21 501–16
Landbouwraad

nr. 123
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 juni 1995

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 24 mei 1995 overleg gevoerd met Minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de geannoteerde agenda voor de Landbouwraad van 29 en 30 mei a.s. (LNV-95–217).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De minister deelde vooraf mede dat de punten 9, 11 en 12 van de agenda zijn afgevoerd en dat het nog niet zeker is of agendapunt 10 aan de orde zal komen.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Keur (VVD) vroeg naar aanleiding van agendapunt 3 (voorstel verordening vaststelling compenserende steun in verband met verlaging landbouwomrekeningskoersen voor bepaalde valuta) hoe men in de toekomst denkt om te gaan met budgettaire onrust. Is zijn indruk juist dat artikel 7 niet wordt toegepast, omdat dit te duur zou zijn? Door monetaire valutaschommelingen die de EU niet in de hand heeft, zullen er grote inkomensverschillen in de landbouw ontstaan. Hoe groot is de groep landen met een sterke munt? Staat die groep een eenduidig beleid voor? Wat is de Nederlandse inbreng daarin? Hoe wil men het probleem, dat thans om budgettaire redenen naar de toekomst wordt verschoven, te zijner tijd politiek oplossen?

In Duitsland zijn er problemen over korting op de quota. In Nederland wordt daar genuanceerder over gedacht. Wat zou voor Nederland de beste lijn zijn? Zou het in de toekomst politiek haalbaar zijn om een zekere quotumkorting toe te passen, gecombineerd met een zekere prijsdaling?

De heer Woltjer (PvdA) wilde het oordeel van het kabinet weten over het bij Franse landbouworganisaties levende idee dat bepaalde landen niet om monetaire, maar om economisch-politieke redenen hun valutakoersen wijzigen. Dit is een belangrijk aspect in het raam van het niet volledig compenseren in EU-kader. Hoe oordeelt het kabinet over het voorstel dat de heer Guillaume, de voormalige Franse minister van landbouw, naar zijn zeggen heeft toegezonden aan de landbouwministers van de Benelux-landen, Duitsland, Denemarken en Oostenrijk over compensatie van koersdalingen respectievelijk koersstijgingen ten opzichte van de ecu? Dit voorstel is specifiek gericht op de graansector en kan geen oplossing bieden in andere sectoren. Zal dit voorstel in de Landbouwraad aan de orde komen?

De heer Woltjer zou aan de hand van een uitvoeriger kabinetsstuk nader met de minister willen discussiëren over de hele monetaire problematiek in dezen, waarbij voor hem de kosten van het landbouwbeleid centraal staan.

Prijsbesluiten moesten altijd voor 1 april worden genomen, maar de Raad heeft nog niet beslist over de thans door de Commissie voorgestelde prijsbesluiten die tot bezuinigingen zullen leiden. Waar de begroting van 1995 naar verluidt een tekort van 1 mld. ecu zal vertonen, lijkt het gewenst dat de Raad zo spoedig mogelijk een besluit neemt. Moet daartoe geen druk worden uitgeoefend op de Raad?

De Commissie heeft jarenlang beweerd dat de melkproduktie in Italië niet toenam. Vervolgens betwijfelde zij of in Italië het zuivelquotasysteem wel goed werd uitgevoerd. Thans constateert de Commissie kennelijk weer dat alles in orde is en dat de melkquotumverhoging definitief kan worden toegekend aan Italië. Hoe zit dat precies? Het moet toch niet zo zijn dat over enkele jaren weer wordt bericht dat de zaak in Italië toch niet helemaal onder controle is.

De heer Woltjer zei tot slot dat men zich zijns inziens met aanvaarding van het compromis inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (agendapunt 14) op een hellend vlak begeeft. Naar zijn indruk gaat het om transporten van 16 en 24 uur met soms een korte rustpauze. Hij vreesde voor onvoldoende invulling van de daarbij gestelde voorwaarden. Waar ligt voor Nederland de grens als het gaat om het bereiken van, overigens gewenste, Europese regelgeving op dit terrein?

Ook de heer Van der Linden (CDA) wenste meer inzicht in de consequenties van het voorstel over de monetaire compensatiebedragen voor Nederland. Immers, het voorstel is primair ingegeven door budgettaire factoren, zodat er geen garantie is dat de concurrentiepositie van de Nederlandse boeren niet in het geding komt, ook al mag dat niet volgens het kabinet. Is zijn inschatting juist dat de compensatie voor de MacSharry-premies met 100% en voor de prijzen met 50%, waarbij er tevens een plafond per lidstaat zal worden aangehouden, slecht zal uitpakken voor Nederland? Is in de Raad besproken op welk niveau dat plafond ligt en, zo ja, wat betekent dat dan voor Nederland in de sfeer van de monetaire compensatiebedragen? Heeft Duitsland afstand genomen van het standpunt dat het, desnoods nationaal, volledig zal compenseren?

Waar weinig monetaire reserve is ingebouwd, zal het gereserveerde bedrag snel te kort schieten. Het is de vraag waar het geld vandaan moet komen, als men toch binnen het landbouwrichtsnoer wil blijven. Komt dat uit de algemene reserve van de Europese begroting? Komt er een algemene aanpassing van het Europese landbouwbeleid? Of zal Nederland pleiten voor een wissel tussen structuurfondsen en landbouwpolitiek? Het antwoord op deze vragen mag van de heer Van der Linden worden opgenomen in de al gevraagde notitie over de monetaire compensatiebedragen.

Wat houdt de koppeling van het prijzenpakket met het agromonetaire dossier in?

Wat houden de door de Commissie geconstateerde grote inspanningen van Italië en Griekenland op het terrein van de melkquota in? Is de produktie teruggebracht tot het niveau van het eerder vastgestelde nationale quotum? De heer Van der Linden vreesde dat Nederland toch zal instemmen met het Commissievoorstel, waartegen het net als drie andere landen thans nog bezwaar heeft.

Wat is het Nederlandse standpunt betreffende de Duitse wens tot wijziging van de compensatieregeling voor oliehoudende zaden (agendapunt 8)?

Zich aansluitend bij de woorden van de heer Woltjer over het transport van dieren, vroeg de heer Van der Linden tot slot extra aandacht voor het controle-aspect.

De heer Van der Vlies (SGP) wilde weten wat de positie van de Nederlandse boeren is in het kader van de monetaire compensatieregeling en wat het maximum van de compensatie per lidstaat betekent, zowel in absolute zin als in verhouding tot de daarvoor geldende indicatoren.

Hij sloot zich aan bij de vragen over het prijzenpakket. Hij kon zich niet heugen dat het prijzenpakket de afgelopen jaren ooit op tijd is vastgesteld. Dat is onjuist tegenover de mensen die erbij betrokken zijn en die duidelijkheid willen.

Ook de heer Van der Vlies was uiteraard verbaasd over de passage inzake de zuivelsector in Italië en Griekenland. Hij wilde zeker weten dat de nieuwste waarneming van de Commissie deugdelijk is. De Commissie stelt dat «de uitvoering van de regels thans ongeveer op hetzelfde niveau ligt als in de andere lidstaten». Mag onder die «uitvoering» ook de controle op de uitvoering worden begrepen? Gegeven de door hem in het verleden gemaakte opmerkingen hierover, sprak hij de hoop uit dat het kabinet blijft bij de stelling dat niet ingestemd kan worden met het besluit over extra quotumtoekenning en de terugwerkende kracht daarvan.

De heer Van der Vlies herinnerde aan de kort geleden voor Nederland uitgestippelde lijn voor het vervoer van dieren, waarbij is uitgesproken dat er een gemeenschappelijke regeling moet komen vanwege de open grenzen. Het kabinet aarzelt nu kennelijk, al acht het in ieder geval de ventilatie onvoldoende geregeld in het Commissievoorstel. Wat is voor Nederland de grens voor het bereiken van een compromis?

De heer Blauw (VVD) was van oordeel dat, gelet op het door hem geschilderde spanningsveld binnen Europa met betrekking tot het begrip «dierenwelzijn», het nieuwe voorstel over het vervoer van dieren een stap in de goede richting is, met name als de ventilatie beter wordt geregeld. Beter een niet geheel perfecte regeling dan geen regeling.

Antwoord van de regering

De minister was bereid de gevraagde inzichtelijke notitie uit te brengen.

Op 23 mei jl. heeft hij in Wenen overleg gevoerd met zijn collega's van België, Luxemburg, Oostenrijk, Denemarken en Duitsland over een gezamenlijk standpunt ten aanzien van agendapunt 3. Deze groep, Denemarken uitgezonderd, is reeds drie keer eerder bijeen geweest over deze materie. In december hebben de Benelux-landen en Duitsland voor het eerst gezamenlijk overlegd over hun wijze van opereren in de Landbouwraad. In potentie komen de landen van deze groep in aanmerking voor aanpassing van de groene koers. Tot op heden heeft deze groep als blok kunnen opereren in de Landbouwraad en de Commissie tot uitstel op dit punt kunnen bewegen, omdat er inderdaad monetair gezien niet veel reden is voor sterke opwaardering van deze munten in het kader van de groene koers. Die wens van de Commissie tot opwaardering heeft meer te maken met politieke omstandigheden. In de vorige Raad is de hoop uitgesproken dat er na de Franse presidentsverkiezingen wat dat betreft enige rust zou komen. De ontwikkeling van de Amerikaanse dollar is in dit kader ook van belang. Naar verwachting zal deze groep ook tijdens de komende Landbouwraad als één blok optreden tegenover de Commissie. Het is verbazingwekkend dat dit voorstel thans is ingediend, terwijl er in december jl. nog belangrijke besluiten zijn genomen ten aanzien van de (ingewikkelde) agromonetaire systematiek. De boeren in de verschillende landen moeten er toch van kunnen uitgaan dat deze systematiek wordt gehanteerd. Bovendien is in de vorige Landbouwraad besloten de ontwikkelingen af te wachten. En dan komt er ineens dit voorstel van de Commissie. De minister kwalificeerde dit als gelegenheidspolitiek van de Commissie.

Tot op heden is de compensatiekwestie niet in den brede in de Landbouwraad aan de orde geweest. Er is slechts (veel) informeel overleg geweest tussen de landbouwministers en de Commissie. Het enige besluit dat de Landbouwraad tot op heden heeft genomen, is dat de beslissing over aanpassing van de groene koers voorlopig achterwege blijft in afwachting van de komende ontwikkelingen. Derhalve geldt thans de eerder overeengekomen systematiek. De budgettaire situatie wordt door de Commissie wel heel somber voorgesteld.

De vraag hoe men zich opstelt tegenover compensatie, is thans voor het eerst aan de orde en wel in verband met het Commissievoorstel. Naast bezwaren tegen het moment waarop de Commissie ermee komt en tegen de argumentatie daarvoor, had de minister, evenals zijn Duitse collega, een aantal inhoudelijke bezwaren tegen het voorstel, met name tegen de methodiek inzake de artikelen 7 en 8. Zij hebben een alternatief in gedachten, dat naar hun idee het budget van de Commissie niet wezenlijk extra zal belasten, doch zelfs in de komende jaren extra besparingen zal opleveren. De budgettaire consequenties van deze alternatieve gedachten worden thans doorgerekend. Zijn bezwaren tegen de gedachtengang van de Commissie handhavend, zei de minister dat er eventueel inzake artikel 7 zou kunnen worden gedacht aan het permanent maken van de steunbedragen voor de landen die moeten opwaarderen of aan het garanderen van de MacSharry-premies in de nationale munt van de opwaarderende landen. Hij had bezwaar tegen de aftreksystematiek van 1% in het kader van artikel 8 en tegen de halvering. Nederland en Duitsland zijn van mening dat als de wijziging van artikel 8 wordt doorgezet, er sprake zal moeten zijn van een 100% compensatie van de kant van de Europese Unie. Deze stellingname wordt gedeeld door de andere landen met een sterke munt, zij het dat Denemarken daarbij een zekere reserve koestert. De inzet van deze groep zal zijn om tijdens de komende Landbouwraad nog niet over dit punt en aanpassing van de koersen te beslissen, maar de ontwikkelingen af te wachten. Daar is alle reden voor, gezien de recente ontwikkelingen op de valutamarkt, waarbij Nederland en Duitsland weer enige tijd onder de 5% marge hebben gezeten. Dat duidt erop dat er nog geen verstandige besluiten te nemen zijn. Desgevraagd verklaarde de minister dat op basis van de thans bekende gegevens mag worden verwacht, dat Nederland en Duitsland ten aanzien van de monetaire compensatiebedragen een gelijkluidend standpunt zullen innemen.

Er bestaat onduidelijkheid over het landbouwbudget in 1995 en volgende jaren. Er is sprake van een onderuitputting van ongeveer 1 mld. ecu voor 1995. Over de volgende jaren bestaat grote onduidelijkheid, maar volgens eerdere gegevens van de Commissie zou er ook in 1996 geen probleem zijn met het budget. Wat de agromonetaire situatie en eventuele bijplussing betreft, wees de minister erop dat er nog een reservebudget is. Er dient helderheid te komen over de structurele ontwikkeling van het budget in de Unie. Het is frappant dat er weinig helder is over de ontwikkelingen in het landbouwbudget op de langere termijn.

Desgevraagd verklaarde de minister dat op het terrein van de monetaire compensatiebedragen in wezen de enige oplossing voor de toekomst is de totstandkoming van één Europese munt.

De genoemde brief van de heer Guillaume had hij niet ontvangen. De Franse regering is nog niet met het daarin kennelijk neergelegde voorstel gekomen.

Onder het oude systeem gingen nieuwe prijzen voor marktordeningsprodukten per 1 april in, maar in het nieuwe systeem is de ingangsdatum 1 juli. De minister sprak de hoop uit dat in juni in de Landbouwraad zal kunnen worden beslist over het prijzenpakket voor volgend jaar. Het nieuwe prijzenpakket zal een besparing van ongeveer 100 mln. ecu opleveren.

De koppeling van het prijzenpakket met het agromonetaire dossier is voorgesteld om te voorkomen dat verkeerde besluiten ten aanzien van het agromonetaire systeem worden vermeerderd met besluiten over het landbouwpakket die tot een prijsdaling leiden. De Commissievoorstellen ten aanzien van de graanprijzen (verlaging staffels en vermindering aantal staffels) zullen de facto voor de Nederlandse boeren leiden tot een prijsdaling van ongeveer 3%.

Desgevraagd zei de minister dat het argument van de Commissie om producenten zoveel mogelijk te dwingen hun produkten op de markten af te zetten, inderdaad ook een wezenlijk element is in het beleid van de Nederlandse regering, maar dat het zijns inziens verstandig is om ook te letten op de omstandigheden waaronder moet worden gewerkt. In een vorig overleg is afgesproken dat dit in komende debatten over het Europese landbouwbeleid nog eens zal worden doorgesproken. Waar er nu juist een lichte tendens opwaarts is, zou het ongelukkig zijn om in deze sector de door de Commissie voorgestelde maatregel te nemen die leidt tot een prijsdaling van 3% voor de Nederlandse graanboeren.

De Commissie is inderdaad inzake de melkquota enigszins van mening veranderd. Zij heeft veel energie in de betrokken landen gestoken en er controleteams naartoe gestuurd. Ook in het recente rapport heeft zij overigens nog wel aanmerkingen, maar die zijn niet van zodanige aard dat deze kwestie haars inziens niet afgehandeld kan worden. De minister deelde de door de Kamer verwoorde bedenkingen en was voornemens de in de Kamer levende vragen in de Landbouwraad te verwoorden. Uiteraard zal de Nederlandse regering zich verzetten tegen het huidige voorstel. Dat is overeenkomstig de uitspraak die de Kamer in 1988 bij motie (ingediend door de heer Van der Linden) heeft gedaan. Het is niet uitgesloten dat de principiële Nederlandse houding in dit kader thans meer sympathie en steun zal krijgen dan in het verleden het geval is geweest.

Met zijn Duitse ambtgenoot heeft de minister een nader overleg afgesproken over de Duitse gedachten over de quotumkorting.

Het Commissievoorstel over het dierentransport gaat steeds meer in de richting van de door Nederland en een aantal andere landen geuite wensen. De Kamer heeft altijd op het standpunt gestaan dat bij een transport maximaal twaalf uur achter elkaar gereden zou mogen worden. De Commissie gaat in haar nieuwste voorstel in de richting van een maximum van acht uur. De minister herinnerde eraan dat hij tijdens het vorige overleg de gedachte heeft geopperd om een langere transportduur dan de door Nederland gewenste twaalf uur toe te staan, als goed geëquipeerde transportmiddelen worden gebruikt. Die gedachte is terug te vinden in het Commissievoorstel. De omschrijving van dat beter geëquipeerde vervoer roept wel vragen op. Als de voorwaarden niet worden verscherpt, bestaat het risico van 24-uurstransporten, conform het reeds bestaande gebruik van ook sommige Nederlandse vervoerders. In het voorstel is ook opgenomen de door Nederland en andere landen geuite wens tot het instellen van een rusttijd van 24 uur tussen twee transporten die niet onderworpen zijn aan het maximum van acht uur.

In nader overleg over dit thema met onder meer de dierenbescherming is door de minister naar voren gebracht, dat het op een gegeven ogenblik van groot belang kan zijn om in de Landbouwraad een geharmoniseerde regeling tot stand te laten komen, zij het uiteraard niet ten detrimente van een aantal Nederlandse uitgangspunten.

Tot slot stelde de minister dat Nederland een zekere sympathie heeft voor het Duitse standpunt inzake de oliehoudende zaden.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Esselink (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (AOV), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Rijpstra (VVD), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Beinema (CDA), Leers (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk, Zijlstra (PvdA), Poppe (SP), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD).

Naar boven