21 501-16
Landbouwraad

nr. 118
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 januari 1995

De vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 8 december 1994 overleg gevoerd met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:

verslag EU-raad Landbouw van 24 en 25 oktober 1994 (kamerstuk 21 501-16, nr. 110);

agenda EU-raad Landbouw van 14 en 15 november 1994 (kamerstuk 21 501-16, nr. 111);

verslag EU-raad Landbouw van 14 en 15 november 1994 (kamerstuk 21 501-16, nr. 113);

agenda EU-raad Landbouw van 13 en 14 december 1994 (LNV-94-0265).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Ter Veer (D66) stelde vast dat de agenda voor de komende EU-raad weer zeer omvangrijk is, dat daaruit blijkt dat de deelnemers veel verstand moeten hebben van details en dat het hoog tijd is voor deregulering. Toch ontbreken er ook ten onrechte onderwerpen op.

Hij was het uiteraard eens met het Nederlandse voornemen inzake BST en met de gedachte om het gebruik van BST zo lang mogelijk in Europa te verbieden. Ook stemde hij in met het Commissievoorstel om het huidige suikerregime te handhaven tot 2000/2001.

De heer Ter Veer zei de regering te steunen in het streven het zogenaamde Europees Kwekersrechtbureau in Wageningen gevestigd te krijgen, omdat deze gemeente internationaal op dit gebied een goede naam heeft en veel aanzien geniet.

Niet op de agenda vermeld, maar wel in andere gremia in Brussel in bespreking, is de biotechnologie. Dat onderwerp valt niet alleen onder het ministerie van Economische Zaken, omdat het in belangrijke mate de moderne landbouw aangaat. Het klassieke gemeenschappelijke landbouwbeleid is meer gericht op lammeren, zoogkoeien en tarwe dan op de moderne landbouw waarvan biotechnologie een onderdeel uitmaakt. Biotechnologie behoort derhalve regelmatig onderwerp van gesprek te zijn in de EU-raad Landbouw. Het speelt ook een rol bij de discussie over de toelating en registratie van novel foods waarbij genetisch gemodificeerde organismen zijn gebruikt. Het is de vraag of kan worden volstaan met een eenmalige toelating van zo'n procédé, zoals dat om gist op een andersoortige wijze te vervaardigen. Zou bijvoorbeeld kunnen worden volstaan met toelating van dit gistprocédé of zou op ieder met die gist vervaardigd brood moeten worden vermeld dat het is gebakken met de nieuwe gistsoort? Hij verzocht de minister om aandacht voor deze kwestie.

Direct of indirect zullen op de komende Top in Essen een rol spelen de toekomstige ontwikkelingen inzake de EU-fondsen. Het is de vraag of er geen wijziging moet worden gebracht in de huidige gang van zaken waarbij het merendeel van de Europese begrotingsgelden is bestemd voor landbouw en de grote structuurfondsen die ook vaak plattelandgericht zijn. Tevens is het de vraag wat handhaving van het huidige systeem betekent in het licht van de voorgenomen uitbreiding van de EU met Midden- en Oosteuropese landen.

Naar aanleiding van de MacSharry-akkoorden hebben het toenmalige kabinet en de toenmalige Kamer nadrukkelijk verklaard dat de landbouwuitgaven daarmee niet extra belast zouden mogen worden. Naar het zich laat aanzien, zal de MacSharry-hervorming evenwel eerder meer dan minder kosten met zich brengen. Dat betekent een nieuwe stroom gelden naar de klassieke landbouw, die hoe langer hoe minder overeenkomt met wat moderne landbouw is en hoort te zijn. Die akkoorden hebben een looptijd van drie jaar. Er is alle reden om zich te verdiepen in de vraag hoe het verder moet met het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, nog los van de noodzaak zich hierop te bezinnen vanwege de komende uitbreiding van de EU richting Midden- en Oost-Europa. Er lijkt geen ontkomen aan dat Nederland het voortouw tot deze bezinning neemt, mede omdat het bij onveranderd beleid straks het meest zal moeten betalen. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in zijn notitie over de Intergouvernementele conferentie 1996 (IGC '96) ook gewezen op de noodzaak tot het wijzigen van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De heer Ter Veer verzocht de minister in zijn gesprek met Commissaris Steichen de oormerken niet te vergeten. Wil het kabinet in of en marge van de komende Landbouwraad de mestcentrale aan de orde stellen?

De heer Woltjer (PvdA) merkte op dat volgens de stukken Nederland geen memorandum heeft ingediend voor de Top in Essen, maar dat er volgens kranteberichten wel degelijk sprake is van een «geheim» Nederlands memorandum, inhoudende dat het een goed idee is om de totale Europese subsidiepot voor landbouw fors te verkleinen, zodat Nederland er minder aan behoeft te betalen. Het ministerie van LNV zou zich in een ambtelijke nota ook hebben uitgesproken voor renationalisering van de landbouwuitgaven. Zo dit waar is, is er aanleiding tot een diepgaande discussie.

De analyse dat Nederland de grootste financier van de EU wordt als gevolg van de MacSharry-uitgaven, werd door hem gekwalificeerd als oppervlakkig. Er wordt gesubsidieerd via consumententransfers en begrotingssubsidies. Bij de MacSharry-akkoorden zijn de consumententransfers voor de akkerbouw in de begroting opgenomen. Nederland heeft een relatief klein akkerbouwareaal, zodat tevoren duidelijk was dat het langs deze weg relatief weinig zou krijgen. Als eenzelfde beleid werd ingevoerd voor de melksector, zou Nederland in die sector een goede ontvanger worden. Nu Nederland als rijk land moet bijdragen, kiest het eenzelfde oppervlakkige benadering als het destijds Groot-Brittannië heeft verweten.

Als Europarlementariër was de heer Woltjer voor de MacSharry-voorstellen, omdat die de enige mogelijkheid vormden om de noodzakelijke GATT-doorbraak te bereiken. Nederland was blij met die doorbraak en had er als exporterend land groot belang bij. Dat zichtbaar werd wat de landbouwbegroting kost, was een tweede element. In de derde plaats was hij voor de MacSharry-voorstellen, omdat zijns inziens niet per kilogram geproduceerde hoeveelheid moet worden gesubsidieerd, aangezien dit tot intensivering leidt. De uitwerking van de MacSharry-voorstellen is ingewikkeld geworden. Overigens, niet iedere lidstaat heeft de uitwerking even ingewikkeld en even waterdicht gemaakt. Voor een deel is die ingewikkeldheid een gevolg van de manier waarop deze compromissen tot stand zijn gekomen. Uit het frauderapport blijkt dat een van de redenen voor oneigenlijk gebruik van Europese regelgeving is, dat er compromissen worden gesloten waarvan de Commissie-juristen achteraf ook niet weten hoe deze in waterdichte regelingen moeten worden verwerkt. Alle systemen met referentiehoeveelheden zijn overigens minstens zo ingewikkeld als het MacSharry-systeem.

De heer Woltjer had gehoopt dat de Commissie in het kader van de GATT-doorbraak meer zou krijgen op de gang van zaken. Helaas heeft de Raad ervoor gekozen, geen verschuiving tot stand te brengen in de bevoegdheden van Commissie en Raad. Hij vroeg zich af of dit wel de weg is tot vereenvoudiging en betere beheersing van de systemen waarbij immense bedragen omgaan. Over het frauderapport zullen Kamer en kabinet nog nader discussiëren. Waarom wordt, ook door Nederland, zo rigide vastgehouden aan handhaving van de bestaande bevoegdheden van de Raad? Waarom is Nederland tegen een tendersysteem voor bepaalde produkten wat de exportrestituties betreft?

Het bedrijfsleven is bang dat het veredelingsverkeer zal worden afgeremd als de Commissie er meer grip op krijgt. Het is de vraag of veredelingsverkeer datgene is waarmee men de ontwikkeling in de Oosteuropese landen op gang wil brengen. Het is bekend dat de uitbreiding van de EU met Midden- en Oosteuropese landen grote problemen zal opleveren en veel geld zal kosten. Enerzijds wil men vooraf proberen om de export van die landen naar de Westeuropese landen te bevorderen en anderzijds wil men het veredelingsverkeer per se onder eigen controle houden. Graag zou de heer Woltjer een genuanceerder Nederlands standpunt daaromtrent horen.

Op de IGC '96 zal worden gesproken over wijziging van het Unieverdrag van Maastricht, mede vanwege eventuele uitbreiding naar Oost- en Zuid-Europa. De heer Woltjer zou zich kunnen voorstellen dat tevens een aantal elementen van het landbouwbeleid zouden worden gewijzigd en dat er aanvullende doelstellingen voor het landbouwbeleid zouden worden gecreëerd. Door de minister van Buitenlandse Zaken is gesteld, dat het landbouwbeleid moet worden gewijzigd, omdat de EU gaat uitbreiden. Dat is de beste methode om de uitbreiding richting Oost-Europa te blokkeren.

Wederom stelt de Commissie langdurige verlenging van het quotumstelsel voor suiker voor, hoewel er meermalen voor is gepleit om het suikerdossier uitvoerig aan de orde te stellen. De heer Woltjer stond kritisch tegenover dit stelsel en de financiering ervan. Hij verzocht de regering er ook kritischer tegenover te staan en zeker tegenover de lange periode van de voorgestelde verlenging.

Wat is de zin van het verlengen van het moratorium op BST met twee in plaats van met zes jaar, terwijl bekend is dat dit hormoon allerlei nadelige effecten voor de dieren heeft? Het verdient eerder aanbeveling intensief te discussiëren over een beleid dat erop is gericht om in Europa BST niet toe te staan en om in GATT-kader maatregelen te nemen ter voorkoming van oneigenlijke concurrentie vanuit landen waar BST wel wordt gebruikt.

Maastricht heeft een opleidingsinstituut voor Europese ambtenaren. Nederland wil het subsidie daaraan terugdraaien. Het instituut probeert al geruime tijd een Europese status te verkrijgen, maar heeft de indruk dat het kabinet geen helpende hand biedt bij de aanvrage, omdat het de voorkeur geeft aan vestiging van het Europees Kwekersrechtbureau in Wageningen. De heer Woltjer kon het zich niet voorstellen dat het kabinet zo handelt. Als Nederland het Europese Kwekersrechtbureau binnen zijn grenzen wil krijgen, zal het tegelijkertijd het Europees Instituut voor Bestuurskunde in Maastricht moeten handhaven.

De heer Keur (VVD) stelde dat Europa aan de vooravond staat van niet alleen gedachtenveranderingen, maar ook daadwerkelijke veranderingen: de GATT loopt ten einde en zal worden vervangen door de WTO. Wat kan de rol van Nederland in de toekomst worden? Nederland is wel klein, maar is in het verleden wel steeds het braafste jongetje van de klas geweest. Al was zijn partij uiteraard niet tegen vrijhandel en het wegnemen van belemmeringen, een kritische houding acht hij gewenst wat de toekomst betreft. Gaat het de kant op van renationalisatie? Wil Nederland wel of niet netto betaler zijn? Nederland zal kritisch moeten deelnemen aan de discussie vooraf, de eigen ideeën bespreekbaar moeten maken en niet achteraf moeten zeggen hoe het wel had gemoeten. Niet alleen politiek gezien, loopt men stuk op het onvermogen van de EU om de fraude te bestrijden. Het draagvlak voor Europa verdwijnt op deze wijze. En Nederland heeft als exporterend land belang bij een groter Europa-op-maat. Het kan zich derhalve niet permitteren zich niet te bemoeien met het oplossen van de fraude.

Is het mogelijk de sanctieregeling voor overschrijding van het areaal oliehoudende zaden te controleren als die voor Duitsland per deelstaat wordt uitgesplitst? Is het wel verstandig om, terwijl er naar minder weten regelgeving wordt gestreefd, een dergelijke detailregeling toe te staan?

De Commissie stelt voor om in de eerste helft van 1995 de invoer toe te staan van 99 000 mannelijke runderen, terwijl de behoefte op 50 000 is geraamd. Waarom wil men meer importeren dan waaraan behoefte is en wat zullen de gevolgen zijn voor de prijsvorming in Nederland?

De Commissie is blijkens punt 8 van de geannoteerde agenda voornemens de marktverstoring die dreigt te ontstaan door het niet meer toepassen van de niet gebonden slachtpremie af te zwakken door de toepassingsperiode te verlengen en het premiebedrag per dier geleidelijk te verlagen. Wie controleert een en ander?

De Commissie stelt voorts voor om het huidige quotumstelsel voor suiker te handhaven tot 2000/2001. Met dit stelsel wordt niet gefraudeerd. Het komt de landbouw ten goede en heeft rust op dit terrein bewerkstelligd. Mocht de EU meer suiker exporteren dan de GATT toestaat, dan zou er getornd kunnen worden aan het A- en/of B-quotum, wat een lagere prijs voor de boer betekent. Zou het niet beter zijn om dan aan het C-quotum te tornen, ten einde de prijs voor de boer te handhaven?

De heer Keur veronderstelde dat met de kapstokverordening van punt 10 wordt bedoeld de vertaling van de GATT in Europees verband. Hij pleitte voor een diepgaande discussie tussen kabinet en Kamer als er werkelijk vertalingen zijn voor het Europees landbouwbeleid. Die discussie moet uiteraard worden gevoerd voordat er waar dan ook tot besluitvorming wordt overgegaan.

Ook inzake de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid moet Nederland zijns inziens initiërend zijn. Vandaar dat Nederland volgens hem alsnog een memorandum daaromtrent moet indienen. Als men vindt dat de landbouw in Europa voorop moet staan, zal men, net als Frankrijk doet, daarbij ook nadrukkelijk de plattelandsontwikkeling moeten betrekken. Het is de kunst, de bestaande wet- en regelgeving te beperken, omdat deze slechts tot fraude noodt. Misschien is het verstandig het aantal taken te minimaliseren. In het kader van een globaler landbouwbeleid is deregulering van de eerste orde.

Aanvaarding van het onder 16B genoemde voorstel tot bijstelling van de richtlijnen voor slachthuizen zou concurrentievervalsend zijn, omdat het Nederlandse bedrijfsleven zich de laatste jaren enorm heeft ingespannen om te voldoen aan die richtlijnen.

Wat punt 16C over de «Gehaktrichtlijn» betreft, zei de heer Keur niet te begrijpen waarmee Europa zich bezighoudt.

Onderzoek heeft aangetoond dat BST niet mens- of dieronvriendelijk is, maar de consument wil niet dat het gebruikt wordt. Dan moet het volgens spreker ook niet worden gebruikt. Ook hij vroeg zich af wat er wel en wat er niet zou moeten worden geëtiketteerd. Vaak is niet precies bekend waar iets vandaan komt. Wie zou die etikettering moeten uitvoeren?

De heer Van der Linden (CDA) betreurde het dat er weinig echt politieke dossiers aan de orde zijn (geweest) in de Landbouwraden van oktober, november en december, terwijl er in deze periode in Europees landbouwland veel politiek te bedrijven is. Vele van de aan de orde zijnde dossiers hebben met subsidie te maken en zijn derhalve in potentie zeer fraudegevoelig.

Nederland zou inderdaad de verkeerde richting kiezen als het een «Thatcherachtige» houding aannam ten aanzien van de Europese begroting. De heer Van der Linden verzette zich tegen een «juste de retour»-principe bij het Europese Eigen-middelenbesluit. Dat is niet gepast voor een land dat jaren netto ontvanger is geweest. De VVD-fractie heeft destijds geen kritiek geleverd op Edinburgh; de CDA-fractie als enige wel. Het Europees landbouwbeleid zal moeten worden getoetst op z'n inhoud en op de wijze waarop daarbij met de belastinggelden van de burger wordt omgegaan.

De afgelopen jaren heeft de CDA-fractie zich bij iedere gelegenheid sterk gemaakt voor de aanpak van fraude en oneigenlijk gebruik. Ook het vorige kabinet heeft te weinig initiatieven in dezen genomen. Gepoogd moet worden te voorkomen dat het vertrouwen van de burgers in de EU wordt ondergraven door de manier waarop er met de belastinggelden wordt omgesprongen. Voor en na Edinburgh heeft de fractie zich verzet tegen het verlengen van het VK-compensatiemechanisme, omdat dit was gekoppeld aan de Europese landbouwhervormingen uit 1988. Desondanks moet Nederland de komende jaren 2,5 mld. voor het Verenigd Koninkrijk betalen. De fractie heeft tevens een koppeling gemaakt met de fraudebestrijding en zal het Eigen-middelenbesluit ook op deze twee punten beoordelen.

Zich aansluitend bij de woorden van de heer Woltjer over de problematiek van Centraal- en Oost-Europa zei de heer Van der Linden dat de Economische commissie voor Europa van de VN niet voor niets heeft gesteld dat het Westen zich meer moet openstellen voor de produkten uit Oost-Europa, omdat het anders bijdraagt aan de instabiliteit aldaar. Het is navrant dat na vijf jaar de handelsbalans tussen West-Europa en Centraal- en Oost-Europa zeer in het voordeel van West-Europa uitvalt. Dit heeft rechtstreeks betrekking op het Europees landbouwbeleid en gaat dus ook de minister van LNV aan. De bewindsman heeft aangekondigd met eigen ideeën over het Europees landbouwbeleid te zullen komen. De heer Van der Linden vroeg hem om in januari, dus voorafgaand aan de prioriteitennota, de Kamer schriftelijk te informeren over de opvatting van de Nederlandse regering over het Europees landbouwbeleid. Die notitie zou betrekking moeten hebben op de materiële kant van het wel of niet laten toetreden.

Ook hij vond het onbegrijpelijk dat Nederland niet voorop loopt met dereguleringsvoorstellen. De vele al dan niet Europese (onnodige) regels vormen een schrijnend probleem voor de boeren en tuinders en roepen grote weerstanden op. Aan de kaak zal moeten worden gesteld dat een aantal subsidies fraudegevoelig zijn, haaks staan op het beoogde beleid en vaak produkties stimuleren waaraan geen behoefte is. Is het waar dat er naast de nu voorziene maatregelen ter sanering van de wijnmarkt in het kader van de structuurfondsen nog een subsidieregeling bestaat voor de aanplant van wijnstokken?

Ook het element renationalisering zou de heer Van der Linden graag willen zien opgenomen in de gevraagde notitie. Welke potentiële effecten zou renationalisering hebben op het totaal van het beleid? Nederland heeft het meest geprofiteerd van de grote markt en zal de eerste zijn die de rekening gepresenteerd krijgt van een omschakeling naar financiering op nationaal niveau. In reactie op de bij interruptie gemaakte opmerking dat met een procentuele verdeling, zoals bestaat in het kader van de EU-5b-gelden, oneigenlijk gebruik in belangrijke mate wordt voorkomen, stelde hij dat prioriteiten in de nationale lidstaten zullen worden vervangen door posterioriteiten, aangezien lidstaten, omdat zij geld uit Brussel krijgen, vaak andere keuzes maken dan zij zouden hebben gedaan als zij al het geld zelf hadden moeten opbrengen. Overigens zijn in Nederland Brusselse regelingen ten behoeve van de verwerkende industrie niet toegepast, omdat die betrekking hadden op uitbreidingscapaciteit, terwijl er behoefte was aan milieumaatregelen en aan gelden voor onderzoek ten bate van diversificatie en verhoging van de kwaliteit van produkten.

De heer Van der Linden stelde dat de agenda van de decemberraad verschillende (overbodige) subsidievoorstellen bevat, zoals punt 4 over de groenvoederdrogerijen, en fraudegevoelige onderwerpen, zoals onder punt 7.

De heer Ter Veer vroeg of de heer Van der Linden het subsidie aan de groenvoederdrogerijen wil beëindigen.

De heer Van der Linden antwoordde dat de EU wel bepaalde ontwikkelingen tijdelijk mag stimuleren, maar geen zaken staande moet houden die op de markt niet levensvatbaar zijn. Hij was van oordeel dat het kabinet alle subsidieregelingen vanuit Brussel onder de loep moet nemen, omdat de EU geen subsidiegemeenschap is.

De heer Ter Veer stelde vast dat er kennelijk in de Kamer een meerderheid is voor afschaffing van dit subsidie voor de groenvoederdrogerijen in Nederland.

De heer Woltjer merkte op dat al een jaar of tien geleden in het Europees Parlement kritisch naar dit subsidie is gekeken, omdat het de vraag is of er niet veel goedkopere bewaringstechnieken zijn die niet zoveel energie vergen. Het gaat niet aan, een fabriek met veel Europees geld in stand te houden, terwijl die niet meer noodzakelijk is. In de Europese Commissie bestaat de neiging om aan dergelijke subsidies vast te houden, omdat men vreest dat het uit het destijds overeengekomen pakket van regelingen halen van één regeling grote problemen gaat opleveren.

De heer Van der Linden vroeg vervolgens wat de Duitse positie is op agromonetair gebied. Kan informatie worden verstrekt over het Benelux-standpunt inzake bescherming van dieren tijdens het vervoer?

Hij sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Woltjer over BST en het Europees Kwekersrechtbureau. Het is gevaarlijk om te proberen een Europees instituut te verwerven, terwijl men tegelijkertijd een ander Europees instituut afbouwt. Andere landen zijn bereid het Europese Instituut voor Bestuurskunde, inclusief de Nederlandse bijdrage eraan, over te nemen.

Naar aanleiding van het verslag van de oktoberraad vroeg de heer Van der Linden welke projecten er precies worden gefinancierd in het kader van doelstelling 5a-landbouw.

Hij zei tot slot het van groot belang te achten dat bewindslieden goede persoonlijke relaties met hun buitenlandse collega's opbouwen, opdat zij bij de grotere dossiers gemakkelijker tot zaken kunnen komen. Mocht de instemming met de verlaging van het braakleggingspercentage, waarvoor geen andere dan kennelijke Franse politieke redenen zijn, daartoe bijdragen, dan had hij er geen kritiek op, al betreurde hij die verlaging wel.

Antwoord van de regering

De minister beaamde dat in de Landbouwraad veel technische dossiers aan de orde komen. Er zullen vele zaken als A-punt worden afgedaan. Agendapunt 4 behelst bijvoorbeeld de uitwerking van het prijzenpakket, vastgesteld in juli jl. Nederland brengt de laatste tijd zowel in de Landbouwraad als in de Visraad het probleem van de fraude steeds weer te berde. Het is inderdaad van belang de regelgeving te beperken. Er is een comité ingesteld om op Europees vlak te komen tot deregulering.

Nederland heeft geen memorandum ingediend, omdat dit geen effectieve manier is om tot deregulering te komen en memoranda vaak voor nationaal gebruik worden geschreven. Naar verwachting zullen de negen memoranda van de andere staten niet veel resultaat sorteren, omdat de lidstaten en de Commissie het onderling niet eens zijn. Die memoranda bevatten in totaal 75 voorstellen, vaak van technische aard. Nederland pleit in alle gremia voor vereenvoudiging. Veel zaken kunnen beter in de beheerscomités aan de orde worden gesteld dan via memoranda. Als de 75 voorstellen zijn geanalyseerd, zal waarschijnlijk tijdens het Franse Voorzitterschap moeten worden bekeken wat er verder gaat gebeuren. De minister wilde wachten op het meest effectieve moment om in de Landbouwraad (al eerder gedane) Nederlandse voorstellen naar voren te schuiven. Nederland heeft onder meer een voorstel over een andere indeling van de stroken voor braaklegging (stroken van 5 meter over langere arealen). Desgevraagd zei de minister met de Kamer te willen overleggen voordat de analyse in de Landbouwraad aan de orde komt.

De in Essen te bespreken strategienota bevat een korte rustige passage over het landbouwbeleid. De discussie over het Europees landbouwbeleid zal de komende jaren intensief moeten worden gevoerd, zeker naar aanleiding van de intergouvernementele conferentie in 1996. Nederland zal daarbij een gedegen en goed voorbereid standpunt moeten innemen. Deze kwestie is al in het kabinet aan de orde geweest, omdat dit kabinet van oordeel is dat het verstandig is om ten aanzien van dit dossier uit te gaan van een kabinetsstandpunt, dat dan ook in de Kamer kan worden besproken. Het is een kwestie van gedegen voorbereiding, tempo en timing. In de prioriteitennota zal een aanzet tot de discussie worden gegeven inzake de dilemma's die daarbij een rol spelen. Gegeven de voorbereiding die dit vergt, kwam het de minister niet verstandig voor om toe te zeggen dat er al in januari een notitie komt. Hij beloofde wel een aanzet tot de discussie te geven in de prioriteitennota door er de vraagpunten en dilemma's in aan te geven. Die discussie zal ongetwijfeld vervolgens begin volgend jaar worden neergelegd in een notitie van het kabinet of de minister van LNV.

Hij bestreed de bij interruptie gemaakte opmerking dat hij de discussie overlaat aan de minister van Buitenlandse Zaken, die een nota over de uitbreiding van de EU heeft uitgebracht welke direct na het kerstreces in de Kamer aan de orde komt. Zoals bekend zal het kabinet in de loop van het komende jaar nog een aantal documenten het licht doen zien om de discussie over een aantal vraagstukken aan te zwengelen als opmaat tot de intergouvernementele conferentie in 1996. Daarbij kan zich voegen een notitie over de gedachten over en de lange lijnen van het Europees landbouwbeleid, bezien vanuit het Nederlands belang. Dit zal een notitie moeten zijn op basis waarvan een aantal concrete stappen kan worden gezet en op basis waarvan de minister van LNV de komende jaren in de Landbouwraad kan opereren. Hij zei de timing goed in het oog te houden. Het leek hem niet verstandig om op dit moment een reactie te geven over ambtelijke notities die elders mogelijk de ronde doen. Zijn ambtgenoot van Financiën heeft hem vanmorgen in een gesprek naar aanleiding van een krantebericht van gisteravond een ambtelijke notitie van Financiën over de gegevens inzake Nederland als netto betaler beloofd. Op het ministerie van LNV bestaat geen soortgelijke ambtelijke notitie, zoals een ochtendblad heeft gesuggereerd. Er wordt natuurlijk wel nagedacht over het uit te stippelen beleid en daartoe wordt soms het een en ander op papier gezet. Inderdaad gaat het, zoals bij interruptie werd gesteld, om het aanzwengelen van de discussie over de vraag hoe in de toekomst in Europa moet worden omgegaan met de landbouw, de fraude en het Eigen-middelenbesluit. Intern zal nog worden gesproken over de reactie van de woordvoerder van het ministerie aan de pers. De minister wilde de door de heer Woltjer gemaakte analyse van het netto betalerschap bespreken in het kader van de prioriteitennota en van de komende notitie over het Europees landbouwbeleid.

Zoals in de geannoteerde agenda voor de decemberraad is vermeld, is Nederland geporteerd voor het Commissievoorstel om het moratorium op BST met zes jaar te verlengen. Waar de meningen over BST in de Landbouwraad verdeeld zijn, zal het Commissievoorstel waarschijnlijk niet aanvaard worden. Het is daarom niet uitgesloten dat het Voorzitterschap zal voorstellen het moratorium voor twee jaar te verlengen en het te koppelen aan een discussie over de voors en tegens van BST-gebruik.

Nederland is voorstander van een stringente etikettering van levensmiddelen die zijn geproduceerd met behulp van biotechnologie. De richtlijn daarover is vandaag aan de orde in de Interne Marktraad, aldus de minister, die daaraan toevoegde vanwege de technische ingewikkeldheid van de materie niet te kunnen antwoorden op de expliciete vraag van de heer Ter Veer over etikettering en novel foods.

De bedoeling van het Voorzitterschap is om en marge van de komende Landbouwraad een discussie te houden over de plaats van vestiging van het Europees Kwekersrechtbureau. Vermoedelijk zal de beslissing worden verschoven naar het Franse Voorzitterschap komend jaar. In de eerste helft van 1995 zullen de verschillende bestaande en nog te verwachten kandidaat-vestigingsplaatsen tegen elkaar moeten worden afgewogen. De minister zei uiteraard de sterke kanten van Wageningen naar voren te zullen brengen. Het door zijn voorganger gedane aanbod is vergezeld van een aantal flankerende maatregelen, ook van de gemeente Wageningen zelf.

Er wordt aan gedacht het Europees Instituut voor Bestuurskunde een Europese status te geven. De mogelijke discussie daarover zal evenwel vooraf worden gegaan door de discussie over het Europees Kwekersrechtbureau. In de tot op heden met Europese collega's over dit bureau gevoerde discussies is de minister nog nimmer verweten dat Nederland niet goed zorgt voor Europese instituten.

Zo zich daartoe een gelegenheid voordoet, dan zal hij met de komende Landbouwcommissaris een discussie voeren over de oormerken.

Voor de implementatie van de GATT heeft de Commissie op bepaalde terreinen, zoals dat van het beheer van contingenten, meer bevoegdheden nodig. Op andere terreinen is er geen verschuiving nodig in de bevoegdheden van Raad en Commissie. Een van die terreinen is dat van het actieve veredelingsverkeer, een terrein waarop de Raad bevoegd is. In de Landbouwraad van november is de vraag aan de orde geweest of het wel verstandig is om de implementatie van de GATT te belasten met een discussie over de uitbreiding van de bevoegdheden van de Commissie. Gesproken is over de wenselijkheid om te proberen in de Raad overeenstemming te bereiken over actief veredelingsverkeer en om de Commissie in spoedeisende gevallen de mogelijkheid te geven om op te treden. Desgevraagd stelde de minister dat het niet onbegrijpelijk is dat de Commissie pleit voor versterking van haar beheersrol inzake dergelijke instrumenten van het landbouwbeleid, maar dat die discussie de discussie belemmerde over de GATT-implementatie die voor 1 januari 1995 geregeld moet zijn. Nederland wil de Commissie overigens wat dit betreft niet kortwieken.

Wat punt 3 van de agenda betreft (inmiddels een A-punt) wees de minister erop dat in Oost-Duitsland sprake is van een zekere overschrijding van het areaal oliehoudende zaden, waardoor een strafkorting dreigt voor de gehele Bondsrepubliek, wat uiteraard een probleem is voor de landen van de oude Bondsrepubliek. In december 1993 is politiek overeengekomen om de korting te concentreren in Oost-Duitsland. In wezen is thans slechts een technische uitwerking van het geheel aan de orde. Naar sprekers indruk zal Duitsland een regeling als deze goed kunnen controleren.

De onder punt 7 (ook een A-punt) toe te stane import van 99 000 stuks jongvee in de periode 1 januari 1995 tot 1 juli 1995 is de helft van wat in de afgelopen jaren gebruikelijk was. Dit wordt zo geregeld om de handelsrelaties niet te verstoren. Na 1 juli a.s. gelden de GATT-afspraken. Voor zover bekend hebben die importen geen problemen opgeleverd voor de prijsstelling.

De ingewikkelde technische vraag over suiker zal schriftelijk worden beantwoord. Het kwam de minister verstandig voor om de door de Commissie voorgestelde quotering te aanvaarden.

Het voorstel over de «Gehaktrichtlijn» is als gevolg van het wegvallen van de interne grenscontroles noodzakelijk om de bestaande richtlijn inzake de intracommunautaire handel in gehakt vlees uit te breiden naar de nationale markt. In het compromisvoorstel van het Voorzitterschap is het probleem opgelost dat dreigde te ontstaan doordat de gezondheidsnormen voor het rauw gegeten gehakte vlees ook van toepassing dreigden te worden verklaard op het Nederlandse verhit gegeten gehakt (de gehaktbal), met alle kostenstijgingen van dien voor het in Nederland geproduceerde gehakt.

Ook het kabinet vond het onder 16B genoemde voorstel tot wijziging van de Versvleesrichtlijn moeilijk aanvaardbaar, omdat deze richtlijn tegen hoge kosten en met veel moeite in Nederland is geïmplementeerd waardoor vele kleine slachthuizen de afgelopen jaren moesten verdwijnen. Tijdens de Landbouwraad zal de minister erop wijzen dat op die manier niet goed, maar slecht gedrag wordt beloond. Desgevraagd veronderstelde hij dat het, mocht de richtlijn toch gewijzigd worden, welhaast onmogelijk zal zijn met terugwerkende kracht nog iets te doen voor de kleine slachthuizen of slachtfaciliteiten (van zelfslachtende slagers) die hebben moeten sluiten vanwege de richtlijn. Mochten accommodatie en installatie nog volledig in tact zijn, dan zouden voor de betrokkenen weer mogelijkheden in dezen open staan. Bij zijn weten dreigde niet het bij interruptie gesignaleerde gevaar van een soortgelijke situatie inzake de richtlijn voor de visafslagen.

Het door regering en parlement ingenomen standpunt betreffende diertransporten is in de Landbouwraden naar voren gebracht. Met België en Luxemburg is gekomen tot een voorstel, uitgaande van twaalf uur rijden, vier uur rust en twaalf uur rijden. Wanneer bij de inrichting van de veewagens was voldaan aan bepaalde voorwaarden, zou men 22 uur achter elkaar mogen rijden, gevolgd door zes uur rust. Het Duitse Voorzitterschap heeft de indruk dat dit Benelux-voorstel het niet zal halen in de raad. Waar er voor volgend jaar een regeling moet zijn, zal de Landbouwraad voor het dilemma komen te staan dat hij behoudens de transportduur een aantal zaken moet regelen, zoals de beladingsgraad, de voorzieningen voor het voederen en drenken tijdens het transport, een verklaring van de transporteurs dat zij aan de richtlijn voldoen, een erkenningensysteem voor transportondernemingen, de mogelijkheid van het intrekken van de vergunningen, koppeling van de exportrestitutie aan de situatie van de dieren en verbetering van de controle. De transportduur zou dan nationaal worden bepaald. Langs deze weg zou voor 1 januari a.s. een aantal zaken kunnen worden geregeld. Dit zou voor de minister alleen aanvaardbaar zijn, wanneer daarbij tevens werd afgesproken om binnen bijvoorbeeld twee jaar te komen tot een voor alle landen aanvaardbare richtlijn. Desgevraagd beaamde hij dat zo'n termijn geen deadline kan zijn en dat verkorting van de termijn hem lief zou zijn. Wel wordt de Landbouwraad hierdoor verplicht om de komende twee jaar actief te werken aan zo'n richtlijn. Tot nu toe is de tijd te kort geweest om een voor de hele Raad aanvaardbare regeling te bereiken. Hoe de Raad zal reageren op het compromis dat door het Voorzitterschap wordt uitgewerkt, is niet te voorspellen. De minister zou uiteraard het liefst zien dat het Benelux-voorstel zou worden aangenomen.

De minister zei inderdaad met verlaging van het braakleggingspercentage te hebben ingestemd in het kader van de relatie met zijn Franse collega. Het gaat overigens om een onderwerp waarbij Nederland op zich niet zoveel belang heeft.

Tot slot zegde hij toe de Kamer te zullen informeren over de projecten die zijn gefinancierd in het kader van doelstelling 5a.

De voorzitter van de vaste commissie,

Blauw

De griffier van de vaste commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M.M.H. Kamp (VVD), Esselink (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (AOV), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Rijpstra (VVD), M.B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD) en O.P.G. Vos (VVD).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Beinema (CDA), Leers (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M.M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Zijlstra (PvdA), Poppe (SP), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), H.G.J. Kamp (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD) en Verbugt (VVD).

Naar boven