21 501-15
Consumentenraad

22 112
Ontwerprichtlijnen Europese Commissie

23 162
Consumentenbeleid

nr. 41
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 april 1999

De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 8 april 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Ybema van Economische Zaken over:

– het verslag van de Consumentenraad van 3 november 1998 (21 501-15, nr. 39);

– de agenda van de Consumentenraad van 13 april 1999 (21 501-15, nr. 40);

– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 maart 1999 inzake de toezeggingen, gedaan in het algemeen overleg over het consumentenbeleid op 29 oktober 1998 (23 162, nr. 9);

– de brieven van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over ontwerprichtlijnen van de Europese Commissie, voorzover het betreft de mededeling van de Europese Commissie betreffende een actieplan voor het consumentenbeleid 1999–2001 (22 112, nr. 110, pagina 6 t/m 8) en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten (22 112, nr. 111, pagina 4 en 5).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Blok (VVD) zei het Europese consumentenbeleid en de brieven daarover steeds te hebben getoetst aan de toegevoegde waarde ten opzichte van het nationale consumentenbeleid. Zijns inziens moet met name worden gelet op de rol die Europa speelt bij grensoverschrijdende diensten, zoals electronic commerce en reizen, en kan spelen bij vermindering van de lastendruk voor het bedrijfsleven als uitvloeisel van de consumentenrichtlijnen. Voorts moet worden gelet op de directe rol van de Europese regelgeving met betrekking tot consumentenbelangen. In de praktijk wil Europese regelgeving nogal eens tegengesteld zijn aan consumentenbelangen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het landbouwbeleid en de hinderpalen inzake liberalisering, een onderbelicht aspect van het Europese consumentenbeleid. Europa heeft dat gelukkig zelf ontdekt en zal de consumentenoptiek nadrukkelijk een rol laten spelen op alle andere beleidsterreinen.

In de brief van 29 maart (21 501–15, nr. 40) wordt ingegaan op het actieplan voor het consumentenbeleid 1999–2001. Het verbaasde de heer Blok dat het verminderen van de administratievelastendruk voor het bedrijfsleven daarin niet als doelstelling is opgenomen. Het harmoniseren van de consumentenrichtlijnen in Europa zou het verminderen van de administratievelastendruk ook als doelstelling kunnen hebben. Wat wordt bedoeld met de zin: «Ook moet de horizontale bepaling voor een betere behartiging van de economische belangen van consumenten op andere EU-terreinen er niet toe leiden dat problemen die elders liggen via het consumentenbeleid en de consumentenwetgeving worden opgelost.»? De nadruk op consumentenbescherming is terecht, maar het zou natuurlijk ook geweldig zijn, zeker voor een klein bedrijf dat wil exporteren, als bedrijven zich niet behoeven te verdiepen in de consumentenbescherming in Frankrijk of Italië, omdat die daar hetzelfde is geregeld als in Nederland. Dat zou een toegevoegde waarde van Europa zijn.

Inderdaad blinkt de toelichting op het financieel memorandum uit door vaagheid. Kan het harmoniseren van regels niet als doelstelling worden opgenomen in het financieel memorandum, ook ter vermindering van de administratievelastendruk?

De heer Blok onderschreef de stellingen van de staatssecretaris over de richtlijn betreffende op afstand overeengekomen financiële diensten. Kennelijk zijn er lidstaten die het streven naar maximale harmonisatie niet steunen, maar voor minimale harmonisatie zijn. Hij steunde de stelling van de staatssecretaris dat als er wordt geharmoniseerd, er een level playing field moet ontstaan. Het is trouwens de vraag of de harmonisatie zich moet beperken tot de financiële dienstverlening. Hoe ziet het Nederlandse inspraaktraject inzake deze richtlijn eruit? Er komt nog een SER-advies, maar hebben consumentenorganisaties en de aanbieders van financiële diensten de mogelijkheid tot inspraak inzake de richtlijn en tot daadwerkelijke beïnvloeding ervan?

De heer Blok vond het in de brief van 4 maart (23 162, nr. 9) neergelegde antwoord op zijn vraag in het algemeen overleg van 29 oktober 1998, of het invoeren van een Europese richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen ertoe zou kunnen leiden dat een inwoner van Nederland een beroep kan doen op de richtlijn op het moment dat betrokkene zich tekortgedaan voelt door de Nederlandse wetgeving, wat vaag. Hij vroeg daarom concreet of als een consument in Nederland die bijvoorbeeld een gloeilamp koopt die na anderhalf jaar kapot gaat, op grond van de richtlijn recht heeft op twee jaar garantie. Dat zou volgens de heer Blok doorgeschoten regelgeving zijn.

Mevrouw Wagenaar (PvdA) wees erop, dat voor het algemeen kader voor de communautaire activiteiten ten behoeve van de consumenten uiteindelijk 112,5 mecu is uitgetrokken. Het verzet van Nederland tegen het hogere oorspronkelijke bedrag was ingegeven door de wens de totale Nederlandse bijdrage aan de EU te verminderen. Is het genoemde bedrag ook opgenomen in het Verdrag van Berlijn? Welk gedeelte van dit totaalbedrag is voor Nederland bestemd? Welke met name op de Nederlandse consument gerichte activiteiten zullen met dit geld tot stand worden gebracht en op welke termijn? De belangrijkste verandering in de dagelijkse handelingen van de consumenten zal de invoering van de euro zijn. De activiteiten rond die invoering worden vooral door de lidstaten gedragen en niet door de EU. Dat is begrijpelijk omdat de lidstaten de invoering op verschillende manieren regelen, maar anderzijds zou het logisch zijn als een deel van die 112,5 mecu werd ingezet voor hulp aan de consument in het kader van de invoering van de euro. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan een programma om bejaarden voor te bereiden op de komst van de euro en aan het maken van incentives voor bedrijven die nu al in euro's rekenen en het voor toeristen gemakkelijk maken om in euro's te betalen.

Mevrouw Wagenaar verzocht de staatssecretaris de millenniumproblematiek in de Consumentenraad aan de orde te stellen. De millenniumproblematiek kan zeker in het kader van de ketenproblematiek grote gevolgen hebben voor consumenten. Nederland en Groot-Brittannië hebben op dit punt in Europa steeds een voorlopersrol gespeeld. Deze problematiek moet steeds weer opnieuw worden aangekaart in alle Europese gremia. In Europees verband zullen bijvoorbeeld afspraken moeten worden gemaakt over de aansprakelijkheid. Op dit moment is het belangrijker om na te gaan hoe het in Europa is gesteld met het leveren van millenniumbestendige producten aan consumenten. Europa zou daaraan een impuls moeten geven.

Mevrouw Wagenaar stelde dat de houding van de Nederlandse regering inzake de richtlijn betreffende op afstand gesloten overeenkomsten tussen leveranciers en consumenten inzake financiële diensten, alle steun verdient. Niemand zit te wachten op ingewikkelde Europese regelgeving. Staat Nederland alleen in zijn kritiek? Zal het nog lukken om de ontwerprichtlijn in positieve zin aan te passen? Graag zou mevrouw Wagenaar zien dat daarbij aandacht werd besteed aan het herroepingsrecht. Ook zij vroeg zich af of de richtlijn niet dubbelop is, gegeven de komende richtlijn over electronic commerce. Moet het allemaal in aparte richtlijnen worden geregeld? Dat maakt het op Europees niveau al ingewikkeld, maar helemaal op nationaal niveau. Zij had ook bezwaren tegen het schrappen van de bedenktijd. Waar de staatssecretaris de consumentenbelangen dient te verdedigen, ging mevrouw Wagenaar ervan uit hij zich zal inzetten voor het dubbele traject van bedenktijd vooraf en recht van herroeping achteraf, ook al heeft VNO/NCW daar bezwaar tegen.

Een van de voorstellen van het Europees Parlement tot wijziging van de richtlijn behelst bescherming van de consument tegen het doen van ongevraagde mededelingen via telefoon en e-mail. Op dit moment is in de Kamer de ontwerpwet bescherming persoonsgegevens in behandeling, waarin direct marketing en telefonische verkoop aan de orde zijn. Overlappen de voorstellen van het Europees Parlement op dit punt deze wet of zijn zij er een welkome aanvulling op? Bij de behandeling van de wet dienen deze zaken te worden besproken.

Mevrouw Wagenaar zou het op prijs stellen, als de Kamer een nota zou kunnen ontvangen over de activiteiten in deze kabinetsperiode op het gebied van het nationale consumentenbeleid.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) had gelezen dat het Burgerlijk Wetboek op een aantal punten zal moeten worden aangepast aan de ontwerprichtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, maar dat de regering niet voornemens is tot aanpassing over te gaan wat de termijn van twee jaar betreft. Is het mogelijk om bij de implementatie van een richtlijn selectief te shoppen? Gaan ook andere landen selectief om met de aanpassing van hun burgerlijk wetboek aan deze richtlijn? De regering wil de termijn waarbinnen de non-conformiteit moet blijken, niet overnemen in het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat het Burgerlijk Wetboek soepeler is, zodat meer recht kan worden gedaan aan de verschillende producten en de consument voor producten met een normale levensduur van langer dan twee jaar gedurende een langere periode een beroep kan doen op non-conformiteit. In het richtlijnvoorstel geldt immers een periode van twee jaar. Wat is uiteindelijk de meerwaarde van de richtlijn, als er op zulke verschillende manieren wordt omgegaan met de implementatie ervan? Op wie wordt de richtlijn uiteindelijk van toepassing? Geldt de richtlijn alleen voor in Nederland gedane aankopen? Is de wet alleen van toepassing op in Nederland wonende personen of geldt de wet ook voor elders wonende personen die in Nederland aankopen doen?

Mevrouw Van der Hoeven vroeg wat er zal worden bereikt met het voorstel voor de richtlijn betreffende op afstand gesloten overeenkomsten. Wie of wat wordt beschermd? Wat zal het effect zijn van de richtlijn? Zullen niet allerlei nieuwe barrières worden opgeworpen voor e-commmerce en dergelijke?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris had de indruk dat het niet effectief is om allerlei beleidsonderwerpen puur te benaderen vanuit het Europees consumentenbeleid, aangezien vele beleidsonderwerpen een bredere strekking hebben en vaak nog nadrukkelijker aan de orde komen in andere Europese raden dan de Consumentenraad. Consumentenbeleid is vooral facetbeleid en het is zaak dat karakter in het oog te houden. Het gaat erom bij alle onderwerpen te bekijken of er facetten aan zijn die de consument raken. Dat geldt voor de voorbeelden die de heer Blok noemde. Minder administratieve lasten zijn goed voor het bedrijfsleven, het fungeren van de interne markt, maar ook voor de consument. Electronic commerce heeft vele aspecten, zowel fiscaal als op het gebied van onderlinge handel, privacy en consument. Uiteraard bestaat er in het kader van het Europese consumentenbeleid belangstelling voor dit onderwerp. Ook het ministerie van EZ kijkt er scherper naar. De commissie consumentenaangelegenheden van de SER besteedt thans ook specifiek aandacht aan electronic commerce en zal op redelijk korte termijn daarover advies uitbrengen. Getracht wordt al deze elementen een plaats te geven en ze in te brengen in de discussie op Europees niveau.

De vermindering van de administratieve lasten is geen expliciete doelstelling van het actieplan, maar wel van het kabinetsbeleid in het kader van lastenvermindering. De commissie-Slechte zal aan het eind van het jaar over mogelijkheden van lastenvermindering rapporteren. Gestreefd wordt naar een verlaging van de administratieve lasten in deze kabinetsperiode met 15%. Dit afzonderlijke beleidstraject zal uiteraard gunstige effecten hebben voor de consumenten.

Er zijn nog veel verschillen tussen de lidstaten inzake consumentenbeleid en de behartiging van de belangen van consumenten. Uiteraard is het Europese beleid gericht op harmonisering en eenvormigheid, maar deze hoofddoelstelling is nog lang niet bereikt. Dat er allerlei richtlijnen naast elkaar ontwikkeld worden, is in de ogen van de staatssecretaris niet de meest effectieve werkwijze om die hoofddoelstelling te realiseren. Het is de vraag hoe die richtlijnen zich tot elkaar verhouden, of ze in dezelfde richting werken en wat er gebeurt als de drie richtlijnen die in procedure zijn, moeten worden geïmplementeerd. Hij had daar zorgen over. Dit punt zal zeker aandacht krijgen op de Consumentenraad van 13 april. Hij was geneigd te zeggen, dat het niet verstandig is om met dit traject door te gaan. Dat de drie richtlijnen naast elkaar in procedure zijn, is volgens hem vragen om moeilijkheden. Zijns inziens zou het verstandiger zijn met één geïntegreerde richtlijn te komen. De politieke realiteit is evenwel dat men niet terug kan naar de startsituatie. Nu kan alleen worden geprobeerd de bestaande situatie zo goed mogelijk te kanaliseren en te stroomlijnen. Daartoe moet worden overlegd over verdere afstemming van de inhoud van de richtlijnen, het zoveel mogelijk gelijkschakelen van de implementatiedata en het tijdig in kaart brengen van de effecten van de implementatie. De staatssecretaris stelde dat het zojuist door hem geschetste de komende jaren in hoofdlijnen zijn opstelling zal vormen ten aanzien van het Europees consumentenbeleid. Hij wil voorkomen dat er in de toekomst verschillende richtlijnen naast elkaar bestaan die de situatie voor de consument onduidelijker maken. Teneinde zo groot mogelijke druk te kunnen uitoefenen op de betrokken commissaris, was hij voornemens te proberen op de Consumentenraad van collega's uit andere Europese landen steun te verkrijgen voor zijn zienswijze op de nu bestaande situatie met drie richtlijnen.

Wat betreft de geciteerde passage over de horizontale bepaling voor een betere behartiging van de economische belangen van consumenten op andere EU-terreinen, benadrukte de staatssecretaris nogmaals dat men het facetkarakter van het consumentenbeleid niet uit het oog mag verliezen. Consumentenaspecten moeten een plaats krijgen als er over andere beleidsonderwerpen wordt gesproken die relevant zijn voor de consument. Consumentenbelangen en consumentenbescherming moeten zoveel mogelijk worden geïntegreerd in de benadering van en de discussie over andere EU-terreinen.

De garantierichtlijn heeft geen rechtstreekse werking. Burgers kunnen zich dus alleen op de implementatiewet beroepen, al kan de nationale rechter uiteraard gebruikmaken van de bevoegdheden van het Hof van Justitie en over de richtlijn prejudiciële vragen stellen. Het vigerende Nederlandse recht is gunstiger dan de garantierichtlijn, omdat er geen termijn in is opgenomen waarbinnen een eventueel gebrek moet blijken. Dit wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in stuk 21 162, nr. 9. Het is een misverstand te denken dat de tweejaarstermijn van de richtlijn betekent dat de consument altijd een beroep op die termijn kan doen. Als bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat een gloeilamp die continu aanstaat gemiddeld zes maanden meegaat, dan kan de consument maar op zes maanden garantie aanspraak maken. Zou bijvoorbeeld de levensduur van een spaarlamp langer dan twee jaar zijn, dan biedt de Nederlandse wet meer bescherming. De staatssecretaris zegde desgevraagd een nadere schriftelijke verduidelijking toe inzake de implementatie van de richtlijn.

Het totale budget van 112,5 mecu voor communautaire activiteiten ten behoeve van consumenten is in februari vastgelegd en niet meer aan de orde geweest in Berlijn. Welk deel Nederland daarvan krijgt, zal afhangen van aantal, omvang en kwaliteit van de projecten die vanuit Nederland worden ingediend. Naarmate een land er beter in slaagt effectief goed onderbouwde projecten in te dienen, haalt het meer geld uit zulke programma's binnen. Hier ligt dus een uitdaging.

De staatssecretaris was voornemens op de Consumentenraad de praktische suggestie van mevrouw Wagenaar naar voren te brengen om gelden uit het genoemde budget te gebruiken voor projecten voor consumenten in verband met de invoering van de euro. Aangezien is afgesproken dat de euro begin 2002 chartaal zal worden geïntroduceerd, kunnen bedrijven niet eerder de euro hanteren tegenover de consument. Bedrijven kunnen wel via andere zaken anticiperen op de introductie van de euro, bijvoorbeeld met dubbele prijzen. Voorzover dat nodig is, zal de staatssecretaris de markt stimuleren om op die weg door te gaan, omdat dit praktisch is voor de consument.

Nederland staat niet alleen in zijn kritiek op het richtlijnvoorstel inzake financiële diensten. Zijn ervaring tot op heden op Europees niveau heeft de staatssecretaris wel geleerd, dat wie forse kritiek heeft op een voorstel waarmee de Europese Commissie komt, die kritiek zo effectief mogelijk moet organiseren door tijdig contact te zoeken met lidstaten die naar verwachting min of meer gelijkgestemde opvattingen hebben. Als men niet op die manier een front vormt tegen zo'n voorstel, zal zo'n voorstel, zeker als bij meerderheid wordt beslist, gewoon aangenomen worden.

Over het richtlijnvoorstel dat als tweede punt op de agenda van de Consumentenraad staat, zal slechts kunnen worden gebrainstormd, zodat de Europese Commissie alvorens het Europees Parlement erover debatteert, weet hoe de opvattingen in de lidstaten liggen.

Toen hij zich inwerkte in zijn portefeuille, heeft de staatssecretaris gevraagd wat de hoofdlijnen van het bestaande Nederlandse consumentenbeleid zijn. Over de door zijn voorgangster ontwikkelde beleidslijnen is inmiddels contact geweest met bijvoorbeeld de Consumentenbond en de commissie Consumentenaangelegenheden van de SER. Op basis van die gesprekken wordt een aantal beleidslijnen verder uitgewerkt, bijvoorbeeld inzake de consequenties van het elektronisch handelsverkeer voor het consumentenbeleid. Het is heel lastig, maar nagegaan wordt of er een zekere kwantificering mogelijk is van de effecten van consumentenbeleid. Als het lukt een dergelijk instrument, een consumententevredenheidsindex, te ontwikkelen, dan kan worden gekwantificeerd wat de revenuen voor de consumenten zijn van marktwerking, meer prijstransparantie en dergelijke.

Bij de consumer concerns gaat het om de internationale aspecten van produceren en bedrijvigheid, zoals de situatie van de mensenrechten in de landen waarin de producten worden gemaakt, de vraag of er sprake is van kinderarbeid, hoe het sociale beleid is en hoe men omgaat met het regenwoud. Die discussie verloopt langs tenminste twee sporen. In het kader van zijn portefeuille buitenlandse handel wil de staatssecretaris een belangrijke plaats voor consumer concerns bepleiten in de Europese inbreng in de nieuwe WTO-ronde eind dit jaar, omdat Europa daarin partij is en Nederland niet. Het is voorts de vraag wat de genoemde aspecten kunnen betekenen voor het nationale consumentenbeleid. Een en ander zal worden neergelegd in een nota die dit najaar aan de Kamer zal worden toegezonden.

Bij de millenniumproblematiek spelen uiteraard ook andere dossiers en beleidsonderwerpen van andere ministeries een rol. Minister Van Boxtel is coördinerend bewindsman voor de millenniumproblematiek. Staatssecretaris Benschop houdt de Europese aspecten in het oog. Op dit moment is er een publiekscampagne gaande om consumenten en producenten te attenderen op de risico's die zij kunnen lopen als zij zich niet tijdig op de millenniumproblematiek prepareren. Het forum dat de campagne organiseert, zal zo snel mogelijk rapporteren wat de effecten ervan zijn. De staatssecretaris wilde die rapportage afwachten.

In reactie op de suggestie om de millenniumproblematiek in de Consumentenraad aan de orde te stellen in de rondvraag, zei de staatssecretaris dat het verstandiger is om als het noodzakelijk wordt geacht dat er op Europees niveau aandacht aan een onderwerp wordt besteed, dit goed onderbouwd, liefst met een nota, aan de orde te stellen. Anders wordt er geen aandacht aan besteed.

Bij interruptie werd gesteld dat er al allerlei stukken over de millenniumproblematiek liggen die in Europees verband aan de orde zouden kunnen worden gesteld. De staatssecretaris wees erop dat de verantwoordelijkheden in het kabinet verdeeld zijn. De heer Benschop houdt zich als staatssecretaris voor Europese Zaken expliciet met deze zaken bezig. Het millenniumprobleem is breder dan alleen een consumentenprobleem. Het Europese aspect ervan berust bij de staatssecretaris voor Europese Zaken.

Bij interruptie werd geconcludeerd dat de Kamer het zeer op prijs zou stellen, als de staatssecretaris de in dit overleg genoemde consumentenaspecten in de komende Consumentenraad aan de orde zou willen stellen en het daar besprokene aan de Kamer zou willen rapporteren.

De vragen over garanties zullen vanwege hun technische karakter schriftelijk worden beantwoord, aldus besloot de staatssecretaris zijn betoog.

De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken,

Patijn

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Voorhoeve (VVD), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Patijn (VVD), voorzitter, Van den Akker (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA) en Van Dok-van Weele (PvdA).

Plv. leden: Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Örgü (VVD), Klein Molekamp (VVD), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Valk (PvdA), Van der Knaap (CDA), Waalkens (PvdA), Verbugt (VVD), Balkenende (CDA), Mosterd (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Crone (PvdA), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA) en Gortzak (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M.B. Vos (GroenLinks), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Van Dok-van Weele (PvdA) en Blok (VVD).

Plv. leden: Verbugt (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Cornielje (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Koenders (PvdA), Rehwinkel (PvdA) en Udo (VVD).

Naar boven