Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 21501-16 nr. 341 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 21501-16 nr. 341 |
Vastgesteld 24 september 2002
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 en de algemene commissie voor Europese Zaken2 hebben op 5 september 2002 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:
– de brief van de minister van LNV van 11 juli 2002 met de agenda van de Landbouwraad van 15 juli 2002 (21 501-16, nr. 336);
– de brief van de minister van LNV van 5 juli 2002 met het verslag van de Landbouwraad van 27 juni 2002 in Luxemburg (21 501-16, nr. 335);
– de brief van de minister van LNV van 11 augustus 2002 met het verslag van de Landbouwraad van 15 juli 2002 (21 501-16, nr. 337);
– de brief van de minister van LNV van 3 september 2002 met de agenda van de Informele Landbouw- en Visserijraad van 8 tot en met 10 september 2002 in Nyborg;
– de brief van de griffier van de algemene commissie voor Europese Zaken van 13 juni 2002 over het fiche verordening bescherming van oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (LNV-02-452);
– de brief van de griffier van de algemene commissie voor Europese Zaken van 8 juli 2002 over het fiche inzake het voorstel voor een verordening van de Raad houdende opening van een autonoom tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit (LNV-02-523);
– de brief van de griffier van de algemene commissie voor Europese Zaken van 8 juli 2002 over het fiche inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (LNV-02-524);
– de brief van de minister van LNV van 3 juli 2002 over de follow-up MPA (26 991, nr. 73);
– de brief van de minister van LNV van 26 juli 2002 over de stand van zaken MPA-hormoon in diervoeder (26 991, nr. 75);
– de brief van de minister van LNV van 4 september 2002 over de stand van zaken bij het MPA-dossier.
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Blaauw (VVD) is het inhoudelijk eens met het verslag van de Landbouwraad van 27 juni 2002 in Luxemburg. In het verslag van de raad van 15 juli in Brussel leest hij echter een politieke opmerking waarmee hij het oneens is, namelijk dat de uitbreiding van de Europese Unie en de WTO-onderhandelingen vooralsnog volstrekt gescheiden zouden moeten blijven van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Hij vindt dat de huidige coalitie een andere opvatting heeft op dit punt en dat de minister-president op de laatste Europese top duidelijk heeft aangegeven hoeveel belang Nederland hecht aan een wijziging van het GLB vóór de uitbreiding van de EU. Hij denkt dat er haast geboden is: eind oktober is de informele Europese top waarop zal worden bekeken in hoeverre de diverse toetredende lidstaten zich kwalificeren voor uitbreiding, maar het Deense voorzitterschap wil pas begin november in een Landbouwraad tot overeenstemming komen over de midterm review (MTR). Al in december vindt de finale besluitvorming plaats over toetreding van acht tot tien landen.
In het voorstel voor de MTR wordt onder meer een ontkoppeling van de inkomenssteun voorgesteld. De heer Blaauw legt een verband met de geleden schade bij de recente regenval en de vorming van een calamiteitenfonds. Hij is het eens met de benadering van de minister op dit punt tot op heden, maar vraagt zich af hoe men kan voorkomen dat dit blijft doorzieken. Hij wijst erop dat er volgens krantenberichten een kamermeerderheid is voor een calamiteitenregeling, misschien in de vorm van een verzekeringssysteem.
Bij de aanpak van de MPA-problematiek mist de heer Blaauw de internationale component. Hij vraagt zich af welke stappen de minister heeft ondernomen tegen Ierland, waar de vuiligheid vandaan komt. En wat wordt er gedaan tegen België? Een bedrijf uit dit land heeft immers stoffen uit Ierland op oneerbare wijze doorverwerkt in een product dat in Nederland waarschijnlijk op een reguliere wijze is verwerkt in veevoer.
De heer Tichelaar (PvdA) vraagt wat de beleidslijn van de regering is op het punt van de relatie tussen de uitbreiding van de EU en het landbouwbeleid. Is er hierover wel voldoende communicatie tussen de minister van Buitenlandse Zaken en die van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij?
De heer Tichelaar vindt de bijdrage die de minister bij de Landbouwraad over innovatie in Nyborg wil leveren, interessant. Vóór het zomerreces heeft de Kamer gesproken over innovatiebeleid in Nederland. Daarbij bleek dat er wel geld was, maar dat geen enkele partij wilde participeren. Er is toen besloten om een deel van het budget anders aan te wenden. Hoe kan men stimuleren dat er wel gebruik wordt gemaakt van het Nederlandse geld, aangevuld met het geld uit Europa?
De heer Tichelaar constateert dat de minister over twee vormen van innovatie schrijft: enerzijds enkelvoudige innovatie en anderzijds systeeminnovatie die ook verrassend moet zijn, waarbij het innovatiebedrag tegelijkertijd een brede groep van begunstigden moet kennen. Wat betekent dit voor het budgettaire kader? Gaat de minister op de informele landbouwtop zeggen dat er veel geld voor innovatie van het Europese naar het Nederlandse niveau moet worden overgeheveld?
Op het punt van de MPA-kwestie is de heer Tichelaar erg geschrokken van de beeldvorming die wordt opgeroepen in het verslag in de Boerderij van 3 september jl. Hij leest tussen de regels door dat transparantie afwezig is, evenals inzicht in verantwoordelijkheden. Hij beschuldigt nog helemaal niemand, maar vraagt zich af of men zo intern gericht met elkaar behoort om te gaan bij dit soort belangrijke zaken, als in het artikel gesuggereerd wordt.
Waarom is er in de brief van de minister nergens sprake van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)? Hij vindt dat er in de brief maar ten dele oplossingen aangereikt worden en stelt daarom voor, een parlementair onderzoek te laten doen door de leden van de vaste commissie. Binnen vier weken zou zij hierover een rapportage moeten opstellen voor de Kamer. In het onderzoek moet bekeken worden of er in het artikel van de Boerderij sprake is van verkeerde beeldvorming of dat transparantie en inzicht in verantwoordelijkheden werkelijk ontbreken.
De heer Van den Brink (LPF) leest in de brief van de minister dat de bewindspersoon het bijna onmogelijk acht om een landbouwsector die multifunctioneel is, ook economisch rendabel te maken. Tegelijkertijd schrijft de minister dat er innovatie moet plaatsvinden als men multifunctionaliteit wil bereiken. Wat bedoelt de minister op dit punt?
De heer Van den Brink vindt dat al hetgeen in het basisoverleg is afgesproken, nageleefd had moeten worden. In dat geval waren problemen volgens hem achterwege gebleven. Het betreft afspraken over de manier waarop er met het vervuilde diervoer omgegaan zou worden en over het tijdstip waarop er weer dieren geleverd zouden kunnen worden. Relevant is volgens hem de vraag of er ergens vanuit het ministerie is gezegd dat er weer varkens geslacht konden worden, terwijl de afspraken uit het basisoverleg niet waren nageleefd. Is dat het geval?
Verder wil hij weten hoe de MPA-kwestie heeft kunnen plaatsvinden. Als op deze manier zo gemakkelijk een vracht veevoer vervuild kan worden, kan het ook op een andere manier en dan kan het nog erger zijn. Hoewel de minister schrijft dat hij via het voorstel voor een kaderwet over diervoeders een aantal problemen probeert te voorkomen, kan men zich tegen criminelen niet beschermen. Hoe denkt de minister dat toch enigszins te kunnen doen?
Hoewel bekend was wie het vervuilde diervoer verhandelde en ondanks de HACCP-certificering, heeft het lang geduurd voordat de GMP-codes van de desbetreffende bedrijven werden ingetrokken. De minister had de intrekking moeten bevorderen. Heeft hij toegezegd dat er toch geslacht kan worden, vóórdat de zevendagenregeling is uitgevoerd?
De heer Van den Brand (GroenLinks) maakt uit de brief van de minister over de MPA-kwestie op dat ingrijpen lastig is als de sector niet wil meewerken. Daarom steunt hij diens pleidooi om meer grip te krijgen op de veevoedersector. Had de minister eind juli al kunnen aangeven dat hij te weinig instrumenten had of heeft de praktijk van de afgelopen weken hem overvallen? De heer Van den Brand vindt dat de sector zelf om een directief ingrijpen van de overheid vraagt. Kan de minister onder meer in het kader van de komende diervoederwet extra aandacht geven aan ketengarantiesystemen? De zwakste schakel bepaalt immers de kracht van een keten. Hem is opgevallen dat een basis van vertrouwen tussen verschillende sectoren compleet ontbreekt, terwijl dat essentieel is voor een goed functionerend «early warning»-systeem door de ketens heen.
Met Brussel is afgesproken dat al het vervuilde voer teruggehaald zou worden, maar er is slechts 15% teruggehaald. De minister is verantwoordelijk voor de afspraken die hij met Brussel heeft gemaakt. Hoe moet deze kwestie begrepen worden?
Er blijft onduidelijkheid over de versoepeling van het protocol voor de afvoer van varkens naar de slacht. Volgens de brief van de minister heeft LNV meegedeeld dat is vastgehouden aan een schoonvoerverklaring van de desbetreffende varkenshouders, ook toen het bedrijfsleven niet in staat bleek te voldoen aan zijn eigen aanvullende eis dat er een verklaring van de mengvoederindustrie moest zijn. Er zou «dus» op geen enkele wijze afbreuk gedaan zijn aan de afspraken met de Europese Commissie. Uit de brief blijkt niet aan wie en wanneer er na de mededeling van LNV is gemeld dat die afspraken nagekomen werden. Welke controle heeft de minister in de laatste fase uitgevoerd op de naleving ervan? Kan hij garanderen dat alle geslachte varkens zeven dagen schoon voer hebben gehad?
Met de instelling van de VWA zou er volgens de toenmalige minister een einde komen aan de verbrokkeling van verantwoordelijkheden over publieke en private partijen. Ook in dit geval is er sprake van een private partij die verantwoordelijk is voor controle en handhaving en die deze taak blijkbaar niet aankan. Wat gaat de minister, samen met zijn collega van VWS, doen om de controletaken en -diensten samen te voegen en onder directe verantwoordelijkheid van de VWA te plaatsen? Wanneer is dit geregeld? Kan de VWA dan in dit deel van de keten aan de slag? Er moeten handhavingsmogelijkheden komen, ondersteund door een sterk lik-op-stuk-beleid waarin overtuigend, snel en voldoende bestraft kan worden, vooral om calculerend gedrag te voorkomen.
Hij sluit zich aan bij het voorstel van de heer Tichelaar om een onderzoek te doen. Bovendien wil hij een signaal afgeven aan de veevoedersector dat het afgelopen moet zijn met malafide praktijken.
De heer Van den Brand acht het inzetten op systeeminnovatie, het aansluiten op innovatie in de praktijk en het versterken van de relatie tussen landbouw en samenleving van belang. Er moet echter ook bekeken worden wat dit betekent voor de versterking van het Nederlandse innovatiebeleid. Kan de minister zijn inbreng op de Informele Landbouwraad en mogelijkerwijs de resultaten ervan, op enigerlei wijze betrekken bij behandeling van de innovatiebrief op nationaal niveau? Wil hij de verspreiding van innovaties op praktijkniveau binnen de EU stimuleren? Zowel bij de Europese Commissie als bij de lidstaten is weinig tot niets bekend over nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Kunnen die vooral in Nederland met zijn coöperatieve traditie expliciet als positief verschijnsel onder de aandacht gebracht worden?
Onderschrijft de minister een evenwichtige benadering van de wet- en regelgeving, waarbij behalve op wetten en regels die vernieuwingen hinderen, ook wordt gelet op zaken die innovatie stimuleren? Kan de minister een notitie sturen waarin wordt geïnventariseerd hoe de Nederlandse wet- en regelgeving is op enkele belangrijke punten, zoals gewasbescherming, mest en mineralen en natuurbescherming, in vergelijking met die van andere Noordwest-Europese landen? Op welke punten is Nederland het beste jongetje van de klas en op welke punten minder?
De heer Van den Brand is erg nieuwsgierig naar de mate waarin de minister de lijn van zijn voorganger Brinkhorst volgt op het gebied van de MTR.
Mevrouw Van Velzen (SP) vindt dat de vele voedselschandalen het imago van de agrarische sector schaden, terwijl de ware schuldigen volgens haar buiten schot blijven. Omdat veevoer een indirecte vorm van humaan voedsel is, moeten alle maatregelen die genomen zijn om de veiligheid van humaan voedsel te garanderen, ook voor veevoer gelden. De mengvoerindustrie moet gebonden worden aan regels die een absolute voedselveiligheid garanderen.
Mevrouw Van Velzen vindt het plan van de minister om een ketengarantiesysteem op te zetten te liberaal. Waarom moet een belangrijk onderwerp als voedselveiligheid overgelaten worden aan bedrijven en ondernemers? In hoeverre vindt de minister het gewenst om de boer de verantwoordelijkheid te geven voor het afdwingen van voedselveiligheid?
Hoe is het mogelijk dat er slechts 15% teruggehaald is? Wat gaat de minister eraan doen om te voorkomen dat er in de toekomst weer zo weinig wordt teruggehaald? Hoe gaat hij in Europa uitleggen dat hij niet heeft kunnen voldoen aan de Europese afspraken om al het vervuilde veevoer terug te halen? Heeft hij in Brussel aangegeven dat zijn bevoegdheden dusdanig beperkt zijn dat de verantwoordelijkheden vooral bij de sector lagen? Zij vindt dat hij zich er niet van af kan maken door te wijzen naar de veevoersector en zijn eigen verantwoordelijkheid naast zich neer te leggen. Heeft Brussel de mogelijkheid om Nederland wegens het niet nakomen van de afspraken een algeheel exportverbod op te leggen?
Mevrouw Van Velzen is het eens met het voornemen van de minister om zijn bevoegdheden uit te breiden via een nieuwe kaderwet over diervoeder. Op welk vlak beschikt de minister momenteel over te weinig bevoegdheden? Welke impact had dit in het verleden op de intensiteit van de controle op voedselveiligheid in deze sector? Kan hij garanderen dat er geen MPA-vervuiling meer in veevoer aangetroffen zal worden? Hoe kan het dat er op 4 juli al geruchten gingen dat er een verdenking rustte op het melassebedrijf Schuurmans & Van Ginneken en dat de Algemene inspectiedienst (AID) pas op 8 juli poolshoogte kwam nemen? Zij vreest dat de trage gang van zaken ertoe heeft geleid dat de besmetting verder is uitgebreid dan feitelijk nodig was.
Mevrouw Van Velzen denkt dat via de afspraken die met de sector gemaakt zijn, niet te garanderen is dat de geslachte en in de voedselketen belande varkens daadwerkelijk zeven dagen schoon voer hebben gegeten. De bedrijven die hun dieren ter slacht hebben aangeboden kunnen zeven dagen schoon voer hebben afgenomen, zonder dat het geconsumeerd is. Hoe wordt gecontroleerd dat er geen varkens ter slacht worden aangeboden die geen of slechts enkele dagen schoon voer hebben gegeten? Gebeurt dit meer dan alleen steekproefsgewijs? Wat gebeurt er met het vlees van de bedrijven die niet voor ruiming gekozen hebben?
Mevrouw Van Velzen erkent dat de schoonvoerverklaring mogelijk een maatregel was die de sector op vrijwillige basis nam. Was het niet in elk geval een middel om te voldoen aan de eisen van Europa om het besmette voer niet langer te gebruiken? Zij vraagt zich af in wiens belang het protocol tot stand is gekomen, maar vindt dat noch de consument, noch de boer ervan profiteert. Klopt het dat het protocol is opgesteld zonder vertegenwoordiging van de veevoedersector en dat hiervan geen aantekeningen gemaakt zijn? Klopt het dat de secretaris-generaal van het ministerie van LNV nooit akkoord is gegaan met het voorgestelde protocol? Was de minister hiervan op de hoogte? Wist hij van het opgestelde protocol met de slachterijen en later de mengvoederfabrikanten? Mevrouw Van Velzen vermoedt dat niet de minister de touwtjes in handen heeft, maar de mengvoerindustrie en de slachterijen. Zij vindt dat het belang van de boeren en dat van de consumenten vooropgesteld moet worden. Omdat zij vindt dat de onderste steen boven moet komen in het voedselschandaal, ondersteunt zij het pleidooi voor een onderzoek.
De heer Atsma (CDA) wijst erop dat innovatie moet komen van een nieuwe generatie boeren en stelt dat het momenteel zowel in Denemarken als in Nederland buitengewoon moeilijk is om een bedrijf over te nemen en te voeren. Hij verzoekt de minister daarom de vraag aan de orde te stellen op welke manier jonge boeren in de komende decennia een bedrijf kunnen voeren. Hij denkt dat dit probleem veel landen in de EU raakt.
Op welke manier kan men oplossingen zoeken voor de grote waterschadeproblemen in delen van Oost-Europa en de minder grote problemen bij bedrijven in Nederland? De heer Atsma denkt zelf aan een verzekering en vindt dat er op dit punt in Europees verband belangrijke stappen gezet kunnen worden.
De deadline voor het standpunt van het kabinet over de MTR moet volgens de heer Atsma naar voren gehaald worden als de Kamer vindt dat prinsjesdag te laat is. De Europese lidstaten moeten overigens niet eerst praten over de uitbreiding en vervolgens pas over het landbouwbeleid. Volgens hem steekt men dan de kop in het zand. Hij wil het onderwerp graag integraal op de agenda hebben en maant de minister tot spoed op dit punt.
Hij vindt het verbazingwekkend dat de communicatie bij de MPA-affaire opnieuw tekortgeschoten is. Bedrijven en misschien consumenten hebben nog steeds veel vragen. Verder wil hij iets van de VWA horen, ook als er niets aan de hand is. Dit was ook de bedoeling. Waarom heeft het ministerie niet gereageerd op het verzoek van de Boerderij om een reactie op het genoemde artikel? Dat was volgens hem gemakkelijker geweest dan het achteraf rechtzetten van fouten, zoals nu gebeurt. Hij wil overigens graag horen of de feiten kloppen die in het artikel worden genoemd.
Welke stappen zijn genomen om de oorzaken van de MPA-vervuiling, malafide praktijken, weg te nemen? Het terughalen van het besmette voer is een farce als er slechts 15% wordt teruggehaald, hoewel het overigens een utopie is om te denken dat alles teruggehaald kan worden. De heer Atsma stelt dat het bedrijfsleven volgens de minister onvoldoende heeft gedaan, maar had het Productschap Diervoeders wel voldoende bevoegdheden? Als dat wel het geval was, waarom heeft het er dan onvoldoende gebruik van gemaakt? De vraag of het ministerie voldoende heeft ingegrepen hangt daar wellicht mee samen. Hij wijst erop dat de Kamer door de brief van 26 juli wel enigszins op een verkeerd spoor is gezet, omdat daarin stond dat het ministerie er bovenop zat. De MPA-affaire heeft bevestigd dat een aanscherping van de bevoegdheden van het ministerie nodig is. Hij vindt dat overigens jammer, omdat hij liever de eerste verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven legt.
Hoe heeft het toezicht op de zevendagenregeling vanuit het ministerie plaatsgehad? Wat was de rol van de VWA daarbij? Hebben beide, zoals mag worden verwacht, in nauwe samenspraak met elkaar gehandeld?
De suggestie is gewekt dat er deze week in Brussel buitengewoon harde besluiten kunnen worden genomen over de exportpositie van Nederland. Uit de brief maakt de heer Atsma op dat dit niet het geval is. Is dat terecht? Zijn zorgen op dit punt zouden in dat geval worden weggenomen.
De minister zegt dat een uitbreiding van de EU in relatie moet worden gezien met de wijzigingen van het landbouwbeleid. Deze koppeling lijkt door vrijwel alle lidstaten te worden afgewezen. Nederland moet zich beraden op het standpunt dat het de komende maanden inneemt, want voor een toetreding is de steun van Nederland noodzakelijk. Bovendien spreekt het vanzelf dat het standpunt van Nederland betekenis heeft voor de verhoudingen in de uitgebreide EU. Tijdens de Informele raad gaat de minister de meningen over het Nederlandse standpunt peilen. Hij zegt toe dat hij vóór prinsjesdag met een standpunt ter zake komt. Hij wijst erop dat hierbij ook de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Financiën betrokken zijn. Er wordt gewerkt aan een positie die de belangen van Nederland op lange termijn recht doet.
De minister is van plan om op korte termijn een nationale verzekering of fonds voor waterschade te realiseren, omdat blijkbaar het risico bestaat dat zulke schade geregeld terugkomt op verschillende plekken en met verschillende intensiteit, waardoor de continuïteit van bedrijven op het spel staat. Hij zegt LTO-Nederland op dit punt de ruimte te hebben gegeven die hij ziet op basis van eerdere voorstellen. Deze instantie denkt erover na. Met verzekeraars in het bedrijfsleven heeft hij overleg gehad over de uitvoerbaarheid in organisatorische en verzekeringstechnische zin. De overheid moet als herverzekeraar optreden voor bedragen hoger dan een bepaald plafond, omdat een verzekering daarboven de facto niet mogelijk is. Men moet daarbij echter wel de frequentie en de hoogte van de schade kennen die voor de Staat kan optreden. Verder is er overleg met de minister van Financiën nodig. De minister zegt toe te onderzoeken of het geld dat beschikbaar komt door modulatie van de inkomenssteun van het GLB, gebruikt kan worden voor een eerste storting in een nationaal calamiteitenfonds. Daarnaast is hij bereid de huidige gevallen ex post onder de regeling te laten vallen. Hij heeft LTO nu al gevraagd om taxaties van de schade te maken, zodat de hoogte daarvan later niet onderschat wordt.
Gelden voor innovatie worden in Nederland betrekkelijk gestructureerd uitgegeven: deels worden ze gebruikt om ideeën te genereren en deels om initiatieven te ondersteunen. Het laatste gebeurt steeds meer, omdat er weliswaar veel ideeën zijn, maar het uiteindelijk aankomt op wat daar feitelijk mee gedaan wordt. Er moeten meer inspanningen gedaan worden om ideeën te traceren. Het door het ministerie ingestelde innovatienetwerk kan daarbij een belangrijke rol spelen. Verder zal de minister zich inspannen om op het punt van innovatie zoveel mogelijk Europees geld naar Nederland te halen. Als die er namelijk niet zijn, wordt de doelmatigheid aangetast. Hij heeft daarnaast bij een rondgang door zijn ministerie zijn ambtenaren aangemoedigd om vrij te denken en met nieuwe gezichtspunten naar voren te komen.
Op het punt van innovatie en multifunctionaliteit denkt de minister dat een deel van de bedrijven in de EU zich exclusief zal richten op een verregaand geliberaliseerd landbouwbeleid. Een ander deel van de bedrijven zal door natuurlijke omstandigheden of door sociaal-culturele verworvenheden die de samenleving wil behouden of zelfs restaureren, niet langer een zuiver op de markt gerichte landbouw kunnen voeren. In dat geval kan men dat deel van de landbouw laten verkwijnen, een andere functie geven of de functie ervan verbreden. Dat soort keuzes is aan de orde bij wijziging van het GLB. De innovatiegelden kunnen benut worden om projecten te financieren die de keuzemogelijkheden beter in beeld brengen.
Tegelijkertijd moet er gelet worden op de zogenaamde innovatiediffusie, die afhangt van de aard van de innovatie, de wijze van aanpak en de manier waarop een innovatie is ingebed in een bepaalde organisatie. Nederland heeft veel ervaring met innovatiediffusie, onder meer omdat de rijksoverheid geld ter beschikking heeft gesteld voor experimenten in eerste aanleg.
De minister zegt toe een notitie te schrijven over de positie van Nederland in Europa op het gebied van wet- en regelgeving in de landbouw, waarbij in aanmerking wordt genomen dat de omvang van de Nederlandse productie afwijkt van die van andere landen.
De minister zegt toe het belang dat jonge boeren hebben bij bedrijfsovername aan de orde te stellen en na te gaan in hoeverre steun bestaat bij de andere lidstaten op dat punt. Hij vindt het spijtig dat de mogelijkheden voor jonge boeren om de sector op nieuwe wegen te brengen soms in het gedrang komen.
De minister zal de uitkomsten van de Landbouwraad verbinden met het Nederlandse innovatiebeleid; ze zullen aan de orde komen in de innovatiebrief.
De VWA constateert slechts een vervuiling, zoals bij de MPA-affaire. Het productschap moet daarentegen de juiste maatregelen nemen. Het ministerie van LNV is overigens niet buiten beeld. Toen vast kwam te staan dat de MPA-verontreiniging in het voer was terechtgekomen, heeft het ministerie het productschap gewezen op zijn verantwoordelijkheid om het voer ten spoedigste terug te halen. Doordat het voer na het afleveren bij de leverancier onmiddellijk wordt vervoerd naar de boeren, is slechts een deel van het voer teruggehaald. De minister heeft persoonlijk aan het bestuur van het productschap gemeld dat het terughalen veel beter en sneller had gekund.
De ongeveer 50 bedrijven waar het meest vervuilde voer is afgeleverd zijn gedetecteerd en aan de eigenaars is aangeboden om deel te nemen in een regeling van slacht en destructie. Een aantal bedrijven heeft daarvan gebruik gemaakt en een aantal niet, hoewel die het grootste aandeel van de varkens hadden. De varkens staan nog steeds onder permanent toezicht van de AID; de bedrijven zijn op slot gegaan. Vanaf eind juli zijn op initiatief van LNV per dag 30 varkens bemonsterd om te onderzoeken of ze MPA bevatten. Alle uitslagen waren negatief. De minister is er derhalve van overtuigd dat de vernietigde varkens en die op de bedrijven die op slot zijn, de enige zijn die met zwaar vervuild voer in aanraking zijn gekomen. Het ministerie heeft ook proeven gedaan op andere varkens. Er dreigt geen exportverbod. Het overleg met Brussel dat vandaag heeft plaatsgevonden, is bevredigend verlopen.
De minister wijst erop dat de beschrijving in de brief van de gebeurtenissen omstreeks 20 juli klopt. Verder benadrukt hij dat op 4 juli de vervuilde tanks door de Keuringsdienst Diervoedersector (KDD) van het productschap en niet door de AID zijn gesloten. De AID heeft wel onderzoek gedaan naar de toedracht en de tracering. De AID is er op 8 juli wel aan te pas gekomen, maar ook op dit punt lag de primaire verantwoordelijkheid bij het productschap.
De minister vindt dat hij te weinig instrumenten heeft om toezicht te houden en in te grijpen en wil hierover van gedachten wisselen met de Kamer bij de behandeling van het voorstel over de kaderwet diervoeding. In Brussel is men ervan op de hoogte dat de ministeriële bevoegdheden beperkt zijn, hoewel de bewindspersoon aanspreekpunt blijft. Men weet er echter ook van de voornemens om de bevoegdheden uit te breiden.
Nederland heeft aan Brussel toegezegd ten spoedigste het verontreinigde voer terug te halen. In totaal is 15% daadwerkelijk teruggehaald, een deel is vervoerd en een deel is in het rundveetraject terechtgekomen, waar gelukkig geen problemen zijn opgetreden.
Het ministerie heeft in de MPA-affaire volstrekt conform de Brusselse voorwaarden gehandeld. Het bedrijfsleven heeft zelf vrijwillig afgesproken om zeven dagen geen verontreinigd voer te geven en, aanvankelijk, om een verklaring van de leverancier te overleggen dat het voer inderdaad die zeven dagen daarvoor is afgeleverd. Een officiële bevestiging van het ministerie was niet nodig, omdat het een afspraak was tussen partijen, waarbij de secretaris-generaal van LNV aanwezig was om veilig te stellen dat de zevendagentermijn werd vastgelegd. Het laten vallen van een van de onderdelen van het protocol is gebeurd op verzoek van de slachterijwereld. Het ministerie heeft dat bevestigd, omdat dit de zaak van het bedrijfsleven was. In het artikel in de Boerderij wordt gesuggereerd dat het protocol zou zijn aangepast met «goedkeuring» van het ministerie, terwijl het zuiver een zaak van het bedrijfsleven was. Bovendien wordt in het artikel ten onrechte het beeld opgeroepen dat LNV bepaalde afspraken met Brussel niet zou zijn nagekomen.
Toen de Boerderij het ministerie vroeg om een reactie op de naar het oordeel van het blad correcte feiten, was LNV net geconfronteerd met een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van drie bedrijven die nog steeds varkens hadden. De voorziening kwam erop neer dat de maatregelen van LNV door het college van beroep zouden worden afgewezen. Daarmee was de zaak onder de rechter en kon in redelijkheid niet worden gevraagd nog enige indicatie van de feiten te geven, want daardoor zou het ministerie zijn positie in rechte mogelijkerwijs in de waagschaal stellen. Het ministerie heeft de Boerderij gezegd dat het blad zelf verantwoordelijk was voor een presentatie van die feiten.
In het artikel wordt verder een ambtenaar geciteerd die zegt dat Nederland in Brussel de naam heeft de linkmiegel van Europa te zijn. De uitspraak komt echter uit een interview dat met de directeur voedings- en veterinaire aangelegenheden, de heer Koopstra, is gehouden met het oog op zijn toekomstige functie bij het productschap. Dat interview stond in een heel ander kader en is afgenomen in omstandigheden die buiten de context van MPA stonden. De minister acht het verband dat de redactie van de Boerderij heeft gelegd tussen het interview en de MPA-affaire verwerpelijk.
Desgevraagd verklaart de minister ook van mening te zijn dat het afgelopen moet zijn met malafide praktijken in de veevoedersector.
Wat betreft de internationale component stelt de minister dat het productschap kosten heeft gemaakt en die zal willen verhalen op de deels buitenlandse veroorzakers. Hij wil op dit punt echter heel voorzichtig zijn, omdat het in de eerste plaats een zaak is van de betrokken partijen. Verder loopt er een strafrechtelijke procedure tegen een in België gevestigd bedrijf.
Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), fng. voorzitter, Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Crone (PvdA), Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Meijer (CDA), Buijs (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Dekker (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Teeven (Leefbaar Nederland), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Jong (LPF), Groenink (LPF), Van Loon-Koomen (CDA).
Plv. leden: Cornielje (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), K. G. de Vries (PvdA), Van Beek (VVD), Koenders (PvdA), G. M. de Vries (VVD), Mosterd (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), B. M. de Vries (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Eerdmans (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Albayrak (PvdA), Jense (Leefbaar Nederland), Mastwijk (CDA), Van Geen (D66), Vergeer-Mudde (SP), Smolders (LPF), Jukema (LPF), Jager (CDA).
Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), De Graaf (D66), Van Oven (PvdA), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Atsma (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Janssen van Raay (LPF), Van Winsen (CDA), Palm (LPF), Van den Brand (GroenLinks), G. M. de Vries (VVD), Teeven (Leefbaar Nederland), Schonewille (LPF), De Jong (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Smilde (CDA), Eski (CDA), Van Dijk (CDA).
Plv. leden: Van Aartsen (VVD), Dittrich (D66), Netelenbos (PvdA), Terpstra (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Oplaat (VVD), Van Haersma Buma (CDA), Vos (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Van Velzen (SP), Melkert (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), De Graaf (LPF), Algra (CDA), Varela (LPF), Wilders (VVD), Jense (Leefbaar Nederland), Zeroual (LPF), Smulders (LPF), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Hessels (CDA), Spies (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-16-341.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.