21 501-17
Visserijraad

nr. 106
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 april 2001

De Raad van Visserijministers zal op woensdag 25 april te Luxemburg bijeenkomen. De volgende onderwerpen zijn geagendeerd.

1. Groenboek (COM (2001) 135)

Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zal met ingang van 2003 worden herzien. Deze herziening beperkt zich niet alleen tot het beleid met betrekking tot het beheer van de visbestanden, zoals vastgelegd in de basisverordening. Ook het structuurbeleid ten aanzien van de vloot en het externe beleid van de Gemeenschap komt bij deze herziening aan de orde.

Ter voorbereiding van de besluitvorming over de herziening zal de Europese Commissie in de Visserijraad het Groenboek presenteren. Dit zogenaamde Groenboek bevat een analyse van het functioneren van het GVB en doet tevens suggesties voor aanpassingen in het GVB.

Het Groenboek signaleert de problemen van het GVB vrij volledig maar gaat helaas niet in op dieperliggende achtergronden en oorzaken. Voorgesteld wordt de twaalf mijlszone te handhaven en de verdeling van de quota te blijven baseren op de relatieve stabiliteit. Dit is realistisch. Positief is de aandacht voor beheersystemen gebaseerd op individuele quotarechten, co-management en de gedachte om vormen van regionalisering en decentralisatie van verantwoordelijkheden in het GVB te introduceren. Positief is ook de constatering in het Groenboek dat in het GVB meer rekening moet worden gehouden met het mariene ecosysteem en biodiversiteit. Ook de intentie om de steun aan de sector met publieke middelen te heroverwegen valt te waarderen. Ten aanzien van het toekomstig vlootbeleid wordt het accent te veel gelegd bij capaciteitsreductie in plaats van het instrument van beheer van visserij-inspanning. De voorstellen met betrekking tot handhaving en controle lijken in het licht van de nationale competentie op dit terrein tamelijk ambitieus. Dit staat in contrast tot de weinig ambitieuze passage met betrekking tot het externe visserijbeleid en met name de visserij-akkoorden. Ondanks de Raadsconclusies uit 1997 en de uitgevoerde kosten/batenanalyse ontbreekt een duidelijke visie op het toekomstig beleid.

Langs de hierboven aangegeven lijn zal ik mijn eerste reactie in de Raad geven.

De Visserijraad van juni a.s. zal op basis van dit groenboek een oriënterend debat voeren. De Europese Commissie zal op basis van de uitkomsten van dit debat eind dit jaar concrete voorstellen aan de Raad voorleggen. De Raad zal in 2002 besluiten over de herziening moeten nemen.

2. Strategie ter integratie van milieubeschermingseisen en duurzame ontwikkeling in het gemeenschappelijk visserijbeleid

a. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake elementen voor een strategie met betrekking tot integratie van milieuoverwegingen in het visserijbeleid (COM (2001) 143)

b. Verslag van de Raad aan de Europese Raad.

Aanneming van conclusies van de Raad.

Zeer recent heeft de Europese Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een mededeling ingediend met elementen voor een integratiestrategie. Als belangrijkste punt in deze Mededeling stelt de Europese Commissie voor het beleid te baseren op een ecosysteembenadering. De behandeling van deze Mededeling in de Raad zal neerkomen op een presentatie in de Raad.

De inhoudelijke behandeling van het integratievraagstuk visserij en milieu zal plaatsvinden op basis van aan de Raad voorliggende ontwerpconclusies in het kader van het Cardiff-proces. De Europese Raad heeft zich tijdens de Top van Cardiff (juni 1998) ertoe verbonden de integratie van milieubeschermingseisen in het beleid van de Gemeenschap geleidelijk tot stand te brengen.

In het kader van dit zogenaamde Cardiff-proces heeft de Visserijraad, als eerste stap naar een integratiestrategie, aan de Europese Raad van Sta.Maria da Feira (Portugal 2000) verslag uitgebracht over de stand van zaken met betrekking tot de integratie van de milieuaspecten en duurzame ontwikkeling in het visserijbeleid. In dit verslag wordt geconstateerd dat de doelstellingen om het mariene milieu te beschermen en tegelijk de exploitatie van levende mariene rijkdommen op verantwoorde en duurzame wijze te beheren slechts gedeeltelijk zijn bereikt.

Het Zweeds Voorzitterschap zal aan de Visserijraad ontwerpconclusies voorleggen. Deze conclusies zullen door de Visserijraad met unanimiteit moeten worden aangenomen. Zij zullen voorts worden gepresenteerd aan de komende Europese Raad te Göteborg. Deze conclusies zullen niet een integratiestrategie als zodanig bevatten. De Europese Raad wordt uitgenodigd de Europese Commissie te verzoeken om in het kader van de herziening van het GVB concrete voorstellen te doen, die gericht zijn op integratie van milieu en duurzame ontwikkeling. Deze voorstellen zullen meetbare doelen, tijdschema's en prioritaire acties moeten bevatten alsmede gericht zijn op bescherming van biodiversiteit en een op het ecosysteem gebaseerd beheer.

In de ontwerpconclusies wordt erkend dat onder meer de grote visserijdruk een bedreiging is voor de mariene biodiversiteit en de lange termijn duurzaamheid van de Europese visserijsector. Derhalve is het noodzakelijk de visserijdruk te reduceren.

Het TAC/quotumsysteem is daarvoor een sleutelinstrument maar het is ook noodzakelijk een vlootbeleid te ontwikkelen met behulp waarvan de visserij-inspanning aanzienlijk wordt gereduceerd. Tevens is de ontwikkeling van meer adequate technische maatregelen noodzakelijk ter vermindering van discards, bijvangsten en effecten op de habitats. Verbetering van de bijdrage en de coördinatie van het wetenschappelijk visserij- en milieuonderzoek, meer effectieve handhaving en controle, grotere betrokkenheid van alle belanghebbenden bij het visserijbeheer, op duurzaamheid gerichte subsidies en volledige implementatie van internationale overeenkomsten zijn noodzakelijke acties. Het Gemeenschapsoptreden in regionale visserijorganisaties en in het kader van visserijakkoorden met derde landen zal consistent moeten zijn met het eigen Europese visserijbeleid. De Europese Commissie wordt tenslotte aangemoedigd een set van indicatoren te ontwikkelen om daarmee op een geïntegreerde wijze ecologische, economische en sociale duurzaamheid te meten; tevens moeten specifieke indicatoren worden ontwikkeld om de langetermijneffecten en veranderingen in de biodiversiteit te volgen.

Over de ontwerpconclusies bestaat op een enkel punt nog geen overeenstemming tussen de lidstaten en de Europese Commissie. Het gaat hier met name om de conclusies over het toekomstig vlootbeleid. Ten aanzien van dit vlootbeleid ben ik van mening dat niet moet worden vooruitgelopen op de discussies in het kader van het Groenboek. De tekst van de ontwerpconclusies spreekt zich uit voor een significante vermindering van de visserij-inspanning (capaciteit x activiteit). Ik ben van oordeel dat de visserijdruk gereduceerd moet worden en dat een combinatie van instrumenten daarvoor moet worden ingezet. Over de mate waarin en de wijze waarop dit voor specifieke visserijtakken moet gebeuren, zal moeten worden besloten in het kader van de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Daarbij zal het TAC/quotuminstrument naar mijn oordeel een leidende en het vlootbeleid een aanvullende rol moeten spelen.

Ik acht het tenslotte van belang dat de Europese Commissie in het kader van de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid komt met concrete voorstellen om milieu en duurzame ontwikkeling te integreren in het GVB.

3. Mededeling van de Commissie over de toepassing van het voorzorgsbeginsel en meerjarenregelingen voor vaststelling van de TAC's (COM (2000) 803)

Aanneming van conclusies van de Raad

Naar aanleiding van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het voorzorgsbeginsel en de meerjarenbenadering heeft het Voorzitterschap een aantal ontwerpconclusies geformuleerd.

In de ontwerpconclusies wordt geconstateerd dat de toepassing van het voorzorgsprincipe een essentieel element vormt binnen het GVB. Wel is het van belang dat de rol van aan de ene kant de wetenschappers en aan de andere kant de bestandbeheerders verduidelijkt moet worden. De wetenschap en met name ICES zal moeten aangeven waar de uiterste biologische grenzen van het paaibestand en de visserijsterfte liggen. De wetenschap zal voorts de bestandbeheerders in staat moeten stellen de voorzorgswaarden voor het paaibestand en de visserijsterfte vast te stellen. Tevens wordt overeengekomen dat meerjarenstrategieën zullen worden ontwikkeld en geïmplementeerd.

Bij het opstellen van herstelplannen (zoals nu voor de kabeljauw en de heek gebeurt) zal dat zo spoedig mogelijk moeten gebeuren. In zijn algemeenheid zal bij de meerjarenstrategieën met sociaal-economische overwegingen rekening moeten worden gehouden. Het is weliswaar wenselijk dat de toegestane vangsthoeveelheden jaarlijks beperkt fluctueren maar erkend wordt dat het niveau van de TAC's en de visserij-inspanning in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel moeten blijven. In het geval van onverwachte bestandsontwikkelingen zal een aanpassing van de meerjarenstrategie mogelijk moeten zijn.

Nederland heeft ernaar gestreefd in de conclusies duidelijk te maken dat de bestandbeheerders bij het nemen van beslissingen in het kader van de toepassing van het voorzorgsbeginsel en de meerjarenstrategieën zich zoveel mogelijk laten leiden door op wetenschappelijke basis geformuleerde opties.

Met de conclusies kan ik instemmen.

4. Biodiversiteit plan van aanpak (COM (2001) 162)

Het betreft een presentatie door de Commissie aan de Raad. Het plan van aanpak bevat tien actiepunten. Deze hebben onder meer betrekking op een algehele vermindering van de visserijdruk, technische maatregelen gericht op verbetering van de selectiviteit van commercieel geëxploiteerde bestanden alsmede vermindering van de gevolgen voor niet-doelsoorten en habitats, traditioneel visstandbeheeronderzoek alsmede onderzoek gericht op biodiversiteit, monitoring en evaluatie van de toestand van commercieel belangrijke bestanden alsmede andere organismen en habitats, vermindering van milieueffecten, beperking introductie nieuwe soorten en aquacultuuronderzoek. Een debat is niet voorzien.

5. Herstelplan kabeljauw en heek

De Commissie zal de Raad mondeling informeren over de stand van zaken. Ik zal in de Raad de door de Europese Commissie getroffen noodmaatregelen voor de kabeljauw in de Noordzee aan de orde stellen. Hierbij zal ik met name ingaan op de effectiviteit van de getroffen noodmaatregelen in het kader van het structurele herstelplan voor de kabeljauw.

6. Ratificatie VN-verdrag grensoverschrijdende en migrerende visbestanden

In de Raad zal de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van het onderhavige Verdrag aan de orde komen. Het Verdrag is nog niet in werking getreden. Het aantal vereiste ratificaties van dertig is nog niet bereikt. Bij de goedkeuring in 1998 door de Raad van het deel van het Verdrag dat onder de communautaire bevoegdheid valt, is afgesproken dat de lidstaten en de Europese Commissie namens de Gemeenschap gezamenlijk het Verdrag zullen ratificeren. In verband met deze afspraak wensen Voorzitterschap en de Europese Commissie geïnformeerd te worden over de stand van zaken. Tot nu toe hebben een aantal lidstaten, waaronder Nederland, het ratificatieproces nog niet voltooid. De goedkeuringswet zal zeer binnenkort bij het parlement worden ingediend.

7. Marokko

De onderhandelingen over een visserijakkoord tussen de Gemeenschap en Marokko lijken definitief afgebroken. De Europese Commissie zal de Raad nader informeren. Met name is de vraag van belang op welke wijze de gevolgen voor de Spaans/Portugese vloot worden opgevangen.

Ondershands werd uit de Commissie-kring vernomen dat in het EU-aanbod intussen een redelijk evenwicht tussen kosten en baten was bereikt, maar met de Marokkaanse partners geen akkoord in zicht. Er zou derhalve aanleiding kunnen zijn te bezien of vrijkomende middelen niet vooral moeten worden gericht op inperking van de Spaans/Portugese visserij-inspanning.

8. (Eventueel) Mededeling van Commissie betreffende criteria toewijzing vangstmogelijkheden in ICCAT (Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan)

In ICCAT-kader komen aan de orde de toe te passen criteria met betrekking tot de verdeling over de Verdragsluitende Partijen van de jaarlijks overeengekomen vangsthoeveelheden. De Europese Commissie heeft ter voorbereiding van het in de ICCAT in te nemen Gemeenschappelijk standpunt zeer recent een mededeling gepresenteerd. Een belangrijk discussiepunt vormt de positie van de ontwikkelingslanden bij de ICCAT-verdeling van vangsthoeveelheden.

9. Diversen

Er zijn geen punten onder dit agendapunt aangemeld.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Naar boven