is en bij de discussie over het nieuwe GVB aandacht verdient.

De Commissie geeft met betrekking tot het vlootbeleid een tweetal denkrichtingen aan: handhaving van de huidige doelstellingen en de introductie van een systeem van capaciteitsreductie bij de nieuwbouw van vaartuigen. Bij die capaciteitsreductie zal zowel aan motorvermogen als aan scheepsinhoud moeten worden ingeleverd. De regering wil de mogelijkheid van andere instrumenten onderzoeken en voor het bepalen van haar standpunt overleg met de sector voeren.

De Commissie zal de Raad mondeling informeren over de uitvoering van het herstelplan kabeljauw. Conform hetgeen met de Kamer is afgesproken zal de staatssecretaris zich kritisch uitlaten met betrekking tot het noodherstelplan. De uitvoering ervan moet tot lering strekken voor het werken met het definitieve herstelplan. Het ligt niet in het voornemen in het kader van dit plan extra middelen ter beschikking te stellen.

Zij wijst er voorts op destijds de Commissie te hebben verzocht de ICES een quick scan te laten uitvoeren met betrekking tot de kabeljauwstand in bepaalde gebieden. De Commissie heeft echter laten weten een dergelijk onderzoek niet te willen. In haar contacten met collega-bewindslieden van de EU-landen is er van hun kant op gewezen dat de Europese biologen van mening verschillen over de termijn waarop bepaalde gebieden gesloten moeten worden. Een verdere discussie hierover lijkt weinig vruchtbaar.

Aan de plannen voor ecosystemen in de Noordzee wordt gewerkt. Zodra daarover meer duidelijkheid bestaat zal de Kamer worden geïnformeerd. Het feit dat wetenschappers zullen onderzoeken waar de uiterste biologische grenzen van het paaibestand en de visserijsterfte liggen, wil niet zeggen dat het voorzorgbeginsel niet in acht wordt genomen. De gegevens over de grenzen kunnen juist helpen bij het nemen van de juiste politieke besluiten voor het in stand houden van het visbestand. De staatssecretaris meent dat de kwaliteit van het biologisch onderzoek niet reden is voor grote zorg. Wel wordt mede op verzoek van Nederland binnen de ICES gewerkt aan een kwaliteitsgarantieplan. Het medefinancieren van onderzoek door de sector, verdient overweging.

In het geval met ontwikkelingslanden overleg wordt gevoerd over visserijakkoorden, zal zeker aandacht worden besteed aan het bevorderen van de coherentie tussen het EU-visserijbeleid en het EU-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. In de akkoorden zullen eventueel de nodige bepalingen daartoe worden opgenomen. Helaas zijn de onderhandelingen met Marokko over een visserijakkoord afgebroken.

Het wetsvoorstel ter ratificering van het VN-verdrag inzake grensoverschrijdende migerende visbestanden zal naar verwachting in de eerstvolgende rijksministerraad aan de orde komen. Daarna zal het wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State worden gestuurd en bij het parlement worden ingediend. Aangezien het hierbij mede om een wetswijziging gaat, kan niet met stilzwijgende goedkeuring worden volstaan. De procedure vergt hierdoor meer tijd dan was voorzien.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Te Veldhuis

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Ter Veer

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van den Akker (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Van Baalen (VVD), Molenaar (PvdA).

Plv. leden: Verbugt (VVD), Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Valk (PvdA), Wilders (VVD), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Van der Knaap (CDA), Waalkens (PvdA), Balkenende (CDA), Mosterd (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Örgü (VVD), Gortzak (PvdA), Crone (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), Reitsma (CDA), Van Wijmen (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA) Buijs (CDA).

Naar boven