nr. 333
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2002
In het overleg met de Vaste Commissie voor LNV van 20 juni jongstleden
kwam aan de orde de gang van zaken rond de steunmaatregel sanering varkensslachterijen.
In vervolg hierop, en naar aanleiding van het door de heer Van den Brink (LPF)
bij de regeling van werkzaamheden op 25 juni daartoe gedane verzoek, bericht
ik u als volgt.
Ik wil voorop stellen dat ik het initiatief van het bedrijfsleven om tot
een gezonde sector varkensslachterijen te komen, volledig ondersteun. Zoals
ik in het AO van 20 juni reeds heb aangegeven, acht ik het, mede in het licht
van het door mij gevoerde nitraatbeleid, van groot belang dat in de slachterijsector
een sanering tot stand komt. Mijn inspanningen zijn er dan ook onverminderd
op gericht om op korte termijn goedkeuring te verkrijgen voor de steunmaatregel
waarmee de sanering wordt geëffectueerd.
Zoals ik reeds in het AO van 20 juni heb aangegeven, doet zich bij de
onderhavige maatregel het probleem voor dat deze enerzijds – aangezien
de benodigde middelen door de bedrijfsgenoten met een publiekrechtelijke heffing
van het Productschap voor Vee en Vlees worden opgebracht – een vorm
van staatssteun is die moet worden goedgekeurd en anderzijds dat aan de maatregel
mededingingsbeperkende voorwaarden zijn verbonden die eveneens de goedkeuring
van de nationale of communautaire mededingings-autoriteiten behoeven. Met
name deze mededingingsrechtelijke aspecten bemoeilijken de goedkeuring.
Ingevolge artikel 88 van het EG-verdrag moeten staatssteunmaatregelen
worden aangemeld bij en goedgekeurd door de Europese Commissie. Bij die goedkeuring
betrekt de Europese Commissie niet alleen de staatssteunregels, maar ook andere
aspecten van het EG-verdrag, zoals de regels met betrekking tot de mededinging.
Daarnaast voorziet hetzelfde artikel in de mogelijkheid dat, indien buitengewone
omstandigheden dat rechtvaardigen, de Raad, met eenparigheid van stemmen ,
oordeelt over de toelaatbaarheid van een steunmaatregel. Daarvoor geldt een
termijn van drie maanden. Gedurende deze periode wordt de procedure
bij de Commissie geschorst. Het lijkt het kabinet in het licht van de ervaringen
met deze procedure uitgesloten dat de Raad in één zitting, bij
unanimiteit een zodanig besluit zal nemen. Bovendien moet worden opgemerkt
dat een dergelijk oordeel van de Raad zich beperkt tot de staatssteunaspecten.
Voor het dossier van de sanering van de varkensslachterijen betekent dit concreet
dat, ook bij goedkeuring van de maatregel door de Raad, alsnog een separate
toets van de maatregel door de communautaire of nationale mededingings-autoriteiten
dient te volgen. Zelfs indien de Raad op korte termijn tot een positief besluit
zou kunnen komen, biedt goedkeuring door de Raad derhalve slechts partiële
duidelijkheid.
Het is mede in het licht hiervan dat het kabinet heeft besloten de maatregel
niet aan de Raad ter besluitvorming voor te zullen leggen. Daarnaast heeft
voor het kabinet meegewogen dat het Nederlandse beleid met betrekking tot
goedkeuring van nationale steunmaatregelen door de Raad altijd bijzonder kritisch
is geweest. De geloofwaardigheid van dit beleid zou met het voorleggen van
deze maatregel aan de Raad worden doorkruist, zeker in een situatie dat goedkeuring
door de Raad slechts ten dele de, ook door mij zeer gewenste, duidelijkheid
zou bieden.
Ik kan u evenwel verzekeren dat het kabinet zich onverminderd zal blijven
inspannen om de saneringsregeling varkensslachterijen tot een goed einde te
brengen. Ik zal mij daar ook persoonlijk tijdens de Landbouwraad van 27 juni
aanstaande voor inspannen.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst
BIJLAGE
Artikel 88 EG-Verdrag
1. De Commissie onderwerpt tezamen met de lidstaten de in die Staten bestaande
steunregelingen aan een voortdurend onderzoek. Zij stelt de dienstige maatregelen
voor, welke de geleidelijke ontwikkeling of de werking van de gemeenschappelijke
markt vereist.
2. Indien de Commissie na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun
opmerkingen te maken, vaststelt dat een steunmaatregel door een Staat of met
staatsmiddelen bekostigd, volgens artikel 87 niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke
markt of dat van deze steunmaatregel misbruik wordt gemaakt, bepaalt zij dat
de betrokken Staat die steunmaatregel moet opheffen of wijzigen binnen de
door haar vast te stellen termijn. Indien deze Staat dat besluit niet binnen
de gestelde termijn nakomt, kan de Commissie of iedere andere belanghebbende
Staat zich in afwijking van de artikelen 226 en 227 rechtstreeks tot het Hof
van Justitie wenden.
Op verzoek van een lidstaat kan de Raad met eenparigheid van stemmen beslissen
dat een door die Staat genomen of te nemen steunmaatregel in afwijking van
de bepalingen van artikel 87 of van de in artikel 89 bedoelde verordeningen
als verenigbaar moet worden beschouwd met de gemeenschappelijke markt, indien
buitengewone omstandigheden een dergelijke beslissing rechtvaardigen. Als
de Commissie met betrekking tot deze steunmaatregel de in de eerste alinea
van dit lid vermelde procedure heeft aangevangen wordt deze door het verzoek
van de betrokken Staat aan de Raad geschorst, totdat de Raad zijn standpunt
heeft bepaald.
Evenwel, indien de Raad binnen een termijn van drie maanden te rekenen
van het verzoek zijn standpunt niet heeft bepaald, beslist de Commissie.
3. De Commissie wordt van elk voornemen tot invoering of wijziging van
steunmaatregelen tijdig op de hoogte gebracht, om haar opmerkingen te kunnen
maken. Indien zij meent dat zulk een voornemen volgens artikel 87 onverenigbaar
is met de gemeenschappelijke markt, vangt zij onverwijld de in het vorige
lid bedoelde procedure aan. De betrokken lidstaat kan de voorgenomen maatregelen
niet tot uitvoering brengen voordat die procedure tot een eindbeslissing heeft
geleid.